en rende, dat het een lust was om te zien. Een bloemisterij voorbij komende, bedacht ik mij, dat ik wel eens wat bloemen voor tante meebrengen kon, maar daar ik liefst niet zoo'n groote bouquet wilde dragen, bestelde ik losse bloemen voor een stuiver of tien. Onderwijl de man bezig was ze te schikken, drentelde ik de kassen eens door, maar hoe ontstelde ik, toen hij mij een reuzenruiker overreikte, dien ik nauwelijks met mijn beide handen omspannen kon. De bloemen waren grof, dat is waar, maar wie had zoo'n goedkoopte voorzien!
Dicht bij huis zag ik Bernard, turend naar alle kanten, in het voortuintje staan; zoodra hij mij gewaar werd, stapte hij op mij toe:
- Waar ben je toch geweest! Ik ben zeker al 'n kwartier weer thuis!
Ook tante verscheen in de deur.
- Zoo! ben je daar weer! we dachten, dat je verdwaald was geraakt!
- O, nee, tante, onkruid verdwaalt niet! zei ik vroolijk.
- Niet? Hoe komt dit dan hier? vroeg tante vreeselijk geestig, en wees op mijn arme bloemen.
- Kijk eens, is dit nu onkruid! riep ik, en hield Bernard mijn bouquet voor den neus.
- Ze zijn prachtig! zei hij. 'k Zal even die groote vaas van m'n kamer halen, dan houen wij ze bij ons in de eetkamer, Ina...
Maar tante zei, dat ze maar gekheid gemaakt had, en ze de bloemen heel graag hebben wou. Zoo vulden wij er dus al haar vazen en pulletjes mee.