leedjes toch eens te doen gebruiken, heb ik, na het diner, een spring-concours voorgesteld. In de gang werd een barricade gebouwd; met een aanloop rende ik er over heen, en Saphir, schreeuwblaffend van pret, mij achterna. Bernard zat met zijn viool op de trap, en tante stond er geamuseerd naar te kijken. Maar wat gebeurt? Saphir, die van uitbundigheid niet meer wist, wat hij deed, schoot zijwaarts uit, hing zich met zijn tanden aan tante's rok, en scheurde een strook er af!!
- De zweep! waar is de zweep! gilde tante. Ellendige hond! Zal je los laten! en zij schudde haar rok met Saphir er aan heen en weer.
Ik viel bijna om van het lachen. Bernard ijlde gezwind naar de kamer, om de zweep te halen, maar ik pakte Saphir bij zijn nekvel, en trok hem los.
- Maar nou krijgt ie toch! riep Bernard, wraaklustig, en zwaaide de zweep.
- Nee, hoor! nee! zei ik, hem tegenhoudend. 't Is mijn schuld, ik heb 'm zoo wild gemaakt! En hij is immers al uitgescheiën!
Maar Bernard, die ook een beetje dol wordt, tegenwoordig, vleugelde met zijn lange armen, en riep maar aldoor: Tóch zal ie hebben!
Ik hield hem vast, trachtend hem de zweep te ontwringen, maar hij liet niet los, en toen ontstond er een druk-worstelend gestoei, zoodat tante weer (met opgespelden rok) uit de kamer kwam, en Mietje, de oude meid, hoofdschuddend, en jongejonge mompelend, door de gang liep. Ik ben even