| |
| |
| |
Gerda.
In de koele, ruime serre waren allen, wachtend, bijeen. Mevrouw stond in een der geopende deuren, en luisterde, of zij, op den weg, het rijtuigje nog niet hoorde aankomen, waarmede haar man hun logé van den trein was gaan halen, Otto, haar dertigjarigen stiefbroer, een Indisch officier, die, met verlof, naar Nederland kwam.
Françoise, de oudste dochter, met zwart haar en een donker, pikant gezicht, zat voor de piano, en speelde, met veel kracht en vaardigheid, een Poolschen dans. Bij een klein tafeltje, was Nelly bezig met het maken van een antimacassar van point-lacé; zij was blond, en had een vriendelijk weinig-opvallend gezicht, heel anders dan Françoise, haar drie jaar oudere zuster. Gerda, de jongste en mooiste der drie meisjes, met haar blonde, golvende haar los-hangend over de schouders, lag, zonder iets te doen, op een rieten stoel, en lachte soms, met een lichten glimlach om haar mooien mond en een guitigen blik harer | |
| |
donkerblauwe, stralende oogen, tegen Karel, haar neef, die ziek geweest, maar thans herstellende was, en, op een langen zieken-stoel uitgestrekt, aldoor naar haar lag te kijken. Bij iederen forschen, expressieven toon, dien Françoise door de serre deed klinken, trok zij haar wenkbrauwen veel-beteekenend op, en eens zei ze, fluisterend-snel tegen Karel:
- Oom Otto wordt fééstelijk ingehaald!...
Hij glimlachte; het was bekend, dat Françoise gaarne blijk gaf van haar talent voor muziek, en haar begaafdheid, als het mogelijk was, altijd de éérste indruk, dien men van haar kreeg, liet zijn.
Door het achterhek reed het rijtuigje den tuin binnen, tot vóór de serre. Allen, behalve Karel, gingen naar buiten; mevrouw omhelsde en zoende haar broer, Françoise stak hem haar hand toe, en zei:
- Welkom weer hier!
De kleine, blonde officier, met zijn jong, aardig, opgewekt gezicht, wendde zich naar haar toe, drukte haar en Nelly de hand, met lange, hartelijke kracht.
- Wat ben ik blij, hier weer te zijn! zei hij wel-gemeend.
Wat afgezonderd stond Gerda, behaagziek wachtend, totdat hij naar haar toe-komen zou.
- Is dat Gerda? vroeg hij verrast. Françoise en Nelly herkende ik dadelijk, maar... Is dát 't kleine kindje, waar ik mee speelde en stoeide, vóór ik naar Indië ging?...
Gerda zag hem, quasi-bedeesd, coquet, van onder-op aan.
| |
| |
- Ja... óom, zei ze toen.
Hij lachte; maar toch geprikkeld, zei hij:
- Noem me toch niet ‘oom’... Otto ben ik voor jullie, net zooals vroeger!
Zij liet hem haar hand vatten; glimlachte tegen hem, met den haar eigen, half zachten, half spottenden lach, en zag hem aan, met den vollen blik van haar mooie, heldere oogen, terwijl ze: Otto... zei.
Hij glimlachte óok, tevreden, zonder te zien, hoe Françoise toornig haar voorhoofd fronsde, en ging naar binnen, om Karel te begroeten.
Dien geheelen middag, terwijl Otto druk te praten zat, en uitvoerig antwoordde op de vele vragen, die hem werden gedaan, lag Karel het, met nauw-verbeten boosheid, aan te zien, dat Otto, hoewel hij in het algemeen sprak, zijn blik niet weg van Gerda wendde, en dat zij hem met haar glimlach en haar oog-opslag voortdurend aan te moedigen scheen. Dat nest... dacht hij, niemand ontziet ze... iedereen is goed genoeg voor haar spel... De coquetterie is bij haar niet aangeleerd, maar aangebóren... Ik geloof niet, dat ze weet, hoe érg 't is, wat ze doet, ze is nog zoo jong... maar als ze zoo voortgaat, wordt ze een gevaarlijke vrouw...
Met een vriendelijk knikje kwam de aanstaande ‘gevaarlijke vrouw’ op hem toe; ze bracht hem een glas grenadine, en zette het in den glashouder van zijn stoel.
Hij keek haar aan, nog wrevelig en toch verteederd; ze had zoo iets onbeschrijfelijk-bekoor- | |
| |
lijks over zich, dat het onmogelijk was, daaraan weerstand te bieden. Hij zuchtte, en schudde het hoofd, wat zij beantwoordde met haar lach en haar begrijpenden, ondeugenden blik. En hij dacht; ze is nog maar een kind, een stout, onnadenkend kind... maar tòch keek hij bezorgd naar het hernieuwd geflirt, dat, nu nóg drukker en in-hetoog-loopender, weer begon.
Françoise zat, met een strak gezicht en boosdonkere oogen, vóór zich te kijken. Iedereen zag het dadelijk aan haar, wanneer zij uit haar humeur was, maar zij kon haar ontstemdheid onmogelijk verbergen. Wat verbeeldde zich dat inpertinente wicht, om zich zoo van Otto meester te maken! Ze ging zich in den laatsten tijd zóó onverdragelijk op den voorgrond stellen, dat er noodzakelijk een einde aan moest worden gemaakt. En toen de drie meisjes, vóór het diner, zich, boven op haar kleed-kamer, aan het verkleeden waren, barstte haar boosheid los, terwijl Gerda haar bleef aankijken met haar kalm-spottenden blik.
- Gerda, ik verzoek je vriendelijk, je niet altijd te gedragen, alsof je geen oudere zusters hadt, 't komt heelemaal niet te pas, dat jij, de jongste, zoo'n toon aanneemt; nu weer van-middag, met Otto, 'k heb me dood geërgerd, zooals je coquetteerde; denk je soms, dat hij let op zoo'n kind? hij heeft nog wel iets anders in de wereld gezien! Laat jij 'n man, als hij, maar over aan je oudere zusters, en bemoei jij je met de jongetjes, die bij jou passen! En Françoise, | |
| |
in een licht tussor zijden toilet, dat haar uitstekend stond, verliet de kamer.
- Jongetjes! zei Gerda beleedigd. Bedoelt ze Dick daar soms mee? De volgende week is hij ingenieur! Ze mocht willen, dat ze zoo'n jongetje had! Weet je, wat 't is? ze is jaloersch!
- Nee, dat geloof ik niet, zei Nelly. Want straks zei ze óok al tegen me, dat ze 't niet goed vond, zooals je deed, en toen zei ze rond-uit: Je denkt misschien, dat 'k jaloersch ben, maar dacht je dan, dat 'k me zoo heftig uiten zou? 't Is alleen maar, dat ze al erger en erger worden zal, als ze er niet op wordt gewezen.
- Al erger en erger? Wat doe 'k dan? 't Is tóch niets anders dan jaloezie! Praat jij ooit zoo tegen me? Maar ze zal nog wel anders kijken, als...
- Als? zei Nelly, bezig Gerda's wit jacquetje vast te maken.
- Och, niets... 'k Had 't nog niet willen vertellen, - maar je mag 't wel weten, als je er maar met niemand over spreekt. De volgende week komt Dick z'n officieel aanzoek doen bij Papa... niemand weet het nog, dan Karel, natuurlijk, hè, Dick's beste vriend...
- O, kind, wat heerlijk! zei Nelly, haar zusje hartelijk omhelzend, 'k wist wel, dat jullie veel van elkaer hielden, maar dit had 'k toch niet gedacht... Maar, Ger, ging ze zachter voort, als dat zoo is... dan begrijp ik niet, hoe je zóó tegen 'n ander kan zijn!...
- Hóe tegen 'n ander? vroeg Gerda. Wat | |
| |
doe ik dan? Ik begrijp jullie niet! Ik ben heel gewoon! 't Is 'n aardig mannetje, oom Otto! waarom zou 'k niet zóo tegen 'm zijn, als 'k ben?
Nelly moest lachen, om de tegenstelling tusschen: ‘aardig mannetje’ en ‘oom Otto’, en Gerda sprak niet verder, want ze zag Dick aankomen op den weg, en liep naar beneden, om hem tegemoet te gaan tot het hek. Nelly vond het prettig, dat Dick juist dezen middag óok was te dineeren gevraagd, dan zou Gerda van zelf zich meer bij hém dan bij Otto bepalen.
Maar Gerda, tusschen Dick en Otto in gezeten, bemoeide zich uitsluitend met Otto, haar rechter cavalier, ofschoon die aan Françoise toebehoorde. Gedeeltelijk deed zij dit, om te laten zien, dat hij wel degelijk lette op háar, het kind, gedeeltelijk omdat zij hem heel aardig vond, en er volstrekt geen kwaad in zag. Maar Otto, die al haar coquette maniertjes hield voor naïeveteit, en haar mooi, frisch gezichtje, haar jong, slank figuur, haar schalksche geestigheid bewonderde tot verliefd-wordens toe, wendde geen oog van haar af, en sprak uitsluitend tot háar.
Françoise was bleek en sprakeloos van toorn; hoe durfde ze, dúrfde ze, na haar vermaning, op déze wijze voort te gaan? En die Otto, hoe was het mogelijk, dat hij zooveel aandacht kon geven aan een kind! Ze begreep het niet.
Dick was stil; hij voelde zich diep-ongelukkig. Als gewoon gast kon hij zijn ontstemdheid niet toonen, noch Gerda openlijk rekenschap vragen, | |
| |
en een verlichting was het hem, toen het diner was afgeloopen.
Allen gingen naar de serre en in den tuin, maar mevrouw hield Gerda even terug.
- Kind, zei ze, 'k moet je even wat vragen. Je was van-middag zoo druk met Otto, en op Dick lette je niet. Ik dacht, dat je veel van Dick hield.
- Dat dóe ik ook, zei Gerda.
- Maar dan mag je niet zoo tegen Otto zijn, hoor! Hij moet nu wel denken, dat je hem heel aardig vindt, en je begrijpt, dat je dat hem niet mag laten gelooven, als 't niet zoo is.
- Maar 't is wél zoo! Ik vind 'm heel aardig!
- Doe nu niet net, of je me niet begrijpt, zei mevrouw, bemoei je maar liever wat meer met Dick...
Mama sprak net als Françoise. En wat had ze gedaan? Niets. Alleen getoond, dat ze geen kind meer was. En ze liep de serre in, met het voornemen, te blijven handelen, zooals zij hád gedaan.
Karel was daar alleen, Dick ging juist den tuin in, en zij zag het, aan Karel's driftig gezicht en zijn houding, dat zij samen woorden hadden gehad.
- Ben je boos op Dick? vroeg ze. Waarom?
- Waarom? Omdat ie dat flirten van jou met 'n ander maar kalm-weg toelaat! Ik heb 'm gezegd, dat ie 'n gek is, om dat te verdragen!
Gerda ging naar hem toe, en zag hem aan | |
| |
met haar glimlach, en haar vollen, lichtenden blik.
- Is ie 'n gek, omdat hij mij niet opgeven wil? vroeg ze toen.
Met een ruk wendde Karel zijn hoofd van haar af. Zij streek hem luchtig met haar hand over het haar, en liep den tuin in, glimlachend.
Zij bleef op dezelfde wijze zich gedragen tegen Otto, dien zij opzettelijk dikwijls ‘oom’ noemde, alleen om dien naam dan, vriendelijksnel, met een zachte stem, in ‘Otto’ te kunnen verbeteren. De jonge officier week niet van haar zijde; de verrassing, het kleine kindje zoo bekoorlijk en lief te zien opgegroeid, en de herdenking aan zijn plan, maakten hem opgewonden en beletten hem, zijn gevoelens eenigszins te verbergen.
In de donkere serre, waar slechts, aan de piano, een paar kaarsen brandden, zong Françoise, met haar klankvolle, krachtige stem: Ich liebe dich... van Grieg. Maar Otto luisterde niet. Hij wenkte Gerda mee, in den nu geheel duisteren tuin, en glimlachend volgde zij hem. Karel zag het, zag, hoe Otto haar den arm bood, en zij dien nam, en zijn wenkbrauwen trokken zich nog toorniger samen, toen hij bemerkte, dat Dick het had gezien.
Onwillekeurig, in de duisternis, sprak Otto met gedempte stem.
- Je weet niet, wat 'n verademing het is, zei hij, na het jaren-lang zien van meisjes met donkere haren en fletse tint, nu eens 'n mooi, blank, | |
| |
blond meisje onder oogen te krijgen, zooals jij... 'n lente-bloempje...
Gerda lachte.
- Laat Françoise 't maar niet hooren...
- Weet je, waarom ik naar Holland ben gekomen?... 't Is wel te begrijpen, hè: om een vrouw te zoeken... Maar 'k zal je zeggen, wat altijd mijn vaste plan is geweest...
- Wat dan?
- Om een van de vier meisjes van m'n zuster te vragen... Hij keek haar aan; zij zag hem recht in de oogen, lachte, en zei:
- Je hebt nu nog maar de keus tusschen twee.
- Tusschen twee? En wie?
- Wel, Suze is getrouwd... en ik...
- En jij?!
- Ik ben... bijna... geëngageerd.
Hij liet haar arm los, zonder een woord te spreken. Hij was geschokt, en diep teleurgesteld. Kon dit zoo schijnbaar argelooze en eenvoudige kind al zóó'n volleerde coquette zijn? Of begreep zij het gewicht van haar eigen daden nog niet? Och, 't was nog maar een kind... maar een kind, dat zich ontwikkeld tot vrouw, zich bewust wordt van haar macht, en, door haar jeugd, daarvan misbruik maakt... Bij de deur der serre ontmoetten zij Dick.
- Gerda, ik ga weg, zei hij.
- Dan zal 'k je even brengen tot 't hek, antwoordde ze, en zij stak hem haar hand toe, om, zooals zij dikwijls 's avonds deden, te loopen | |
| |
hand-in-hand. Maar hij vatte die niet; zwijgend en met gebogen hoofd, liep hij voort.
- Wat is er? vroeg ze.
- Wat er is! wat er is! barstte hij hartstochtelijk los. Wat er deze heele middag is geweest! Vráag je dat nog! Ga 'k dan niet weg, omdat 'k 't niet langer verdragen wil!
- Dick!
Maar hij lette niet op haar waarschuwenden roep.
- Ik heb nooit iets gezegd, omdat 'k niet dacht, dat 't je ernst kon zijn, ik heb je altijd laten begaan, al vond ik 't ook nog zoo onaangenaam, maar nú wordt 't te erg! Alleen met 'm den tuin ingaan... geármd... terwijl je 't wéét, dat je hem verliefd hebt gemaakt!
Onwillig bleef zij staan. Hij wachtte, of zij spreken, zich rechtvaardigen zou, en met een bitter, beleedigd gevoel wendde hij zich van haar af, toen zij niet sprak, noch naar hem keek.
- Je houdt niet van me! zei hij. Dat is 't...
Nóg bewoog zij zich niet. Maar toen zij hem zag gaan, zoo gebogen, verslagen, flitste het op-eens door haar heen, hoe leelijk-lichtzinnig zij had gehandeld; zij strekte haar armen naar hem uit, en riep:
- Dick! Dick!
Hij keerde zich om, verrast; zij sloeg haar armen om zijn hals, en fluisterde:
- Ik heb 'm verteld... dat 'k al zoo goed als geëngageerd was... Heusch, wees maar gerust... 'k Heb er niets van gemeend... 'k heb | |
| |
nergens iets van gemeend... 'k Houd immers van jou, jóu alleen... Vergeef je 't me?...
En voor dat woord, dat hij niet gemeend had ooit uit haar mond te zullen hooren, kuste hij haar lang en herhaaldelijk met innige warmte en dankbaarheid.
En alles werd weer goed tusschen hen.
|
|