den Berg, die er ook bij was geweest, zat te dampen van kwaadaardigheid, dat hij zelf niet op 't idee was gekomen, dat verhaal hier te doen.
Nu moest hij er zich mee vergenoegen, den graaf telkens met spin-nijdige opmerkingen in de rede te vallen, waar deze evenwel, tot zijn stijgende ergernis, geen acht op sloeg.
- Schei nou maar uit met dat gezwam, schreeuwde hij, toen hij 't niet meer kon uithouden. Zóó was 't niet... je weet d'r geen stom woord van, garnalen-hoofd...
- Pak aan! riep Klerks, die fel was op een standje.
- Je wordt persoonlijk, zei de graaf.
- Dat wil 'k ook, en nog persoonlijker zelfs, schreeuwde Van den Berg, wiens hoofd niet recht meer stond, en gaf den graaf een stomp tegen zijn schouder aan.
- O, ben je van die kracht, riep deze opvliegend, en smeet zijn manchetten uit, kom maar op, kerel, ik zal je wel dienen, hoor...
Klop zette de stoelen al vast een beetje uit den weg, maar 't was niet noodig; twee lui pakten den graaf stevig beet, en trokken hem achteruit, terwijl Van den Berg, op dezelfde vriendelijke wijze, in verzekerde bewaring genomen werd.
- Ik smijt je vierkant de trappen af, dreigde de machteloos-spartelende Van den Berg.
- Wacht maar, we zijn d'r nog niet.... ik zal je nog wel 's op je kop komen, schreeuwde de nu ook woedende graaf.
- Late haver gaat óok op, troostte hem Klerks.