Hij sloeg het recepten-boek op, en zocht.
- Weet u ook nog zoo ongeveer, wanneer u ze 't laatst gehad hebt, mevrouw?
- Ik meen verleden week Maandag, meneer. Kan dat zijn? Ik geloof 't ten minste van wel.
- Ik heb 't hier al, mevrouw. Dadelijk ben 'k d'rmee klaar, als u maar 'n oogenblik geduld hebt.
Een juffertje kwam binnen, groette, en bleef bedaard wachten, totdat hij klaar zou zijn.
- Wat ú, juffrouw?
- Is juffrouw Evers d'r niet, meneer?
- Nee, die is met verlof... al van eergisteren af... Had u d'r willen spreken?
- En wanneer komt ze terug, meneer?
- Zondag-avond. Wil 'k d'r zeggen, dat d'r iemand voor d'r is geweest?
- O, alsjeblieft, meneer... Juffrouw van Dam, zeg u maar, dan weet ze 't wel. Dag, meneer.
- Dag, juffrouw.
Een knecht duwde de deur open, hield die tegen met zijn eene hand, tikte aan zijn pet, en legde een paar recepten neêr, bromde een groet, en verdween.
Een poos lang was het weêr stil. En hij zonk in zijn gedachten terug, die nu kalmer en gematigder waren, omdat een eensklaps-ontstaan gevoel van heerlijk-wijde en veilige dankbaarheid zich in zijn geest had gedrongen.
Nee, nee... alles was best, best in één woord... Hij kon nou wel trouwen zelfs, als ie d'r lust in had... En dàt was 't leuke, dat ie nou niet