| |
| |
| |
Logeeren.
- Nou, daar zitten we.
- Ja, daar zitten we nou.
- De straat valt me niet erg mee, jóu?
- Ach, we kunnen d'r nog maar weinig over oordeelen.
- Ik vin d'r niet veel an.
- Zeg, Jans, kijk hier achter 's, die uit-bouwen, hoe gek......
- Denk d'r om, dat je me hier ‘Jo’ noemt, hoor......
- En jij mij ‘Marie’......
Jans kwam bij Mietje staan, sloeg de vitrages nog wat verder terzij, en keek ook naar de uitgebouwde benedenhuizen der Obrecht-straat.
- 't Lijken wel turfhokken...... En zijn dat nou kamers? Goeie Hemel...
Eindelijk was dan toch op Ruimzicht - het door een grooten tuin omringde buiten te Wageningen, waar de meisjes woonden, - de langbegeerde, lang-verwachte uitnoodiging gekomen, | |
| |
om een weekje in Den Haag, bij oom en tante Baak, te komen logeeren. Mietje en Jans waren verrukt: Scheveningen...... strand...... Kurhaus... Seinpost... Tent in het Bosch en Dierentuin! En dan de stad met haar mooie winkels en straten en pleinen en paleizen en andere gebouwen en...
Maar de intrede was niet zoo glorieus geweest, als ze zich hadden voorgesteld. Oom was aan den trein geweest, toen hadden ze zich per tram naar de Laan van Meerdervoort begeven, vanwaar de afstand naar het bovenhuis, in de 2e Obrechtstraat, te voet werd afgelegd. Tante had hen ontvangen, en hen, na een oogenblik, naar de logeerkamer gebracht, om zich wat te verfrisschen, en hun koffer, die vooruit-gestuurd, en reeds gekomen was, een beetje uit te pakken alvast. De logeerkamer was een achterkabinet op de tweede verdieping; daar stond een groot ledikant, een waschtafeltje, een kleine tafel en een paar stoelen, zoodat er nu, met de koffer en de beide meisjes er nog bij, weinig ruimte overbleef.
Ze hadden haar japonnen aan de koperen, daarvoor bestemde haken gehangen, met een witten doek er over heen, hadden haar handen gewasschen, en het haar wat opgekamd, maar durfden niet te voorschijn komen, voordat ze een wenk daartoe gekregen hadden.
Maar nu bleven ze toch te lang.
- Meisjes! Komen jullie? klonk het onder aan de trap
- Ja, tante!
Mietje sloot den koffer, en beiden begaven zich | |
| |
naar de serre, waarheen tante, die beneden had gewacht, haar voorging.
- 'n Glaasje likeur? Anisette of curaçao? Of willen jullie liever 'n kwast?
- O, ja, tante, alstublieft.
- Oom is naar de societeit, vertelde tante, 't Is jammer, dat 'k jullie maar zoo kort hebben kan, anders gingen we 's naar de Tent - oom was adjunct-commies aan het Ministerie van Financiën, en lid van de Witte, dus had daar toegang, - dat 's wel 's aardig, zoo Zondags en Woensdags...... Maar Zondagavond heb 'k een paar kennissen gevraagd, en Woensdag heeft Oom juist 'n vergadering.
- Maar we kunnen misschien 's middags wel 's gaan naar 't Bosch, dacht Jans.
- Ja, hoewel 't 'n afschuwelijk eind hier vandaan is...... En met z'n allen in 'n omnibus, dat loopt zoo op......
- O, wij kunnen goed loopen, tante, zei Mietje.
- Ja, maar kind, weten jullie de weg dan?
- Gaat u wel 's naar Scheveningen, tante?
- O, nee, daar kan ik absoluut niet tegen... Scheveningen? Daar krijg je mij niet heen......
- Dus u gaat ook nooit naar 't Kurhaus? informeerde Jans, met heimelijken angst.
- Welnee, Jo, nooit...... oom houdt ook heelemaal niet van muziek.
Jans was zóó verslagen door al deze ontgoochelingen, dat ze verder verdrietig bleef zwijgen, en het aan de goede Mietje overliet, het gesprek gaande te houden.
| |
| |
Ze waren nu vijf dagen in Den Haag geweest; 's morgens waschte Mietje, voor tante, het ontbijt om, en nam Jans de stof af, in de salon; 's middags zaten ze met een handwerkje in de voorkamer, als ze thuis kwamen van boodschappen en visites, en 'savonds, als het koel en donker begon te worden, nam oom haar soms een eindje mee den Kanaalweg op.
De frissche zephyr-japonnetjes waren bijna niet aan geweest; dat was zonde, zei tante, voor in de stoffige stad, en de nieuwe hoeden hadden noch op Scheveningen, noch op 't strand bewonderd kunnen worden.
Eens was er 's avonds visite geweest, van twee oude heeren, twee oude dames en twee jonge meisjes; de laatste hadden niets anders gedaan dan gezongen en piano-gespeeld, zoodat Mietje en Jans zich tot geeuwens toe verveelden.
Nu lagen ze te bed, en lazen, bij het fairylampje, Moeder's brief nog eens over, waarin veel medelijden-betuigingen en vriendelijke woordjes stonden, maar die Jans toch niet konden troosten.
- Waarom ze ons hebben gevraagd, dat mag de lieve hemel weten...... Hadden ze ons maar thuis gelaten..... daar heb ik me nog nooit zoo geërgerd en dood-verveeld als hier..... 'k Zou d'r gewoon om kunnen huilen......
- Ja, prettig is anders...
- En daar hebben we nou zóó op gehoopt... daar hebben we ons nou zóó op verheugd......
- 't Is overmorgen, goddank, gedaan....
- En dan kunnen we met recht zeggen, | |
| |
dat we voor ons plezier zijn uitgeweest......
- Nou, ik ga slapen, dag, Jans.
- Goeiennacht......
Den volgenden morgen, ging Jans met haar stofdoek de vensterbanken in de voorkamer langs, toen ze op eens een blijden uitroep slaakte:
- O, daar is Jan!
(Jan, oudste broer van de meisjes, op een effecten-kantoor in Wageningen geplaatst.)
- Jan? vroeg Mietje verbaasd.
- Ja, kijk maar...... daar komt ie an.
Het was zoo. Een oogenblik later, trok Jans de deur voor hem open, en werd hij met algemeene hartelijkheid begroet.
- Ik moest hier voor zaken wezen, tante... en die heb ik nou maar 's eerst vlugjes afgedaan, omdat 'k dan de dag verder vrij heb...... 'k Zou 't heel aangenaam vinden, als we vanmiddag 's met z'n allen naar Scheveningen konden gaan......
- Scheveningen? Nee, Jan, daar krijg je mij niet heen..... Maar ga gerust met de meisjes.
- O, wat goddelijk! riep Jans, in de handen klappend.
- Ja, maar zoo'n middag is zoo gauw om... Als u 't goed vond, tante, dan konden we daar ergens wel 'n stukje eten, en vanavond naar 't Kurhaus gaan, d'r is vuurwerk, hoor ik......
- O, Jan!......
De meisjes zaten elkaer stralende blikken toe te werpen.
Zeker, natuurlijk, vond tante het goed. Ze was | |
| |
zelfs bereid, wat vroeger koffie te drinken, dat de jongelui gauw weg konden gaan.
Om half twee zaten ze in de stoom-tram naar Scheveningen; de meisjes in haar licht-blauwe zephyr-japonnetjes met witte hoeden boven lachende, blozende gezichtjes.
Nooit werd er meer en inniger genoten van een middag aan het strand, dan door Mietje en Jans. Ze liepen met hun drieën langs den boulevard en langs de zee, en dronken, aan een tentje, ananas-limonade met ijs, en zaten zaligrustig in een badstoel, een heelen tijd, terwijl het kleurig gewoel der bad-gasten en van het wereldsch Den Haag met bewonderende blikken door haar werd aangestaard.
Bij Alteburg hadden ze een allergezelligst dinertje, en toen kwam het glans-punt van den dag: het Kurhaus-concert.
Ze gingen heel vroeg, en voordat de muziek begon, liep Jan, met haar, de zalen rond, boven langs de galerijen, en door den corridor naar de leeszaal, speelzaal; in de dames-salon moesten ze ook een kijkje nemen.
Daar viel Jans Mietje van louter verrukking om den hals.
- O, kind, wat is dat allemaal zalig, vind je niet?
- Ja, zàlig, stemde Mietje volmondig toe.
In de pauze, gingen ze naar het dansen kijken in de conversatie-zaal; Mietje durfde niet om de menschen; maar Jans zwierde heerlijk een oogenblik rond met Jan, die haar dringende bede niet kon weerstaan.
| |
| |
En toen ze, opgetogen, het vuurwerk hadden aanschouwd, en, na afloop, nog even in de Kurhaus-bar hadden gezeten, waar Jan haar op plombières trakteerde, toen waren ze zóó dankbaargelukkig en zóó over-voldaan, dat ze geen woorden konden vinden voor hun gevoel.
- O, deze dag heeft alles weer goed gemaakt!...
- Meer dan, o, méér dan......
- Alles was even heerlijk, even verrukkelijk, Jan......
Toen ze, op de stoep, afscheid namen van Jan, die in de Toelast zou gaan logeeren, en ze hem innig-dankbaar kusten, zei Jans op eens:
- Zeg, Jan, hàd je eigenlijk wel zaken, hier in Den Haag?...... Of heb je misschien om óns verlof gevraagd?
- Ja, is dat zoo, Jan? vroeg Mietje snel.
Hij glimlachte, en knikte van ja.
- 't Was om jullie, kinderen, zei hij goedig.
|
|