zelfs niet eens gevraagd had, mee te gaan......
O, daar liep juist een limonade-jongetje... zou ze?...... Wel ja, waarom niet?
- Dag Truus, hoe maak je 't? Ben je hier zoo heel alleen?
- O, Rudolf...... ben jij 't? Nee, natuurlijk ben ik hier met Ben, maar die is even 'n glas bier gaan drinken in 'n tentje......
- Zoo.... Aardig, dat 'k je hier zie. Dat rood staat je goed, zeg, Truus......
Neef Rudolf stond haar, met de buiten-kanten van zijn handen in de zijden van zijn wit-flanellen jasje, een beetje poenig-brutaal aan te kijken. Maar zij vond dat wel aardig, en hoopte vurig, dat Ben hen zoo zag. Maar die zou zoo gauw niet terug-komen. Ze hield hem nog aan de praat:
- Warm, hè...... en wat 'n menschen... Waarom ben je niet op 't Kurhaus van-middag?
- Omdat 'n geheime stem me zei, dat 'k m'n bekoorlijke nicht zou aantreffen op 't strand......
- Hè, wat flauw ben jij...... Complimentjesmaker..... Coquet-pruilend-dédaigneus-aanstellerig sloeg ze de oogen neêr.
- O, daar komt je heer gemaal...... Bonjour, Ben!.... O, hij schijnt mij niet te zien...... Nou, dag Truusje, tot genoegen, hoor......
- Dag, Rudolf, zei ze, met handen-gegeef.
Ben kwam nader, en zette zich in zijn stoel. Hij zei niets, - ja, maar zij wou, dat hij het deed, want hij hád hen gezien......
- Rudolf was hier.
- Zoo?