| |
| |
| |
[Deel 2]
Zesde hoofdstuk.
I.
Ik ben nog nooit zoo mooi geweest, dacht Olga, en bleef haar eigen spiegelbeeld lang, lang beschouwen.
Nu het er eindelijk toe komen ging, dat zij haar voorgenomen bezoek aan den tooneel-directeur Paul Larsen zou brengen, voelde zij een prettigen schroom, een jonge aarzeling, die haar van haarzelve verraste.
Zij, altijd even bedachtzaam, altijd even reflectief, die zich beklaagde nooit in een situatie te kunnen zijn, maar er immer buiten te blijven, die al haar daden zichzelve zag doen en al haar woorden zich hoorde zeggen, die altijd precies het effect berekende van een blik, een lach, een gebaar... zij voelde zich nu een beetje beklemd, een beetje onrustig, en dat vond zij verrukkelijk.
Zij hoopte nu maar, dat Paul Larsen zóo was, dat hij haar intimideerde. Och, hemel, nog nooit had zij een man ontmoet, die dat deed. Zij beheerschte altijd de situatie, en zij had dikwijls gedacht, hoe jammer het was, dat háár emoties werden onthouden, waar andere vrouwen volop van genoten.
| |
| |
Spelen met vuur, - zalig. Ja, maar dan moest je angst hebben voor het gevaar, en je kunnen verbeelden, dat het vuur wel eens zóo oplaaien kon, dat je de vlammen verschroeiden. En och, het gelukte haar nooit, zoo ‘echt’ te fantaseeren. Zij zag altijd ten duidelijkste dat de dreigende brand maar een stroovuurtje was, dat in feitelijkheid niemand kon deren.
Maar nu... maar nu was zij bezig een avontuur op touw te zetten, dat haar allerlei onverwachte, pikante verrassingen beloofde.
Zij wilde een poosje gaan leven in de tooneelwereld, en het onzekere bestaan van actrice medemaken.
Zij had er nog niets van aan iemand gezegd. Zij wilde eerst eens zien, hoe het zou gaan. Want bij nader onderzoek kon het wel eens gebeuren, dat Paul Larsen haar evenzeer tegenviel als hij haar nu interessant leek. Stel je voor, dat hij een banale man bleek, dat kon toch, nietwaar? ofschoon... zij dat eigenlijk niet geloofde.
Zij had Paul Larsen nooit anders dan op het tooneel gezien, en daar beviel hij haar altijd uitstekend. Zijn stem had voor haar een zoo aangenamen klank, dat zij soms haar oogen sloot, en naar hem alleen bleef luisteren. Zijn stem was niet sterk en verhief zich zelfs in de bewogenste momenten niet boven een mezzo, maar alle zielsontroeringen wist hij weer te geven door de fijn geschakeerde modulatie van zijn geluid.
Hij was overigens volstrekt geen ‘knappe man’. Hij was eer kort dan lang, een beetje breed in de | |
| |
schouders; de houding van zijn hoofd was niet mooi, het boog zich wat naar voren; maar zijn gezicht was het karakteristieke acteursgezicht; glad-geschoren, vierkant van kaak, met gemarkeerde trekken, kort-geknipt haar, en doordringende, onbarmhartige oogen, ‘welsprekende’ oogen, die plotseling konden ópfonkelen in hellen toorn, of smeeken in teeder-hartstochtelijke innigheid...
Er deden allerlei verhalen omtrent hem de ronde. Natuurlijk. Maar zij was heusch zoo naïef niet meer, om niet te begrijpen, dat een tooneel-directeur in het middelpunt van den laster staat, dat teleurstelling, nijd, jaloerschheid steeds hun valschste valschheid gereed hielden, - en dat de helft van zijn liefdesgeschiedenissen te wijten waren, niet aan hèm, maar aan de vrouwen, die hem met haar berekenende genegenheden vervolgden.
Hoe het zij: alles tezamen genomen vond zij hem belangwekkend. Altijd had zij verlangd hem nader te leeren kennen... maar daarvoor moest zij eerst getrouwd wezen. Zich als jong meisje compromitteeren, daarin had zij geen lust. Een getrouwde vrouw compromitteert zich niet zoo gemakkelijk, vooral niet, wanneer zij een liefde-huwelijk heeft gesloten, zooals zij had gedaan!
Goeie Max. Die was nu voorloopig veilig opgeborgen op Klein Valckenhove. Davos had zij nog wèl zoo geschikt gevonden, maar de dokter had daarvoor geen aanleiding gezien. Enfin, Max had het daar goed onder het opperbeheer van Tante Frédérique; Christiane en Michaël logeerden er nu, evenals Marthe van Valckenhove, en Henric Hou- | |
| |
waert frequenteerde de ‘kolonie’ zoo vaak hij kon.
Een idyllische toestand. Al die menschen, die rust behoefden: Max, Christiane, Marthe, Michaël. Henric was de eenige normale. Typisch, dat plotselinge engagement van hem en Christiane. Zij had nooit gedacht, dat Henric zijn zin nog wel eens krijgen zou, zij verbeeldde zich Christiane als het voorbeeld van ouderwetsche trouw aan het eens opgevatte gevoel. Maar jawel, je kon van niets zeker zijn in de wereld. Wat zou 't? dat maakte 't leven tenminste een beetje meer amusant.
Enfin. Zij was nu voor het oogenblik vrij. Alle personen afwezig, die haar op de vingers zouden kunnen tikken. Leuk, hè?
Niet dat zij zich zou laten weerhouden natuurlijk, door wie of wat ook, wanneer zij werkelijk iets wilde. Maar voorloopig was het wèl zoo gemakkelijk, om vrij te zijn.
Want zij wist volstrekt met, hoe alles zou gaan. Het kon best zijn, dat Paul Larsen haar tegenviel in een onderhoud van mensch tot mensch... en dan wilde zij geen dwaas figuur slaan, als er van haar voornemen niets kwam.
Zij herinnerde zich een verhaal van Françoise Belvoir uit Parijs, dat had zij altijd onthouden, en zij was besloten daar een les aan te nemen.
Françoise had een bevlieging gekregen voor een mode-schilder. Zij had een portret van hem gezien, en het was een coup de foudre. Dag en nacht droomde zij van hem, en eindelijk vatte zij het plan op hem een bezoek te gaan brengen.
Maar toen zij hem zag...
| |
| |
Een onmogelijk fatterig, geaffecteerd schepsel was haar tegemoet gekomen, en Françoise was maanden later nog niet bekomen van haar bévue.
Zij had tenminste het voordeel, dat zij haar Schwarm meerdere malen op het tooneel had gezien en zijn stem gehoord. Maar je kon natuurlijk niet weten!
Zijn manieren konden onaangenaam zijn, burgerlijk misschien... hij kon te vrijpostig wezen...
Ja, zij kon er niets aan doen. Zij moest eens een avontuur beleven. En een poos actrice te zijn leek haar daarvoor het meeste geschikt. En aan welk gezelschap zou zij zich beter kunnen verbinden dan aan het kleine, uitgezochte troepje, dat zich Selecta noemde, en waarvan de roep ging, dat het in alle opzichten een zoo ‘correcte’ instelling was?
Zij wilde zoo dolgraag eens kennis maken met de wereld van intrige, amoraliteit, jaloerschheid en tegelijk kunstzinnigheid, die men noemt: het tooneel. Zij verbeelddde zich, dat zij daar zelfs nog wel eens eenige emoties kon ondergaan.
Jaloersch... was zij bijvoorbeeld nog nooit geweest. Zij wist niet, wat jaloerschheid was, en Henric Houwaert had wel eens tegen haar gezegd op zijn joviaal-ongegeneerde manier:
- Nooit jaloersch zijn is het toppunt van zelfingenomenheid.
Misschien had hij gelijk. Maar juist omdat zij nog nooit jaloersch was geweest, zou zij die ondervinding zoo dolgraag eens willen opdoen. En zoo meer.
Goed. Zij zou haar voornemen volvoeren, - wanneer tenminste Paul Larsen haar beviel.
| |
| |
Eindelijk, na ettelijke malen door den secretaris verwittigd te zijn, dat de heer Larsen te druk bezet was, om haar te woord te staan, en of zij maar ‘schrijven’ wou, had zij toch haar zin gekregen, en zou door den directeur in audiëntie worden ontvangen.
Zij had haar costuum zorgvuldig overlegd. In tegenstelling met het gros der actrices wilde zij zich zeer sober kleeden. Geen lange, bengelende oorhangers, die de gesproken woorden allergekst accentueerden door hun gezwaai. Geen treffende kleuren... alles eenvoudig, sober, gedistingeerd.
Een zwart satijn japonnetje, ongegarneerd, maar van schitterende coupe. Een choker parelsnoer om den hals. Een zwarte, niet te kleine hoed met zwarte numidies. Een sealskin mantel, gevoerd met rood en zilver brocaat. Zwarte kousen, zwarte zijden schoentjes...
Het was haar een heimelijke vreugde geweest, haar heele toilet zoo in de puntjes te regelen. O, zij had van alles te overleggen, als zij alleen was, allerlei plannen te maken en ideëen uit te werken; en haar kennissen verbaasden zich, als zij op de vraag:
- Verveel je je nooit? tegenwoordig zoo altijd alleen? van ganscher harte het antwoord kregen:
- Nooit!
Neen, het was waar. Zij verveelde zich nooit. Zij had genoeg in zich, om geen behoefte te hebben aan de tegenwoordigheid van anderen. En het was haar een trotsch en blij besef naar waarheid te kunnen denken:
Ik ben ik! En er is maar één zoo'n ik op de wereld! En ik ben mijzelf genoeg!...
| |
| |
| |
II.
De auto stopte voor het groote huis op het Bezuidenhout, waar het gezelschap Selecta gevestigd was. Voorloopig bezat Selecta nog geen eigen schouwburg, maar was zoo gelukkig geweest een particulier huis meester te worden, dat een feestzaal rijk was, die over twee verdiepingen van de woning was gebouwd. Op de eerste verdieping gaven deuren toegang tot de galerij, en de zaal was groot genoeg om een drie-vierhonderd menschen te kunnen bevatten.
Het intiem theatertje was zeer gezocht in de Residentie. De society was er zeker, precies te krijgen, wat zij verlangde; geen succes-blijspelen van lager allooi, geen ouderwetsche draken, maar ook geen ‘expressionistische’ stukken, waar men (in tegenstelling natuurlijk met de bedoeling) naar de beteekenis van woorden en daden moest raden; men gaf er selecte moderne kunst, niet te licht, niet te zwaar, uitstekend gespeeld in een welverzorgd decor. En ofschoon het bekend was, dat Directeur Larsen geen ‘zij spon bij zijn zaak’, men wist toch ook, dat hij, omdat zijn zaal haast altijd gevuld was, er ‘goed komen kon’.
En Olga vond dit een aangenaam-geruststellende omstandigheid. Ware Larsen in geldgebrek, dan zou hij natuurlijk onmiddellijk van de gelegenheid gebruik maken, om aan haar optreden de voorwaarde te verbinden, dat zij het gezelschap steunen zou.
Nu kon daarvan geen sprake zijn, en dat vond zij prettig. Niet om het geld, maar omdat zij het ver- | |
| |
nederend vond, op deze wijze aan den troep verbonden te worden.
Olga steeg uit haar auto.
- Moet ik wachten, mevrouw? vroeg de chauffeur.
Olga dacht even na.
Gesteld dat zij hier den heelen middag bleef. Dat Larsen haar wilde ‘examineeren’. Gerard behoefde niet te weten, dat zij hier zoo lang vertoefde...
- Kom mij... om zes uur halen aan 't Hôtel des Indes.
Zij ging daar dikwijls 's middags dansen en Gerard vond het dus heel gewoon.
Olga betrad de marmeren vestibule van het gebouw, naderde de portiersloge:
- Meneer Larsen? vroeg zij.
- Wordt u verwacht?
- Ja, ik word verwacht.
- Tweede verdieping, eerste deur rechts, hier, deze trap.
Wat een hoogte, en niet eens een lift, dacht Olga ontstemd, toen zij tot haar boosheid bemerkte, dat zij op het eerste portaal al hijgde. Van zenuwen natuurlijk, maar wat zou het wezen, als zij boven was? Die Larsen hoefde niet dadelijk haar nervositeit te zien...
Maar Larsen zag haar vooreerst nog niet.
Aan een deur, waarop stond Kantoor, klopte zij, en trad tegelijk binnen. Zij zag een loket, en tikte daar driftig tegen-aan.
Rrreng! ging het loket in de hoogte.
- Kan ik meneer Larsen even spreken?
| |
| |
- Meneer Larsen is er niet.
- Is er niet?! En ik word verwacht!
- Wordt u verwacht?... Ik zal eens even gaan vragen. Hoe is de naam?
- Mevrouw Renselaer! Hier is m'n kaartje.
Haar kaartje maakte altijd indruk, dat wist zij, en ook nu weer zag zij den bediende er naar kijken. Het was een speciaal voor haar ontworpen kaart; tusschen, op het karton getrokken lijnen stond haar naam op deze wijze in bizondere letters:
De letters waren zeer mooi van vorm; en het model niet vierkant, maar ook niet te smal, had iets aparts.
Het is goed, dacht zij, dat Larsen direct ziet, dat ik iets bizonders ben...
Hoe idioot, dat zij wachten moest. De afspraak was toch om drie uur?
De bediende kwam eindelijk terug.
- Ja, meneer is er niet. Meneer is op 't tooneel...
- Ga hem dan even waarschuwen!
- Dat mogen we niet... Maar als u wilt wachten?
- Natuurlijk. Dat wachten zal toch wel zoo lang niet duren? Meneer weet immers dat ik kom!
De bediende opende een deur voor haar, en liet Olga in het kantoor, waar het zeer warm was en zeer vol. Een oude, deftige heer, de administrateur, groette haar met een hoofsche buiging, en gaf haar een stoel.
| |
| |
Voor een machine zat een meisje te typen; de secretaris keek niet op van zijn bureau; een jongen bracht een pak affiches en een boodschap omtrent programma's... en Olga trachtte belang te stellen in haar omgeving, maar zij was boos, beleedigd, door Larsen's onachtzaamheid.
Als hij mij maar eerst gezien heeft, dacht zij. Dàn!
Zij probeerde eenige woorden te wisselen met den administrateur, maar uit de schaarsche antwoorden, die hij gaf, begreep zij, dat hij geaffaireerd was, en zij liet hem verder met rust.
In een andere kamer hoorde zij praten. En toen zij goed luisterde, vernam zij Larsen's stem.
Hij was dus dáár. En niet op het tooneel. Hoe konden ze zoo liegen! En opeens zei ze tegen den bediende, die haar had binnen-gelaten:
- Meneer Larsen is niet... méér op het tooneel. Hij is dáár. Gaat u hem even zeggen, dat ik er ben?
- Meneer weet 't... zei de jongen verlegen. Meneer zal wel waarschuwen, als u binnen kan komen.
- Och, mevrouw, zei de administrateur, de tijd van 'n directeur is net 'n mozaïek. Alles past precies in elkaar, elke minuut is bezet...
Onwillig schokte Olga met den schouder.
- Ik ben óok een van die minuten, en hij weet, dat ik kom.
- Hij zal u wel dadelijk laten roepen, suste de administrateur, en tegelijk ging er een electrische schel.
- Ha! ziet u wel?
Hij schoof de porte brisée voor haar uiteen, en | |
| |
nu ging het zoo snel, dat Olga reeds zat in de nabijheid van den directeur, eer zij het wist. En daardoor was haar optreden niet zoo zeker, als het anders altijd was.
Paul Larsen, haar aanziende met onverschilligen blik, zeide, terwijl zijn elbogen steunden op de leuningen van zijn schrijfstoel, en hij de vingertoppen tegen elkander legde:
- En waarmee kan ik u van dienst zijn, mevrouw?
Olga was het niet gewend, dat mannen totaal ongevoelig bleven voor haar persoonlijkheid. Bovendien vond zij Larsen leelijk, heel leelijk. Hij had een onregelmatig gevormd gezicht, en zijn huid, verwoest door de schmink, was van een grauwe kleurloosheid, die haar ten hoogste mishaagde.
In zijn koude, grijze oogen zag zij geen glimp van belangstelling; dit verbaasde haar uitermate, maar toen deed haar vlug begrip haar inzien, dat een mooie, goed-gekleede vrouw voor den directeur van het gezelschap Selecta zooveel bizonders niet was.
- De kwestie is... begon zij.
- Pardon dat ik u in de rede val. Maar laat ik u, om onnoodige besprekingen te voorkomen, onmiddellijk zeggen, dat mijn heele repertoire voor het seizoen al is bepaald, en dat ik er niet aan denken kan, nog een stuk aan te nemen, gesteld, dat het goed zou zijn.
- Maar ik kom...
- Zelfs niet, wanneer men bereid was, daarvoor... een subsidie te geven. Het is juist onze vreugde en onze trots, dat wij, dank zij de interesse, die het publiek ons betoont, volkomen onafhankelijk zijn.
| |
| |
- O! zei Olga, u denkt, dat ik u een tooneelstuk aanbieden kom! Neen, die kant gaat mijn ijdelheid niet uit!
- Niet?... ik dacht...
- Ja, u dacht zeker, dat ik zoo'n lastige dame was, die u met alle geweld 'n onliterair product opdringen wou, en u dat zelfs zou willen voorlezen! O, neen, dat is mijn ambitie niet.
- Maar wat dan...
- Mijn vocatie is, zei Olga, actrice te worden.
De directeur trok zijn wenkbrauwen op, stak zijn lippen vooruit, en knikte met het hoofd.
- Dat willen er zooveel.
Olga kòn niet uitstaan, dat hij haar òf niet aankeek, òf over òf dóor haar heen keek... Ze zei bits:
- Met anderen heb ik niet te maken, en ú ook niet op 't oogenblik. Laten wij ons bij mij bepalen als ik u mag verzoeken.
Er speelde een glimlach om Paul Larsen's lippen.
- Goed. U wilt dus actrice worden. Hebt u eeinge routine? Ik bedoel niet als amateur. De liefhebberijtooneelisten zijn maar zelden voor 't beroepstooneel te gebruiken. Die menschen moet je evenveel afleeren als aanleeren. Hebt u studie achter u? Weet u wat tooneelspelen is? Kunt u loopen op 't tooneel, kunt u gaan zitten?
- Ik weet in elk geval, hoe men niet moet loopen op 't tooneel en niet moet gaan zitten! viel Olga uit. Niet bijvoorbeeld zooals Angeline Mercier, en niet zooals Betty Balmers...!
De glimlach om Paul Larsen's mond werd dieper.
- U merkt goed op! zei hij. Die twee actrice'tjes | |
| |
zijn mijn voortdurende zorg als regisseur. Maar ze komen er wel. Ze komen er wel. Ze zijn van 't goede, onvervalschte tooneelras. Maar u... om ons bij ú te blijven bepalen...
De voortdurende ironie in zijn toon ontging haar niet, maar deze hinderde haar weinig, het was in elk geval een blijk van belangstelling.
- Ik, zei ze, ik ken mezelf heel goed. Ik weet precies, welke rollen ik wèl en welke ik niet zal kunnen spelen. Geen enkele regisseur behoeft me dat te zeggen...
- Dat is alvast 'n heel gemak!
- Nietwaar? Bovendien kan ik bij de regie nog menige wenk geven...
- Zoozoo!
- U ontwapent mij tóch niet met uw spot. Ik ben hier gekomen, om te zeggen, wat ik te zeggen heb, en ik zal niet vertrekken, voor ik dat heb gedaan.
- Ik ben geheel oor!
- Over regie in 't algemeen: herinnert u in De tweede mevrouw Tanqueray, als zij 's avonds binnen-komt, en er juist door Tanqueray en zijn vrienden is gedineerd? Dan zegt Tanqueray:
- Wil je ook wat gevogelte? Wil je wat fruit?
Ja, stel je voor! stel je voor! Hij zou natuurlijk niet gezegd hebben ‘gevogelte’ en ‘fruit’. Hij zou vragen:
- Wil je ook soms 'n stukje kip? Toe, neem 'n appel. Of wil ik 'n perzik voor je klaar maken?...
Olga zag, dat Paul Larsen naar haar begon te luisteren. Zij ging voort:
| |
| |
- Vijftig jaar geleden droegen de amazones lange sleepkleeden. Als zoo'n amazone over 'n sloot sprong, en haar kleed opwoei, dan was er kans, dat haar cavalier ‘haar voetje zag’. Maar tegenwoordig verschijnt Froufrou in 'n heeren-rijpakje. Gelijk heeft ze, want 't flatteert enorm. Maar... haar voetje is in dat costuum voortdurend alleruitstekendst te zien; dus wat heeft 't voor zin, als Valréas in extase zegt:
- ‘Bij 't springen over de sloot heb ik uw voetje gezien!’ Hij ziet 't aldoor, hij ziet 't nu op dit oogenblik!
- U hebt gelijk!
- Bij 't gezelschap, waaraan ik verbonden zal zijn, zullen de dames op 'n jour hun parasols niet mee naar binnen brengen. Daar zal de vrouw des huizes niet even om de deur roepen:
- Johan, breng je de thee!
Daar zal 'n vrouw des huizes, als ze visite heeft, niet voortdurend door de kamer heen en weer loopen, en hier een kussen opschudden, daar 'n antimacasser recht trekken of 'n beeldje verzetten; daar blijft ze rustig bij haar bezoeksters zitten, al is 't ook moeilijk, om dat bevallig-rustig te doen, en al kan ze veel mooier poses aannemen, geleund tegen een schoorsteenmantel, of staande tegen de kleurige achtergrond van een gordijn!
Olga was al radder en radder gaan spreken, want zij zag, dat zij Larsen amuseerde. Toch zei hij:
- Deze details zijn heel vermakelijk, maar om nu tot de zaak te komen.
- Ja, ja, ik weet: uw tijd is als 'n mozaïek, niet- | |
| |
waar, en iedere minuut, enzoovoort. U zàl toch even bedaard naar me moeten luisteren.
- Dat wil ik gaarne. Ik ben zéér benieuwd naar wat u me verder zult hebben te zeggen.
De ironie wou niet weg uit zijn toon...
- 't Voornaamste heb ik u al gezegd. Mijn bedoeling is actrice te worden, en ik heb uw gezelschap uitgekozen om me er aan te verbinden.
- Natuurlijk zeer vereerd. Maar...
- O, die eeuwige ‘maar's’, riep Olga in driftig ongeduld. Laat u me dan ook uitspreken!
Hij boog ironisch in haar richting, en Olga flapte er uit:
- Ik wil me voor deze laatste maanden van 't seizoen aan uw gezelschap verbinden. Salaris vraag ik niet; en ik behoef u niet te zeggen, wat een attractie 't voor u zal zijn, mij als lid van uw troep te hebben. Heel select den Haag wil mij natuurlijk zien...
- Voller dan vol kunnen mijn zalen niet worden...
- O! die ironie...
Bijna had Olga gestampvoet; zij klemde haar tanden op elkaar, zij zou hem kunnen sláán, dezen ellendigen man...
Zij werd opeens van een ijzige, hooge ongenaakbaarheid.
- Antwoord mij onomwonden: ja of neen. Wenscht u mij aan uw gezelschap te verbinden, of wenscht u, dat ik ga naar een andere directeur?
Paul Larsen dacht even na.
Tot dusver had hij mevrouw Renselaer niet heelemaal au sérieux genomen, en gedacht: daar heb je | |
| |
weer een van die onberekenbare weelde-schepsels, die van gekheid niet meer weten, wat ze zullen beginnen. Alle sensaties hebben ze ondergaan, maar de betoovering van het tooneel nog niet. Dat trekt hen onweerstaanbaar aan. Of ze talent hebben, daar vragen ze niet naar. Een directeur is natuurlijk altijd dolblij met zoo'n buitenkansje, en waar ze zich aanmelden, kunnen ze natuurlijk altijd dadelijk terecht.
Maar door Olga's manier van optreden, en haar zeer expressieve stem, kreeg hij het idee, dat zij wel eens een aanwinst voor het tooneel kon blijken te zijn. Liet hij haar gaan, dan ging zij uit woede natuurlijk dadelijk naar een ander. Wou hij dat? zou hij dat willen? Het was een feit, dat háar aanwezigheid aan een troep, die dit uit zichzelf niet had, distinctie bijzetten zou. En dan kreeg hij, wat hij tot dusverre niet had gehad, omdat hij zoo select was, een concurrent...
- Ik kan u op uw categorische vraag niet even categorisch antwoorden. Ik weet niets van u af... ik ben wèl bereid om te onderzoeken, of u geschiktheid hebt voor 't tooneel...
- Laat ik u eerst mijn verdere voorwaarden zeggen...
- Voorwaarden? glimlachte de directeur.
- Ja! ja! en eindig nu met uw ironie, want u hebt geen reden om iets anders dan dankbaar te zijn, dat ik bij ú ben gekomen!
Mijn voorwaarden zijn:
U neemt mij aan voor de nog loopende maanden van het seizoen.
| |
| |
Ik krijg geen salaris. Mijn toiletten zijn natuurlijk hors concours.
Ik speel alleen de rollen, die ikzelf heb uitgekozen...
- U erkent dus niet 't inzicht van de regie?
- O, neen, waar 't mij betreft niet. Ik kies dus niet alleen de rollen, die ik spelen wil, maar ook de stukken, waarin ik zal optreden.
Met moeite weerhield Paul Larsen een hartelijken lach.
Maar dit ontvlambare vrouwtje maakte hem voorzichtig.
Hij zei:
- Alles hangt af van de omstandigheid, of u talent hebt of niet. Begrijpt u dat, ja of neen? Zelfs ú ziet toch zeker wel in, dat ik me eventueel niet belachelijk mag maken, door iemand, die niet spelen kan, aan m'n gezelschap te verbinden, zèlfs al is die persoon van een schoonheid, geest en aristocratie als u. Dat talent dienen we eerst te onderzoeken.
Paul Larsen nam zich voor, in geenerlei opzicht een beslissing te nemen, zonder dat hij zijn vrouw in deze zaak had gekend. Zijn vrouw moest mede oordeelen en het besluit goedkeuren.
- Ik zal u dag en uur opgeven, waarop u examen kunt komen doen, zei hij, weer met een glimlach, en Olga dacht, dat deze zijn leelijk gezicht wel veel, veel beminnelijker maakte...
- Maar één ding wou ik u nog even vragen. Gesteld dat... alles in orde komt, dan houdt u toch uw eigen naam, u kiest géén tooneelnaam, nietwaar?
- Natuurlijk niet, lachte Olga. Bovendien, wat zou dat geven? Iedereen kent mij toch. Iets anders | |
| |
zou 't zijn, als ik voor de bioscoop ging werken. Dán wist ik 'n prachtig pseudoniem! Ik heet Olga Pandora; dan noemde ik me niet Olga, maar Ogla en nam van Pandora de eerste lettergreep: Ogla Pán, dat klinkt Hongaarsch, en vliegt er in; is 't geen trouvaille die naam: Ogla Pán... Ogla Pán...
- Inderdaad, glimlachte Paul Larsen. Hij vond haar een type.
- Maar voor 't tooneel stel je natuurlijk weer andere eischen dan voor de bioscoop. Daar noem ik mij, zooals ik heet: Olga Renselaer.
Aha, dacht de directeur. Zij heeft dus de toestemming van haar man. Ik krijg geen gescheiden femme incomprise op mijn dak. Gelukkig maar.
- Wanneer kan de jury zitten voor m'n examen?
- Dat bericht ik u nog wel.
- O, neen. Niets daarvan. Dan kan ik weer wachten en wachten... en 't is toch al zoo laat in de tijd...
- Ik kan heusch niet zoo op 't oogenblik...
- Kijkt u uw agenda maar even na.
Onwillekeurig greep Paul Larsen naar zijn agenda.
- Morgen kan ik per se niet. Overmorgen eigenlijk óók niet. Enfin, overmorgen dan maar. Laat zien... de repetitie begint, om negen uur. Als u dan bijvoorbeeld om tien zou kunnen komen?
- Goed, overmorgen om tien uur.
Olga stond op. Zij reikte Paul Larsen de hand. Zijn handdruk was krachtig, vast en aangenaam.
Hij opende een deur voor haar, die uitkwam op het portaal. En in het volle licht van een groot raam zág Olga weer duidelijk de volstrekte onverschillig- | |
| |
heid van zijn koele, grijze oogen, terwijl hij zei:
- Ik houd me steeds in uw gunst aanbevolen.
Hij keek niet naar haar, hij keek over haar heen, en de hoofdknik, waarmee zij afscheid van hem nam, was uiterst koel en trotsch.
Maar zij was ervan overtuigd, dat hij daar niets van had bespeurd...
Voor zij het wist, stond zij weer in de wijde ruimte van het Bezuidenhout. En voelde zich zoo vreemd, zoo vreemd, ja, hóe eigenlijk voelde zij zich?...
Zij wist het niet, zij wist het niet. En zij wilde thuis zijn, om zichzelve te overdenken.
Hoe laat was het? Even vier uur. En zij had de auto besteld om half zes.
Onzin. Zij ging nu niet meer naar des Indes. Zij zou veel te verstrooid wezen en allerlei hatelijke vragen uitlokken.
Zij ging naar huis. Er was tijd genoeg om Gerard te waarschuwen.
Zij begon te wandelen door het Bosch. Het was een mooie, heldere dag. De zwarte boomen teekenden hun ijl getakte kantfijn af tegen de pastelblauwe lucht, en het stille water in vijvers en vijvertjes glansde als staal. Schaarsche wandelaars bewogen zich over de paden, en moeders met kleine kinderen praatten geduldig-imbeciel hun kindertaaltje na:
- Ankie eendjes kijke!
- Ja, Ankie eendjes kijke, hè?
- Hertjes brood!
- Ja, hertjes brood geven, hè? Straks gaan we de hertjes brood geven, hoor?
- Brood!
| |
| |
- Ja, hè? brood!
- Ankie geve!
- Ja, Ankie geve, hè?
Olga moest er om lachen. Hoe onderhoudend en instructief voor een kind!
Opeens kwam er een gedachte in haar; zij had wel eens gehoord, dat Paul Larsen getrouwd was, zou hij ook kinderen hebben? Zij was benieuwd, of zij deze wel eens zou zien...
Zij wandelde voort, langzaam, er zich over verwonderend, dat zij het anders nooit deed. Neen, niemand, die zij kende, wandelde ooit. Ja, oude heeren deden het nog wel eens, 's morgens voor twaalven, omdat ze zich verveelden thuis. Zelfs jonge meisjes deden het niet meer zooals in vroeger eeuwen; en zooals zij dan elkaar inviteerden:
- Ga je mee wandelen?
Zoo vroegen zij tegenwoordig: ga je mee fietsen, ga je mee tennissen, kom je vanmiddag bij me teaën... of: rooken...
Hemel, hoe kwam zij toch aan al die onbeduidende gedachten. Die kwamen alleen, omdat zij het eigenlijke onderwerp van al haar belangstelling vermeed... Paul... Paul Larsen!...
Zij verhaastte haar stap. Zij wilde thuis zijn, om zich rustig te kunnen bezig houden met wat haar geheel vervulde.
Toen zij thuis kwam, was zij doodmoe. Ik was niet zoo moe, dacht zij, als ik zes uur achter elkaar had gedanst...
Zij zat bij den haard in haar gezellige kamer. Een sterke, warme kop thee had haar verkwikt, en terwijl | |
| |
zij roerloos lag in haar fauteuil, zag zij voor haar oogen een reeks bewegelijke beelden, waardoor zij onweerstaanbaar werd geboeid...
Zij zag...
Zichzelve en Paul Larsen in de pakkendste scène van een tooneelstuk, dat zij gelezen had: een jonge vrouw, die vele mannen ongelukkig maakt, maar ten slotte zelve geraakt in de macht van een man. Een ruwe kerel, een bruut, die haar aangrijpt en zijn gezicht vlak bij het hare brengt, terwijl zij terug-wijkt in den angst van haar schrik.
Zij zag...
Een kleine, hartstochtelijke groep. Een man, die geknield lag voor een vrouw, en haar met zijn armen omwrong. De man was Paul Larsen, de vrouw was zij.
Zij zag...
Zichzelve in haar lenige gratie, slank en soupel als een dier uit de wildernis, en zij staarde biologeerend in de gloedvolle oogen van een man, die zijn blik aanbiddend op haar gevestigd hield, Paul Larsen was het... en zij hóórde zich zeggen:
Toen ontwaakte zij met een schok tot de directe werkelijkheid, en zag haar kamer leeg.
| |
| |
En zij huiverde van haar wilde fantasieën. Een uur geleden had hij met onverschillige, koude oogen tegenover haar gestaan... en had gezegd... had gezegd... iets zoo onuitstaanbaars... iets zoo sarcastisch-hoffelijks, dat zij het niet voor zichzelf wou herhalen. Ik houd me voortdurend...
Zij lachte, een lach, die eindigde in een zucht. Toen balde zij opeens haar hand, en zei:
- 't Zal anders worden.
De dwaas. Om zich in te beelden, dat hij sterker was dan zij!
Zij herinnerde zich, hoe zij, vóor zij naar Larsen ging, had gehoopt, dat hij haar intimideeren zou, omdat zij altijd een situatie bleef beheerschen, en zij zoo gráág eens een echte ontroering ondervond.
Had hij haar geïntimideerd?
Neen.
Ja...
En genoot zij nu van haar nieuwe emotie?
Neen. Neen!
Zij was boos. Zij was ongeduldig. Zij was een beetje... onzeker van zichzelf...
Die dwaze man. Hij had haar eigenlijk behandeld, als een kind, dat men wel aardig vindt, maar dat men niet ernstig hoeft op te nemen.
Zij lachte. Zij fronste haar wenkbrauwen. Zij zuchtte. Zij haalde de schouders op... Curieus, dit onderhoud. Heel anders dan zij had gedacht.
Ja, wàt had zij gedacht? Toch minstens, dat hij haar bij den arm zou vatten, of zijn arm om haar middel slaan...
Dat hij dit niet had gedaan beleedigde haar en | |
| |
verlichtte haar tegelijk. Door haar héén te kijken, als ware zij ijle lucht. Haar voortdurend te beironiseeren, als ware zij een onnoozel wicht... dat hij dit deed, beleedigde haar wèl en verlichtte haar niet...
Eerst vond zij die ironie een bewijs van belangstelling. Jawel. Belangstelling. Die had hij nú nog niet voor háár!
Maar wéer balde zich haar hand tot een vuist, en zij herhaalde hard-op:
- 't Zal anders worden. 't Wordt anders, dat weet ik! dat voel ik!
| |
III.
Toen Olga op den afgesproken tijd zich weder aan het Gebouw Selecta aanmeldde, wilde de portier haar ‘afschepen’ met de bewering, dat meneer Larsen er niet was.
- Wanneer komt hij dan?
- Dat weet ik niet. Meneer is, geloof ik, naar Amsterdam.
Olga lachte. Zij begon nú al een beetje achter de manier te komen, waarop het heele personeel den directeur ‘beschermde’.
- Wijst u mij even de weg naar het tooneel?
- Dat mag ik niet doen, mevrouw!
- Ook niet, zei Olga, als... en zij tastte naar haar zilveren tasch.
- Ook niet als, mevrouw! zei de portier.
Besluiteloos bleef Olga staan.
Maar toen naderde een der jongelingen, die zich | |
| |
haastig, in kruislijnen, door de hall bewogen, den portier, en fluisterde even met hem.
- Is u mevrouw Renselaer? vroeg hij. Wilt u mij dan maar volgen?
Olga volgde hem door een nauwe donkere gang, waar haar geleider voortdurend: voorzichtig! voorzichtig! waarschuwen moest: stoot u niet; hier is 'n hoek; pas op, nu komen er twee treedjes...
Hoe zal ik hier ooit den weg leeren vinden, dacht Olga, maar dit gedwaal in het onbekende was wel amusant.
Eindelijk gaf een opengaande deur wat meer licht, en Olga ontwaarde een hooge rommelige ruimte, waarin eenige menschen bijeen stonden, een paar jongelui en meisjes om een kleine vrouw, een actrice, dacht Olga, en zij ging de groep met een koelen groet voorbij. Want zij had den administrateur zien staan en trad op hem toe:
- Weet u ook, of meneer Larsen gauw hier zal zijn?
- Ik vrees van niet, mevrouw, zei de administrateur op zijn beleefde manier, meneer Larsen is, voor zoover ik weet, naar Amsterdam.
- Dus toch? vroeg Olga, en een toornige blos vlamde op haar wangen. En hij had met me afgesproken, dat ik hier zou komen, om me te laten examineeren!
- O, zei de administrateur, daarom is mevrouw Larsen dan zeker hier. Ik zal 's even gaan vragen...
Wat Olga voelde, is niet te beschrijven. Niet alleen dat hij de onbeleefdheid had, niet te verschijnen, wanneer hij een afspraak met haar maakte, maar hij droeg haar examen over op zijn vrouw!!
| |
| |
En wie was zijn vrouw?
Zij keerde zich om met een ruk, en zag den administrateur in gesprek met de kleine vrouw, door haar straks vluchtig opgemerkt.
En daar kwam de administrateur al terug.
- 't Is zooals ik dacht, mevrouw. Mevrouw Larsen zal u onderzoeken. Mag ik u even met haar in kennis brengen?
Geen voet verzette die vrouw naar haar toe. Zij! moest komen bij háár!
Maar wat kon zij anders? Zij kon zich toch niet al bij het eerste oogenblik onmogelijk maken? Zij volgde den administrateur.
- Mevrouw Larsen, hier breng ik u mevrouw Renselaer.
- Ja, 't is goed, zei de kleine vrouw. Maar ik heb op 't moment nog geen tijd. Ga maar zoolang ergens zitten, hè, dan zullen we straks wel eens zien.
Even kwam er een stokstijve stramheid in Olga's leden. Slechts één beweging zou zij kunnen maken: die van naar den uitgang te vliegen, om nooit, nooit hier terug te komen... En aan Larsen zou zij een brief schrijven, die hem vlijmend de waarheid zei...
Dat duurde maar éen seconde. Toen zat zij al ‘ergens’, en keek in intense nieuwsgierigheid naar de vrouw, die dus de vrouw van Paul Larsen was.
Mevrouw Larsen klapte in de handen.
- Meisjes, op je plaatsen. Rien, weg van 't tooneel.
De regisseur stond in de zaal met het regieboek in de hand. En mevrouw Larsen nam ook ‘ergens’ plaats.
De repetitie begon, alsof Olga niet aanwezig was. | |
| |
En Olga zou het in alle andere gevallen hoogst interessant gevonden hebben, zoo'n scène eens bij te wonen, want de ‘meisjes’ kregen ongenadige uitbranders, en de holle ruimte van het tooneel retentisseerde van mevrouw Larsen's bewegelijke stem, die als een snelle zweep, nu hier, dan daar, een flitsenden slag uitdeelde, - maar nú deed zij niets anders dan in de grootst mogelijke verbazing staren naar Paul Larsen's vrouw.
Zijn vrouw? Hoe was dat mogelijk.
En Olga kéék. En definieerde wat zij zag voor zichzelve:
Ze is niet jong, niet mooi, ze is klein, dun, donker, met scherpe, onregelmatige trekken. Zware wenkbrauwen boven zwervende oogen, met een stekendonderzoekenden, doordringenden blik. Een ‘uitgemagerd’ gezicht. De mond vertrokken in een ongemeenden, bijna malicieusen lach vol ironie.
Gekleed als...
Ja, hoe? Een koker van donkerblauwe wol met gele moesjes. Om de heupen een breede band van geel. Het haar strak achterover-gestreken van het beenige vogelkopje en samen-gedraaid in een soort van Indischen ‘kondeh’.
Eén droge, vleeschlooze zenuw leek zij, éen vibreerende zenuw. Een mensch leek zij niet.
- Je hindert daar, we moeten je stoel hebben, sneed Olga zóo eensklaps in het gezicht, dat zij niet direct begreep, dat zij werd bedoeld.
- Opstaan, maande een meisje gedienstig, en Olga stond op, en liet zich door het meisje mee achter de schermen trekken.
| |
| |
Daar in de half-donkere ruimte stonden degenen, die niet op de scène moesten zijn, te fluisteren en te lachen, en kwamen naar Olga toe in vriendelijke nieuwsgierigheid.
- Mag ik me even voorstellen: Rien van Berge.
- Betty Balmers.
- Eva Jong.
- Harro Baeck.
- Ik ben mevrouw Renselaer, zei Olga, meer geïntimideerd, dan zij zich bewust werd, door deze half voor den gek houdende, half gemoedelijke toeschietelijkheid.
- Is u actrice?
- Neen, maar ik hoop 't te worden.
- O!
- Moet Virginie je onderzoeken?
- Heet mevrouw Larsen...
- Welnee, we noemen haar zoo, omdat we 't leuk vinden, omdat ze zoo niets en niets heeft van de klassieke Virginie, en omdat...
- ...en omdat 't tusschen Larsen en z'n vrouw 'n werkelijke idylle is van Paul en Virginie.
- Zoo? zei Olga, en zij was te verbaasd, om het uit te proesten.
- Ja, waarachtig, waarachtig, betoogden zij allen ijverig. Ze zijn oer-gelukkig samen, Paul doet niets, wil niets, weet niets zonder haar, zij is nog meer 't hoofd van de zaak dan hij, zij deelt de lakens uit, zij over-regisseert de regisseur, ze is overal bij, steekt in alles haar neus, Paul bemint haar, al die liefdeshistories over hem, daar is niets van waar, allemaal reclame, hij ziet haar naar de oogen, en wij, | |
| |
wij allen zien haar ook naar de oogen, maar...
- Wij beminnen haar niet!
Hemel, waar ben ik in verzeild geraakt, zuchtte Olga inwendig, maar zij vond de situatie allercurieust, en eigenlijk véél interessanter, dan zij had verwacht. Zoo, - het gold hier dus haar macht te stellen tegenover die van ‘Virginie’. Zij twijfelde er natuurlijk niet aan, of zij zou overwinnen, en hoe zwaarder de strijd, hoe zoeter de zege.
- Je hebt pech, dat Virginie je onderzoeken moet. Houd je maar taai, en geef geen krimp.
- Neen! zei Olga, en begreep, hoe dolgraag de acteurs iets ten nadeele van hun directrice rondvertelden.
Inderdaad, ze kwamen dichter bij haar staan, en fluisterden zoo vlak aan haar ooren, dat zij haar gezicht bijna raakten:
- Ze is 'n... être! maar mondje dicht, hoor.
- Ze bemoeit zich overal mee. Zelfs als haar man regisseert, dan loert en speurt ze nog overal rond, en dan gaat ze hem opstoken.
- Let op die Eva, zeg, ze broddelt!
- En 't kan haar heelemaal niet schelen, wat ze zegt: ze zegt tegen mij: neem 'n voorbeeld aan Mien, die doet haar best, en ze keert zich om, en gaat naar Mien, en ze zegt: Betty wordt nog eens 'n actrice, - jij nooit.
De verhalen begonnen Olga te benauwen. Wat een allergekste toestand, waarin zij zich had gebracht. Enfin, maar eens zien, ze hoefde immers geen seconde langer te blijven, dan zij zelf verkoos.
Zij kreeg méer dan genoeg van Virginie, en daarom | |
| |
zei ze lachend, dat zij nu alles wist, dankbaar was voor de waarschuwingen en op haar hoede zou zijn. Maar dadelijk kreeg zij spijt, dat de Virginie-topic was afgehandeld, want nu gingen zij zich bemoeien met háár.
- Je bent zeker gescheiden, hè?
- Ik? hemel, neen!
- O, ik dacht 't. Zooveel gescheiden vrouwen gaan naar 't tooneel.
- Wat doet je man dan?
- Hij is geässocieerd in 'n Bank.
- O. Heb je kinderen?
- Neen, ik ben nog geen half jaar getrouwd, lachte Olga.
- Zoo kort! En begint 't je dan nú al te vervelen?
- Ik heb altijd vocatie voor 't tooneel gehad, zei Olga, die een knorrige blos haar heele gezicht voelde overgloeien.
- Ben je familie van Rensselaar Kruger, die sigaren-fabrikant?
- Neen. Ik heet alleen Renselaer.
- En wie ben je van jezelf?
- 'n Van Valckenhove.
- Valckenhove. Mooie naam. Moet je liever nemen dan Renselaer, voor 't tooneel. Waarom doe je dat niet?
Olga wist niet of zij lachen dan wel zich boos maken moest, wèl, dat haar reeds grenzelooze verbazing zich nog vergrootte van moment tot moment.
Hoe nu! zij, een der meest besproken vrouwtjes uit de residentie, die algemeen de aandacht trok, | |
| |
wier toiletten in mode-causerieën werden beschreven, die, waar zij verscheen, werd aan- en na-gekeken... was niets voor deze menschen, niets, volstrekt niets; ze hadden nooit van haar gehoord, er bestond voor hen geen familie van Valckenhove, geen familie Renselaer... zij stond hier volkomen op onbekend land.
Een zoo ongewone ondervinding had zij nog nooit gehad. Nu ja, het was immers een nieuwe emotie, die zij verlangde?
Toch sloeg een prikkelende hitte haar over de leden, en zij had moeite de vertrouwelijke, warme jongenshand van Rien niet af te schudden, die hij op haar arm had gelegd bij zijn hartelijke vraag:
- Ga je straks met ons koffiedrinken, zeg? In de lunchroom in de Spuistraat. Ik fuif vandaag op kalfsvleeschbroodjes.
- Ik zou graag... maar ik heb al... 'n andere afspraak...
Als een scherpe pijl kwam een gil achter de coulissen gevlogen:
- Renselaer!
- Dat is voor jou! De jongelui duwden haar overhaast naar voren, en voor Olga het wist stond zij weer op het tooneel.
Verward liet zij een storm van woorden over zich heen gaan.
- Waar was je nu weer! Je had moeten opletten. Ernst en attentie, zeg ik, dat zijn de eerste voorwaarden voor 'n acteur. Ernst en attentie. Ernst en attentie. Dat schijnt bij jou ver te zoeken... ver te zoeken... ver te zoeken...
| |
| |
Het scheen Olga, dat mevrouw Larsen mechanisch voort-praatte, op de woorden, die zij eenmaal begon te zeggen. Zij antwoordde dus niet, en wachtte.
- Sta daar niet als een paal. Wat ken je, wat weet je, wat presteer je, heb je al eens meer gespeeld, welke rollen, waar, bij wie, hoe lang, kan je verzen zeggen, ben je op de Tooneelschool geweest, particuliere les? buitenlandsche theaters gezien? hoe oud, kan je schminken, declameer eens iets, niet te veel zingen daarbij, hoor, dat kan ik niet uitstaan. Geen gegalm, geen koraalgezang. Eenvoudige, klare, duidelijke dictie. Begin.
Aldus overstelpt, stond Olga voor de eerste maal van haar leven met den mond vol tanden. Het was haar letterlijk onmogelijk een woord uit te brengen.
- Sta daar nu maar niet, of je geen tien kan tellen. Daar zie je heelemaal niet naar uit. Ik heb je allang dóór. Je bent 'n baas van 't eerste water, geen katje om zonder handschoenen aan te vatten, stel je dus maar niet...
- Mevrouw!
- Mevrouw? wat, mevrouw? Geen airs van beleedigde vorstin hier, asjeblieft. Kom je hier om van mij 'n dienst te vragen, ja of neen. Welnu.
En opnieuw, maar nu kalmer, werd Olga de reeks vragen gedaan, waarop zij, hoewel zij beefde van woede, antwoordde ondanks zichzelf. De zwervende, boosaardige oogen van mevrouw Larsen betastten haar heele gestalte als met vinnige vingers; geen enkel detail aan haar bleef onopgemerkt, daar was zij zeker van. En onderwijl stonden de jongelui achter de schermen zich te verkneuteren, en elkaar | |
| |
in de armen te knijpen om het lollige geval, in onderdrukt gegichel en snel gewisselde opmerkingen....
- Figuur als van 'n mannequin, goede armen, goede enkels en voeten, goede houding van het hoofd, goed gevormde hals, expressief gezicht, oogen, die het zullen doen, een welsprekende mond... concludeerde mevrouw Larsen ongegeneerd hard-op. 'n Voorkomen voor 't tooneel heb je. Maar!... maar!... maar!...
Nog nooit had Olga zich zoo klein gevoeld. Zij merkte, dat zij niets wist, letterlijk niets. Maar ook niets! Zij had geen kunstgeschiedenis bestudeerd, geen aesthetica, geen costuumkunde, niet de Oude en Nieuwe Historie van het Tooneel... zij kende noch de Fransche, noch de Duitsche, noch de Engelsche klassieken, zou er bijvoorbeeld geen enkel deel uit kunnen reciteeren; zij was niet geschoold in gebaarkunde, zij kende de eerste beginselen van tooneelspelen niet... Zij wist niets, totaliter niets! Maar ook niets!...!
- Maar wat heb jij je eigenlijk verbeeld! Dat 't hier 'n bewaarschool is? of 'n crêche voor zuigelingen? Zoo'n oppervlakkig schepsel heb ik nog nooit van m'n leven gezien!
- Mevrouw!
- Och, is de juffrouw beleedigd? Dat mankeerde er nog maar aan! Ik geef m'n goeie tijd, besteed alle mogelijke geduld aan je, en je neemt 'n houding aan, alsof je de Koningin was van Niemandsland. Je kunt nu gaan, als je wilt, ik kan je niet gebruiken, dat zie ik zóó wel, maar, als je gaat, neem dan deze raad mee: Als je iemand 'n dienst komt vragen, | |
| |
wees dan nederig en beleefd, en ga niet op je trotsche teenen staan, dat is bespottelijk, absurd, en je maakt er alleen maar jezelf belachelijk mee.
- Mevrouw! barstte Olga uit, - het was haar onmogelijk zich langer in te houden, zoo trilde en beefde alles aan haar, het liefste had zij die feeks een slag om de ooren gegeven, die klonk, - u legt er aldoor de nadruk op, dat ik hier 'n dienst kom vragen, maar daarin vergist u zich ten eenenmale!
- Is 't waar!
- Ja! ja! riep Olga hartstochtelijk, ik kom hier om 'n dienst te bewijzen, en niet om er een te vragen.
Mevrouw Larsen lachte haar stillen, hoonenden lach:
- U hebt wel 'n grappige opvatting van 'n dienst bewijzen. 't Maakt op mij zoo'n beetje de indruk, alsof men iemand, in 't bezit van volledig, prachtig tafelzilver, 'n blikken lepeltje kwam aanbieden.
Olga snakte naar adem. Ware zij een klein meisje geweest, dan zou zij op haar tegenstandster zijn toegevlogen, en haar door elkaar hebben geschud. Nu stond zij doodstil en keek naar mevrouw Larsen met vlammenden blik, met verscheurenden blik...
Met de grootste kalmte, maar ook met de grootste oplettendheid, sloeg mevrouw Larsenal de hartstochten gade van dit onbeheerscht temperament. Zij had onmiddellijk ‘geroken’, dat er met dit schepsel veel zou zijn te bereiken, - maar... dat haar direct de duimschroeven moesten worden aangelegd, dat deze Shrew dadelijk moest worden getemd, of de gevolgen zouden niet zijn te overzien.
- Als blikken juridisch vervolgbaar waren, spotte | |
| |
zij, dan zou je gemakkelijk 'n aardige straf kunnen oploopen, er ging bepaald 'n ‘doodende straal’ uit, van je oogen.
Met een heftige beweging keerde Olga zich om, en wilde het tooneel verlaten zonder verder een woord, maar alsof zij niets van Olga's wil tot heengaan had geraden, zei mevrouw Larsen:
- Ga daar eens zitten, en laten we ons gesprek nog wat voortzetten, maar nu een beetje minder oorlogzuchtig asjeblieft.
Olga ging zitten. Eigenlijk viel zij neer op een stoel, uitgeput van al haar emoties. Haar gevoel van haat en afkeer voor mevrouw Larsen bleef even groot maar zij was zoo gedecontenanceerd, dat zij nauwelijks wist, wat zij deed.
De eerste woorden van mevrouw Larsen gingen haar voorbij, zonder dat zij ze verstond. Toen kwam zij weer wat tot zichzelf, en een snelle gedachte schoot door haar heen: ik heb me altijd beklaagd, dat ik nooit in 'n sensatie kon zijn, - hoe curieus, nú ben ik er in geweest! Ik heb er niet van genoten, neen, maar ten slotte moet ik die vrouw dankbaar wezen voor deze nieuwe levensondervinding!
Deze gedachte sterkte haar en hergaf haar eenige bedaardheid. En nu zij allengs terug-keerde in haar ‘assiette ordinaire’, kreeg zij een nieuwe gedachte, die haar nog méér kracht gaf: Zoodra die vrouw me zag, is ze jaloersch op me geworden, et elle se défend d'avance.
Nu werd zij werkelijk rustiger en herwon haar gewone aplomb. Zij kon zelfs zeggen, een beetje smadelijk-hautain:
| |
| |
- Ja, u moet me niet kwalijk nemen, maar uw behandelingswijze wijkt zóózeer af van de normale, dat ik er me wat vreemd tegenover voel staan.
- De normale? noemt u de manieren van uw côterie de ‘normale’? Waar ze elkaar allemaal honig om de mond smeren en in de zak kruipen en in 't gevlei komen, om achter je rug op de gemeenste manier te lasteren, noem je die valsche, huichelachtige manieren ‘normaal’? Neen! dan duizendmaal liever 'n hartig woordje, ongegeneerde, maar oprechte taal! Dáár weet je, wat je aan hebt, daar kan je 't mee eens zijn of niet mee eens zijn, maar in elk geval sta je eerlijk tegen over elkaar.
En zij keek Olga aan, alsof zij zeggen wou: Nou jij. Heb je daarvan terug?
Doch eer Olga iets had kunnen zeggen, want zij had er een heeleboel ‘van terug’, bijvoorbeeld, dat men, zeer zeker, de waarheid kon zeggen, maar dat dit toch niet per se behoefde te geschieden op een wijze die... ging mevrouw Larsen al weer voort op zakelijken toon:
- U kunt moelijk ontkennen, dat u geen begrip, geen routine, niets letterlijk hebt van de allereerste eischen, die je aan 'n actrice mag stellen...
- Routine niet, maar begrip zeer zeker wèl!
- Ja, u moet niet denken, dat ik met begrip bedoel, dat u critiek uitoefenen kunt, als u 'n stuk ziet vertoonen; dat is gemakkelijk genoeg, - neen! maar om precies de bedoeling van de schrijver weer te geven en die zoo intens mogelijk uit te beelden.
- Ik geloof, dat ik dat zal kunnen! zei Olga fier.
De malicieuse glimlach om mevrouw Larsen's | |
| |
mond vertoonde zich weer in al zijn afzichtelijke scherpte.
- Je praat als 'n kind! 't Is waar: de meeste vrouwen zijn geboren tooneelspeelsters, en jij hebt veel drift en ongeduld, dat je... misschien... verwart met feu sacré. Iedereen weet wel, dat, om uit te munten in muziek of schilderkunst, je studie, veel studie moet maken; maar schrijven en tooneelspelen kan iedereen. ‘Wat is dáár nu aan!...’ Hoor eens, zei ze, en haar gemoedelijke toon was Olga nog antipathieker dan haar venijnig satiriseeren, laat ik je dit zeggen, als 't je waarlijk ernst is om iets te bereiken, dan mag je van geluk spreken, dat je hier ben aangeland. Ik heb er wel meer gedrild, - en goed!
Olga geraakte in tweestrijd. Het werd hoe langer hoe comischer. Alsof het haar bedoeling was geweest, om tot actrice te worden ‘gedrild’ door... mevrouw Larsen!
Zij kon evenwel niet dadelijk iets zeggen. Zij zocht nog naar woorden, doch daar klonk alweer de insinueerende stem:
- Vertel me nu eens precies: met welk plan je hier bent gekomen.
- Dat heb ik aan uw man gezegd, zei Olga onwillig. Heeft hij u niets daarvan...
- Ja, ongetwijfeld. Maar dat leek me zoo hyperdwaas, dat ik graag nog eens uit jouw mond zou willen hooren, of hij zich niet heeft vergist.
- Hij heeft zich niet vergist!
- Herhaal je woorden aan hem nog eens voor mij.
- Mijn voorwaarden waren, zei Olga trotsch:
| |
| |
Ik word aangenomen voor de nog loopende maanden van dit seizoen.
Ik krijg geen salaris. Zorg voor m'n eigen toiletten.
Ik speel alleen de rollen, die ik zelf heb uitgekozen.
- Haha!... Ga voort:
- Ik kies ook zèlf de stukken, waarin ik zal optreden.
- 't Is waar! 't is waar! proest-zuchtte mevrouw Larsen. Hij heeft zich niet vergist!!
- Ik geloof, zei Olga, sidderend van kwaadheid, dat ik nu maar zal gaan. Ik heb me nu lang genoeg laten taquineeren.
- Och, menschje, wat ben je nog maar weinig gewend. Twee maanden aan 't tooneel maken je zoo murw als was. Gá aan 't tooneel. 't Is goed voor je, je kan geen betere leerschool voor karaktervorming verlangen.
- Dat heb ik wel eens anders gehoord, zei Olga kwaadaardig, mij is verteld, dat je aan 't tooneel dikwijls je karakter verliest.
- C'est selon l'individu, zei mevrouw Larsen met fijne giftigheid. Als je maar 'n bedroefd beetje karakter meebrengt, dan, ja, dan loop je kans 't te verliezen. Maar wat je stellig verliest aan 't tooneel, dat is eigenzinnigheid en ingebeeldheid en nesterigheid en verwaande trots; bij ons worden de scherpe kantjes er wel af geslepen, en ons schuurpapier, is niet van de zachtste soort, haha!
- Neen, dat heb ik gemerkt. En aan dit voorproefje heb ik dan ook meer dan genoeg.
Olga stond op.
- Idioot kruidje-roer-me-niet! Wat 'n heilige | |
| |
kracht zit er in jou, om je doel te bereiken. 't Paardje deinst terug bij de éérste hindernis!
Nu Olga besloten was, heen te gaan, werd zij kalmer, en vond de zelfbeheersching, om bedaard te zeggen:
- U hoeft m'n voorstel volstrekt niet aan te nemen. C'est à prendre ou à laisser. Wáár ik elders heenga, zal me allicht 'n... aangenamer ontvangst worden bereid.
- Natuurlijk! Omdat elk ander gezelschap zoo'n element als jij drommels goed gebruiken kan. Wij hebben je niet noodig...
- Dat weet ik nog niet, zei Olga hatelijk, - het kon haar nu niets meer schelen! - er zijn hier misschien ook wel persoonlijkheden aan wie ik betere manieren bijbrengen kan!
- 'n Vlotte tong heb je, en voldoende brutaliteit.
- Toch niet zooveel brutaliteit als...
- Haha! ik krijg waarachtig schik in je...
Mevrouw Larsen's lach klonk zoo hoonend luid, dat geen van beiden naderende schreden hoorden, en zij schrikten, toen de deur van een decor openging, en Paul Larsen binnen-trad.
De beide vrouwen reageerden op dezelfde manier op zijn komst: zij kregen beiden een snelle, sterke kleur.
- Paul! riep mevrouw Larsen. Jij?!
Hij trad op haar toe, met in het voorbij-gaan een beleefde buiging voor Olga, en legde de hand op haar schouder.
- Ben je dan niet naar Amsterdam?!
- Neen, ik kwam op 't idee, dat ik best met | |
| |
Roberts intercommunaal kon telefoneeren, dan verlies ik niet zooveel tijd, en dan kon ik, dacht ik, nog even zijn bij jouw onderhoud met mevrouw Renselaer.
Eén seconde van doodelijke stilte.
Een wilde triomf laaide in Olga omhoog. Zij was opeens absoluut besloten om te blijven, te blijven...
Mevrouw Larsen keek naar haar man met een meesmuilende ironie, die hem duidelijk zei: Je had 't gerust aan mij kunnen overlaten. Maar hardop zei ze niets; hij zag er zeer onschuldig uit, en hem bewust maken van wat onbewust in hem was, en wellicht onbewust blijven kon, dat was nooit haar tactiek geweest.
- Heb je met mevrouw Renselaer al iets afgesproken?
- Welneen! zei Olga, die haar contenance geheel herwonnen had. Mevrouw heeft me dusdanig van m'n... totale onbelangrijkheid overtuigd, dat ik juist op 't punt was, afscheid te nemen.
Paul Larsen keek naar zijn vrouw. Is dat verstandig? vroegen zijn oogen.
- Madame is 'n beetje heetgebakerd, zei mevrouw Larsen. Ik heb haar gewaarschuwd, dat ze 't aan 't tooneel niet gemakkelijk zal hebben, en dat schrikte haar af.
Olga haalde de schouders op, zóó hautain-geringschattend, dat Paul Larsen er om moest lachen.
- En heeft m'n vrouw u al 'n proeve afgenomen van uw talent?
- Daar waren we nog niet aan toe, zei mevrouw Larsen.
- Wel, dan kan ik daar meteen van profiteeren, | |
| |
zei Paul, en nam een stoel naast zijn vrouw. Wat krijgen we van u, mevrouw Renselaer? Geen lange tirades, geen dialogen; 't beste zal misschien zijn 'n kort gedicht; 't is ons voornamelijk te doen, om 't geluid van uw stem te hooren, en uw dictie, en om uw expressie te kunnen beoordeelen.
Olga dacht na. Wat zou zij kiezen? In wilde warreling vloden allerlei gedichten en brokstukken van verzen door haar geest. En toen eensklaps... wat haar bezielde, zij wist het niet... barstte zij uit:
Een schok van verrassing ging door Paul heen. Hij keek naar zijn vrouw met een blik, die even haar adem stokken deed. Het was of een koude hand zich waarschuwend legde op haar hart... als zoovele malen, wanneer Paul te veel belangstelling toonde in een mooie, jongere vrouw...
Maar altijd was zij de sterkste geweest! Door een driedubbelen band was Paul aan haar verbonden. Door zijn liefde voor haar, door de kinderen, door hun gemeenschappelijk belang, de zaak...
Neen! zij had het altijd beneden zich geacht, om ‘bang’ te zijn. Zij wist het: zij had geen reden, nooit reden tot angst.
| |
| |
Olga, stralend, met een blos van zegevierende vreugde, stond daar, weer geheel de zelfbewuste, trotsche, sterke persoonlijkheid. Zij wist, wat die beiden nu voelden: we mogen deze kans niet voorbij laten gaan.
- En? vroeg zij behaagziek.
Larsen keek naar zijn vrouw, en liet deze het antwoord geven.
- Je valt me mee, zei mevrouw Larsen droog. Ik ben bereid je onder m'n leiding te nemen.
|
|