| |
| |
| |
Vierde hoofdstuk.
I.
Olga had er in de eerste dagen na de terugkomst van de huwelijksreis, een genoegen in gevonden, haar nieuw tehuis, - een flat-woning aan het Josef Israëlsplein, geheel te doorloopen, en alles nieuwsgierig te bekijken.
Christiane had haar vóór haar huwelijk aangeraden, een huis te koopen; er was juist zoo een geschikt verkrijgbaar, in de Alexanderstraat. Christiane zou het zelf natuurlijk hebben gedaan; háár ideaal was het, om haar heele leven vast te zitten op eenzelfde plek, - hemel, hoe kon zij dat prettig vinden! Het huis in de Alexanderstraat was heel geschikt voor een jong paar, niet te groot, niet te klein, ouderwetsch-comfortabel ingericht, met groote, hooge kamers en een mooi trappenhuis. Maar wat een encombrante omgeving! en wat een onderhoud! Zij, Olga, was immers volstrekt niet geschikt, zoo'n huis te administreeren; personeel drillen, daarvan had zij geen verstand, en zij hield er ook niet van, dus zou zij haar dienstboden hun gang maar laten gaan, en kwam er van haar heele huishouden natuurlijk niets terecht.
| |
| |
Christiane, die was er net de persoonlijkheid naar, om te schalten en te walten als züchtige Hausfrau; die had alles precieus en minutieus in orde, die kon zich ergeren aan een scheur in het mooie damast, die merkte elke sleetsche plek in een looper, die huilde half om het breken van een lange-Iijzen-kopje, die wist precies, hoeveel een meid verdienen moest, en wat haar in de keuken toekwam: hoeveel boter, suiker, koffie, thee... o! stel je voor, dat zij, Olga, daarvan een studie maken moest, om te schateren, zeg, dat idee!
Neen, dat hangen aan je huis, je meubelen, je huishoudlinnen, die liefde voor je zilver, je kristal, - dat alles was voor de moderne vrouw een overwonnen standpunt. Je hechten aan je omgeving en aan je huiselijke eigendommen, dat deed de tegenwoordige vrouw niet meer. De vrijgevochten vrouw wilde nu ook heelemaal vrij zijn, niet gebonden door dingen, die gemakkelijk door andere konden worden vervangen, indien dat noodig bleek. Wat deed het er toe, of het zilver ‘al zoo lang in de familie was’? Als de vorm je niet beviel, als die lomp was of onhandig, dan: weg er mee! en andere lepels en vorken genomen, die je beter bevielen!...
Als zij het oude zilveren kluwenmandje van hun grootmoeder graag als bonbons-bakje gebruikte, dan deed zij dat, niet uit eerbied voor de oude traditie, uit teederheid voor het familiestuk, - de reden waarom Christiane hot zou hebben gedaan! - maar omdat het zoo'n aardig, sierlijk modelletje was.
Zij, Olga, hield ervan, om altijd omringd te zijn door frissche, nieuwe, ongewone dingen; zij had be- | |
| |
paald een culte voor het noch nie dagewesene... en zocht er steeds naar, origineel en ‘apart’ te zijn.
Het geijkte, traditioneele, conventioneele was haar een gruwel, zij kon er niet tegen, het maakte haar ongedurig, ongeduldig, nerveus en boos. Zij wilde zóó leven, dat zij ieder oogenblik desverlangd haar levensstaat veranderen kon, zij wilde zich nergens ‘nestelen’, nergens ‘wortelen’, zoodat zij zonder berouw of spijt opeens weer iets anders beginnen kon.
En voor zóo iemand was een flat-woning natuurlijk het aangewezen tehuis. Ideaal als verblijf! Alle vertrekken op één verdieping om een ruim portaal; dag en nacht warm water; bijna geen brandgevaar, beveiliging tegen onweer; centrale verwarming; lift; beschikbare logeerkamers; beschikbare toiletten en douchekamers voor eventueel dienstpersoneel; desgewenscht gebruik van maaltijden uit de centrale keuken, beschikbare garagebox...
Christiane zelf vond er inderdaad óok eenige voordeelen in: geen gebel door huis, geen schoonhouden van straat, stoep, pui, voordeur, vestibule, trappen en gang; geringe kans van inbraak; gemakkelijk schoonhouden van de woning door de moderne inrichting, doorloopend toezicht bij uitstedigheid; de aanwezigheid van personeel: een huismeester-portier, een machinist-electricien; een nachtportier, een liftjongen, verschillende werkvrouwen...
Max, de lieve jongen, had wel graag ‘een eigen huis’ gehad, een huis van hen beidjes alleen. Maar zij had hem tevreden gesteld met een vage belofte: dat kan immers later wel? als ik eerst wat ‘ingeleefd’ ben in mijn matrimonialen staat... en, och, natuurlijk | |
| |
had hij het toen goed-gevonden; hij was eigenlijk te gemakkelijk in den omgang, een te lieve jongen, Max!
Gezellig had zij het wel gevonden, de woning in te richten; den salon met een prettig terras, en waar, ondanks de centrale verwarming toch een stookplaats was aangebracht, waar zij dus een haard konden hebben, want die ‘hoorde er toch bij’; de eetkamer, Max' kamer, de slaapkamer; de badkamer stond kant en klaar voor hen gereed, evenals de keuken; maar toch moest er nog heel wat worden gedaan en aangeschaft, en het winkelen had haar en Max dagen lang leuk bezig-gehouden.
- Max, had ze eens gezegd, behalve al je andere, die ik niet zal opnoemen, om je niet ijdel te maken, heb je nog deze twee goede eigenschappen, dat je geen ouders ‘tot je last’ hebt en geen broers of zusters. Toen Amy van Rave trouwde, gingen haar moeder en haar aanstaande schoonmoeder overal met haar mee boodschappen doen. 't Arme schepsel heeft 'n salon, ingericht door haar schoonmoeder, en dacht je, dat ze haar eetkamer ‘modern’ mocht hebben? Haar ideaal was 'n ‘glazen’ eetkamer; 'n glazen vloer met ingelegde transparante bloemen, en alles verder zooveel mogelijk van glas; maar, ja, dat kon ze denken! Mevrouw van Rave, die toch al vreeselijk uit haar humeur was, omdat Amy ‘durfde’ trouwen, vroeg haar zonder omwegen, of ze krankzinnig was? ‘Al die moderne dingen, dat zijn maar tijdelijke fratsen. Vroeger was 'n stoel een stoel, je wist waar je aan toe was, als je er in ging zitten; maar tegenwoordig is 'n stoel 'n klem of 'n val; wil je er in | |
| |
gaan zitten, dan zink je pardoes tot bijna op de vloer, wil je er weer uitkomen, dan moet je eerst 'n half uur spartelen en worstelen. Neen, heilig dan de “ouderwetsche” voltaire's, of de gecapitonneerde fauteuils met rond-loopende rug, daar zat je in, daar rustte je in, en werd niet ingepend of week als 'n zoutzak in elkaar geduwd.’ - Dus... je begrijpt al 't resultaat; Amy kreeg in haar eetkamer over de betonvloer 'n houten dekvloer, en daarover heen 'n kurken vloer. Dat was tenminste betrouwbaar en hygiënisch, en toch immers óok modern?...
O, Amy heeft me wel eens verteld, haar bruidsdagen waren een echte verschrikking voor haar. Vooral ook omdat haar moeder en aanstaande moeder aldoor met elkaar aan 't kibbelen raakten; wat de een afkeurde, wou de ander juist hebben; en van toegeven wisten ze geen van beiden; ze stonden absoluut antagonistisch tegenover elkaar; en als Amy de een of de ander gelijk gaf, dan kreeg ze 't natuurlijk weer met de tegenpartij aan den stok. Enfin, 't was 'n marteling, totdat de oude dames eindelijk 'n compromis sloten: de een zou de saloninrichting bepalen, de andere de eetkamer, de een zou dit, de ander dat, en Amy had volstrekt geen stem in 't kapittel, die kon niet veel anders doen dan huilen in haar bordeaux-roode salon en in haar paarse eetkamer, - mevrouw van Rave dweept met paars, - en ik, ik kan er niet tegen, huilde Amy... O! zoo'n toestand! Neen, dan trouwde ik veel liever niet!
Nu ben ik wel niet zoo dociel als Amy, en ik zou me met hand en tand tegen 'n bordeaux-roode salon | |
| |
en 'n paarse eetkamer hebben verzet, - maar dan had ik de hoogste onaangenaamheden gekregen, misschien wel 'n brouille met m'n moeder of met m'n schoonmoeder veroorzaakt, en wat heb je daaraan? 't Geeft niets dan vervelendheid. Die onzinnige familie-veetes! Ze worden dikwijls voortgezet tot in het vijfde of zesde geslacht, en niemand weet dan meer de preciese oorzaak! Enfin, maar Amy zit er maar mee, met haar beide moeders!
En de beide vaders lieten zich óok niet onbetuigd. Die harrewarden met elkaar over de financiëele voorwaarden ; de een vond: 't jonge paar kon best van zóóveel leven, de ander vond het niet genoeg of te veel... en dat overleggen en uitrekenen duurde dan zóó lang, tot ze er ruzie over kregen, en na 'n tijdje, als ze weer gereconcilieerd waren, weer heelemaal opnieuw moesten beginnen.
En de cadeaux, die Amy kreeg! allerlei handwerken van haar aanstaande schoonzusters, die ze allemaal móói vinden moest, en waarmee ze blij moest zijn! Gebrandschilderde vuurschermen, zèlf geweven kleedjes, allerlei idiote gebatikte lappen, theemutsen, vooral in de vorm van een dame, om niet te spreken van de meer dan dwaze poppen, om ‘hier en daar neer te zetten’; kom je bij Amy, dan hangt een oranje pierrot met zijn beenen van haar bordeaux-roode canapé, - of een markiezin is flauw gevallen in de eetkamer, en een clown zit te grijnzen onder de staande lamp in haar serre... èn pianokleeden, èn zelf-geregen kralen-snoeren, èn beschilderde shawls, en onzinnige boetseersels, en, en, en nog zoo het een en ander; ieder oogenblik kwamen ze met | |
| |
een nieuwe ‘verrassing’ aan; en de arme Amy zuchtte:
- Waar moet ik heen met de boel... en éen schoonzuster kwam op de lumineuse inval haar een antiek tafeltje te geven, dat ze al had en zeen antiek tafeltje te geven, dat ze al had en zèlf een horreur vond; en de broers vonden ‘alweer 'n bruiloft in de familie’ 'n verschrikkelijk koopje, en zouden dan in 's hemelsnaam ‘maar allemaal wat samen doen’, en Amy kreeg een ontbijtservies van... kobaltblauw, wèl mooi op zichzelf, maar in haar paarse eetkamer...
Neen, goeie, lieve Max, ik ben je innig dankbaar, dat je 'n eenig kind zonder ouders bent...
‘Last’ had Olga van háár broer en zuster niet gehad, integendeel; Michaël en Christiane hadden samen een cassette met tafelzilver gegeven, en Olga had deze zelf mogen uitzoeken.
- En jij hecht toch óok niet aan je eigendommen, wèl? had zij Max gevraagd. 't Kan jou niet schelen, hè, of ik 'n maand lang Italiaansche faïence op m'n tafel wil hebben, en dan weer Wedgwood of Saksisch porcelein?
Neen, Max kon dat niet schelen. Hij gaf haar plein pouvoir, en dat was, wat Olga in haar huwelijk moest hebben...
Ja, Max beviel haar in menig opzicht; zij vond het ook zoo prettig, dat hij toch wel iets om handen had, - hij was geassociëerd in de groote bankfirma Quaerts en Co.; hij was de ‘Co’, en had ‘volstrekt niets anders te doen dan chèques te teekenen’, zooals Henric Houwaert zei, maar hoe dan ook, hij was daardoor toch eenige uren daags afwezig, en dat vond zij uitstekend.
| |
| |
Een man den heelen dag zonder bezigheden, was haar een gruwel, tenminste een jonge man. De ouderen, och, waren vanzelf wel kalmer; ze rustten uit van hun leven, en hadden graag een stille, bedaarde omgeving. Maar een jonge man, die niets uitvoerde, werd per sé ondragelijk lastig; zij wist er alles van door Léonie van Oudvelde; die was haar dikwijls haar nood komen klagen.
- O! Olga! nooit eens vrij te zijn! nooit eens één oogenblik vrij! 't Is om er gek van te worden! Andere vrouwen zien haar man 's morgens naar kantoor gaan; dan kunnen ze gezellig bezig zijn in huis, of uitgaan, of wat ze maar willen. Komt de man thuis, dan gaan ze leuk samen koffiedrinken, en daarna kan de vrouw gaan shoppen, of teaën, of wat ze maar wil. 't Diner is dan natuurlijk óok weer prettig, en 's avonds ga je hier of daar heen, of leest 'n mooi boek samen... maar ik! maar ik? Zonder mij verveelt Johan zich doorloopend; hij rekent op mij, om hem aldoor te amuseeren; nauwelijks hebben we ontbeten, of hij begint al te zaniken:
- Wat zijn de plannen voor vandaag?
Zeg ik: om eens rustig thuis te blijven, dan zeurt hij:
- Hè, nee, hè, nee; 't is juist zulk mooi weer. Ik leen de kleine auto van Louis, chauffeer zelf, en we gaan lunchen op Oud Wassenaar.
Nu moet je weten: ik ben dol op 't Kasteel van Oud Wassenaar. Ik lunch nergens liever, - de hors d'oeuvre zijn er typisch, laatst was er een schaaltje gele rijst, zóó heerlijk, dat ik haast 't recept had gevraagd, - enfin, zooals ik zeg, ik ga daar ook | |
| |
graag theedrinken en dansen, of dineeren, - maar zoodra Johan er mee aankomt, word ik recalcitrant, dan voel ik 't, als 'n gedwongen fraaiïgheid, en ik zeg stug:
- Vanmorgen kan ik niet. Ik moet 'n japon gaan passen.
- O, maar dan ga ik mee.
En dan zit hij daar, terwijl ik gepast word, met z'n stok tusschen z'n beenen en z'n kin op de knop, en geeft allerlei aanwijzingen, totdat ik kóók vanbinnen. Hij heeft langzamerhand zoo akelig veel verstand gekregen van allerlei fanfreluches; laatst is hij opgesprongen, en heeft zelf 'n speld verstoken, tot groote hilariteit natuurlijk van 't personeel.
Je moet me goed begrijpen. Zoo iets is aardig voor één keer of twee; toen we in Parijs waren, en ik een en ander kocht, heb ik z'n belangstelling erg geappreciëerd, maar als 't altijd gebeurt, dan word je er beu van, meer dan beu.
Goed, hij is dan mee gaan passen.
- Ja, we zijn nu tóch in de stad, willen we hier nu ook maar blijven lunchen?
Ik stem toe, omdat ik geen reden kan verzinnen, om te bedanken.
Maar dan.
- Ja, wat zullen we nú?
- Ik ga naar huis.
- Hè, nee; er is matinée van 't Russische cabaret, willen we dáárheen gaan?
- Dat hebben we immers al gezien?
- Wat zou dat.
Goed, we gaan. En daarna drinken we ergens thee. | |
| |
En dansen. Doodmoe ga ik naar huis, om wat te rusten. Dan 't diner. Daarna: Ja, wat zullen we nú?...
O! waarachtig, 't is om dol te worden. Want alle prettige dingen maakt hij me tegen. Hij is letterlijk verslaafd aan m'n gezelschap; hij kan niets alleen: niet musiceeren, niet lezen zelfs... Uit wanhoop heb ik hem met kaarten 'n patience-spel geleerd, en wat zei hij?...:
- Kom, dat kunnen we beat samen doen, jij en ik om de beurt.
Ik zeg je, ik hield van Johan. Maar tegenwoordig voel ik m'n liefde nauwelijks meer. Ik heb 'n wrok, 'n... ik weet niet, hoe ik 't noemen moet... maar 't lijkt soms 'n afkeer, is dat niet vreeselijk? Johan is in-goed, hij weigert, me niets, hij bederft me, hij weet niet, wat hij doen zal, om me genoegen te geven... maar, helaas, ik ben er niet dankbaar voor, ik kan 't niet meer waardeeren, - ik heb te veel van 't goede.
Léonie's zuchtende klacht mocht menigeen overdreven lijken en ongemotiveerd, - zij, Olga, kon volkomen met haar sympathiseeren. Ook zij geloofde, dat, als zij Max altijd om zich heen hebben moest, zij dol worden zou, en een afkeer van hem krijgen. Zij kon niet overgeleverd zijn aan het eeuwige verlangen van een ander; zij wás geen persoonlijkheid, om zich te schikken naar een ander, zij wilde zichzelve zijn en blijven in vrije onafhankelijkheid.
Zeker, zij hield van Max. Hun ‘huwelijksreis’ was verder heel aangenaam geweest; ten slotte waren zij in Parijs terecht gekomen; daar hadden zij veel genoten van het veelverscheiden vermaak dezer zalige | |
| |
stad; en nu waren zij terug in den Haag, en werd het tijd het ‘gewone leven’ weer op te vatten.
Bijna twee maanden waren zij op reis geweest. Kerstmis hadden zij samen gevierd in het Hôtel Métropole te Brussel, waar zij eens haast zes uur achter elkaar onafgebroken hadden gedanst... waarna zij had gezegd:
- Nu begin ik er smaak in te krijgen!...
En nu waren zij weer thuis. Een paar dagen was de reis-roes al ten einde, en de rust van het betrekkelijk afgelegen stadsgedeelte, waar zij woonden, had haar goed gedaan. Zij was weer volkomen bereid het ‘gewone’, dagelijksche leven in te gaan.
's Morgens was zij vrij. 's Middags was zij vrij. Verrukkelijk! omdat het daarná ook weer verrukkelijk was, aan het diner met Max samen te wezen, en 's avonds met hem uit te gaan.
- Ben je gelukkig? had Christiane gevraagd, den eersten keer, dat zij elkander weer zagen, en toen Christiane er heel wat kalmer had uitgezien, dan Olga had verwacht.
- Gelukkig? had zij herhaald en gelachen. Maar natuurlijk ben ik dat! Extra-gelukkig!
Zij had zin dat extra-geluk aan haar ‘vriendinnen’ te toonen, en daarna zou zij haar levensplan, zooals zij zich dat, vóor haar huwelijk al had getraceerd, overdenken.
Ja, zij stelde er zich veel van voor, haar kennissen bij zich te ontvangen op een middag, waarvoor zij speciale uitnoodigingen rond-zenden zou, want zij had wat nieuws bedacht, dat in Holland nog nooit was gebeurd; zij hield ervan, met iets | |
| |
‘ultra's’ voor den dag te komen, waardoor zij voor de zooveelste maal weer eens zou worden besproken.
De helft der vrouwen, had zij eens iemand hooren zeggen, is ongelukkig, omdat zij besproken worden - de andere helft is ongelukkig, omdat zij niet besproken worden. Zij behoorde tot de tweede helft!
Zij moest het middelpunt wezen van een kring, of zij zou zich voelen, alsof zij niet meer leefde. Maar... zij slaagde volkomen in haar wensch!...
| |
II.
Olga wachtte haar gasten.
Natuurlijk was het maar niet zoo'n ‘gewone’ receptie-middag. Zij had iets bizonders willen hebben, en lanceerde een nieuwtje, dat opgang maakte in Parijs, en dat zij vandaar had meegebracht.
Haar nieuwtje was: een smoking-party, - een rook-middag voor dames.
En zooals zij heel goed had voorzien, wekte haar inval sensatie.
Dagen van te voren werd er over haar invitatie gepraat.
Wat zou ze daarmee bedoelen, denk je?
Zou 't zoo iets zijn in de geest van de smoking concerts voor heeren?
Ja, Olga zegt zoo nadrukkelijk ‘voor dames’. Daar is dus mee bedoeld, dat heeren afwezig zullen zijn.
En dat Olga, die dit wenscht! Als dàt niet iets nieuws is, dan weet ik het niet, hoor!
Je mag over haar oordeelen zooals je wilt, maar origineel en onverwacht is ze!
| |
| |
- Nu, 't zal me benieuwen, of we ons niet zullen vervelen!
Ik denk 't niet, want als wij vrouwen alleen zijn durven en kunnen we veel meer te zeggen.
Ja, onze grootmoeders hadden nog niet zoo'n ongelijk met hun koffie-partijtjes en thee-kransjes en naai-clubjes, - verrukkelijk! wat kon er toen zalig worden geroddeld!
't Is gemakkelijk, om alles te kunnen zeggen, wat je voor de mond komt. Zijn er mannen in 't gezelschap, dan, onwillekeurig, hè, doe je je beter voor, dan je bent...
Of slechter! dat is nog wèl zoo amusant!
Enfin, maar je bent niet heelemaal jezelf. Al is de man je ook nòg zoo onverschillig, toch wil je indruk op 'm maken.
Iets wat de vrouw de man nooit vergeeft, is... dat zij hèm onverschillig is.
Ja, en met ‘'n man’ wie 't ook is, ga je onwillekeurig flirten...
Vooral nu de tegenwoordige mannen zich allemaal cupidoniseeren...
Cupidoniseeren? wat is dat voor 'n nieuw woord? Maak je dat?
Ja, is 't niet leuk? Ik bedoel, dat de moderne jonge man de rol van Cupido op zich neemt: iedereen verliefd te maken maar zelf altijd buiten schot te blijven!...
O! 't is tegenwoordig zoo'n gezellig spel. Flirt tegen flirt! Attentie zonder intentie!
Nu, ik approuveer Olga's verzinsel, in zooverre we ‘onder ons’ zullen zijn. Maar ik zou graag | |
| |
willen weten: moet je er ook apart voor zijn gekleed?
Maar natuurlijk! Me dunkt, zoo iets in de geest van 'n teagown.
Laten we allemaal iets speciaals bedenken!
Hè, ja! en Olga overtroeven. Want die verbeeldt zich natuurlijk, dat ze 't monopolie van oorspronkelijkheid bezit, en dat wij geen van allen fantasie hebben.
Hoe zal zijzelf zijn, denk je?
Olga? O, die is natuurlijk in 'n soort van balmasqué-pyjama...
Of in 'n Turksch costuum met 'n harem-broek...
Ik weet wat: ik laat me 'n smoking jacket maken, zooals de jongelui dat dragen, als ze alleen zijn. Leuk! met opslagen en brandebourgs! En gekke kleuren, bijvoorbeeld donkerpaars met blauw.
Of bois de rose met rood... Hè, ja, dat doe ik ook.
Neen, hoor, dat wil ik niet. Ik heb 't idee 't eerste gehad...
Nu ja, wat zou dat? Imitation is the highest form of flattery!
Hoe flauw! nu was ik net zoo blij, iets typisch' te hebben gevonden, en nu is alle aardigheid er voor me af.
Zeg, ga niet huilen alsjeblieft. Ik zal wel wat anders verzinnen, hoor!
Ik kom in m'n dressing gown...
Zeg! ben je!
Neen, maar die is bééldig, 'n rêve, de Miraveaux heeft er me in willen uitschilderen, toen hij er me eens in aantrof, terwijl ik m'n planten in de serre begoot.
| |
| |
Hoe is die dan?
Van lichtgroene panne, geborduurd in 'n patroon van zeewier met kleine groene en roode steentjes.
Neen maar, zeg, dan moeten jullie mijn nieuwe avond-robe zien. Die is van wit satijn, met ranken en takken geborduurd zooals je vorst-bloemen op de ramen ziet, in bevroren glas-pereltjes.
Nu, die zal je op de rookmiddag waarschijnlijk niet aandoen!
Neen, daarvoor heb ik 'n snoezig jurkje in havanabruin, - is dat niet toepasselijk?
Zou ik niet in 'n kimono kunnen komen?
Ja, als 't 'n mooie is.
'n Prachtige. Ik heb er al over gedacht, er 'n avondmantel van te laten maken. 't Is 'n antieke mandarijnen-kimono van zware donkerblauwe Chineesche zij. Op borst en rug geborduurd met 'n drakenpatroon in rood, bruin en goud, en ook de mouwen zijn heelemaal geborduurd...
En ik zal m'n Spaansche shawl omslaan, en ik steek 'n roode anjelier achter m'n oor...
't Zal jets hebben van 'n verkleed-middag...
O! we zullen ons dol amuseeren!
Ik houd eigenlijk niet erg van rooken, - ik zeg altijd: 't is 'n gebrek in m'n educatie, - en 't spijt me vreeselijk, dat ik er niet van houd, want nu heb ik 'n levensgenot minder, - maar deze middag zou ik niet willen missen, voor geen geld!
Houd je niet van rooken? Ik heb altijd met m'n broertje tegelijk-op-gerookt, en zoo ben ik er aan gewend, ik ben er vrijwel aan verslaafd.
En ik hield ook al als kind van rooken. M'n zusje | |
| |
en ik gingen altijd in Papa's kamer aan 't snuffelen naar iets rookbaars. En eens op 'n dag ontdekten we in z'n schrijfbureau heele kleine sigaartjes, de zoogenaamde entre'acte'tjes, we probeerden er een, en vonden 't dol. En eens betrapte Papa ons, en hij zei:
Wel, lieve hemel, doen jullie dat? Ik heb er de jongens al van verdacht! 't is mooi, dat moet ik zeggen.
En werd 't jullie toen niet verboden?
Natuurlijk. Maar toen smaakten ze nog eens zoo lekker!
't Zal me benieuwen, wat voor sigaretten Olga ons voorzetten zal.
Misschien die idiote Schotsche, die met whisky zijn gedrenkt.
Of Oostersche met haschisch doortrokken!
En wat zouden we drinken?
Thee?
Natuurlijk thee.
Ja, dat kan je begrijpen. Dat zou immers veel te ‘gewoon’ zijn voor Olga. 't Moeten minstens cocktails zijn...
Of highballs!
Wat zijn dat? daar heb ik nog nooit van gehoord.
Ook 'n meng-drank, net als cocktails, de kleur is mooi barnsteen-geel.
Enfin, we moeten maar afwachten.
't Zal wèl iets bizonders zijn, waar Olga mee voor den dag komt. Ik ben zóó gespannen...
Ik ook, ik ben dol nieuwsgierig...
| |
| |
Als Olga deze gesprekken had kunnen hooren, zou zij hebben geglimlacht, en gedacht: precies wat ik verwachtte.
Zij wist immers, dat zij altijd éclat verwekte; en dat, als er over haar gehoond en gelasterd werd, dit voor driekwart voortkwam uit jaloezie.
Menigeen zou ook wel graag zooveel durven en doen als zij. Maar de meesten, hoezeer zij ook bluften op hun vrije onafhankelijkheid zaten toch nog veel te veel aan de conventie vast.
En ofschoon de meeste vrouwtjes uit haar kring in wezen net zoo waren als zij, zij durfden toch niet allen schijn van zich werpen, en verhaalden hun lafheid op haar, door gesmaal en gesmaad.
Maar zij kon er tegen! Zij wist zelve heel goed, wat zij waard was, en lachte hartelijk om afgunst en nijd.
Zij epateerde haar ‘vriendinnen’ graag. En daarom had zij er lang over nagedacht, hoe zij voor haar ‘dames-rook-middag’ haar kamer inrichten zou.
In Parijs, waar Max vrienden had wonen, had men haar verteld, dat de meeste gastvrouwen het rookvertrek geheel hielden in Oosterschen stijl, met lage divans, bedekt met soumaks, mesheds of hamadans, verder een bronzen komfoor, een wierookbrander; lage tafeltjes van koper of van met parelmoer ingelegd hout, waaiers van sandelhout, aschbakjes van Oostersch aardewerk, aan lange kettingen hangende lampjes van gedreven koper met groote, gekleurde steenen bezet...
Ja, natuurlijk, dit was de geijkte opvatting. ‘Het hoorde zoo’. Jawel, maar zij vond zoo iets al te | |
| |
conventioneel, en daarom had zij er een hekel aan. Bovendien bezat zij geen apart, ‘rookvertrek’, en zou dus haar lieven salon altijd Oostersch ingericht moeten hebben. Merci, merci.
Neen, zij groepeerde haar gezellige, gemakkelijke fauteuils comfortabel om den haard, en zorgde voor een overvloed van kussens.
Kussens waren haar hartstocht, haar manie, en al had zij er dozijnen, zij was altijd weer dankbaar voor een nieuw exemplaar.
Voorts de verlichting. Die had zij prachtig, en geheel om iemand in een rookstemming te brengen, namelijk uitsluitend met kaarsen.
Verlichting was een voornaam ding bij haar. En het probleem: hoe de verlichting in een huis zoo mooi mogelijk te maken was voor haar een belangrijke kwestie.
Zij had er een speciale studie van gemaakt, en wist, dat het van boven komende licht meestal zeer weinig flatteert. De blik der oogen, het wit der tanden, de lijn der wenkbrauwen, alles boet een deel van zijn schoonheid in bij neervallend licht.
Het van beneden komende licht geeft wel is waar een levendige schittering aan de oogen en een blanken glans aan de tanden, maar verhardt en verscherpt de lijnen van het gezicht.
Het gunstigste resultaat werd dus natuurlijk bereikt door het licht tegelijk van boven en van onderen te laten komen; de schaduwen, veroorzaakt door het bovenlicht, werden door het benedenlicht weg-gevaagd, terwijl het voetlicht, de harde lijnen, ontstaan door het bovenlicht verzachtte.
| |
| |
Zoo was het immers óok op het tooneel? en het was feitelijk verwonderlijk, dat zoo weinig menschen bij het aanbrengen van licht in hun huizen, een voorbeeld daaraan namen.
Nu, zij dan wel! zij was zoo verstandig geweest! en had langs den vloer en langs de zoldering een onzichtbaar fries van licht laten aanbrengen. Verrukkelijk voor de oogen, en uiterst flatteus voor wie zich in de kamer bevond. Bovendien had zij natuurlijk haar staande lampen, - óók een hartstocht van haar, - maar voor haar rook-middag had zij de mooie, stille, en ook zeer flatteerende kaarsen-verlichting gekozen.
Zij had lang nagedacht over de kandelaars. Max, de lieverd, had haar van alles aan de hand gedaan; geslepen Boheemsch kristal, beschilderde houten Tsjecho-Slowakijsche, eenvoudige witte van Limoges porcelein, antieke koperen, Italiaansche, van grijs faïence...
- Zal dat niet aardig zijn, vroeg hij; lavendelkleurige kaarsen in witte kandelaars? of jade-groene kaarsen in antieke tinnen?
Hij had veel smaak, Max, en hij hielp haar heerlijk in al haar whims. Ten slotte had zij besloten tot het allereenvoudigste; ivoorkleurige kaarsen in gebeeldhouwde eikenhouten kandelaars en met kapjes van perkament-kleurige zijde.
Het effect was wondermooi. Alle kleuren der veeltintige kleedjes en kussens kregen een milde zachtheid, en haar eigen schoonheid kreeg ook zoo iets milds en zachts, dat zij er werkelijk gecharmeerd van was.
| |
| |
En nu haar kleeding.
Natuurlijk werd er van haar verwacht, dat zij zich dossen zou in een bizar Oostersch costuum, misschien wel in een harembroek, of in een fantastische, futuristische pyjama.
Al dergelijke dingen kon zij, de pikante beauté, met veel succes dragen, ze stonden haar uitstekend, en volstrekt niet extravagant; zij zag er niet ‘verkleed’ in uit, zooals menige andere vrouw zou hebben gedaan.
Toch kleedde zij zich thans zoo niet. O, neen, zij dacht er niet aan.
Zij zou haar eenvoudige robe d'intérieur dragen van georgette, in de te Parijs zoo populaire mezzotinten, abrikoos-rose en pistache-groen, een origineele kleuren-combinatie, die haar verrukte, en waardoor elke garneering overbodig werd. De robe was groen, maar bij elke beweging kwamen abrikozige glanzen te voorschijn op een werkelijk wondervolle manier.
Wat zou zij presenteeren? Thee? natuurlijk niet. Cocktails? natuurlijk niet. Likeuren, fijne likeuren, in minuscuul kleine zilveren bekertjes. En dan sigaretten. In alle mogelijke soorten, van allerlei grootten en met verschillende mondstukjes, van goud, van kurk, van karton.
Egyptische sigaretten, week, zoetig, bedwelmend van aroma... Grieksche, wat zachter van smaak, Turksche, die slechts schijnbaar van de Egyptische verschilden. Russische sigaretten, grover en pittiger, evenals de groote, krachtiger Bulgaarsche, zonder mondstuk, in tegenstelling met de | |
| |
Russische, van een kartonnen mondstuk voorzien, bijna zoo lang als de sigaret zelf, en daarom uitstekend geschikt voor dames, die wel eens een ‘hapje’ willen rooken voor de gezelligheid, maar er eigenlijk niet veel om geven.
Fransche sigaretten, - een mengsel van Turksche, Algiersche en Tunische tabak, donker, zwartsappig, zeer scherp van smaak en doordringend van aroma. Oostenrijksche, - een aangename tusschensoort van Russische en Egyptische sigaretten. Amerikaansche, sterk geparfumeerd, Engelsche, scherp van smaak en geur...
Een mooie collectie ‘elck wat wils’, maar haar grootste verrassing bestond in een stuk echte amber met een naald er bij, om de sigaretten zelf met deze aromatische stof te kunnen impregneeren. Dát was iets nieuws! en zou zeker worden geapprecieerd. De sigaretten, op deze wijze behandeld, smaakten veel geuriger dan de amber-sigaretten, die je zóo koopen kan, en die zij vroeger uitsluitend gebruikte.
Het amber-procédé had zij in Parijs geleerd; de vrouwen daar waren er aan verslaafd. En na lang zoeken had zij een sigaret gevonden, die zich het best met deze behandeling verdroeg, een Hollandsch merk, eenvoudig, zuiver, zonder eenigen ‘bijsmaak’.
Ziezoo, alles was in orde. Zeer tevreden blikte Olga rond; zij zag er mooier uit dan ooit in haar gewaad van pistache-groen en abrikoos-rose, dat, dank zij de prachtige coupe haar leden ‘als een handschoen’ omsloot.
Zij was gekapt op een wijze, die haar het beste stond, en die heur haar niet ál te weelderig deed uit- | |
| |
staan. Want... bij al de gladde, moderne kopjes, die zoo zonderling klein leken, stak zij met haar reusachtige coiffure wel wat veel af. In Parijs stonden de hoedjes op de dolste manier boven op haar hoofd, als zij ze paste, zij had zich warempel hoeden moeten laten ‘aanmeten’, want de bestaande modellen waren natuurlijk alleen berekend op afgeschoren lokken. Maar het kon haar niet schelen! zij knipte haar haren niet af. Niets mooier op het tooneel dan een fraai kapsel, met een page-kopje kon je alleen speciaal ‘snoezige’ rolletjes spelen, - en als zij eens aan het tooneel ging...
Zij had een zeer bizondere reden om aan het tooneel te willen gaan. En zij zou het natuurlijk te eeniger tijd doen... maar nu nog niet, daar Max haar daarvoor nog niet genoeg verveelde...
Maar de gedachte er aan was haar heimelijke vreugd. Wanneer zij in de comedie zat, en de actrices gadesloeg, dan dacht zij:
Hoe zullen jullie je jegens mij gedragen, als ik eens bij jullie behoor?
En zij stelde zich den strijd voor, dien zij, de ‘indringster’ zou moeten strijden; want zij hoopte op strijd, die zou haar zenuwen prikkelen met een heerlijke emotie, waarvan zij nú al, bij de enkele gedachte genoot. En zij dacht aan de critiek, die haar, de ‘indringster’ niet sparen zou, die à priori tegen haar geporteerd zou zijn... en zij dacht aan het publiek, dat zij stormenderhand zou overwinnen, en dat haar op de handen zou dragen...
Het tooneel was voor een Olga van Valckenhove de aangewezen plaats om haar triomfen te vieren. | |
| |
Toch zon zij er nooit toe zijn overgegaan, actrice te willen worden, wanneer zij niet... een meer dan gewone belangstelling koesterde voor...
Zij lachte hard-op.
Dat onderwerp was nog niet aan de orde!
Nu, op het oogenblik was zij nog de geliefde en liefhebbende vrouw van Max Renselaer, en wachtte zij haar gasten.
En zij kwamen.
De een na de ander... en allen bleven zij even in bewondering staan voor de kamer met de mooie verlichting, zoo noodigend gezellig, harmonisch van lijn en kleur.
En Olga, genietend van de verschillende verraste uitroepen en benijdende blikken, was zelve niet karig in haar lof voor de costuums, waarin de bezoeksters waren verschenen.
- O, kind, wat leuk, dat rook-jasje. Jij bent nog eens 'n invitatie waard.
- Mooi, Mary, dat borduurwerk op je japon.
- O, Nélie, wat 'n prachtig mandarijnen-gewaad!
De vrouwtjes bewogen zich door elkaar als de vogels in een volière, en twetterden met vogelstemmetjes in een amusant geroes. Maar eindelijk waren toch allen gezeten, met de noodige kussens decoratief om zich heen geschikt; en op een zilveren blad stonden de rijen zilveren bekertjes.
- Kummel! geef mij kummel! dat heb ik nog nooit gedronken.
- Nu, dan zal 't de eerste en de laatste maal wel zijn, die akelige nasmaak, wat is 't? terpentijn of metaal... of naphtaline-balletjes?
| |
| |
- Dat komt van 't karwij-zaad, zeggen ze...
- Neen, geef mij marasquin!
- Wat heb ie nog meer?
- Triple sec, chartreuse, benedictine... curaçao sec...
- Weet je, wat je óok had kunnen presenteeren, Olga? Tokayer!
- Och, zei Olga, die dit een uitstekend idee vond, maar het niet wou toegeven, Tokayer is m'n antipathie, sinds ik eens op 'n fancy fair de menschen Tokayer heb laten drinken, waar in de flesch bij ongeluk vliegen waren gekomen. Ik heb daar nog altijd spijt van, en dat wreek ik niet op mezelf, maar op de Tokayer. Zoo ben ik.
- Ja, keur je wel ooit iets af, wat je zelf doet, Olga?
- Jij kan gevoegelijk zeggen:
There's nothing else I can be.
- Zóó is 't, beaamde Olga lachend; de bedekte hatelijkheidjes van haar vriendinnen slikte zij, als waren het zoetigheden.
Nieuwsgierig informeerden de vrouwtjes naar Olga's huwelijksreis, naar haar woning... Olga was gelukkig, dat kon je zóó wel zien... en Amy sprak openlijk haar jaloerschheid uit, omdat Olga zoo heerlijk vrij was...
- O, die twee Ma's van mij... ze laten me geen oogenblik met rust. Dit mag ik niet, dat moet ik weer wèl; ze volgen me letterlijk op den voet, be- | |
| |
moeien zich overal mee, spionneeren al m'n doen en laten na, en ik geef maar toe, want, och, wat heb je aan scènes... Maar als ik denk aan m'n glazen eetkamer, die ik niet heb gekregen, dan kan ik huilen. Stel je voor, 'n tafel van glas, waar rose licht doorheen schijnt... is 't geen droom...
- Wie doet dat nu ook: altijd maar toegeven, zei Olga. Ik wed, dat ik van den beginne af zou hebben gezegd: Met alle reverentie voor uw smaak, Mama's, wil ik toch in dit huis, waar ik moet wonen, liefst de mijne volgen...
- En als ze zich dan met je hadden gebrouilleerd?
- Maar dat hadden ze niet, onnoozel kind! Stel je voor, dat ze tegen hun kennissen hadden moeten zeggen:
- Met mijn dochter, of m'n schoondochter ben ik gebrouilleerd, want zij wou 'n glazen eetkamer hebben, en dat kon ik niet toestaan. Niemand zou zich zoó onsterfelijk belachelijk willen maken. Neen, jullie zijn te bang, te laf... Net als Léonie... die klaagt steen en been, dat ze nooit eens vrij is, maar Johan de waarheid te zeggen, dat durft ze niet.
- Dat wil ik niet! Ik wil hem geen verdriet doen!
- Ach, wat! doe je niet nobeler voor, dan je bent. Je hebt 'n kind zooals je 't went, en zoo is 't met 'n man óok. Jij loopt de kans, dat je hem te eeniger tijd gruwelijk verveelt, omdat je niet bijtijds 'n verstandige gematigdheid in 't hem toekennen van je gezelschap heb betracht.
- Ja, jij, Olga, zei Léonie snibbig, jij weet alles, jij doet altijd alles goed.
| |
| |
- Och, maar, kind, zoo is 't toch óok? Ik maak m'n eigen leven, ik maak m'n eigen goed en kwaad, - ik ben ik!
De vrouwtjes rookten zwijgend eenige oogenblikken voort, en Olga vond het een aardig gezicht, die kleurige groep; de jonge vrouwen lagen in de meest ongedwongen, bevalligste houdingen, want er was geen enkele man in de nabijheid, voor wien zij een pose behoefden aan te nemen; hun fijne, blanke, welverzorgde handjes hielden de lange sigarettenpijpjes vast, of appliceerden amber aan een sigaret; in overgegeven, behagelijke rust lagen de hoofdjes in de brocaten of fluweelen kussens, die een decoratieven achtergrond gaven aan de contouren van het profiel...
Zij hield van een dergelijk aesthetisch schouwspel, en kon het op zijn volle waarde schatten... en voor haar bewegelijken geest was er bovendien nog een genoegen in, te bedenken, hoe al deze, er zoo onschuldig uitziende poppetjes een hoeveelheid venijn in zich borgen, genoeg om het saaiste uur met pikante interessantheid te kruiden. Zie je, daar begonnen ze al weer, dol-amusant.
- Zeg, hebben jullie die tentoonstelling van Brunings, de portretschilder gezien? Die geeft 'n overzicht over z'n heele oeuvre, en loopt wel over 'n vijf-en-twintig jaar. Ga er naar toe, je weet niet, wat je ziet. Veel van die vrouwen waren in hun tijd beautés, maar 't kost je de grootste moeite, om ze nu nog ‘mooi’ te vinden. Waar dat aan ligt? Aan de kleeding natuurlijk, en aan de hoeden...
- Ja, er is op 'n portret niets wat zoo demodeert | |
| |
als 'n hoed; dat zegt Hetta van Exloo altijd, en ze heeft gelijk. Vooral als de hoeden boven op 't hoofd staan, dat geeft zóo iets idioots... 'n picture hat, dat wil nog wel 's gaan...
- Maar de kapsels van yesteryear!... die massa's haar! die zware tressen!
- Ja, hoe kon je vroeger weten, of 'n vrouw 'n mooi lichaam had? ze deed alle mogelijke moeite om 't te verbergen, onder meters en meters stof...
- En hoe kon je vroeger weten, of 'n vrouw 'n mooi-gevormd hoofd bezat?
- Olga, hoe jij nog altijd loopt met die vracht...
- Hadden ze in Parijs 'n hoed voor je?
- Die heb ik me eenvoudig laten aanmeten.
- Dus je denkt er niet aan je haar te laten afknippen?
- Daar denk ik niet aan! neen!
- Jij moet altijd anders wezen dan 'n ander.
- 't Is mogelijk. Ik houd niet van dingen, die ‘iedereen’ doet. Ik hoor liever tot de happy few dan tot de green million!
Eigenaardig, dat er, waar Olga in het gezelschap was, altijd een agressieve toon in de gesprekken kwam. Was het háar schuld? was het de schuld van de anderen? Olga hield ervan, de menschen te prikkelen, en hen dingen te laten zeggen, die zij dan weer bespotten of beantwoorden kon met rake scherts.
- Waarom is Christiane er niet vanmiddag, Olga?
- Die rookt toch nooit?
Er werd altijd met veel belangstelling gespeurd naar een mogelijke oneenigheid tusschen de beide zusters, die zulke contrasten waren, maar zonder | |
| |
veel succes. Christiane, zoowel als Olga wisten uitstekend den schijn te bewaren.
- En je snoesjes van nichtjes, Marthe en Gabriëlle?
- Ja, als ik die vraag, krijg ik de drie gratiën, dat, weet jullie wel. En zijn jullie er op gesteld ook de ‘snoezige oudste’ er bij te hebben?
Er werd geproest.
- O, die Mama's! zuchtte Amy van Rave. Ik kan er me zoo heelemaal indenken, wat die twee stumperdjes moeten voelen. 'n Moeder verbeeldt zich altijd, dat ze bezitsrecht, op haar dochter kan laten gelden. Ik vraag waarom? In vroeger eeuwen kon ik 't me nog begrijpen; toen eischte de traditie, dat je je ouders ‘dankbaar’ was, omdat ze je ‘'t leven hadden gegeven’, maar nu die absurditeit al lang uit de wereld is, nu dikwijls kinderen hun ouders verwijten, dat deze hun 't leven hebben opgedrongen, nu moest dat bedillen van de ouders maar 's uit wezen!
- Ja, de vrijgevochten vrouw moet in de eerste plaats vrij wezen van haar familie, beaamde Olga lachend.
- Gelukkig zijn Marthe en Gabriëlle nog twee ouderwetsche creatuurtjes, die zich gemakkelijk schikken in hun bespottelijke rol.
- Zou je dat denken? Ik heb soms de intuïtie, dat 't twee lieve schatten zijn, die altijd maar toegeven, om hun moeder niet te bedroeven.
- Dan zijn ze bovenmenschelijk! Nee, dat kan ik niet gelooven.
- Edward Berckendam maakt een van de twee | |
| |
het hof, wie weet ik niet, want ik ken ze zoo slecht uit elkaar.
- Dan zal 't Gabriëlle wel wezen, zei Olga, want Marthe...
Zij hield op, en lachte.
- Nu?
- Die schijnt 'n passie te hebben voor... Michaël!
- Dwaas schepsel!
- Die vrouwenhater!
- If he were the only man in the world, and I were the only girl... dan zou ik 'm nog nooit, nooit, nooit willen hebben!
- Ik vind z'n somberheid akelig.
- Griezelig, zeg maar!
- Ik ben soms bang voor 'm!
- Met zoo iemand altijd samen te moeten zijn! Ik ging zèlf dood van melancholie...
Maar terwijl zij zoo openlijk over Michaël praatten, wist menigeen, dat zij zich trotsch en bevoorrecht voelen zou, àls Michaël haar uitverkoor. Zoo'n man! dat was nog eens iets anders dan de banale, oppervlakkige, leeghoofdige dans- en flirt-jongens, met wie je dagelijks omging! Maar phoe! verbeeld je maar niet, dat hij ooit notitie van je nemen zou. Hij voelde zich natuurlijk mijlen ver boven je verheven, en altijd was hij dezelfde in koele, hooge ongenaakbaarheid!
- Is Michaël hier al eens bij je geweest, Olga?
- Zeker.
- En wat zei hij wel van je flat?
- Hij moest erkennen, dat 't heel geriefelijk was, maar hij zei:
| |
| |
- Zoo'n woning zou mij te onpersoonlijk zijn.
- En wat zei jij toen?
- Toen zei ik:
- Dan is ze juist goed voor mij, omdat ik zelf zoo'n sterk uitgesproken persoonlijkheid ben.
- Net alsof Michaël dat niet is!
- Ja, Olga, zelfs jij valt daarbij in 't niet.
- Zooals jij zijn er zooveel vrouwen...
- Maar zoo als Michaël is er bijna geen enkel man!
- Gelukkig maar, zei Olga, die het nooit velen kon, als haar familie geprezen werd ten koste van haarzelf. Anders zouden jullie nog méér moeten ‘griezelen’ en ‘bang zijn’ en ten slotte allemaal ‘dood gaan van melancholie’... Maar laat ik jullie liever 'n nieuwtje vertellen uit Parijs, dat stellig wel in jullie smaak zal vallen.
- Vertel! riepen de vrouwtjes, dadelijk afgeleid, nieuwsgierig.
- Jullie weten natuurlijk: er is 'n chic in parfums, evenals in alle andere toilet-accessoires; er is al zooveel gepraat, of de vrouw altijd hetzelfde parfum moet gebruiken, of bij alle mogelijke gelegenheden telkens een ander, al naar het uur van de dag, haar stemming en het seizoen.
Ik zelf voel veel voor het laatste. En ik heb dan ook altijd 'n heele collectie odeurs. Maar nu hebben ze, je begrijpt niet, hoe 't mogelijk is, in Parijs tóch nog iets nieuws verzonnen.
- Wat dan!
- Vertel!
Daar hield Olga van, zooveel gretige gezichten om | |
| |
zich heen, die haar in spanning de woorden van de lippen keken.
- Wel, Worth is er mee begonnen, de groote, bekende couturier. Die lanceerde 'n parfum: Dans la nuit, in ronde zwarte, met gouden sterretjes bedekte flacons. Dadelijk volgden allerlei andere modehuizen zijn voorbeeld na, en nu is dit 't nieuwtje:
- Je gaat niet alleen 'n japon uitzoeken bij de couturiers, maar ook 't speciaal daarbij behoorend, expres daarvoor gecreëerd parfum!
- Eenig!
- Dát is nog eens de moeite waard!
- Patou heeft 'n leuke heele serie bedacht, met de beeldigste namen... Lenthéric's Miracle is bijvoorbeeld beroemd; d'Orsay's Toujours fidèle komt weer en vogue... de parfumeurs zijn natuurlijk éen met de couturiers.
- O! dat ken ik! 't is 'n platte flacon, met 'n glazen hondje, toujours fidèle er op, en in 'n beeldig etui van donkergroen leer.
- Sommige couturiers versmaden namen, en werken met geheimzinnige cijfers; en Susanne Talbot neemt de letters van haar naam, en noemt haar odeurs S., T...
- Dat is ook wèl zoo gedistingeerd, als al die namen...
- En d'Orsay heeft ook 'n nieuwe odeur in de wereld gebracht: Dandy, uitstekend geschikt voor onze mantels en tailleurs in heeren-façon... frisch, aangenaam, in aardige, octogonale flacons.
- Er is 'n mode in parfums; vroeger dweepten ze met Essences, en noemden hun parfum dan | |
| |
bijvoorbeeld Ess. dit of dat; Mama bewaarde altijd in haar spiegelkast 'n groote flesch van goudgeel glas, in 'n lichtblauw-kartonnen doos met gouden korenaren: Ess. Oriza; die had ze van haar man op hun huwelijksreis gekregen.
- En vroeger schermden ze ook met Mille fleurs of het zoo niets was; tegenwoordig zeggen ze: Quelques fleurs, en dat is wèl zoo fijn en gedistingeerd.
- Nu, maar vinden jullie 't 'n aardig idee of niet? 'n bruidsjapon te parfumeeren met: Un jour viendra; 'n zwarte robe met le parfum de la dame en noir; 'n zomertoiletje met Quelques fleurs, 'n boudoirgown met Boudoir, 'n maskerade-pakje met Qu'en dira-t-on?
- Zeker is 't aardig, maar dan behoor je ook niet weinig parfums in voorraad te hebben!
- Dat heb ik ook, zei Olga, en liet door haar dienstmeisje haar parfum-tafeltje uit de slaapkamer halen, een practisch en comfortabel meubeltje, met vakjes voor poeders, lotions, parfums, crèmes, enzoovoort.
Die Olga... altijd wist ze de nieuwste nieuwtjes, en tegelijkertijd schafte ze zich alles aan, wat ze wou...
Die had nu letterlijk alles; 'n goeie, lieve, knappe man... rijkdom, gezondheid... zèlf was ze ook wel knap, zeker... en dan, haar volmaakte onafhankelijkheidszin!
Zij deed, wat anderen niet durfden, ja, niet zouden willen durven! zeg dàt liever! want de manier, waarop Olga de grenzen overschreed, was soms bespottelijk.
| |
| |
Zij stoorde zich nergens aan. Zij deed, wat haar beliefde, en daarmee uit.
Of ze een ander soms verdriet gaf, wat kon háár dat schelen? Als zij maar pleizier had!
Zij stamde immers af van Pandora, die Italiaansche vrouw, die geen onderscheid kende tusschen goed en kwaad? In de vestibule van haar ouderlijk huis stond 'n beeld, en daar leek Olga sprekend op, sprekend. Wonder dat haar ouders haar niet Pandora hadden genoemd.
- Zeg, Olga, op je bruidsdiner had je 't, hoor ik, over namen...
- Ja, zeker, 'n mensch moest in staat zijn, z'n eigen naam te kiezen. Hoe dikwijls gebeurt 't niet, dat 'n voornaam je pijnigt; 'n voornaam, die niet bij je past, kan je heele natuur vervalschen; 'n voornaam moet in overeenstemming wezen met je gezicht, je gestalte, je grootte, je kleur van haar, je teint, en vooral met je karakter.
- Dan weet ik voor jou 'n goeie naam, zeg!
- Ik vind Olga niet zoo kwaad, Ik zou onmogelijk Christiane kunnen hebben geheeten.
- Neen, niet Olga, - maar... Pandora!
Olga lachte.
- Ja, die Italiaansche vrouw, van wie je afstamt, en op wie je zoo sprekend lijkt...
- Pandora was geen Italiaansche, maar 'n Grieksche vrouw, en ik van haar afstammen? Ik wou, dat 't waar was. Pandora was de Grieksche Eva, de eerste vrouw...
- Met wie al 't kwaad in de wereld gekomen is!
- Zoo is 't, zei Olga kalm. En zij blikte den kring | |
| |
rond, waar aller oogen kaar aanzagen met malicieusen blik. En een trilling van zelfvoldoening ging door haar heen; zij moest toch wel iets heel bizonders wezen, om zóo de algemeene jaloerschkeid gaande te maken...
Zij ging nu, op nonchalante wijze nog veel meer dingen vertellen, om haar vriendinnen te epateeren...
- Op 't landgoed van onze vrienden, de Belvoirs heb ik iets meegemaakt, wat ik nooit zal vergeten: 'n wilde eendenjacht per vliegmachine.
- Ja, nu blagueer je toch!
- 't Is waar, verzekerde Olga. Op 't gebied van sport is dit 't allerallernieuwste.
- En zat jij zelf ook in 'n vliegmachine?!
Even aarzelde Olga, of zij ‘ja’ zeggen zou, die onnoozele wichten geloofden toch alles, ze slikten àlles eenvoudig. Maar neen, als het later eens uitkwam, dat ze had gelogen, was zij natuurlijk een deel van haar prestige kwijt. En dat riskeerde zij niet.
- Neen, zei ze, ik ben toeschouwster gebleven. Er waren trouwens maar twee plaatsen in de vliegmachines, een voor de bestuurder, en een voor de jager. Maar ik heb later wèl heerlijk van de eenden gegeten.
De stemming begon, zooals altijd, wanneer men lang met Olga samen was, een beetje voelbaar gespannen te worden.
- Ik ga eens vertrekken, kondigde Amy aan.
- Dan ga ik zoover met je mee, zei Léonie. Johan zal alweer met smart op me zitten te wachten.
- Ik ga, zei een derde, nog even naar m'n zuster, om die van deze middag te vertellen. Je kunt te- | |
| |
vreden zijn, Olga, je hebt 'n nieuwe mode gelanceerd. Ik ga dadelijk kaarten laten drukken, met At home er op; dan kan ik zelf de datum invullen en aan de linker-onderkant Smoking.
- Ik hoop 's zoo'n kaart van je te krijgen, zei Olga.
- Jij natuurlijk in de eerste plaats!
Het afscheid duurde lang, want de eene wilde dit nog zien en de andere dat; onder lieve belangstelling verborgen de bezoeksters hun brandende nieuwsgierigheid; en zij liepen rond, en deden alle deuren open, en gluurden in de verschillende kamers, met een grapje en een lachje, probeerden de piano, onderzochten de stof der gordijnen... critiseerden de schilderijen en etsen, informeerden naar het menu, maakten een praatje met de dienstmeisjes, en weerhielden geen opmerkingen, als:
- Neen, 'n flat zou mij toch niet bevallen; zoo'n gebouw heeft veel van 'n gevangenis.
- Hoe ouderwetsch, 'n piano. Heb je geen radio?
- Elke dag versche bloemen? Dan zorg je er toch zeker óok slecht voor, zeg. Je hebt denkelijk niet veel hart voor bloemen?
En zoo ging het voort, met beminnelijke stemmetjes en grappige gebaartjes en vroolijke lachjes, tot Olga, toen zij eindelijk weer alleen was, haar armen in de lucht sloeg, en met een diepen zucht van verlichting, van harte riep:
- Ouf! c'est fait! Enfin seule!
Zij keerde terug in de kamer, waar het warm was, en de benauwde zwoelheid van den geurigen sigaretten-damp haar tegensloeg.
| |
| |
- Phh! zei ze, en haastte zich naar de ramen, die zij wijd open sloeg.
De frissche Januari-wind omspeelde haar gloeiende slapen en verkoelde haar wangen en oogen.
Diep ademde zij de koude in met haar sterke, gezonde longen. O! zij voelde zich mijlen-ver verheven boven al dat venijnig, zielloos gepraat. Maar toen kwam er een gedachte in haar, die haar even verbaasde:
Hoe komt het toch, dat iedereen van Christiane houdt, en niemand van mij?
Doch dadelijk hechtte zij hieraan vast:
Dat wil zeggen de vrouwen. De mannen verkiezen over 't algemeen mij boven Christiane.
't Kan me natuurlijk niets schelen, of de vrouwen slecht over me denken of goed. Innerlijk bewonderen ze me en benijden me... maar dit gevoel is 'n bewijs voor hun eigen onwaardige machteloosheid en dat wreken ze op mij...
En plotseling moest zij denken, aan wat Tante Frédérique eens had gezegd:
- Och, kindlief, ieder mensch wordt besproken, en 'n mensch, die niet besproken wil worden, moet niet geboren worden, - en als je alles wist, wat er van je werd gezegd, dan zou je niet meer kunnen leven. 't Is maar goed, dut je 't niet weet.
En in overeenstemming daarmee herinnerde zij zich een gezegde van een harer Parijsche kennissen:
- Si l'on savait tout, la vie serait impossible.
Hoe kwam zij in zoo'n vreemde stemming te verkeeren, zij, die den middag zoo triomfantelijk en glorieus was begonnen?
| |
| |
Het gebeurde haar niet dikwijls, dat zij zich ietsaantrok van het oordeel-over-haar harer vriendinnen...
Doordat zij voor een open raam stond, hoorde zij niet, dat Max binnen kwam, en merkte niets van hem, vóor hij haar schouder aanraakte, en vriendelijk vroeg:
- Hoe is 't vrouwtje, heb je je geamuseerd?
- Hè, Max, je doet me schrikken!
- Hoorde je me niet?
- En noem me toch asjeblieft niet ‘vrouwtje’, dat hoort thuis in 'n vorige eeuw!
- Hoe moet ik je dan noemen? vroeg hij, en kuste haar.
- Moet ik je dat zeggen? Kan je niet zelf wat aardigs verzinnen? Jacques Delvoir zei tegen z'n vrouw Ma Mienne...
- Dan zal ik jou ‘Mijn’ noemen, goed?
- Wat kuch je, Max? Komt dat van de rook hier, dan zal ik de ramen open laten. Komt 't van de open ramen, dan zal ik ze sluiten.
- Ja, die moeten in elk geval toe. Je zou zelf kou kunnen vatten.
- Ik ben zoo gevoelig niet!
Hij merkte dat zij in een geprikkeld humeur verkeerde. Was de middag geen succes geweest?...
- Hoe waren ze?
- Gewoon natuurlijk. Zooals altijd.
Zij keek hem aan:
- Nu kuch je wéér, zei ze ongeduldig.
Hij lachte, en haalde de schouders op.
- Dat heb ik wel meer, 't beteekent niets, je moet er maar niet op letten.
| |
| |
- Je hebt goed praten, er niet op letten! ik hoor je toch!
Eigenaardig, dat zij, in haar kerngezondheid het zoo slecht velen kon, als een ander iets mankeerde...
- Zou je 't me kunnen vergeven? vroeg hij, zóo grappig een parodie makend van haar boosheid, dat zij in lachen uitbarstte en riep:
- Je bent lief! geef me 'n zoen!...
|
|