| |
| |
| |
Zevende hoofdstuk.
I.
Den vorigen avond was het Sint-Nicolaas-pleizier al begonnen: toen na het diner het tafellaken nog lag, waren er allerlei verrassingen gekomen; ten eerste een mandje met drie groote wit-papieren zakken, die toe-gestrikt waren met smalle roode en groene linten, - voor Charles, Adèle en Eva. Een lange brief was er bij, die door Papa werd voorgelezen, en waarin stond, dat Charles eigenlijk al te groot werd, en ‘afgezouten’ zou moeten worden, maar dat hij op school nog dikwijls erg kinderachtig was, zoodat Sint Nicolaas hem nog maar tot de kleintjes bleef rekenen. En dat hij, wou hij een grooten jongen worden genoemd, vrij wat minder speelsch en achteloos moest worden, dan hij tot dusverre was. Adèle had een kleur gekregen ... voor Charles, want die had zich van de predikatie weinig aangetrokken, en was al bezig den inhoud van zijn zak te onderzoeken: fondants en pralines en chocolabeestjes en patiences ... en de tranen | |
| |
waren haar met plotselinge kracht in de oogen geschoten, toen de brief haar lief-zijn voor Otto prees, haar geduldig met hem spelen, en haar zingen voor hem ... want zij wist niet, dat iemand dat had opgemerkt ... en toen Mama haar bij deze passage even streelde over het hoofd, durfde zij niet opzien, uit vrees, dat zij anders werkelijk zou gaan huilen ... maar verdrietig was zij niet, integendeel, zoo innig-gelukkig gestemd.
En verder was alles even aardig en heerlijk. De reusachtige speculaas-pop, die voor Mama werd binnen gebracht op een plank, bleek vol gebakken te zijn met nieuw geld: zes gouden tientjes, zes rijksdaalders, guldens, kwartjes, dubbeltjes, stuivertjes, centen en halve centen zelfs ... voor Papa en de vijf kinderen, een van Mama's gewone Sint Nicolaas-geschenken, waarvoor Papa telkens een andere manier verzon: verleden jaar was het een groote doos geweest, waarin een zilveren theezeefje zat, en waarin tusschen den dubbelen bodem het geld was vast-gelegd.
Dan kwam er voor Mama een groote, magnifieke doos; - van rose satijn, met mooie rose rozen geborduurd, en met een gouden sleuteltje er op, - vól bonbons ... Mama zou deze doos voor goud-doos bestemmen, zei ze. En voor Papa was er een dame, om hem te spreken, maar 't bleek de rieten paspop te zijn, die Mama van binnen had vol-gehangen met pakjes ... En zoo opgewonden waren de kinderen naar bed gegaan, dat zij bijna niet hadden kunnen slapen, | |
| |
vooral ook met het vooruitzicht, dat zij den volgenden morgen hun tafel kregen.
Terwijl Juf haar haar vlocht, was Eva onophoudelijk aan het vertellen, wat zij ‘hoopte, dat zij zou krijgen,’ en ook nog, toen zij en Adèle in bed lagen, stond haar mond niet stil. Maar Adèle antwoordde weinig, en veinsde slaap: maar zij hád geen slaap, zij wou alleen maar zoo graag stil liggen denken over het heerlijke van deze dagen ... van eigenlijk alle dagen ... van het geluk zoo'n Vader, zoo'n Moeder te hebben ... van wie zij zooveel houden kon, en die zooveel hielden van haar ...
Nú was het morgen, en na het ontbijt. En popelend van verwachting en ongeduld, stonden de kinderen voor de deur van de gobelin-zaal, die door Papa werd geopend, en ...
Ze stormden naar binnen, om dan een oogenblik verrast, verrukt te blijven staan. Bij de groote tafel vóor de canapé ontdekte Charles een geweer, Adèle een poppenbed, behangen met dezelfde Marie Antoinette cretonne, als haar eigen ledikant ... maar Eva, onzeker, blikte rond; bij den eersten oogopslag had zij de midden-tafel vol speelgoed gezien, en gedacht, dat is voor son, - maar zij kwam dichter bij, en daar lagen ook kleurige bouffantes ... en een lei ... Hemel! dit was de tafel voor de kinderen van den Baas ... en zij, de eigenlijke kinderen, de kinderen hier van het huis ... zij kregen de kleinere tafel bij de canapé ...
Eva's hevige geestdrift bekoelde aanmerkelijk.
| |
| |
Was dát nu, zooals het behoorde? Hun tafel was wel niet klein, - zoo groot als er in andere kamers altijd een in het midden stond, - maar de tafel onder de kroon was toch nog veel grooter, - en die had Mama ingericht voor de kinderen van den Baas! Het moest wel verbeelden, dat Sint Nicolaas al de verrassingen gaf, maar ze wisten natuurlijk wel beter.
Neen, het was niet in den haak. Zij hadden altijd de midden-tafel gehad. Langzaam, met een gevoel, of het haar nu weinig meer schelen kon, wat zij kreeg, ging zij naar de voor haar bestemde plaats, om haar cadeaux te belijken. O ... aardig waren die anders wèl: een armband, bestaande uit zes zilveren ringen ... een miniatuur-dominospelletje voor de pop ... een theeservies ... en wat een dikke chocola-letters ... zóó dik hadden zij ze nog nooit gehad ...
- Leuk, Prikkebeen! riep Charles, en Adèle haalde haar Moeder bij de tafel, om te vragen, of die wel 's óóit zoo'n snoezig poppen-leuningstoeltje gezien had ... en haar opmerkzaam te maken, op het kristallen flaconnetje met odeur, waar zij zoo blij mee was ... maar Eva, die zich het drukste van allen had gemaakt, stond nu zoo zwijgend en critisch de uitstalling te bekijken, dat Jeanne een vinger legde onder haar kinnetje en haar hoofdje op-tilde:
- Ben je in je schik?
- Ja, Ma.
- Had je iets verwacht, dat je niet hebt gekregen?
| |
| |
- Nee, Ma ... Even aarzelde Eva; toen keek zij haar Moeder vragend aan, en zei:
- Waarom hebben wij de groote tafel niet? Wij hebben toch anders altijd de groote tafel?
- Wel, natuurlijk, omdat jullie maar met je drieën zijn. Verleden jaar had de Baas vier kinderen, nu zijn er vijf; 't was onmogelijk, alles voor hen op de kleinere tafel te krijgen. Of 't nu op de eene tafel ligt, of op de andere ... dat is toch 't zelfde. Je verbeeldt je toch niet, dat je nu minder gekregen hebt?
- Nee ...
- Nou dan?
Maar Eva kon niet meer antwoorden. Zij wist niet goed, hoe zij het uitdrukken zou. Alleen voelde zij, dat zij haar cadeaux, al waren het er ook even veel, liever op de groote tafel zou hebben gekregen ...
Maar toen zij de presenten van Truitje en Tonia en Gerritje en Teunis en Heintje nauwkeurig had na-gegaan, en gezien, dat er niets bij was, wat ze zelf graag had willen hebben, werd ze toch weer vroolijk, en vroeg zelfs aan Mama, of die nog eens:
Zie, de maan schijnt door de boomen ...
wou spelen.
Mama zei, dat ze het doen zou, als om twaalf uur de kinderen van den Baas er waren, dan konden die zingen, dat deden ze zoo graag; maar dat ze nu, wat ze gekregen hadden, naar boven moesten brengen, om die kinderen niet | |
| |
jaloersch te maken. En terwijl ze daar mee bezig waren, presenteerden ze Mama marsepein en Papa chocola, maar Papa bedankte: hij had nog, geloofde hij, in een la van zijn bureau allerlei lekkers, dat ze hem successievelijk hadden gegeven, ze moesten maar eens mee komen, dan konden ze het terug-krijgen.
En, ja, hoor, daar vonden ze een heele verzameling: letters van chocolade, en letters van suiker met likeur er in, en borstplaatjes, die, door het lange liggen, steenachtig waren verkleurd, en marsepein, dat zoo hard als een kei was geworden ... maar een buitenkansje wás het, want na hadden ze zóó'n voorraad ... En Charles profiteerde er dadelijk van, door een stuk in zijn mond te steken, maar Abah! riep hij, en kon het niet opeten, want al het suikergoed bleek letterlijk doortrokken van den rook.
- Haha! lachte Papa, dat valt niet mee! en Adèle lachte, dat zij schaterde, om Charles, die het niet wou opgeven, en overal een stukje afbeet, en Eva lachte óok; zij was nu weer geheel in haar humeur. Want nu zij al hun cadeaux en lekkers boven hadden gebracht, konden de kinderen van den Baas niet weten, dat zij niet eerst de gróóte tafel hadden gehad, en dat die later voor hen was in orde gebracht ...
Ze moesten nu gauw naar school, om te hooren, of iedereen blij was, met wat zij hadden gekregen; of Amélie nog een cadeau van haar Vader had ontvangen, behalve de pakjes, die voor haar van Ter Aar waren gekomen ... en of juffrouw Magda | |
| |
zou hebben begrepen, dat dat prachtige boek: Das Blumenjahr van Adèle en Eva Berghem was? ...
Amélie, die een goddelijken avond achter den rug had, want zij mocht opblijven met de groote meisjes, en had zóóveel gekregen: van iedereen wat, en boterletter en speculaas gegeten, dat zij vanmorgen nóg niet haar boterham had op-gekund, was éen en al jolende vroolijkheid. Zij vertelde van haar ‘verrassing’ voor juffrouw Brans; zij had namelijk getracht, van galnoten, verroeste spijkers en azijn, inkt te maken; het was werkelijk goed donker geworden, en zij had er een groote flesch voor juffrouw Brans mee gevuld. Maar het bleek niets anders dan een afgrijselijk, vuil-zwart, waterachtig vocht te zijn ... en juffrouw Brans bleek allesbehalve gesticht door haar ‘geknoei’.
En Tootje vertelde, dat haar Papa, de dokter, zoo blij was geweest, met de knipsels, die Charles Berghem voor hem had gemaakt. O, wat kon hij dat mooi, - net echt, die paarden. En Pa had ze op zijn schrijftafel gezet, maar zij had ze weg genomen, want ze vond ze zóó aardig ... Maar nauwelijks had Tootje dit argeloos verteld, of zij werd onmiddellijk snood ervan verdacht, vues te hebben op Charles, en onbarmhartig en langdurig met haar onverholen ‘verliefdheid’ geplaagd.
Maar Adèle nam haar in bescherming, want was ook zij niet een tijd lang onrechtvaardig erop aangezien, een neiging te hebben voor een jongen, dien | |
| |
zij niet eens kende, alleen doordat Charles wel eens over hem sprak, en zij hem toen uit een soort van rechtsgevoel verdedigd had? Joukje Ykma ... zij wist niet eens, hoe hij er uit zag, en dat werd haar noodlottig, want toen, met die partij bij Vester, - o, nooit zou zij het vergeten! - toen zij allen in een kring stonden, om Hei! 't was in de Mei! te doen, en zij moest kiezen, toen nam zij zonder overleg den eersten den besten jongen, en dat was ... Joukje Ykma. Niemand geloofde natuurlijk, dat 't een toeval was, en tóch was 't waar ...
Zij verbaasde er zich zelf een beetje over, Adèle, dat zij zoo welbespraakt was, en zich niet eerst nog eens bedacht, vóor zij Tootje's partij nam. Maar zij wist niet, wat zij had in de laatste dagen ... zij voelde zich zoo gelukkig, zoo innig gelukkig ... dat zij voortdurend behoefte had, dit te toonen ... Alle dingen, die zij vervelend vond, zag zij nu veel lichter in ... en van de kinderen op school, die zij anders akelig noemde in zichzelf, dacht zij nu: och, ze zijn toch niet zoo naar. Want telkens was er iets prettigs, om aan te denken: hoe zij, als zij thuis kwamen, de blijdschap van Tonia en de kinderen van den Baas, die voor de koffie kwamen, zouden zien ... en hoe zij spelen zou met Ot'je en het arkje ... hij speelde zoo graag met haar, want zij werd nooit ongeduldig, als hij haar niet dadelijk begreep ... En Phientje werd werkelijk ook een leuk kind, die verzon zelf allerlei spelletjes: zoo had ze zich vanmorgen haar puntige koopvrouw- | |
| |
mand, die ze gekregen had met allerlei speelgoed er in, op den rug laten binden, en was rond gegaan: of iemand iets wou koopen?
De strenge stem van juffrouw Matje stoorde haar in haar gedachten:
- Nog niet op je plaats? Wat beteekent dat?
En al de meisjes liepen nog door elkaar, de kleine school was zelfs nog niet eens naar binnen ... Maar zij voelde zich toch niet dadelijk beleedigd, en in haar eer getast, zooals anders. Juffrouw Matje zou zeker wel veel minder gekregen hebben dan juffrouw Magda, dat was ook niet prettig voor haar ... En Adèle keek rond naar de opgetogen gezichtjes der andere kinderen, en zij ving nog nu en dan een haastig-blij gefluister op ... maar, neen, zij zou met niemand, niemand, niemand willen ruilen ... want niemand kon zoo gelukkig zich voelen als zij.
| |
II.
De kinderen waren gekleed voor de partij op school, die gegeven werd, ter eere van den verjaardag van juffrouw Brans. In Mama's kamer, waar het hel licht was, en ook voor de spiegelkast de lichten brandden, stonden Adèle en Eva, terwijl Mama en Juf hen bekeken, of er niets aan hun toilet ontbrak.
Adèle droeg een jurkje van rose cachemire met een breede voorbaan van gefronsd satijn, waarlangs guirlanden van kant zich slingerden; Eva had hetzelfde in blauw, wat beter stond bij | |
| |
haar blonde haar, zooals zij, tot haar genoegen in den spiegel constateerde. Beiden droegen hooge goudleeren laarzen, en fijne wit-glacé handschoentjes, en een waaier hadden zij óok: een kleinen, mooien, van uitgesneden ivoor.
Leentje kwam kijken om het hoekje van de deur.
- Net engeltjes, zei ze, uit den grond van haar hart, en Eva lachte gevleid. Ja ‘engelachtig’, zóó vond zij ook, dat zij er uitzag, en het zou haar verwonderen, als zij het bal niet openen mocht ... dat mocht altijd de jongste op school, en dit was eigenlijk Annie Bentinck op 't oogenblik, maar veel scheelde 't niet, en Annie was bij haar vergeleken leelijk, en bovendien was die zóo verlegen, dat ze de eer wel graag aan háár zou gunnen ...
Maar ze zei er natuurlijk niets van, wat ze dacht en hoopte. 't Kon best wezen, dat zij ‘la reine du bal’ werd genoemd ...
Charles kwam binnen in zijn Eton-pakje; een knappe, tengere jongen, met een fijn-bleek gezicht, - net een broertje van háar, dacht Adèle. Zij vond Charles eigenlijk de beleefdste en welgemanierdste van alle jongens, en toen hij zei:
- Zeg, ik dans alleen met jullie, hoor, vond zij het dadelijk goed.
Maar Eva riep:
- Ajakkes! Dansen met jou? Nee, dan is 't net, of we overschieten, dat doe ik niet!
- Kom, Eva, éen dansje kan je toch wel doen met Charles, vond Jeanne.
| |
| |
- Ik zal nog wel 's zien ... mompelde Eva. Want zij dacht het natuurlijk wel niet, maar het kón toch zijn, dat ze eens een dans moest blijven zitten, en dan kon ze dien nog altijd doen met Charles.
- 't Rijtuig is er, kwam Leentje waarschuwen.
Mama sloeg Adèle en Eva de wit-mohair wollen doekjes om het hoofd, en wikkelde hen in de Schotsche shawls.
- Hier, Charles, de plaid voor vanavond.
- Hè, Ma, dat lamme ding ...
- Ja, ja, dat moet. Nou, veel pleizier, kinderen, heel veel pleizier, en vergeet de complimenten niet.
- Van ú ook, Juf? vroeg Eva ondeugend, want zij wist heel goed, dat Juf juffrouw Brans een veete toedroeg, sinds deze eens, toen zij op bezoek was, aan Juf, die presenteerde, hautain had gevraagd:
- Geef u mij 'n trépied.
Juf had toen wel heel bedaard Leentje gebeld, en deze het bevel laten uitvoeren, maar sinds dien tijd heerschte er toch een sterke verkoeling van Juf's kant tegen juffrouw Brans.
- Ze kan voor mijn part ... begon Juf, maar hield zich nog juist bijtijds in.
Het sneeuwde; de stoep lag weer blank, al het weg-vegen baatte niets; en Papa droeg de kinderen een voor een in het rijtuig, terwijl Leentje de paraplu over hen hield.
In de eene groote beneden-zaal van het schoolgebouw, die vol met bloemen stond, hield juffrouw | |
| |
Brans receptie. Ze zag er uit als een deftige oude dame, vond Eva, in haar zwart-satijnen toilet, met het grijzende haar en haar bril. In de andere zaal was een soort van tooneeltje gemaakt; daarvoor stonden rijen stoelen, want eerst zou er door de groote meisjes comedie worden gespeeld.
- Waarvoor! fluisterden de kleine meisjes. Dansen is veel leuker ... En ze verveelden zich dan ook van harte, gedurende de opvoering van een Duitsch operette'je ... iets van een schoorsteenveger en een zangeres ... maar ze begrepen er niets van, wat het eigenlijk beteekende.
De allerkleinsten zaten op voetenbanken, en de jongens, voor zoover er geen zitplaatsen genoeg waren, moesten maar staan.
- Sstt! werd er telkens gefluisterd, want door het gegichel en het zacht gebabbel werd soms den aardigen zang overstemd. Maar toen het stukje eindelijk uit was, en de dienstmeisjes hadden gepresenteerd ... toen bleek het nóg niet gedaan, want de aandacht werd voor een tweede comedietje gevraagd.
- We hadden best wat later kunnen komen, zei Jootje Bentinck achter haar hand Eva in het oor, die bijna gaapte, omdat ze van dit Engelsche natuurlijk heelemaal niets verstond. Heb je nóu al slaap?
- Hoe kan ik nou slaap hebben, zei Eva. We hebben vanmiddag geslapen.
- Kan je dat? overdag?
- Ik wel, jij niet? Juf doet de blinden toe, en dan is 't net nacht.
| |
| |
- Alle jongens van Vester zijn er, hè?
- Alle jongens?
- Ik geloof 't wel. Dan hoeven er geen meisjes samen te dansen. En we krijgen danskaartjes óok.
Toen de gordijnen voor het tweede stukje waren dicht geschoven, klapten de meisjes en jongens zóo luidruchtig in de handen, dat het bijna een demonstratie van vreugde werd, omdat het nu definitief gedaan was, en de dames tot kalmte aanmanen moesten. Amélie en Clari vierden hun blijdschap uit, door in de nog leege bal-zaal de handen in elkaar te slaan, en wild aan het rond-draaien te gaan. Maar de dansmeester verscheen, ea keek zóo afkeurend-verbaasd naar het woeste paar, dat zij lachend, hijgend, en blozend, dadelijk hun ongecultiveerden dans eindigden.
Voor de piano was een speler komen zitten, en op dit sein stroomden de jongens en meisjes de tweede zaal binnen, en verdrongen zich om juffrouw Magda, die, blozend-vriendelijk, de door haar zoo keurig geschreven danskaartjes uitdeelde. Met hoffelijke buigingen vroegen de jonge cavaliers de meisjes ten dans, en Eva zag al menigen naam achter haar dansen ingeschreven, - ook Piet had verlegen, maar in een moedig élan, drie dansen ingevuld, toen zij tot haar verwondering, maar hooge blijdschap, bemerkte, dat een der groote, der grootste jongens, de knappe, blonde Henri Wijnman, naar haar toekwam. Met open oogen en bijna open mond keek zij toe, hoe hij liefst achter twee dansen zijn naam zette ... | |
| |
neen, maar! dat was nu nog eens iets, om op te bluffen! En toen de Polonaise begon, kon het haar niet eens zooveel schelen, dat zij het eerste paar niet was ... misschien wel het twintigste ...
Er was niemand, die niet danste, behalve dan natuurlijk juffrouw Brans en juffrouw Matje, en de Fransche en Engelsche, want juffrouw Magda danste óok: met Henri Wijnman; ze waren haast even groot, en Eva kon nu juist eens goed zien, hoe 't straks met háár en Henri zou gaan.
Zij was zóo vervuld van haar triomf, dat zij het aan Adèle vertelde, aan Hendrika Kanselier, aan Piet, en aan al de verdere jongens met wie zij danste. Adèle was blij, dat Eva zich zoo goed vermaakte, want zij had gevreesd voor Eva's humeur, toen de Polonaise zich zoo heel anders vormde, dan, zooals zij wel wist, dat Eva het had gehoopt. O! wat was het prettig, zoo'n bal! Heel iets anders, nu er echte muziek bij was, dan, zooals op de dansles, alleen maar de dansmeester met zijn viool ... En de quadrille, wat ging die goed, als vanzelf ... Zij had nog nooit zooveel pleizier gehad; zij danste gezellig met Charles, en al de andere jongens waren zoo aardig en vroolijk ... véél prettiger met jongens te dansen, dan, zooals op de dansles, met meisjes, daar was zij dikwijls met pijn van moeheid in de armen vandaan gekomen ...
Zij voelde zich zoo licht en tevreden gestemd, dat het wel scheen, alsof niets haar hinderen kon: zij verloor haar mooie broche, haar caméetje, en vond het wel terug, maar er was op getrapt, | |
| |
en het gouden randje was geplet, en aan den bruin-gladden achterkant was een ragfijn barstje te zien, - maar zij had het toch terug, en het was niet heelemaal stuk gegaan. En toen zich een groepje verzamelde om Charles, die was uitgegleden, en huilde, omdat hij zijn hoofd had bezeerd, voelde zij zich niet, zooals vroeger altijd, beschaamd, omdat het haar broertje was, die zoo'n consternatie veroorzaakte, en huilde, terwijl hij zich toch werkelijk niet zoo erg pijn had gedaan ... maar zij troostte hem, en bette zijn hoofd met eau de cologne, en fluisterde hem toe, dat hij nu niet meer huilen moest, omdat anders iedereen hem zoo flauw vinden zou ...
Met animo nam zij deel aan den linten-dans, waarin zulke sierlijke figuren voorkwamen, zonder, zooals anders, haar beurt aan een ander te gunnen.
En zij was nu heelemaal niet ‘stil’, zooals zij zoo dikwijls werd genoemd, zij babbelde en lachte, precies zooals de andere meisjes ... en zij merkte het heel duidelijk, dat zij nu algemeen veel aardiger werd gevonden. Dat was prettig ... en dat allen zoo vroolijk waren, en dat de muziek zoo helder klonk, en dat het overal zoo licht was, en zoo lekker naar bloemen en dennegroen rook ... alles, alles was prettig vanavond.
Henri Wijnman, die Eva, met haar blonde krullen, een aardig popje vond, kwam Eva halen voor hun eersten dans, en Eva bloosde van verrukking, toen zij ging aan den arm van dien knapsten der groote jongens. Zag iedereen het wel? ... Dat hij zich bukken moest voor de guir- | |
| |
landes bij de deuren? en dat hij, even met zijn hand over haar hoofd strijkend, zei: Wat heb je mooi haar, Eva! ... Zij wist niet zoo gauw, wat zij antwoorden zou: Vind je? ... dat klonk net of zij er niet om gaf, wat hij had gezegd, zoo onverschillig ... en: Nou, maar jij ook! was misschien te familjaar. Zij bepaalde zich dus tot een kort, verlegen éhè-lachje, en wist zich zóo behendig, door de paren heen, naar juffrouw Magda te manoeuvreeren, dat deze het wel opmerken móest, hoe zij nú danste met Henri.
En juffrouw Magda zág Eva en knikte ... O, wat lief en aardig was zoo'n bal ... dacht zij, iedereen amuseerde zich ... zij was maar blij, dat zij dáartoe den stoot had gegeven, want Matje en juffrouw Brans hadden feitelijk liever alleen een comedie-avond gehad, veel rustiger. En de jongens van Vester erbij vragen, - nu, dat had haar moeite gekost om er door te krijgen. Meneer Vester had op zijn feest de meisjes toch óók gevraagd? had zij betoogd. En eindelijk was het dan gelukt. Kon je je nu iets innigers voorstellen dan de jeugd, die zich hier door elkaar bewoog ... en die danste met een even uitgelaten als sierlijk entraîn? De blozende kopjes der meisjes, met de glanzende, zwierende haren, en de jongens, zoo typisch-correct, zoo alleraardigst beleefd en voorkomend ... neen, zij genoot ... zij kon niet anders zeggen, dan dat zij genóót.
Eva danste en het ging verwonderlijk goed: zij had het nooit gedacht, met zoo'n langen jongen ... Maar hij deed haar huppelen en draaien, | |
| |
zóo vlug, dat zij in een oogwenk van het eene einde der zaal aan het andere waren, en het wel een lust om te zien moest zijn ... In een vlucht zag zij de andere meisjes ... Adèle, die danste met Jan Remers ... Amélie en Willem ... Jootje ... maar géén van allen konden zij bogen op zóó'n statigen cavalier ...
Buiten adem, met gloeiende wangen, liet zij zich, na het einde van den dans, door Henri's armen opvangen:
- Dat is leuk geweest, hè? zei hij, haar aankijkend met zijn vriendelijke oogen, en Eva verweet het zich heftig, maar zij kon weer niet anders, dan antwoorden met haar éhè en een lachje. Zij begréép het niet, want zij was anders toch nóóit verlegen ... Maar deze jongen intimideerde haar: niet zoozeer omdat hij zoo groot was, maar veel meer omdat hij haar zoo als een ‘klein’ kind behandelde. Enfin, dat merkte niemand ... maar het hinderde haar bepaald, dat hij haar zonder complimenten ‘Evaatje’ noemde. Waarom zei hij nu niet, - dat zou juist iets voor hèm zijn geweest! - zooals die logé van de Van Vorden's, - en die was toch zeker niet ouder dan Charles, - zoo welopgevoed had gezegd: ‘Willen we elkaar maar bij de naam noemen? Mijnheer en juffrouw, dat is zoo stijf.’ Neen, zij vond bepaald niet dat hij genoeg égards voor haar had. En was het niet dat zij zich zoo vreeselijk trotsch voelde, dan zou zij het veel pleizieriger gevonden hebben, om maar met een ‘gewonen’ jongen te dansen ...
| |
| |
- Kijk! dat is iets voor jou, zei de groote jongen, toen er sneeuwballen van vloeipapier werden binnen-gebracht, die vol zaten met snippers sneeuwwit papier. En hij bombardeerde haar met een paar, en greep toen nog eens met volle handen in de snippers, en bestrooide er haar lachend mee ... En Eva, - warempel, zij kón het niet helpen, zei alwéér: éhè, en lachte ... en Henri maakte haar nóg verlegener, door haar bij de schouders te vatten, en even te schudden, en uit te roopen:
- Je ben 'n alleraardigst kind! en dan hard weg te loopen.
Verbeeld je! nu had hij toch ergens met haar moeten gaan zitten en haar vragen ‘of zij niets wou gebruiken’, en haar verkoelen met haar waaier, in plaats van er zoo ongemanierd en lachend van door te gaan ... Maar klagen wilde zij natuurlijk niet ... en een beetje gedecontenanceerd, liep zij met gebogen hoofdje door de zaal, en werd opgemerkt door juffrouw Magda, die riep:
- Je cavalier je in de steek gelaten?
Een schokje ging door Eva heen: o, zij begreep wel, waarom juffrouw Magda dat zoo plagendvroolijk vroeg: ze was een beetje jaloersch, omdat Henri niet aldoor met háár was blijven dansen ...
- De dans is immers uit? ... zei ze kalm, en toen, om te laten zien, dat zij niets om juffrouw Magda's spot had gegeven, stak zij aanhalig haar arm door den hare, en begon, om Henri, die het natuurlijk merken zou, te toonen, dat zij | |
| |
wel degelijk conversatie had, druk met juffrouw Magda te babbelen.
- Weet u 't al, dat we 'n gouverneur krijgen?
- Zoo? voor Charles?
- Ja, maar Charles blijft toch bij Vester. 't Is om 'm bij z'n werk te helpen, begrijpt u? D'r zijn d'r al 'n paar bij ons geweest, om zich te presenteeren ... dat noem je zoo, hè? Eén was er, die deed geen mond open ... Leentje zei, dat hij niet eens goed op 'n stoel durfde gaan zitten, alleen maar op 't puntje ... en toen die weg was, hebben we gelachen, gelachen ... Nu komt er de volgende week wéér een ... Hij zal bij ons in huis wonen, begrijpt u? Boven Pa's studeerkamer wordt 't de leerkamer. Tante Charlotte gaat gauw trouwen, weet u dat? in 't begin van 't volgende jaar. Hebt u de geschiedenis van Koning Lear wel 's gelezen?
- Jawel, jij ook? Maar je moet niet zeggen Le-ar, je moet 't uitspreken: Lear. Waar heb jij dat gelezen?
- Lier? Moet je zeggen Lier? Nee, hoe gek, waarom?
- 't Is Engelsch. Maar zeg, heb jij soms de vertellingen van Shakespeare door Charles Lamb?
- Nee, 't stond in de kindercourant. Dus e-a moet je uitspreken als ie?
- Ja, denk maar 's aan Lord Beaconsfield, heb je daar nooit van gehoord? En Shakespeare.
- O, ja! riep Eva, en liet opeens juffrouw Magda's arm los, om schaterend naar Beatrice van Vorden te hollen, en te roepen:
| |
| |
- Zeg! zeg, Beatrice! Weet jij, hoe je heet? Jij heet niet Be-a-trice, maar Bi ...
- Bij afkorting Biet! viel Amélie, die het juist hoorde, haar snel in de rede. Biet! biet!
Beatrice verdedigde zich hartstochtelijk, en dat zij werkelijk boos werd, was nog het leukste van al.
Een nieuwe dans verdeelde de opgewonden partijen; Eva werd dadelijk weg-gehaald door Piet Erckelens, die tot Eva's tevredenheid den Scottisch kende, en zóo aangenaam vond zij zijn voorkomendheid, dat zij er zijn korte figuur, zijn breeden mond en groven neus om vergat, en zij zichzelve bekende, dat het nu eigenlijk prettiger was dan met Henri. Want Piet zorgde zoo goed, dat zij niet in aanraking kwamen met andere paren, en keek haar aldoor zoo gedevoueerd in de oogen, en zocht zoo'n prettig plaatsje voor haar uit, en haalde zoo bereidwillig een broodje met zalm en een portie ijs voor haar, - dat zij heel goed voelde, in zijn oogen tenminste géen klein kind te zijn ...
- Kijk, zei ze gichelend. Adèle danst met Joukje Ykma ...
Adèle dánste met Joukje Ykma; zij zou het kinderachtig gevonden hebben, het jongetje te weigeren, toen hij haar een dans kwam vragen. Vroeger zou zij hem zonder omwegen hebben bedankt, maar dat was vroeger ... nu was het net, of zij om al die kleinigheden niet meer gaf, al die flauwe dingen ... En, o, zij voelde zich nu zooveel luchtiger, en blijer ... Zij kon door huis loopen neuriën, en stoeien met Charles ... | |
| |
en Mama hoefde haar nooit meer te vragen, waarom zij niet mee-speelde met de anderen, of waarom zij zoo stil was ... En Mama had gelijk, dat het zóo veel beter zou zijn, want was het niet veel, véél prettiger nu? ...
Het liep tegen het eind van het bal. De dansen volgden elkander sneller op, want met het presenteeren er tusschen door, en al die extraatjes van lintendans en sneeuwballen, werd het veel later dan juffrouw Brans bedoeld had, en goed vinden kon. Zij liep nog wel als de aangename gastvrouw door de zaal, hier een schuchter jongetje aanmoedigend, daar een meisje, dat niet danste, meenemend voor een wandeling door de zaal ... maar zij haastte de dienstmeisjes, om snel te presenteeren, en zei aan de ‘muziek’ de dansen geen seconde langer dan vijf minuten te laten duren.
Juffrouw Matje, statig uitgedost in een robe van donkerpaarse mousseline de laine, met zwartzijden franjes gegarneerd, zat koel en rustig in de nevenzaal, en bemoeide zich nergens mee, maar zag toch alles. Zij merkte op, dat Clari een groote scheur in haar beste neteldoeksche jurk had gekregen - hoe het dat kind toch gelukte altijd iets te vernielen, was haar een raadsel, - en die zóo maar met een paar spelden had dicht-geknoeid, in plaats van even aan juffrouw Casteel om naald en draad te vragen. Zij zag, ondanks haar kalm gesprek met mademoiselle Malvin en miss Spolah, hoe Marianne van Gelder, die toch zoo voorbeeldeloos gestraft was om haar geheime correspondentie, aldoor
| |
| |
danste met Louis Dufort ... kon je nu ooit op die meisjes aan? In je gezicht zeggen ze ‘ja, juffrouw’ en ‘amen, juffrouw’, en scheuren een mooie teekening midden door ... maar achter je rug ... vraag daar maar niet naar, alsjeblieft!
Neen, maar, die Magda verloor toch wel wat veel haar waardigheid uit 't oog. Den heelen avond had ze mee-gedaan. En, ja, dat ze eens met een muurbloempje danste was wel aardig, maar ze moest er geen meenens van maken. Wie was die jongen, met wien ze nú weer walste? ... O, was dat niet die kolonelszoon uit Utrecht, die dikwijls te paard, met een rijknecht achter zich, naar Vester kwam gereden? ... Henri Wijnman, - juist, daar had ze den naam.
Henri Wijnman ... het was weer, - Eva kon zich niet vergissen, zij zág het immers op haar danskaartje, - háár beurt met hem, en hij danste ... hij danste met juffrouw Magda. Eva's bloed stond stil: deed hij dat expres? Wou hij niet meer met haar dansen? Of ... herinnerde hij het zich niet meer precies ... Als zij dat nu maar wist, dan zou ze hem even laten waarschuwen door Charles, of door Piet ...
Ongelukkig, blozend van verlegenheid en verdriet, stond zij bij een portière. Zij stond zóo, dat hij haar opmerken móest, als bij voorbij kwam ... dan zou zij hem aanzien, beleedigd, verwijtend ... en, al was het ook juffrouw Magda, dan moest hij die toch laten staan. Maar toen het paar kwam aangedanst, dook zij opeens weg, zoodat zij haar niet konden zien.
| |
| |
In een driftig élan haastte zij zich weg, waarheen? ... naar de gang ... naar het spreekkamertje ... waar niemand het merkte, dat zij niet danste ... O, zij schaamde zich, woedend, gloeiend, voor al de meisjes en jongens, voor juffrouw Magda ... dat zij zóó maar over het hoofd werd gezien. De tranen brandden haar in de oogen, terwijl zij hier stond, tegen de tafel geleund, in het koude kamertje, waar overal mantels en doeken en shawls en jassen lagen, en, op een commode, alleen een petroleumlampje brandde. O, 't was om te snikken, dat zij, zij nu hier moest zijn, zij, een van de aardigste, mooiste uit de hééle zaal ... verbeeld je: la reine had zij gedacht te zullen zijn! ... en dat niemand naar haar zocht, dat niemand zich om haar bekommerde, dat niemand haar miste ... O, die akelige Henri ... ze wou, dat hij nóóit op haar had gelet, - wat hoefde hij haar zoo teleur te stellen, en haar zoo te plagen ... zij vond hem nen naarste van alle jongens, zij kende geen daardere ... en als zij hem weer zag, dan zou zij, als zij maar durfde, de tong wel tegen hem willen uitsteken ...
Al droeviger en troosteloozer voelde zij zich in de eenzame kamer ... Aldoor was er geloop en beweeg in de gang, en dan kreeg ze een schok van angst, dat ze binnen zouden komen, en haar zoo verlaten hier zien ... Nerveus plukten haar vingertjes aan de franje van een wollen doek op de tafel ... Wat moest zij doen? ... wat zou zij doen? Weer naar binnen | |
| |
gaan? Maar zij had misschien roode oogen, want zij had immers een beetje gehuild? Of hier blijven, totdat alles gedaan was, en dan stilletjes naar het rijtuig sluipen? ...
Hoor! alweer een nieuwe dans. Dat was de quadrille ... de laatste! Dáar moest ze bij zijn, dat kon niet anders. En ze danste dien met ... gauw kijken ... met Frits Kruys ... o, en die kende de quadrille zoo goed, die zou haar wel helpen. En zonder zich te bedenken, drong zij snel naar de zaal, die zij bereikte, nog vóor de introductie geëindigd was.
Frits Kruys schoot op haar af.
- Gauw! zeg! Waar zat jij? We hebben nog geen paren!
- Hier ... laten we hier gaan, fluisterde Eva, die Henri Wijnman zag staan, in geanimeerd gesprek met zijn danseuse, bij nog twee paren ... hier, in deze quadrille, daar is nog plaats. Haar adem ging vlugger, en zij voelde het kloppen in haar hals en in haar polsen. Nu! nu zou ze toch eens zien, of hij niets zou zeggen ... maar ze lette in 't geheel niet op hem, en zou er erg op passen de figuren goed uit te voeren.
- Netjes dansen, Frits ... en help je me?
- Ja, ja, je kijkt maar naar de anderen.
Henri Wijnman keerde zich om, en bemerkte de andere drie paren.
- Zoo? onze quadrille compleet? Dat treffen we. Zijn wij 't eerste paar?
Eva stond schuin naast hem, maar zág hem natuurlijk niet. Zij luisterde met aandacht naar | |
| |
de muziek, en gaf er wat voor, als zij nu een druk gesprek met Frits had kunnen voeren, maar ze wist niet waarover, ze sprak hem zoo dikwijls, ze kon hem niets vertellen ...
Ze stond onzeker rond te kijken, en had juist een onderwerp gevonden: O, zie je dat? Hendrika Kanselier d'r goudleeren schoentjes zijn heelemaal blauw aan de punten ... toen de dans begon. Met stentorstem riep de dansmeester:
- Chaîne anglaise!
En gehoorzaam maakten de paren den tour de main, en vereenigden zich de dames tot de chaîne des dames, en reikten de linkerhand voor een demi tour aan den tegenover haar staanden heer ... en aldoor was Henri nog in gesprek met zijn danseuse, en lette hij in 't gehéél niet op háar. Eva voelde haar handen koud worden in haar handschoenen, zóó onachtzaam was zij toch nog nooit behandeld! maar hij zou niets aan haar merken, en met fier opgeheven hoofd, ging zij door de Poule en de Pastourelle, en bracht zij onberispelijk de en envant deux, de traversé's, de balancé's à quatre en de ronds à quatre ten uitvoer. Nog nooit had zij met zóo'n opgewektheid, en zóo oplettend de quadrille gedanst, en zij begreep het niet, dat Henri daar niets van merkte. Maar gelukkig voelde zij allengs haar verwarring en haar overgroote boosheid verdwijnen; hij had haar schandelijk behandeld, maar zij zou net doen, of zij daar niets van merkte, en er niemand, o, niemand iets van vertellen ...
| |
| |
Eindelijk, eindelijk toch scheen het lange verhaal, dat hij aan zijn danseuse deed, uit-verteld. Eva had hem natuurlijk aldoor tersluiks in het oog gehouden, en duidelijk gezien, hoe hij alleen werktuigelijk de passen maakte, omdat hij het gesprek steeds voort zette. En het was niet vóor de chassé-croisé in de Finale, dat hij notitie van zijn omgeving nam. En hij zag Eva.
Eerst zei hij een aardig woord, toen hij haar bij de hand vatte, denkende, dat er dan weer dat wèl wat bête, maar toch zoo kinderlijk-bekoorlijke éhè-lachje op volgen zou. Maar Eva's gezicht bleef strak, alsof zij niets had gehoord, en Henri, daardoor wat meer bewust geworden, zei bij de volgende ontmoeting:
- Had ik met jou niet nog 'n dans? Maar dit is de laatste ... Hoe zit dat dan?
- Ik weet er niets van, zei Eva, maar zij kreeg een kleur tot achter de ooren.
Henri begreep, dat hij zich niet vergiste ... Haastig tastte hij naar zijn danskaartje ... waarachtig, daar stond het: Eva Berghem. En hij had dat kind geheel vergeten ... Arm kind!
Snel fluisterde hij iets tot zijn danseuse, en bracht haar naar haar plaats. Toen zocht hij, dwars door het gewoel, dat ontstaan was bij het einde van den dans, Eva op.
Eva voelde hoe vurig haar wangen gloeiden, want zij zag hem komen en haar hart klopte van triomfantelijken trots. Zij hoopte nu maar dat hij haar kleur niet zou zien ... maar die kon toch óok wel komen van den heeten bouillon, | |
| |
die haar juist was gepresenteerd, en waarvan zij in haar verbouwereerdheid een veel te grooten slok had genomen ...
- Eva! zei Henri. Ik kom je vergiffenis inroepen. Ik heb je buiten m'n wil beleedigd en nu ben ik wanhopig. Kan je me vergeven?
Ha! dat was mannetaal. Natuurlijk vergaf Eva hem, - onmiddellijk. Maar zij was te verlegen om antwoord te geven, en blies in haar bouillon.
- Zal ik 'n knieval voor je doen?
- Ehè, glimlachte Eva; maar zij had het wel leuk gevonden, als hij het niet had gevraagd, maar gedaan ... Enfin, hij hád het gevraagd.
- Nee, zeg 's, vroeg hij, en legde zijn hand op haar schouder, kijk me 's aan: ben je nog boos?
Eva keek hem aan; haar lipjes pruilden nog een beetje, maar haar oogen zagen hem tevredengesteld en tegelijk uitdagend aan. Zij sprak geen woord ... maar zóo duidelijk las de jongen al haar gewaarwordingen in dien glanzenden, sprekenden blik, dat hij dacht: Wat een coquette zal dat later worden ... neen ... is zij eigenlijk al! ...
| |
III.
Dien middag werd de gouverneur verwacht.
Het was tegen het einde der Kerstvacantie, in de eerste dagen van Januari. En heel koud; de Vecht lag dicht en in de beek was het ijs zóo dik, dat zelfs Mama er niet op tegen had, | |
| |
als de kinderen daarop schaatsen reden en gleden. Maar vanmiddag waren ze niet naar buiten gegaan: in de gobelin-zaal bleven ze met Mama, om den gouverneur te ontvangen.
Het proef-bezoek was niet alleen ten genoegen van Alexander en Jeanne, maar ook tot dat van de kinderen afgeloopen. Want Gerard Sterk was nog niet ‘oud’, - vierentwintig jaar, - en in 't geheel niet saai of droog, leek het. En zijn uiterlijk en zijn manieren waren zóo in Charles' smaak gevallen, dat hij, ofschoon hij eerst woedend geprotesteerd had tegen den dwang van een gouverneur, - er nu op pochte, hoe hij met ‘Sterk’ zou gaan visschen en met zijn kleine buks op houtduiven jagen ... en dat zij genoeg pleizier zouden maken samen.
- Zou die wat voor ons meebrengen? vroeg Eva.
- Dat wil Ma immers niet?
- Geloof jij, dat hij aardig is?
- Hij lijkt wèl zoo.
- Ik weet wat, zei Charles. We zullen 'm, alsof 't fondants zijn, die kleine rose en witte zeepballetjes van jullie presenteeren. Als hij dan niet boos wordt, maar begint te lachen, dan is hij aardig.
- Ja! ja! viel Eva bij. En zei nadenkend: Eigenlijk is 't toch wel gemakkelijk, altijd iemand te hebben, die je helpt met je werk.
- Jawel! zei Charles, als hij maar niet zanikt: Waarom is dat zoo? Leg me dat 's uit. Neem de regel, die daarop slaat. Ajasses, dan is 't nóg | |
| |
erger dan dat je je werk niet kan. Want dan duurt 't veel langer, eer dat je klaar ben.
Eva streek met haar hand over het vensterbank-kussen; voor alle drie de ramen had Tante Charlotte er een met Sint Nicolaas voor Mama gemaakt: práchtig, van bronsgroen satijn, en heelemaal opgewerkt met bloemen van donkerrood fluweel. Maar met háár naaldenboekje was Mama toch óok heel blij geweest, en ze gebruikte het elken dag.
- Als hij er is, mogen we misschien wel op de Vecht, zei Charles, en tuurde met verlangen naar het ver gewoel, dat zwart door elkaar krioelde op de bevroren rivier. Van 's morgens tot 's avonds zwaaiden en zwierden de schaatsenrijders daar in grooten getale rond, en 't verveelde je eigenlijk nooit, daarnaar te kijken. 't Was een voortdurende grief voor Charles, dat Papa en Mama hem niet ‘vertrouwden’ op de Vecht: alle jongens gingen er: Willem van Enschot en Jan Remers waren zelfs naar Utrecht gereden ...
- Hè, ja ... en dan rijden we allemaal achter elkaar aan 'n stok.
- Aan de vlággestok, verzon Charles, dan maakt iedereen ruim baan voor ons.
Jeanne zat met een handwerk op de canapé. Het ruischen en knetteren der eiken blokken in den grooten haard, was, voor haar ooren, een intiem-gezellig geluid ... en gelukkig voelde zij zich, in de ruime en lichte kamer, terwijl buiten de harde, helle vries-hemel blauwde boven de | |
| |
ruig-wit berijpte gazons en de zwart-getakte, ontlooverde boomen. Vanmorgen was zij voor de gewone wekelijksche uitdeeling van soep- en brandstof-kaartjes in het koetshuis geweest, waar de armen haar al wachtten. O, wat waren er véél ... véél, nu met dien strengen winter, - zij was blij, dat zij ook een extra-uitdeeling van bouffantes en wollen kousen had gehouden, - maar, och, al wou je ook nóg zoo graag, allen nood kon je toch niet lenigen. En het stemde haar tot een weemoedige tevredenheid, dat zij tenminste een klein beetje het lot der armen verzachten kon. Het deed haar aan, als zij soms kinderen zag komen, wier moeder ziek was, en die met ouwelijke gretigheid de kaartjes in de knokig-blauwe knuistjes pakten. Zij kon die kinderen niet zoo weg laten gaan, zij stuurde hen naar de keuken, voor boterhammen en warme koffie; Trien had er wel vreeselijk het land over, maar daaraan stoorde zij zich natuurlijk niet. En zij was zelden boos, maar eens was zij toch uitgebarsten in heftige drift, toen zij hoorde van den Baas, dat Trien de kinderen op de tuin-trap had gezet om te eten, inplaats van hen zich te laten warmen bij het vuur ...
O, als zij dan zoo hun eigen knappe en gezonde kinderen zag ... de oudste drie, bloeiend van levenslust, - het kleine Phientje, wier nerveuse aard, nu zij wat sterker werd, allengs scheen te beteren ... en Otto, haar pracht van een jongen, de trots, de glorie van haar hart, met zijn stevige leedjes, zijn vaste, ferme beentjes, waarop hij nu | |
| |
al zoo recht kon staan, zijn verstandige, ondeugende oogen ... dan vloeide er een stroom van warme, welige dankbaarheid door haar heen, - dan zou zij wel hard-op willen getuigen van haar innig, volmaakt geluk. Maar een schroom, een onwillekeurige schuwheid, hield haar terug van al te luidruchtig roemen. Slechts aan haar man, hij, die haar liefhad, en die haar begreep, slechts aan hem, kon zij soms, in half-stamelende woorden, haar volkomen vreugde toe-vertrouwen ...
Met vochtige, verteederde oogen keek zij naar de kinderen, van wie zij zooveel hield, en van wie zij zoo absoluut zeker kon zijn. Adèle was haar de liefste ... deze bezat ongetwijfeld het diepste en gevoeligste hartje ... Eva en Charles waren misschien wat zorgeloozer, wat oppervlakkiger, - maar toch zoo eerlijk als goud, en totaal zonder ondeugende streken. Neen, zij had niets geen moeite met hen, en zij was er van overtuigd, dat ze allen veel van haar hielden.
En Alexander ... ook daarvan hield zij zich overtuigd, was tevreden met haar. Zij had hem leeren kennen als een wat stillen, wat somberen man ... nu, - nóoit meer zag zij dien melancholischen trek om zijn mond, dien pijnlijken rimpel tusschen de oogen ... hij was ópgeleefd in een jeugdig élan van kracht en energie. Zij trilde inwendig van geluk, als zij zijn hartelijk lachen hoorde, en zijn oogen op haar gevestigd zag, met hun dringenden, lichtenden blik ... O, zij was wèl een bevoorrechte vrouw ... een bevoorrechte moeder ...
| |
| |
- O, hoor ik daar niets? riep Charles.
Hij sprong op, en opende de hooge tusschendeur, die leidde naar den salon. Adèle kwam naast haar Moeder zitten op de canapé, maar Eva volgde Charles.
Samen stonden ze voor een der ramen, en zagen het rijtuig, waarmee Papa meneer Sterk van den trein had gehaald, juist in de verte het hek binnen-rijden.
- Dat kon je toch niet gehoord hebben, zei Eva.
- En ik heb 't tóch gehoord.
- Hoe kan dat nou!
- Je ziet 't toch?
- Dat's toeval. Maar Eva stapte van dit chapitre af, door eens rond te kijken in den salon, met zijn behang van donkerrood geschoren fluweel, zijn damasten gordijnen met de ingeweven, zijdegeborduurde randen, net zooals de canapé's en stoelen die in de bekleedingen hadden, en de ebbenhouten bonheurs, - en tot de slotsom te komen, dat ‘hij’ 't hier wel mooi vinden zou.
- De gobelin-zaal is vrij wat leuker.
- Zoo? met dat gekke behang? Die vierkante menschen, en al die beesten, met hun stijve pooten ...
- Sst, daar is die.
Zij zagen, hoe het rijtuig stil hield voor de stoep, en haastten zich terug naar de gobelin-zaal. Zij stonden allen te wachten, ook Mama, totdat de deur openging, en Papa binnentrad, gevolgd door den slanken, jongen man, met de rechte | |
| |
schouders, en het kalme, knappe gezicht, - meneer Sterk.
- Welkom op Ter Aar! zei Jeanne, en reikte hem vriendelijk de hand. Herinnert u u de namen van de kinderen nog? Dit is Eva ... Adèle ... en hij heet Charles.
Eva strekte precies op dezelfde wijze als Mama, haar handje uit, en zei juist zóo:
- Welkom op Ter Aar! wat zij een even gepaste als fraaie zinsnede vond.
Adèle blikte hem zwijgend-onderzoekend aan, toen zij haar vingers legde in zijn hand, en Charles, nadat hij een oogenblik den blik der rustig-sterke oogen had ontmoet, achtte het een volslagen onmogelijkheid, om, zooals hij zich had voorgenomen, brutaal: ‘Dag, Sterk’, te zeggen: hij kreeg een kleur, en mompelde als vagen groet: ‘ ... meneer’.
Gerard Sterk zette zich op de hem aangewezen stoel; ook Alexander en Jeanne namen plaats; en een poosje werd er tusschen deze drie een gesprekje gevoerd over vluchtige, onbelangrijke dingen. Maar Gerard Sterk voelde zeer goed, hoe er op alles van hem werd gelet: op zijn houding, op zijn manier van spreken, op wát hij zei ... niet alleen door meneer en mevrouw Berghem, maar vooral ook door de kinderen, die zwegen, maar geen oog van hem af hadden. Dat hij hier al eens was geweest, en de vriendelijke ontvangst van nú maakte het hem wèl gemakkelijker, maar gelukkig had hij zichzelf tóch altijd geheel in zijn macht, en merkte men het | |
| |
nauwelijks aan hem, al voelde hij zich nerveus.
Jeanne en Alexander waren tevreden over den hernieuwden indruk, dien zij van hem kregen. Zij bewonderden den tact en de mannelijke bedaardheid van dezen nog zoo jongen man, en zijn aangename, beschaafde omgangsmanieren.
- Nu wilt u misschien liever naar boven gaan, meneer Sterk, om wat ‘thuis’ te raken? De kinderen zullen u uw kamer en de leerkamer wijzen ... en als ze u te lastig worden, dan stuurt u ze maar weg. Om vijf uur eten we, u hebt das tijd, om rustig wat uit te pakken; uw koffer staat op 't portaal.
- Vanavond, of anders morgenochtend spreken we wel samen, en regelen de werkzaamheden, zei Alexander. Dat moet niet zoo inderhaast gebeuren.
Gerard Sterk stond op. De kinderen liepen hem vooruit naar de deur, en Charles zei:
- Gaat u maar mee. Wilt u ook soms de biljartkamer zien?
- Later maar 's.
- Dan deze trap op, en nog een. Ziet u die beelden? Nou moet u eerst ook nog even 't beeld bij de eetkamer zien ...
- Nee, Charles, ik ga liever ...
- Komt u nou even mee. Dan hebt u ze allemaal gezien. Zegt u nou 's: zijn die beelden nou gemeen?
- Gemeen?
- Ja, 'n jongen bij Vester zei, dat er bij ons zulke gemeene beelden in de gang stonden.
Gerard Sterk beschouwde de, meer dan levens- | |
| |
groote groep, in de nis van het marmeren portaaltje bij de eetkamer, een vrouw, met een kindje op den arm, die twee heel-kleine naakte jongetjes bij zich had ... en hij vond het schándelijk, dat men zóó daarover dorst spreken.
- Met ‘gemeen’ zal die jongen misschien bedoeld hebben ‘leelijk’, - maar dat zijn ze niet, alles-behalve.
Eva gichelde haar kort lachje, en sprong gracieus de trappen op en af. Zij dacht, dat meneer Sterk haar zeker wel een aardig kind vinden zou ... En Adèle, die nog steeds haar rustige beschouwing bleef volhouden, kwam tot de conclusie, dat de nieuwe huisgenoot wel eens een aanwinst kon blijken te zijn.
De leerkamer beviel Gerard Sterk. Het was een ruim vertrek, met drie ramen, en ook zijn eigen kamer, daartegenover gelegen, eveneens met drie ramen, twee, die uitzicht gaven op de Vecht, en een, dat uitkeek terzijde van het huis, was meer, dan hij had durven verlangen.
- 'n Prettige kamer, zei hij, ziende, dat er zelfs gezorgd was voor een schrijftafel en een kleine boekenkast. 'n Heel prettige kamer.
- Ja, vindt u niet? zei Eva, die dacht, dat de gouverneur ook alle reden had om tevreden te zijn. Kijk, zei ze, en wees naar de inzet-kachel onder den bruin-grijs marmeren schoorsteenmantel, u hebt hier óok 'n calorifère, net als er in Pa's kamer staat en in de eetkamer.
- En de bussen, vertelde Charles, die worden door de Baas buiten aan-gemaakt, en dan draagt | |
| |
hij ze zoo, brandend, door 't huis. Z'n heele jasje is d'r van verschroeid.
- Ja, maar hij trekt daar 'n oud jasje voor aan, dat hij toch niet meer gebruiken kan, zei Adèle, - want Papa en Mama mochten er toch niet van worden verdacht, dat zij den Baas roekeloos zijn jasjes lieten verbranden! ...
- En weet u, dat we ezels hebben?
- Ja, meneer, twee, en 'n wagentje, daar gaan we dikwijls mee naar school, als 't regent. En ze kennen ons zoo goed ... Als Mama met 'n mandje appels in de stal komt, dan beginnen ze verschrikkelijk te balken, en dan laten ze al hun tanden zien. Ze hebben ‘zulke’ groote gele tanden.
- Kan u schaatsenrijden?
- Ja ... en ik heb m'n schaatsen ook meegebracht.
- Weet u al, dat er in Spanje weer 'n koning is? informeerde Charles.
- Ja, ja, dat is juist op Oudejaar gebeurd, hè?
- Ja, 't is Alfons de twaalfde.
- Willen we nu gaan? fluisterde Adèle, meneer Sterk moet uit-pakken.
- Willen we u niet helpen? presenteerde Eva. Je kon toch niet weten, of er soms in dien koffer ...
Charles dacht nog even aan de zeep-fondants. Maar Sterk viel hem zóó mee: hij was volstrekt niet bedilachtig, of nieuwsgierig, of vervelend ... hij zou hem nu maar niet dadelijk beginnen te plagen.
| |
| |
- U hoort de bel wel voor 't eten, zei Adèle. Die wordt om vijf minuten vóor vijf geluid. En ... Pa wil altijd, dat we precies op tijd zijn ...
- Ik zal er voor zorgen, hoor, zei Gerard Sterk, en knikte Adèle toe. Aardig vond hij dit kind, dat zoo fijngevoelig zich toonde in haar enkele uitingen. Maar ook de andere twee geloofde hij wèl te mogen. Hij was blij, in dit huis te zijn gekomen, waar hij zich, door de natuurlijke ongedwongenheid der menschen, sinds het eerste oogenblik thuis had gevoeld ...
|
|