| |
| |
| |
Vierde Hoofdstuk De Nieuwe Gids
Voorbereiding
Behalve zijn studie in de klassieke talen, strekte Kloos' belangstelling zich ook naar vele andere richtingen uit, en interesseerde hij zich ook in het bizonder voor de Nederlandsche literatuur.
Hij las zeer veel, en bracht zich reeds in die vroege jaren een kennis bij, die hem zijn heele verdere leven, in zijn letterkundige carrière te pas is gekomen, en die hem, tot op den hoogsten leeftijd is bijgebleven. Op het Leesmuseum volgde hij al de daar aanwezige tijdschriften, en zoo trof hij in De Gids een bespreking aan over Marcellus Emants' Lilith, en hij vond het noodig daartegen op te komen.
Hij zond dit stuk aan Vosmaer, ter plaatsing in den Nederlandschen Spectator, waarin het 20 Dec. 1879 verscheen, onder pseudoniem, met de letters Q.N.
Dit is het begin geweest van Kloos' omgang met Vosmaer. Ik verwijs hiervoor naar de uitgave: De Briefwisseling Vosmaer - Kloos, uitgegeven en van een lange Inleiding voorzien door Dr. G. Stuiveling, verschenen bij J.B. Wolters te Groningen, waarin men alle phasen dezer kennismaking, ook wat de kwestie Jacques Perk betreft, vinden kan.
Kloos teekende zich steeds W.J. Th. Kloos, maar op aanraden van Jacques Perk heeft hij dat later veranderd in Willem Kloos, en dat steeds volgehouden.
In die eerste jaren zag hij wel eens verzen van zich geplaatst, in het tijdschrift Astrea, dat stond onder de Redactie van W. Gosler. Ook in den Spectator werden enkele malen gedichten van hem geplaatst, b.v. Madonna en Moisa, - maar het was evident, dat Vosmaer weinig van zijn poëzie begreep.
(In het beeld van den letterkundigen Kloos zal gelegenheid zijn, daarvan nadere voorbeelden te geven.)
| |
| |
Kloos had ook contact gezocht met het weekblad: De groene Amsterdammer, dat onder Redactie stond van J. de Koo.
Daarin zag hij wel eens Boekbeoordeelingen van zichzelf opgenomen, maar het duurde niet lang, of de Koo liet den jongen man eens bij zich komen, en verweet Kloos zijn scherpte en zijn alles afkeuren.... waarna hij voor verdere medewerking bedankte.
Daar deze stukken allen zijn opgenomen in het begin der Veertien Jaar Literatuurgeschiedenis, kan ieder er zichzelf van overtuigen, hoe weinig gegrond het verwijt van de Koo is geweest, want hoe ‘tam’ doen ze thans aan!
En tegelijk zal men verbaasd zijn, hoe onfeilbaar-juist het critisch inzicht van den jongen Kloos toèn reeds was! Inderdaad heeft hij nooit iets behoeven te herroepen of te wijzigen, wat hij ooit aan literaire oordeelen heeft gegeven.... een bewijs, zou ik zeggen, voor de juistheid der uitspraak van Baudelaire:
Je considère poète comme le meilleur de tous les critiques.
Den 14en Juni 1881 was te Amsterdam het letterkundig genootschap ‘Flanor’ opgericht, waarvan ook Willem Kloos lid is geweest. Het bestond uit ‘vogels van diverse pluimage’, zooals blijkt uit de naamlijst der leden, als volgt:
Dr. F.L. Abresch, |
Dr. J. van Leeuwen Jr., |
S.J. Bouberg Wilson, |
Jan C. de Vos, |
A. Ising Jr., |
C.B. Posthumus Meyes, |
Hugo Muller, |
Willem Kloos, |
M. Mendes da Costa, |
W.A. Paap, |
Ch. M. van Deventer, |
H.G. Samson, |
F.W. van Eeden, |
C.H.E. Reelfs, - |
want er waren bij: studenten in de godgeleerdheid (Reelfs), in de rechten (Paap), in de scheikunde (van Deventer), in de geneeskunde (Samson), een architect (Posthumus Meyes), tooneelspelers (Ising, Jan C. de Vos), een handelsman (Hugo Muller), leeraren aan het Gymnasium (Abresch, van Leeuwen) en men ziet dus zelf, hoe weinig pur sang literatoren er waren bij het gezelschap, door Flanor samengesteld.
Wil men op de hoogte komen van de geschiedenis van dit genootschap, dan leze men het uitvoerig artikel van Dr. M. Mendes da Costa, in De Nieuwe Gids, 40en Jaargang, 1e deel, blz. 502.
| |
| |
Uit al het bovenstaande blijkt, hoe weinig ‘Anklang’ Willem Kloos vond bij zijn vroegste literaire pogingen, en hoe hem de gedachte aan een eigen orgaan ‘de’ oplossing leek van alle moeilijkheden, die de jongeren ondervonden, de weigeringen om hun werk te plaatsen, de teleurstellingen en de tegenkanting.
Want mèt Willem Kloos deden vele jonge tijdgenooten van hem dezelfde ondervindingen op als hij.
Wil men weten, hòe antediluviaansch de toestanden toen waren, dan zij elken belangstellende de lectuur aangeraden van Mr. R.H.J. Bakker's uitgebreid artikel: Veertig Jaren Beschavingsarbeid, in De Nieuwe Gids, 40e Jaargang, 2e Deel, blz. 383, verschenen ter gelegenheid van het veertigjarig Jubileum van dit tijdschrift, waarin de schrijver, met tal van voorbeelden aantoont, hoe de letterkundige toestanden, omstreeks 1880 hier te lande waren; en voor iedereen zal het, als in een verrassende openbaring duidelijk worden, hoe hemelsbreed de periode der literatuur van vóór De Nieuwe Gids verschilt van die nà de oprichting van dit orgaan.
Een algeheele zuivering en vooral ook leering is van De Nieuwe Gids uitgegaan; en hoewel de meesten der thans levende auteurs er zich niet zoozeer rekenschap van geven, hòe het komt, dat er thans direct, vlot, zonder valsche en ongevoelde beeldspraak geschreven wordt, het is en blijft een feit, dat zonder den gestadigen arbeid, de noeste vlijt, de niet-aflatende volharding van Willem Kloos en de zijnen, onze letterkunde er heel wat anders zou uitzien, dan thans het geval mag zijn!.... Het tegenwoordige schrijversgeslacht staat op de schouders van de mannen van tachtig, die den weg hebben gebaand, en de fundamenten gelegd voor den lateren solieden bouw.
Hòe de oprichting tot stand kwam, welke personen met welke middelen er aan hebben meegewerkt, dat is alles bekend. Zijn er daaromtrent nog details te vermelden, misverstanden uit den weg te ruimen, ophelderingen te geven, dan zij dit alles voorbehouden voor het, met dit boek parallel-loopende werk, zooals dat in de Inleiding is aangekondigd.
Ditmaal, en hier, dus slechts een kort memorandum van den inhoud der afleveringen, en een enkel woord over het beleid als Hoofdredacteur van het tijdschrift, Willem Kloos.
| |
De Nieuwe Gids
Wie zich de moeite geeft, het register der eerste vijftig jaren van De Nieuwe Gids nauwkeurig na te gaan, of de inhoudsoverzichten van elke maand, zal bemerken, dat bijna alle literatoren van naam der opeenvolgende generaties, hetzij in De Nieuwe Gids hebben gedebuteerd, of er aan hebben medegewerkt.
| |
| |
Zal ik namen noemen? Zal ik bewijzen, hoe het onfeilbare critische instinct van Willem Kloos, de thans beroemden, als Gorter, Jac. van Looy, Hofker (Delang), Ary Prins, Hein Boeken, Leopold het eerst heeft ontdekt? en later Adriaan van Oordt, Arthur van Schendel, en nog later weer Felix Timmermans.... Elke welgezinde weet het wel, en in dit boek is het dus niet noodig daar uitgebreider over te spreken. En evenmin erover, hoe onwetenden, jaloerschen, bevooroordeelden, zijn heele bestaan door hebben getracht De Nieuwe Gids te schaden, zijn verdienste en waarde te ontkennen, hem tegen te werken.... in plaats van hem dankbaar te zijn!....
Maar ook, hoe daar tegenover staat het feit, dat nog heden ten dage het woord ‘Nieuwe Gids’ een magischen klank heeft, en dat men nauwelijks één enkele essay, van wien en over wien ook, kan opslaan, zonder dat De Nieuwe Gids daarin wordt genoemd, - hetzij met appreciatie, hetzij met depreciatie, - maar genoemd wordt hij, dàt kan onmogelijk missen!
In de geheele letterkundige geschiedenis van Nederland heeft nooit één literair feit bestaan, dat zóó algemeen de aandacht heeft getrokken, als de ‘Beweging van Tachtig’, waaruit De Nieuwe Gids is ontstaan.
In de letterkundige, zoowel als in de journalistieke pers is het De Nieuwe Gids en altijd maar weer De Nieuwe Gids. De Nieuwe Gids wordt genoemd, geciteerd, becritiseerd; er gaat schier geen dag voorbij, of men ziet of hoort over De Nieuwe Gids spreken: met dankbaarheid, ook wel met hoon of spot, of met vereering.... maar te pas of te onpas wordt hij genoemd, en geen der 1001 periodieken, in Nederland, in den loop der tijden verschenen, heeft ooit de eer genoten zoo onophoudelijk overal bij te pas te worden gebracht.
Waarom?
Het antwoord is duidelijk. Ten eerste: om de heilzame omwenteling door dit tijdschrift hewerkstelligd, en ten tweede, omdat men in De Nieuwe Gids een macht heeft moeten erkennen. Daarom is het steeds als een ridderslag gevoeld, wanneer men in De Nieuwe Gids werd opgenomen (deze uitspraak is van den uitgever S.L. van Looy); men schrijft studieboeken over De Nieuwe Gids en over de ‘Mannen van 80’, en de kennis daarvan is noodig voor universitaire examens; men wijdt dissertaties, essays en mémoires aan dit tijdschrift en zijn redacteuren, en de naam daarvan is en blijft op de lippen van elken literator. En alle samen doen zij niets anders dan de belangstelling in De Nieuwe Gids levendig houden. En het is en blijft de onmiskenbare waarheid:
De Nieuwe Gids heeft, sinds zijn oprichting in het brandpunt der algemeene aandacht gestaan.
| |
| |
Over den groei en de ontwikkeling van De Nieuwe Gids, de oorspronkelijke en latere redacties, de meeningsverschillen en de daaruit ontstaande conflicten zal hier niet worden gesproken. De geschiedenis van het tijdschrift, zooals deze zich aan buitenstaanders heeft voorgedaan, is al ontelbare malen aan de orde van den dag geweest, en voor zoo verre daar verkeerde opvattingen, te subjectieve meeningen, expresse misduidingen en onopzettelijke fouten in voorkomen, zullen deze in het aanstaande, met dit boek parallel loopende werk worden verbeterd en uit den weg geruimd. En overigens zij ook hiervoor de lezing van Dr. de Raaf's boek aanbevolen.
Het zij voldoende, hier te constatceren, dat alle jaargangen van De Nieuwe Gids tezamen, en vooral die na 1900, toen dit tijdschrift een nieuwen bloei, een ongekende opleving tegemoet ging, een bijna complete encyclopaedie vormen, een bloemlezing in den uitgebreidsten zin van het woord, en een overzichtelijke letterkundige geschiedenis, die mèt elkaar een volmaakt beeld geven van het geheele kunstleven, en het geheele maatschappelijke en cultureele leven na 1885 tot op heden, in binnen- en buitenland.
De beste schrijvers, dichters, philosophen, wetenschapmannen, musici, schilders en bibliografen, hebben hun beste krachten aan De Nieuwe Gids gewijd, en er hun beste kunnen in neergelegd.
| |
Het redacteurschap van Willem Kloos
De arbeid, door Willem Kloos, den stillen, onvermoeiden werker, in de ruim zestig jaren van zijn carrière gepresteerd, is ongelooflijk van omvang, enorm van innerlijken wil, en van kracht naar buiten. Men behoeft den inhoud van den gezamenlijken Nieuwen Gids maar eens te beschouwen, om diep doordrongen te worden van het besef, dat hier door één man een werkelijk Hercules-wonder is verricht. Immers, alles wat in deze honderden en honderden afleveringen staat, is door den Hoofdredacteur-Seeretaris letter voor letter gelezen en uitgekozen, (en hoeveel manuscripten heeft hij moeten keuren en àfkeuren, eer het zóó ver was!) Het was een bekend feit, dat alle inzendingen van a tot z werden gelezen, zelfs van den onbeduidendsten en onbekendsten aspirant, en altijd met dezelfde aandacht en hetzelfde geduld. Het was eveneens bekend, dat Willem Kloos zich zelden of nooit van een gedrukte kaart bediende bij de terugzending, maar altijd een goed woord van aanmoediging of raad over had voor elken inzender. Ook was het bekend, dat op het Bureau van De Nieuwe Gids de meest volkomen orde heerschte; de inhoud van elke aflevering werd in een memorandum bijgeschreven; de inkomende en uitgaande brieven werden genoteerd; | |
| |
de ontvangen bijdragen werden direct geregistreerd, en dan in de archiefkast geborgen, die afdeelingen had voor nieuwe, reeds gelezen, en aangenomen copie. En bovendien is het bekend, dat, sinds 1885, De Nieuwe Gids vrijwel alle nieuwe talenten in zijn kolommen bij het publiek heeft ingeleid. En uit Kloos' briefwisseling blijkt, dat niet alleen intellectueelen en hoogere standen hem liefhadden, begrepen en vereerden, maar dat ook de allereenvoudigsten, arbeiders, ongeletterden tot hem kwamen met hun twijfelingen en hun nooden en hun hunkeren naar kennis, die zij bevredigd vonden in zijn philosophische verzen, die hij den kernachtigen, juist-typeerenden titel van ‘Binnengedachten’ gaf.
‘Willem, jij bent een genie,’ zeide Dr. Hein Boeken tegen hem; ‘Ik heb altijd in u geloofd als in een profeet,’ getuigde Arthur van Schendel; door De Gids wordt gesproken van Nederland als van ‘het land van Vondel en Kloos’, wat thans ook op de scholen onderwezen wordt, (J.G. de Ridder) Herman Robbers noemde hem: ‘de grootste dichter van deze eeuw’; Pol de Mont sprak van hem als van den ‘wetgever van de Nederlandsche Parnas’; Professor de Hartog schreef hem eens: ‘Reeds jaren heb ik uw dichtergaven gewaardeerd; het is mij een voorrecht u deze mijn waardeering eens te mogen uitspreken’; onze diep betreurde Willem Royaards schreef hem:
‘Wat u, hooggeschatte Heer Kloos, zonder met mij in persoonlijk verkeer te hebben gestaan, voor mij geweest zijt door uw vers en door uw proza, is voor mij onvergetelijk. Wat uwe publicaties voor mij zijn geweest, dwingt mij bij zeer veel, wat men mij thans toeschrijft, voor het jonge Holland te zijn geweest, den uiteindelijken dank op u over te dragen. Van Deyssel ontvlamde me: u verinnerlijkte me; u hebt me het allerbeste op mijn weg door het leven meegegeven, dat men een mensch geven kan: kracht bij teerheid. Wat had ik kunnen doen als tooneelspeler in Holland, als de Tachtiger Beweging er niet was geweest? Wat zou ik geweest zijn in het kunstleven van onzen tijd zonder u?....’
Nu nog enkele uitspraken van jongeren:
Hartelijk dank ik u voor de ernstige, welwillende beschouwing van mijn werk: Uw oordeel in deze dingen is mij van veel waarde.
H. Marsman
Zooals ik u reeds meer verklaarde, waardeer ik uw beslissingen bijzonder, niet alleen om de hooge poëtische en technische waarde er van, maar ook om het groot gevoel van persoonlijke belangstelling, die uitgaat van Uw begeleidende brieven, voor mijn werk en de wenken daarbij gegeven.
A.J.D. van Oosten
| |
| |
Reeds op de H.B.S. ging er voor mij van uw naam een magische kracht uit.
Johan Schwencke
Dat juist u, wiens verzen mij zoo innig dierbaar zijn, mij den eersten stap in het openbare literaire leven deed maken, zal ik steeds met groote vreugde en dankbaarheid gedenken.
J.S. Witsen Elias
Op mijn kloppen hebt gij open gedaan.... de prijzende woorden aan het eind van uw brief troffen mij warm en op de juiste plaats.
Wouter Hulstijn
Met uw schrijven was ik buitengewoon ingenomen. Het feit, dat ú het eerste hoofdstuk van Neshmet kunt waardeeren, maakt mij zeer blijde.
Ben van Eysselstein
Uw oordeel stel ik bijzonder op prijs, en niet minder de groote welwillendheid, waarmee u mij steeds bejegent. Uw uitvoerige bespreking van mijn werk heeft mij bijzonder goed gedaan en heeft mij veel geleerd.
Roel Houwink
De een zegt, dat Kloos sinds 1885 ‘staat op de commandobrug der Nederlandsche literatuur’, - een ander gaat nog verder, en beweert ‘dat zelfs priesters knielen voor god Kloos....’ en een bloemlezing uit de correspondentie der allerjongsten en beginners toont aan, hoezeer men Kloos bewondert om zijn voorgangerschap, en liefheeft om zijn goedheid, zijn geduld, zijn onpartijdigheid, zijn onbevooroordeeldheid, en hem ziet als den ‘Zeus onder zijn tijdgenooten, den grootste en gaafste der Tachtigers....’
Wie hier meer van weten wil, leze in den 44en Jaargang, Nieuwe Gids, 1e deel, blz. 603, het artikel ‘Achter de Schermen’.
| |
Eerste verzen en de Binnengedachten
Het is een gewoonte geworden, en de een spreekt het den ander in botte gedachteloosheid, na, om te decreteeren, dat de eerste verzen de meest onsterfelijke meesterstukken zijn, en dat, wat Kloos daarnà produceerde, absoluut van nul en geener waarde is.
De waarheid is, dat die eerste verzen inderdaad onsterfelijke meesterstukken zijn. Maar wie ze zoo noemt, vergeet ten eenenmale, dat bij hun verschijning ze weinig anders oogstten dan hoon en spot | |
| |
en verguizing. Men noemde ze duister, verward, had bezwaar tegen verschillende uitdrukkingen en woord-constructies.... ja, ze werden zelfs op de meest geestelooze wijze.... geparodiëerd!
De prachtige verzen: ‘Charaxes aan Rhodopis’ werden genoemd: Charades aan Rhodopis.... in de pers verschenen parodieën van b.v. niemand minder dan Mr. J.N. van Hall, onder den schuilnaam Fortunio, van Smit Kleine, een geheelen cyclus onder pseudoniem Ixo.... Wie er meer van weten wil, leze in den 44en Jaargang, tweede deel, blz. 415 het hoofdstuk ‘Parodieën’.
(De hr. J.N. van Hall, Redacteur van De Gids, maakte zijn bévue later eenigszins goed, toen hij in de Jury zat voor het toekennen van den Thieme-prijs, en voorstelde dezen aan den eersten bundel Verzen van Willem Kloos toe te wijzen.)
Is het voor den objectieven beschouwer niet eigenaardig, om te zien, dat zich thans hetzelfde verschijnsel herhaalt in zake de Binnengedachten?.... En valt hieruit niet met recht de conclusie te trekken, dat een waarachtig dichter zijn tijd minstens een kwart eeuw vooruit is, dat het publiek slechts langzamerhand aan zijn uitingen went, en dus in de onmogelijkheid is, datgene, wat hij niet begrijpt, te bewonderen, of zelfs maar te waardeeren?
Thans, ja, worden de ‘eerste verzen’ 'op hun juiste waarde geschat, worden ze begrepen en hartstochtelijk liefgehad, zelfs door kinderen van vijftien, zestien jaar. Vraag aan een leeraar van een H.B.S. of zoo'n jonge leerling Kloos' verzen begrijpt, als hij ze reciteert, en hij zal u antwoorden zooals een hunner persoonlijk deed aan Willem Kloos: - ‘het kind staat er bij te beven van de diepste ontroering; intuïtief legt het den juisten klemtoon, en brengt ieder woord tot zijn recht.’
Geduld. Over zóóveel jaren zullen ook den Binnengedachten recht worden gedaan. Het zal niet eens zoolang duren, als met de eerste verzen, hoewel ze philosophisch, dus veel moeilijker zijn. Want reeds nú vinden deze gedichten de welverdiende erkenning.
Dr. J.C. Hol schrijft: ‘De Binnengedachten kunnen de grondslagen voor een moderne bijbel zijn.’
Een jong student, Hans Stellwag, vertelde, hoe hij op reciet-colleges steeds de Binnengedachten voordroeg, - ‘en telkens vraagt men om méér, want wij allen vinden deze verzen de mooiste en diepste, die tegenwoordig worden geschreven. De schilderes Rosa Spanjaard had een lid van de Rechtbank bij zich, die voor haar poseerde, en die ‘uit 't hoofd de Binnengedachten van onzen zoo innig-vereerden dichter voor mij reciteerde: is dat niet weldoend in dezen prozaïschen tijd?’.... Maar een der sprekendste bewijzen, hoezeer de Binnengedachten ‘Anklang’ vinden, zelfs bij het eenvoudigste publiek, is het volgende: een bakkersknecht uit Rotterdam schreef aan Willem Kloos, dat hij, doof zijnde, weinig omgang met andere menschen hebben kan, maar dat hij zich, op zijn kamer, het liefste
| |
[pagina t.o. 80]
[p. t.o. 80] | |
Willem Kloos in 1908
| |
[pagina t.o. 81]
[p. t.o. 81] | |
1915
| |
| |
verdiepte in de Binnengedachten, die hem alles gaven, wat hij voor zijn ziel en geest behoefde.
En dan zij hier met nadruk gewezen op het boek: Willem Kloos. Zijn Binnengedachten, van de hand des jongen auteurs Max Kijzer, en verschenen bij Andries Blitz te Amsterdam.
| |
Willem Kloos en het Buitenland
Een correspondent uit Bohemen schreef op het adres: Herrn Willem Kloos, berühmter Dichter, Leiter der Zeitschrift De Nieuwe Gids, Verfasser der ‘Letterkundige Inzichten en Vergezichten.’ Deze brief kwam terecht.
Een correspondent uit Lugano adresseerde zijn schrijven aan ‘Willem Kloos, Holland.’ En de brief kwam terecht.
In Duitschland vertelde een belangstellende, wordt alleen gesproken van ‘Multatuli en Kloos’.
Willem Kloos werd benoemd tot Eerelid der Engelsche P.E.N. Club; Eerelid der Kon. Vlaamsche Academie te Gent; Eerelid der Kon. Academie van Schoone Kunsten te Antwerpen, terwijl Koning Albert van België hem het Commandeurskruis verleende in de Kroonorde van België.
Ook de belangstelling, zijdens het Buitenland in De Nieuwe Gids is zeer groot geweest. De Nieuwe Gids was 't eenige orgaan, dat bijdragen kreeg van Duitschers, Franschen, Engelschen, Amerikanen, en correspondentie onderhield met Deensche en Zweedsche schrijvers; terwijl de Schotsche schrijver Dr. J.A. Russell, naar aanleiding van de plaatsing zijner dissertatie in De Nieuwe Gids schreef: ‘I should like to mention this fact to the University (van Glasgow,) as it would certainly count in my favour, that the leading review of Holland so honours it.’
En in het leerboek voor de Dutch Language, der Universiteit van Cambridge, leest men: ‘The Nieuwe Gids is still the organ of Young Holland, and one of the foremost reviews of the world.’ One of the foremost reviews of the world!....
En een geborene uit het verre China, Khouw Bian Tie, schreef na de ontmoeting, aan Willem Kloos: ‘Sereen Mensch, weet, dat er zeer velen zijn, die u een hooge veneratie toedragen en u in stilte zegenen. En wat mijn brandende bewondering voor uw werk betreft, ik geloof, dat ieder onbevangen mensch haar voelen moet.’
Khouw Bian Tie is de auteur van het belangrijke werk: Willem Kloos en de Dichtkunst, uitgave van N.V. Leidsche Uitgeversmaatschappij, Leiden.
| |
| |
| |
De Vrienden
Hoezeer Willem Kloos-zelf zijn vrienden achtte en waardeerde, moge uit een tweetal verzen blijken, die hij wijdde aan den jonggestorven Adriaan de Vries:
| |
In memoriam Mr. A.D. de Vries Obiit 8 Febr. 1884
O, klaagt om 't jonge leven, met één slag
Gesloopt, en zóóveel hope en al zijn droomen!
Klaagt om het land, dat niet beleven mag
Wat roem van zulk een Zoon haar toe zou stroomen.
Klaagt om den Vriend, voor altijd weg-genomen,
Zijn stouten ernst, den geesel van zijn lach,
Klaagt om de waarheid, die voor 't laatste zag
Haar trouwsten priester tot haar outers komen.
Klaagt niet - wij allen wenschten ons uw lot,
Te vallen in den strijd voor eigen God,
In volle kracht, als mannen weg-gedragen....
De Liefde sterft met ons, met Hollands taal
Uw naam, maar Waarheid's zonne, uw ideaal,
Het liefste, dat gij hadt, zal immer hooger dagen.
En de volgende opdracht aan zijn levenslangen trouwen vriend Willem Witsen, bij wien hij in Engeland en later in Holland vele malen, lang heeft gelogeerd.
Opdracht van Het boek van kind en God
Ik wijd aan U dees verzen, zwaar geslagen
Van Passie en Verdoemenis en Trots,
In doodsbleek marmer of dooraderd rots,
Al naar mijn kunstnaars wil en welbehagen.
Zij zijn doorleefd: 'k heb daarin neergedragen,
Rijk-handig, al wat in den loop des Lots
Aan menschenliefde of hooge liefde Gods,
Dit doodarm wezen heeft te voelen wagen.
| |
| |
Door en tijdens De Nieuwe Gids heeft Willem Kloos nog vele andere vrienden gemaakt, en, wat méér zegt, ze tot het eind zijns levens behouden.
In een later Hoofdstuk zal nog gelegenheid zijn, daar meer over mede te deelen. Nu zij hier alleen nog even het woord van Mr. Frans Erens aangehaald, dat deze schreef, in den 44en Jaargang N.G. Dl. I, blz. 552.
‘Willem Kloos mag heeten de centrale figuur van De Nieuwe Gids. Hij is het, die het tijdschrift, meer dan veertig jaar lang, in zijn richting heeft gestuurd.... De redacteuren en medewerkers hebben sedert het ontstaan de beslissingen bij iedere gelegenheid in zijn handen gelegd. Met scherp doorzicht, met onwankelbare smaak heeft hij het tijdschrift bestuurd als een veldheer. Hij heeft het geleid in een steeds verstandige richting.... Door Kloos zijn wij een groep gebleven.’
De meest verschillende literatoren van vroeger en nu zijn het er over eens, dat Willem Kloos is geweest: de leider der vernieuwing onzer letterkunde.
Anthonie Donker spreekt van een leiderschap in deze beweging door Willem Kloos.
In een artikel van Mr. M. Nijhoff in de N.R.C. van 29 Juli 1939 over Aarnout Drost lezen wij: Kenmerkend voor Drost is het enorme prestige, dat van hem op zijn vrienden uitging. Slechts Hooft en Kloos hebben in hun tijd op leeftijdgenooten zulk een toonaangevend gezag uitgeoefend.
‘Kloos is zijn heele leven leider geweest.’ Slauerhoff
‘Door zijn critische kroniek is Kloos tot op zekere hoogte de leider geweest van de letterkundige vernieuwing.’ Dr. G. Stuiveling
‘Hoezeer valt het op en doet het weldadig aan, de groote eerbied, die zijn medestanders voor Kloos hadden, de onaantastbaarheid van diens figuur voor hen. Ik geloof, dat de voorbehoudlooze eerbied en bewondering, die men Kloos toedroeg: ik geloof, dat dit terecht is geweest.’ J.C. Bloem
Het geheele artikel aan te halen van den oor- en ooggetuige Jan Hofker, aangezien dit prachtige getuigenis is opgenomen in het standaardwerk over Kloos door Dr. K.H. de Raaf. is onnoodig.
| |
| |
Hij vertelt daarin, hoe alle anderen zich eerbiedig schaarden om Willem Kloos, den Leider.
Jan Hofker
‘Kloos en De Nieuwe Gids behooren samen; hij was altijd het hoofd ervan, de schrijver van de ‘leading articles’, - de aesthetische toets.’ Albert Verwey
Ook Frank van der Goes is van dezelfde opinie.
In zijn boek: Dutch poetry and English, a Study of the romantic revival verschenen bij H.J. Paris te Amsterdam, noemt Dr. James Anderson Russell Mr. A. Ph. D. De Nieuwe Gids ‘the first periodical of Holland’ en noemt hij Willem Kloos, telkens als hij over hem spreekt, ‘the leader’, als een onweersprekelijk en onbestrijdbaar feit. En hij zegt:
‘Kloos was also the most early matured, the quite unmistakable leader.’
En dit Hoofdstuk over: Willem Kloos en De Nieuwe Gids, worde besloten met een verwijzing naar het uitgebreide werk van Dr. K.H. de Raaf: Willem Kloos, de Mensch, de Dichter, de Kriticus, - (uitgave Schuyt te Velsen), in welk belangrijk boek de schrijver een diep-indringende beschouwing geeft over deze interessante figuur, van wie Lodewijk van Deyssel getuigde:
‘Het wonder van Tachtig was, in de eerste linie, het wonder van Willem Kloos.’
|
|