| |
| |
| |
De oude geschiedenis.
Het wandelhoofd te Scheveningen was weder opengesteld; en reeds dezen eersten dag stroomden de bezoekers toe. Hoe vroeg het ook nog was in het seizoen, toch waren reeds vele vreemdelingen de frissche schoonheid der badplaats komen genieten, en gaven aan strand en boulevard het cosmopolitisch cachet, aan moderne zeeplaatsen eigen.
Dicht langs het hek, ter rechterzijde van het windscherm, gingen twee jongelui. Zij staarden naar de zee, die onder hen zwalpte met breede golven van licht en donkergroen, dat uitstreepte in wit op den bewegelijken top. De eene der twee, André de Jonge, was juist benoemd tot tweeden chemicus aan een suikerfabriek te Majong in de residentie Japara; hij logeerde thans bij zijn vriend Johan van Veeren, die juist zijn graad van advocaat had gehaald.
André liep te peinzen; zijn sigaret hield hij achteloos tusschen de vingers. Een kleine veertien dagen nog maar... dan moest hij afscheid nemen, van alles wat hem in het leven lief en dierbaar was geweest, om een onzekere toekomst tegen te gaan... Zeker, hij was dankbaar, dat hij nu zijn doel had bereikt. Zonder veel besef van wat hij eigenlijk wilde,
| |
| |
had hij zich na de Hoogere Burgerschool door zijn vader in de suiker-industrie laten ‘doen;’ zijn vader had daaromtrent zulke goede informaties ingewonnen dat het hem voor zijn zoon het beste leek in die branche te gaan. En och, waarom zou hij niet toestemmen, daar hij toch voor een andere positie niet méér vocatie had. En zeker, hij had ook wel heel aardige herinneringen aan zijn verblijf te Halberstadt in den Harz, waar hij daadwerkelijk gearbeid had, en reeds geld verdiende. Maar nu het er van komen moest, dat hij het vaderland ging verlaten, nu schroefde een kil gevoel hem soms de borst toe, en belette hem den vrijen adem. Weg van hier... voor lange jaren... van hier, waar hij het goed had gehad, waar hij droomde en hoopte, en waar hij zich gelukkig en rustig voelde...
Nu, op het oogenblik van scheiden, werden er allerlei wilde wenschen in hem wakker, die tot dusverre, hij begreep dat wel, óók reeds in hem waren geweest, maar die toen nog onbewust sluimerden. Nu was alles ruw wakker geschud; heftig leefde het in zijn ziel van onzekerheid en verlangen... en hij zou moeten vertrekken, nog vol van kwellende onrust en onvervulde hoop...
Vreemd... vreemd... hij had gedacht, dat hij kalm naar Indië zou kunnen gaan zonder het beslissende woord tot Minnie te hebben gesproken; hij zou dan eerst den toestand van klimaat en woning en gezelschapsomgang nauwkeurig hebben onderzocht, voor hij het waagde Minnie zijn aanzoek te doen. Maar hoezeer zijn verstand hem ook zeide, dat die handelwijze van een juiste voorzichtigheid was, alles scheen hem nu beter, dan heen te gaan, zonder
| |
| |
eenige zekerheid omtrent haar gevoel voor hem...
Ook Johan van Veeren was in gedachten verzonken. Wat moest hij doen; aan André het geheim van zijn zuster Eva, dat hij zelf door een toeval geraden had, toevertrouwen? Of niet... Wat zou het Eva deren, als hij het deed. Het kon haar alleen ten goede komen. Mogelijk dat André, die stille, wat in zichzelf gekeerde jongen, alleen een kleinen wenk noodig had, om bewust te worden van zijn eigen gevoel. En vergiste hij zich, en had André Eva niet lief, dan kon hij zijn zuster misschien wat zacht voorbereiden, en haar liefderijk een valsche hoop ontnemen. Ja, hij moest spreken, vond hij, hij had al zooveel dagen geaarzeld, dat hij blij was tot een besluit te zijn gekomen...
Zij stonden nu naast elkaar aan het eind van de pier. De zee zwiepte klotsend heen om den voet van het steenen gevaarte. In de heldere verte werden lichte zee en lichte hemel één... en overal om hen heen was het zwaar en onontkoombaar geruisch, dat de zenuwen tegelijk prikkelde en stilde...
Dicht bij hen, in de muziektent, klonken vroolijke Tyroolsche wijzen. Maar zij hoorden het geen van beiden. Hun zielen waren zoo volkomen van eigen belangen vervuld, dat zij geen aandacht konden geven aan de dingen om hen heen.
Toen begon Johan te spreken.
- Zeg, begon hij, eerst aarzelend, maar aanstonds vaster, je weet wel, dat kiekje van je, dat je ons eens hebt gegeven...
- Welk kiekje?
- Dat van 't laboratorium op de suikerschool, waar jullie bezig zijn met chemische proeven, en
| |
| |
waar jij bij de tafel staat met 'n glazen kolf...
- O, ja, dat ding... Dat's al 'n heele tijd geleden.
- Ja, maar weet je, waar ik dat nu heb gevonden? In Eva's schrijftafeltje.
- Zoo? vroeg André, zoo absoluut verstrooid, dat het Johan eenige moeite kostte, om voort te gaan.
- Ja, ik zocht naar postzegels, en toevallig, hè, heel toevallig zag ik 'n puntje van dat portret... Ze had 't trouw bewaard.
- Ja, dat's aardig, zei André, maar weer zoo volkomen gedachteloos, dat Johan, ontmoedigd, ophield te spreken. Kassian Eva... Zijn poging was vergeefs geweest, geheel mislukt...
Hij keek naar André, en dacht: Jammer... jammer... ik had hem graag tot zwager gehad... Toen bemerkte hij, dat André strak naar éen punt stond te staren... hij volgde met zijn blik dezelfde richting... en zie, daar wás Eva... maar niet naar háár ging André's gespannen turen, heel zijn aandacht was voor Eva's vriendin, die naast haar liep: Minnie... de mooie Minnie...
Een schok ging door Johan heen, hij had het geheim van zijn vriend geraden...
De beide meisjes, die met bijna geheel het overig Den Haag de hitte waren ontvlucht, om koelte en verademing te zoeken op Scheveningen, wandelden langzaam voort. Eva was stil; het naderend afscheid van André drukte haar; maar Minnie kende haar zielstoestand niet, en babbelde luchtig en vroolijk over oppervlakkige dingen. Zij wist het heel goed, hoe mooi zij was, en hoe allerliefst zij er uitzag in haar doodeenvoudige Liberty-blouse van witte crêpe, zonder
| |
| |
eenige garneering dan het kraagje en de knoopjes van echte Iersche kant. Haar geestig kopje werd warm overbloosd door den schijn van haar karmijn-roode parasol, en haar onschuldig-coquette maniertjes bezorgden haar menig vrijmoedig-bewonderenden blik. Zij had reeds André en Johan bespeurd, maar zij veinsde hen eerst te bemerken, toen zij groetend op de meisjes toetraden, en zij hun met een bekoorlijk gebaar de hand reikte.
André was zoozeer getroffen door haar plotselinge aanwezigheid, dat hij geen woord kon spreken. Ook trof hem pijnlijk haar groote opgeruimdheid; zij was dan wel zéér onverschillig voor zijn naderend vertrek?...
- O, verkondigde Minnie, ik ben zoo moe... die Eva heeft me laten lóópen... Ik had met de electrische willen gaan, neen, zij wou met de stoomtram; dan hebben we een heerlijk eind langs de boulevard... zei ze; een heerlijk eind is 't zeker!
- Laten we even gaan zitten, zei Johan.
Zij zochten een tafeltje, en zetten zich, en Johan bestelde sorbets en ijs.
Minnie praatte onophoudelijk door. Haar donkere oogen overzwierven gestadig de gaanden en komenden. Zij was de eenige die sprak; Johan beantwoordde haar nu en dan met een enkel woord, maar André, volkomen bevangen door zijn liefde, en het verdriet om zijn aanstaand vertrek, was het niet mogelijk om ook maar te trachten het gesprek gaande te houden. En Eva zat met neergeslagen oogen; de trillende handen hield zij krampachtig samen-geslagen: o, zij wist nu, dat het waar was, wat zij steeds had gevreesd; André had Minnie lief... en Minnie... Minnie?... ach!...
| |
| |
Opeens sprong Minnie op.
- Excuseer me even, zeg... ik zie daar Amélie van Dalen met haar Mama en broer... Een oogenblik later zagen zij haar zitten, geanimeerd pratend en lachend, aan het andere tafeltje.
Een schamper lachje was Eva's mond, zonder dat zij het wilde, ontsnapt. Nu kon hij het eens zien, André, wat voor een meisje die Minnie was, hoe vlinderachtig, hoe frivool... Zij kende Minnie al lange jaren, zij waren samen van kind tot meisje opgegroeid, en er heerschte tusschen hen een vriendschap uit gewoonte, uit sleur... maar sinds André in haar leven gekomen was, had zij een heel anderen blik op Minnie gekregen, en nu in dit moment, waarin zij zekerheid kreeg, nu geloofde zij haar te... haten...
Zij keek naar André, en een heftige drift bruiste in haar op. O, kon zij hem maar te kennen geven hoe onwaardig Minnie zijn liefde was, - dat hij tot inkeer kwam, hij zijn illusie niet met een vreeselijke teleurstelling zou moeten boeten... Neen, voor zichzelf vroeg zij niets... Zij zou zijn liefde niet meer blij kunnen aanvaarden, sinds zij wist, dat zijn hart zich spontaan een andere koos... maar hem, hém zou zij willen behoeden voor smart en berouw... Zij zou hem zoo graag willen helpen...
En, in haar geëmotioneerden geestestoestand, niet in staat haar woorden en daden nauwkeurig te overwegen, viel zij hartstochtelijk uit:
- Nu zit ze daar weer, bij mevrouw van Dalen... dat is ook niet zonder reden! Ze hoopt bij de van Dalen's te logeeren gevraagd te worden op hun buiten bij Zeist, nu Karel van Dalen, de zeeofficier, thuis is op nonactief...
| |
| |
André's gezicht stroomde vol van een bloedroode kleur. En ook Johan keek verwonderd, bijna verontwaardigd naar zijn zuster. Hoe kwam ze er toe, om dat te zeggen... heel tactvol was het niet...
- Kom, zei hij, wat weet je nu daarvan! Ik zou...
- 't Is zoo, riep Eva nog heftiger, terwijl de tranen haar in de oogen brandden. Je kent Minnie toch even goed als ik. Hoe is 't gegaan met dat vroegere engagement van haar?...
- Haar... vroeger... engagement?... vroeg dof André.
- Ja! dat weet je niet. Maar ik zal 't je vertellen. Minnie was geëngageerd met Leo de Witt, die als officier naar Indië ging. Toen hij weg was, bleef ze even erg flirten. Of hij dat gehoord heeft... tenminste hij schreef haar, dat hij 't engagement verbrak. Maar dadelijk schreef zij hem terug, dat zij hem zijn woord niet terug gaf, want dat zij reeds bezig was toebereidselen voor haar uitzet te maken... En Leo? wat deed hij toen? Hij zond haar een telegram, waarin hij het definitief afmaakte...
Haar zenuwspanning uitte zich in een smadelijken lach.
André bleef roerloos zitten. De slag was zoo plotseling gevallen, dat hij er als verdoofd door was. Met beide handen leunde hij op den knop van zijn stok, en hij hield het hoofd diep gebogen. En toen hij na eenige oogenblikken weer wat tot zichzelven kwam, hoorde hij, hoe Johan zijn zuster toornig verweet:
-...'t Is mooi, om zoo je vriendin te verraden. En waarom hoeft André'tte weten, wat gaat 't hem aan?...
André luisterde. Ja, waarom vertelde Eva het hem?
| |
| |
O... hij wist het... Opeens schoot met een flits de waarheid door hem heen: had Johan zooeven niet laten doorschemeren, dat... dat Eva... verliefd op hem was?...
En snel hief hij zijn blik tot haar op. Hoe laag, hoe egoïst, om zóo te spreken over iemand, die zij toch haar vriendin noemde, Johan had wél gelijk... En impulsief sprak hij:
- Och, laten we maar zwijgen; Eva heeft er zeker wel haar reden voor, om Minnie te belasteren.
Het scherpe, bittere, minachtende in zijn toon trof Eva diep. Hij kende dus haar liefde voor hem... en nu verachtte hij haar...
Een hartstochtelijke aandrang tot schreien rees naar haar keel. Maar met kracht bedwong zij zich door het besef: Ik móest het zeggen... ik heb mijn plicht gedaan...
|
|