Een klaverblad van vijf
(1920)–Jeanne Reyneke van Stuwe– Auteursrecht onbekend(De kinderen van huize ter Aar)
[pagina 96]
| |
Hoofdstuk VIII.
| |
[pagina 97]
| |
boven kwam hollen, had Adèle heel kalm gezegd: - Daar zijn de ceintuurs, - en had zij gezien, dat op haar ceintuur wéér het briefje was gespeld: Ceintuur van Eva. Zij had toen een vuurroode kleur gekregen, en er haastig het briefje afgenomen, en heimelijk naar Adèle gekeken, maar die was rustig bezig met een fijn borsteltje haar zilveren armbandjes op te poetsen, en Adèle vroeg, zelfs: - Wil ik de jouwe ook doen? zoodat Eva heelemaal gerust was. O, gelukkig, dat zij er het briefje had opgespeld. Want anders had zij misschien de mooiste ceintuur niet gehad. Ja, het wàs de mooiste. Háár ceintuur had drie lussen, en die van Adèle maar gewoon twee. O, wat stond dat leuk, drie lussen, dat had niemand... en iedereen keek er naar op het bal, en Hendrika Kanselier zei: - Heb jij drie lussen aan je ceintuur, wat gek; maar dat was niets dan jaloerschheid; en Beatrice zei: - Een leuke ceintuur heb je om, dat ga ik ook doen, den volgenden keer, drie lussen nemen. En Jootje Bentinck had geprezen: - Wat een mooie kleur! - Heb ik uitgezocht, had zij toen gezegd, ik alleen; en zij was het verhaal van den merkwaardigen boodschappen-tocht begonnen, maar tot haar spijt had zij gemerkt, dat zij de meeste van die mooie namen vergeten was... - En dan was er orchidee, dat was rose, neen, blauw... | |
[pagina 98]
| |
- Een orchidee is toch niet blauw? - Jawel, er zijn wel blauwe, geloof ik, maar dit, o, ja, dit was paars, en dan had je fougère-roseGa naar voetnoot1) en smaragd, dat was groen, en blé, weet je, wat dat is, blé? - Neen? - Immers koren? En dan... Hè, nu wist ze er geen meer... jammer... En dit, zei ze gauw, wijzende op haar ceintuur, dit heet vieux rose, en mijn ceintuur heeft drie lussen, zie je wel? Eva vergat geheel, dat zij iets onaardigs had gedaan; zij lachte den heelen avond; ja, zij was uitgelaten van vroolijkheid; zij deed van harte mee aan al de spelletjes; en in den cotillon mocht zij in den kring zitten, en in het spiegeltje kijken, welke jongen er achter haar stoel stond; als zij dan het spiegeltje omdraaide, was dit het teeken, dat zij met dien jongen niet dansen wou; dan kwam er een andere, en zoo stond er al een heele stoet achter haar, totdat eindelijk Charles kwam, en toen ging zij met haar broertje dansen, en had alle andere jongens leuk voor den gek gehouden! O, de uren vlogen om; en zij begreep er niets van, dat opeens Adèle naar haar toekwam, en zei: - Eva, 't rijtuig is er. Het rijtuig? Nu al? Dat kon toch niet? - 't Is zeker nog veel te vroeg! riep zij. - Neen, 't is tijd, zei Adèle, en je weet, we mogen niet laten wachten, kom je? | |
[pagina 99]
| |
- Dadelijk, zei Eva's danser, de lange, knappe Henri Wijnman, nà dezen dans. Het was juist zoo'n heerlijke, glijdende schaatsenrijders-pas, en Eva zwierde en gleed, en vergat het wachtende rijtuig. - Eva! Het was Charles, die Eva nog eens waarschuwen kwam. Maar Henri, galant, zei: - Je moet toch eerst een beetje afkoelen, en hij wenkte een bediende, die ijs presenteerde, en nam een ijs-glas voor Eva en een voor zichzelf van het blad. Het was verrukkelijk ijs, van allerlei kleuren. - Ik heb koffie en aardbeien en vanille, zei Eva proevende, en jij? - Ik heb citroen, en ook vanille, en dit groene is, geloof ik, ananas. - Hoe smaakt dat? vroeg Eva, ananas, dat heb ik nog nooit gegeten... maar Henri kon haar daaromtrent geen inlichtingen geven, want driftig klonk Charles' stem: - Eva! kom je nou haast! - Ja, ja, dadelijk, ik kan mijn ijs toch niet laten staan! - Nou, maar daarna kom je dan dadelijk, hoor! commandeerde Charles, Adèle is al naar de kleedkamer. Maar daar kwam Piet Erckelens met een heel deemoedig gezicht bij Eva staan: - Hè, Eva, ga je nou weg? En je hebt mij nog een extra-toertje beloofd, weet je dat niet meer? - Jawel, maar ik... begon Eva, die zich erg ge- | |
[pagina 100]
| |
vleid voelde door al die belangstelling der jongens: Adèle had zeker geen danser meer gehad, en dáárom wou ze zoo gauw weg! - Toe, kom nou nog even, even maar! 't is juist zoo'n leuke wals. Hoe kon Eva nu weigeren? Zij ging mee, even, even maar... doch ook aan Frits Kruys had zij nog een ‘extra-toertje’ beloofd, en die trok haar gewoon uit den arm van Piet Erckelens weg, en toen ze zei, dat ze weg moest, zei Frits: - Je zit toch niet onder de plak van Charles? Maar Adèle kwam aan den ingang staan van de zaal met haar zijden doek al om, en ze keek heel boos, en Charles werd woedend; hij gunde Eva nauwelijks den tijd om mijnheer en mevrouw Vester te gaan bedanken, en jaagde haar letterlijk naar de kleedkamer, en daarna het rijtuig in. En daar kreeg ze een standje! Neen, maar! de anders zoo kalme Adèle was heelemaal buiten zichzelf; ze huilde haast, en riep: - 't Is leelijk van je, hoor! Maar ik zal 't thuis zeggen, dat 't jouw schuld is, dat we zoo laat komen. - Ja, jouw schuld, jouw schuld! zei Charles, en als 't paard den kwaden droes krijgt, omdat het zoo lang in de nachtlucht heeft moeten wachten, nou, dan zal je eens wat zien! - Ik kon er niets aan doen, verdedigde zich Eva, want Henri, en Piet, en Frits... - Och, wat, alle kinderen waren al bijna naar | |
[pagina 101]
| |
huis, 't staat niets netjes, om zoo tot het allerlaatste te blijven... - Zoo, wijsneus! als jij maar zelf dansers gehad had! - Wat? riep Adèle verontwaardigd, dacht je dàt?! Neen maar, nu wordt het mooi! Ik heb Jan Remers bedankt, en Willem van Enschot, en... - Nou ja, ik vind 't niet beleefd tegenover de jongens, zei Eva, en gelukkig waren zij toen al thuis, want het was maar een heele korte rit, eigenlijk heelemaal niet de moeite waard, om met een rijtuig te gaan, vond Charles, die, als hij geloopen had ‘veel gauwer thuis was geweest.’ In de huiskamer, waar Papa en Mama zaten, deed Adèle dadelijk haar beklag, en Charles hielp haar mee met verwijten aan Eva's adres. Maar Eva, opgewonden, en hoe langer hoe opgewondener wordend, zei met gloeiende wangen, dat ze het ‘niets erg vond,’ en dat ze niet ‘verkoos onder de plak van Charles en Adèle te zitten...’ en dat... en dat... - En nu naar boven! zei Papa, we zullen 't nu maar niet nog later laten worden dan 't al is. - Morgen spreken we er wel verder over, zei Mama, en gaat nu beiden gauw naar bed, en niet meer kibbelen hoor. Eva merkte heel goed, dat Mama Adèle nog eens naar zich toe-trok, en haar hartelijk kuste, en alleen even de wang naar háár keerde, om haar zoen in ontvangst te nemen, en toen koel zei: - Nacht, Eva!... maar zij hield zich, alsof het haar | |
[pagina 102]
| |
niets kon schelen, en boven deed zij aan Juf, die hen hielp uitkleeden, allerlei verhalen. Adèle zei geen woord meer, die haastte zich naar bed; ‘zeker moe,’ veronderstelde Juf, Eva's haar vlechtend. - En hebt u wel eens ananas-ijs gegeten, Juf? 't Ziet groen, had u dat gedacht? En met den cotillon heb ik wel tien jongens achter me laten staan, ik heb zóó gelachen! En ik heb ook Rijnwijn gedronken, Juf! - Zoo, dan ben je daar zeker zoo opgewonden van, meende Juf, en Eva vroeg: - Juf, kan een paard nu wel den kwaden droes krijgen, als hij een beetje in de nachtlucht staat te wachten? Dat zei Charles, omdat ik niet dadelijk meekwam, begrijpt u? - Nou, ik weet 't niet, maar ik zou een volgende maal maar wat voorzichtiger zijn, en beter oppassen, zei Juf, die er niet van hield nog zoo laat te moeten bezig zijn met opruimen. En nu ga je dadelijk slapen, hoor. Maar Eva kon onmogelijk ‘dadelijk slapen.’ Zij lag te woelen; en allerlei danswijsjes kwamen haar in het hoofd; en nu wist zij opeens ook weer een heeleboel kleuren: bleu électrique, en bleu ciel en violette de Paris en cendres de rose... was 't zoo niet? zoo'n mooie grijs-rose kleur, en wat was die Henri aardig geweest; zij vond het leuk om met zoo'n grooten jongen te dansen; bij de jubel-polonaise moest hij zijn hoofd bukken, om onder de slingers groen door te kunnen; en Piet was ook aardig geweest vanavond; | |
[pagina 103]
| |
en wat zag die Hendrika Kanselier er uit; ze had gewoon haar wit piqué schooljurk aan en daar waren strikken op gezet, ze had er met Beatrice vreeselijk om moeten lachen; o, ja, Beatrice zei, ik neem óók zoo'n ceintuur met drie lussen... Ja, lief had dat gestaan, drie lussen... en Mama had het niet gemerkt, en Adèle niet... Vervelend dat Adèle nu zoo boos was... nu, misschien was ze morgen alles wel weer vergeten, wat speelde die piano-man hard, aldoor hetzelfde deuntje: een, twee, drie, een, twee, drie... en nu werd het opeens heelemaal donker... en het paard, - hoestte het paard?... neen, o, neen... geen kwade droes... en Adèle's ceintuur had drie lussen, en zij... zij wou ook... Den heelen nacht droomde Eva van allerlei dingen door elkaar; en toen zij den volgenden morgen laat wakker werd, was zij nog heelemaal niet rustig. Het was Zondag, alles was stil in huis; Adèle's bed zag zij leeg, o, die was al naar beneden; en daar kwam Juf, met een bordje en een glas melk op een blad: - Zoo, kind, ben je eindelijk wakker, haast je wat met wasschen en kleeden, ik heb je ontbijt maar mee-gebracht; de tafel is beneden al lang afgenomen. Eva vond het niets gezellig; na een partijtje konden Adèle en zij zoo prettig over alles babbelen; flauw van Adèle om nu nóg kwaad te zijn... Zij at haar boterham met lange tanden, en schrok, toen Juf zei: - O, ja, als je klaar was, dan moest je even bij je Moeder komen. | |
[pagina 104]
| |
Met loome schreden begaf Eva zich naar haar Moeder's boudoir, waar Mama alleen zat. - Dag, Ma, hebt u me geroepen? - Ja, Eva, kom eens hier, kind. Eva kwam. Hè! hoe was het mogelijk, om nu nóg boos te zijn, dat zij dat rijtuig even had laten wachten. Zou zij maar zeggen, dat zij het nooit meer zou doen? dan was ze er af... Maar zij was koppig, en uit haar humeur, en zij zei niets, en wachtte. - Eva, zei Mama, en haar stem klonk zóo ernstig, dat Eva's hart opeens onrustig begon te kloppen, ik geloof, dat je zelf wel weet, je gisteravond heel onaardig te hebben gedragen. Adèle had ook liever nog wat door-gedanst. Maar zij heeft verschillende jongens geweigerd. Dat had jij natuurlijk óók kunnen doen... maar, enfin, jij hebt daar niet zoo bij gedacht, je was in den roes van 't genoegen, en als dat 't eenige was, dan zouden we dat nog wel door de vingers kunnen zien, omdat je zoo iets wel niet meer zal doen, nietwaar? Als dat 't eenige was... Verschrikt had Eva Mama snel aangekeken, maar dadelijk haar oogen neer-geslagen. - Kijk me eens aan? Weet je niet, wat ik bedoel? - Neen... Ma. - Weet je heelemaal niet, wat je gedaan hebt? Iets wat ik véél erger vind, dan dat je 't rijtuig zoo lang hebt laten wachten, en daar geen spijt over toonde, Eva. Eva trachtte haar hand los te maken, die haar Moeder gegrepen had, maar Mama hield haar vast: | |
[pagina 105]
| |
- Waarom heb jij de mooiste ceintuur genomen, Eva? Eva werd bloedrood. - Je had er nog wel een briefje opgespeld; Adèle zag 't, toen ze 't pakje openmaakte, en ze kwam er mee bij mij. Toen merkten we, dat de ceintuur van jou drie lussen had en die van Adèle maar twee. En we hebben afgesproken, Adèle en ik, om er je vóór de partij niets van te zeggen, om je pleizier niet te bederven. Adèle was heel lief; ze vond het goed, dat zij er niet met jou over spreken zou, maar ik. En nu moet ik je eerlijk zeggen, kind, dat ik niet begrijpen kan, hoe iemand, die zóó iets heeft gedaan, zich nog bovendien daarna zoo onaardig gedraagt als jij gisteravond. Begrijp je dat zelf? Vertel me nu eens: waarom nam jij de mooiste ceintuur, hoe kwam je daartoe? Mama sprak zoo zacht, en keek veeleer bedroefd dan boos, maar Eva kon het heelemaal niet velen zoo ondervraagd te worden. De vorige dagen was zij al niet gewoon geweest; de avond van gisteren had haar heelemaal opgewonden gemaakt, en de onrustige nacht, en nu weer vanmorgen... dit samen deed haar allesbehalve bedaard wezen. Haar mond kwam vol met allerlei woorden: dat ze niet begreep, hoe dat er zooveel op aankwam, en dat zij de boodschap had gedaan, en dat zij gerust het stuk mocht houden, dat zij had toegekregen, maar als zij sprak, zou zij zeker beginnen te huilen, en dat wilde zij niet. | |
[pagina 106]
| |
Zij trok de schouders op. - Eva, antwoord me, drong Mama aan. - Adèle zou 't ook hebben gedaan! barstte Eva nu los. Even goed! even goed! maar Adèle mag altijd alles! Adèle wordt altijd voorgetrokken! Adèle kan nooit kwaad doen, en ik... en ik... Zij struikelde in haar drift over haar eigen woorden, en Mama zei: - Foei, kind, hoe kom je zoo. Wat scheelt je toch! Maar Eva trok zich los, en holde naar boven. Want Mama behoefde niet te zien, dat de tranen haar over de wangen stroomden. Zij snikte hard-op, terwijl zij de trappen beklom. O, die Adèle, dat akelige kind, wat hoefde ze met de ceintuurs naar Mama te gaan; en anders vond Mama het altijd zoo leelijk, als zij klikten, maar nu was Adèle ‘heel lief’, en zij kreeg een standje, en... wat had ze nu eigenlijk gedaan? Alleen maar gehouden, wat ze zelf had gekregen! Zij ziedde van woede, en op hun slaapkamer aangekomen, rukte zij de lade open van de kast, waarin hun ceintuurs en linten, netjes opgevouwen door Juf, werden bewaard. Hier! hier met dat ding! Zij greep wild haar ceintuur; en nu een schaar... Zij tastte naar haar werkmandje, nam de schaar... Rits, rats!... ruw reet het blinkende schaartje de derde lus los van de anderen. Ziezoo! nu zouden ze wel tevreden zijn! Nu was haar ceintuur vernield, en zéker niet meer zoo mooi als die van Adèle... Snikkend wierp zij zich neer op haar bed, en huilde | |
[pagina 107]
| |
- HIER DRINK EENS ZEI ZE
| |
[pagina 109]
| |
zoo hard, dat zij niet eens hoorde, hoe Mama binnen kwam. Mama zag Eva liggen. Zij zag ook de neer-geworpen ceintuur, de er uit geknipte lus... en keek even hoofdschuddend naar het schreiende kind. Daar zij zag, dat Eva geheel overstuur was, begon zij niet dadelijk met haar te vermanen; zij haalde een glas water, en bracht het Eva. - Hier drink eens, zei ze. Eva kwam overeind, geschrikt en beschaamd. Zou Mama de vernielde ceintuur al hebben gezien? Ja, natuurlijk. O, en nu bracht ze haar toch nog water... maar een standje zou ze zoometeen ook nog wel krijgen; en zij begon maar weer bij voorbaat nog wat heviger te huilen. - Neen, neen, zei Mama, nu niet zoo doorgaan. Ik heb reden om heel boos op je te zijn, maar ik wil eerst van je weten, wat dit alles beteekent. Eva ging recht-op zitten; zij streek de verwarde haren uit haar gezicht, en trachtte te spreken, maar er kwam slechts een hijgerig snikje; en wàt moest zij ook eigenlijk vertellen? Mama wist immers alles al? - Kijk eens, zei Mama. Dat ik jou alleen die boodschappen liet doen, dat was een bewijs, dat ik je vertrouwde, is 't zoo niet? - Ja, Ma, zei Eva met een hokkend stemmetje. - Nu, en hoe kon je daarvan dan zoo'n misbruik maken? - Misbruik? - Begrijp je me niet? Hoe kon je dan de zijde | |
[pagina 110]
| |
niet precies doormidden laten knippen, om Adèle minder te geven, en zelf 't grootste stuk te nemen? - Wat zegt u?! Hemel, dacht Mama dat? Zij zou aan de winkeljuffrouw gevraagd hebben, om de zijde niet eerlijk door te knippen? Neen, als Mama dat dacht, dan kon Eva begrijpen, dat Mama verontwaardigd was... maar, hemeltje, hoe kon Mama zoo iets van haar denken! hoe kon ze! - Neen, dacht u, dat ik zóó'n gemeeneraliteit had gedaan! Verbeeld u! Neen, dat is mooi! Adèle's ceintuur is echt twee meter lang, hoor, u kan 't nameten! Meet u 't maar na! - Maar heb je dan voor jou méér zij genomen? vroeg Mama, die er niets van begreep. - Neen, 't was juist 't laatste van 't heele stuk, en er zat nog een eindje méér aan, en toen zei de juffrouw: dat zal ik u maar toe-geven... en toen dacht ik, dat ik dat wel houden mocht, want ik had de boodschap gedaan, en ik had 't toe-gekregen; en ik dacht, dat u zou willen, dat Adèle en ik ervoor zouden omstaan, en dan kon Adèle de mooiste wel eens trekken, - nou, en toen heb ik er een briefje opgespeld, en was dat nu zoo erg? Neen, dat was gelukkig niet zoo héél erg, vond Mama. Wèl een bewijs, hoe ijdel Evaatje was, maar dat andere, wat niet alleen leelijk, maar zelfs oneerlijk zou zijn geweest, dat bleek het, en dit deed haar veel pleizier, niet te wezen. - Zóó, zei ze, zit 't zóó in elkaar. Nu, dat vind ik | |
[pagina 111]
| |
dan prettig. Maar nu zie je al weer, wat een parten je ijdelheid je heeft gespeeld, kindjelief. Nu ben je van iets heel naars verdacht, iets, waartoe ik mijn kleine Eva nooit in staat had geacht. En 't was heelemaal niet noodig geweest, want ik ben ervan overtuigd, dat Adèle jou die mooiste ceintuur graag had gegund. En jij? - Ja, zei Eva, met een zuchtje. En zij kroop weg in haar Moeders armen, en drukte haar pijnlijkkloppend hoofdje tegen haar schouder. Ja, zij zou zich heel wat verdriet hebben bespaard, als zij alles gewoon had verteld. Doch àls Mama en Adèle dat erge, dat leelijke, dat oneerlijke van haar hadden gedacht, ja, dan was het toch wel heel lief van beiden geweest, om zoolang te zwijgen. Zij wou dat wel zeggen, maar haar lippen trilden nog zoo... en Mama begreep toch alles wel... zij begreep altijd alles. Mama drukte met de hand haar kopje tegen zich aan, en Eva voelde wel, dat Mama heelemaal niet meer boos op haar was, en, hoe lief, Mama sprak ook niet meer over gisteravond. Nu, Eva had zich natuurlijk al lang voorgenomen, het rijtuig nooit meer zoo te laten wachten. En dat zeide ze ook. - Ziezoo, zei Mama, nu ben je weer mijn eigen kleine meid. En nu zullen wij samen eens een afspraakje maken. Kijk, - en Mama nam de ceintuur en de losse lus, geef me nu eens even naald en draad, - heb je geen draadje zij, - kijk anders maar even bij Adèle... en dan zal ik er deze weer netjes inmaken; dan hoeft niemand 't te weten, dan wij tweeën, | |
[pagina 112]
| |
hè? dat je er die in drift hebt uitgeknipt... Maar nu voortaan, als je de ceintuur draagt, dan denk je natuurlijk altijd eraan, wat daarmee is gebeurd; en ik wed, ik wed, dat dit je dan helpen zal, wat minder toe te geven aan je ijdelheid. Vertel eens, en jij? |
|