| |
| |
| |
Hoofdstuk VII. De zijden ceintuurs.
Het had nooit beter kunnen treffen, vond Eva, dan nu Beatrice van Vorden van de Haer juist, met haar Mama, den winkel binnen-kwam, terwijl zij door een winkeljuffrouw handschoentjes werd gepast.
Zij lag met haar elleboog op een kussen op de toonbank, en de juffrouw schoof een witten handschoen over haar vingers, en Eva vond het allemenschelijk deftig en gewichtig, dat Beatrice haar zóó kreeg te zien.
- Wat doe je? vroeg Beatrice.
- Ik pas handschoenen, zei Eva op een toon, alsof dit dagelijksch werk voor haar was, - maar het was háár ook nog nooit gebeurd; als zij met Mama of Juf handschoenen koopen ging, legde de juffrouw maar even vluchtig den handschoen-middelvinger tegen háár middelvinger aan, en nam de maat met den handschoen over de knokkels van de hand. Toevallig dat de juffrouw haar nu juist de handschoenen aantrok, dat Beatrice het zag, want deze had blijkens haar vraag ook nog nooit die eer ondergaan.
Beatrice keek rond naar Eva's Moeder of naar | |
| |
Adèle, of minstens naar Juf, maar Eva haastte zich te vertellen, dat zij alleen boodschappen deed.
- Alleen?
- Ja, het trof zoo toevallig, dat Mama me vanmiddag niet halen kon, en Juf ook niet, en Adèle had piano-les. Begrijp je?
Ziezoo, dat was leuk. Want Beatrice mocht nóóit alleen uit, dat wist Eva best. Nu zou ze lekker jaloersch zijn...
Maar terwijl ze dit dacht, gek, was het opeens, of ze Mama hóórde zeggen: Waarom vind je dat nu prettig, Eva, Beatrice is toch je vriendinnetje?... En ja, dat was waar, Beatrice was haar beste vriendin, en toch... vond ze het echt, als Beatrice jaloersch op haar was...
Zij kreeg een beetje een kleur, en zei toen eerlijk:
- 't Is, zie je, om 't bal bij Vester voor morgenavond; ik dacht er vanmiddag aan de koffie pas opeens aan, dat ik de vorige maal limonade op mijn handschoenen had gemorst. En toen zei Ma, dat ik dan zelf maar een paar moest gaan koopen, begrijp je.
En Eva vond zichzelf heel bescheiden, dat zij er niet bij vertelde, hoe zij ook nog ‘alleen’ ceintuurs mocht gaan koopen, nieuwe zijden ceintuurs. Zij had, ook aan de koffie, met hartstochtelijken nadruk betoogd, dat ‘als zij wéér hun cachemire jurken aan moesten trekken, zij tenminste nieuwe ceintuurs moesten hebben. Nu gelukkig was Papa begonnen te lachen, en Mama zei, dat als Eva het alleen kon doen, het dan mocht.
| |
| |
Als zij zich goed bedacht, was zij eigenlijk nog nooit alleen zulke boodschappen gaan doen. Wel eens met Adèle samen, maar die deed dan het woord. En nu ook had Adèle het maar half vertrouwd, dat Eva alleen zou gaan; zij had haar allerlei dingen op het hart gedrukt:
- Een mooie kleur, hoor! en niet te flets, en niet te schel, en niet te dunne flodderige zij, en ook niet te dikke stijve zij, en als je rose neemt, dan zalmrose, en als je geel neemt, dan maïsgeel, en als je groen neemt, dan nijlgroen, en als je paars neemt, dan vooral geen paars, maar ‘mauve’...
Hemel, wat wist Adèle dat allemaal goed, en hoe had zij al die kleuren in haar hoofd... Mauve klonk wel leuk, zou dat hetzelfde als ‘malve’ zijn? zeker wel... maar zij hield heelemaal niet van paars, veel meer van blauw... Zij zou maar eens beginnen met blauw te vragen.
- Juffrouw, zei ze in den winkel, ik ben de dochter van mevrouw Berghem, van Huize ter Aar, begrijpt u? En mag ik eens zij voor ceintuurs van u zien?
- O, juist, jongejuffrouw, zei de juffrouw vriendelijk, van Huize ter Aar, juist. En u wou zijde zien voor ceintuurs, zeker van 't stuk?
- Ja, zei Eva aarzelend. (Zij dacht tenminste van wèl...) Blauwe, zei ze.
Daar kwamen over de toonbank de beeldigste blauwe kleuren zich uitspreiden, en wat noemde de juffrouw schattige namen, de eene al mooier dan de andere: bleu aurore... bleu électrique... bleu tur-
| |
| |
quoise... bleu pastel... bleu ciel... o, nooit zou ze die allemaal kunnen onthouden, jammer... Maar daar bedacht zij zich, dat zij altijd blauw had, en dat het dus nu misschien wel aardig zou zijn eens een andere kleur te nemen.
- 't Mag ook wel geel wezen... zei ze, maïsgeel.
- Of champagne-geel? vroeg de juffrouw, of blé... of biscuit... (blé klonk toch heel wat mooier dan ‘koren’), of lila misschien? Parme... violette de Paris... orchidee... O, wat een fijne tinten, en wat een snoezige namen, vond Eva, ze werd er bijna door met paars verzoend...
Eva voelde haar kleur al hooger en hooger stijgen. En die juffrouw was zoo vriendelijk en ze deed zooveel moeite... nu wees ze in de vakken van den wand, waarin de stukken zijde plat lagen opgestapeld, nog andere kleuren aan:
- Groen is óók mooi: smaragd-groen, of vert d'eau, of fougère of réséda, of oseille...
Eva's verwarring werd al grooter en grooter. Ze vond alle schakeeringen prachtig... wat moest ze toch kiezen, ze wist het werkelijk niet. Want als ze fougère nam, dan had ze spijt over dat violette de Paris, of over bleu aurore... Nu, Adèle wist nog niets van kleuren, hoor!... Neen, dan kon zij haar straks overtroeven, hoor!
Het werd al later en later, en ze moest nu toch heusch gauw beslissen, anders waren ze thuis natuurlijk ongerust, als ze zoo lang weg-bleef. O! rose had ze nog niet gezien.
| |
| |
- En... hebt u ook rose, juffrouw? vroeg zij bedremmeld, want de juffrouw begon wat strakker te kijken, en verlangde er zeker naar, dat ‘dat kind’ nu haar keuze maar deed.
- Rose? zeker. Hier hebt u: rose nacré... cendres de rose... cerise claire...
- En dáár, wees Eva met haar vinger. O, wat was dát een mooie kleur, de mooiste van allemaal... Mag ik dat eens zien, vroeg ze schuchter.
- Dit?... daar is niet veel meer van aan 't stuk, zei de juffrouw. Vieux rose... en zij legde de zijde op de toonbank.
Wat een eenige kleur, nu ze het zoo dichtbij zag... vieux rose... oud-rose... dat klonk wel niet zoo goed als bijvoorbeeld cerise claire, dat bleef ook in het Hollandsch nog aardig: ‘heldere kerskleur’... maar neen, dit vieux rose mòest ze hebben, en... Nu... als er niet genoeg was, dan... dan nam ze voor Adèle maar wat anders: orchidee, of mauve, of...
- Wilt u alstublieft eens een ceintuur van twee meter afmeten? vroeg ze.
De juffrouw deed het, en knipte af.
- O, zei Eva, zou er nog een tweede aan zijn, juffrouw?
De juffrouw nam den maatstok.
- O, ja, zei ze, er is zelfs een stukje te veel... nu, dat krijgt u dan maar toe.
- O, dank u wel! zei Eva opgetogen. Krijg ik dat voor niets?
Ja, knikte de juffrouw, nu weer vriendelijk, glim- | |
| |
lachend om Eva's dankbare blijdschap. En zij maakte een keurig pakje, waarmee Eva vroolijk en verheugd weg-huppelde.
Een heel eind toe-gekregen! En wat een mooie kleur! Nu, Adèle zou wel echt in haar schik zijn... Maar... wie moest nu de langste ceintuur hebben?... Mama zou zeker zeggen: er maar voor omstaan, dat is het eerlijkste... En ja, dat was natuurlijk wel het eerlijkste... maar dan liep zij de kans, dat Adèle de langste trok... en zij had dat stuk toch toe-gekregen... het was dus van haar... En bovendien, laatst, toen Tante Charlotte nog een klein beetje odeur in een fleschje had, zei ze tegen Adèle:
- Nou, neem jij 't maar, jij ben de oudste. Zoo ging 't dikwijls, dat Adèle iets kreeg, en zij niet, omdat zij jonger was... Adèle mocht bijna altijd het eerste kiezen... Neen, heusch, dit stuk kwam háár toe, zij had het immers gekregen?
Neen, zij hield het langste eind. En nu moest ze er maar niets van zeggen, en doen of het heel gewoon was, alsof het vanzelf sprak... En als het dan later werd gemerkt, dat háár ceintuur langer was, of een lus méér had, dan zou ze als iets heel natuurlijks vertellen, dat ze een stuk toe had gekregen, en dat zij dus de langste ceintuur had genomen.
Maar... was 't eigenlijk wel heel aardig tegenover Adèle? Die was altijd lief jegens haar, en had zoo dikwijls iets voor haar over...
Nu ja, maar als Adèle de boodschap had gedaan, dan zou ze stellig vanzelf ook wel de langste ceintuur | |
| |
gehouden hebben. Iedereen zou dat doen, overreedde ze zichzelf.
Nu, en zij deed het ook.
Toen zij thuis was gekomen, hoorde zij uit den salon het etudes spelen van Adèle. O, die had dus nog les, het kon niet beter treffen; nu was het heelemaal natuurlijk, dat zij niet sprak over het langste eind.
- 't Meisje van de naaister is er al geweest, om 't goed voor de ceintuurs te halen, vertelde Leentje, de binnen-meid, die haar opendeed. Ze kan elk oogenblik terugkomen.
- O, goed, zei Eva haastig, ik zal je 't pakje dadelijk geven. Is Mama thuis?
- Neen, die is nog niet thuis.
Kon het nu beter treffen? Neen, nietwaar, onmogelijk. Eva holde naar de kinderspeelkamer; daar zat Juf en werkte jachtig aan de kanten strook van haar jurk, waarmee ze laatst was blijven haken.
- Juf, kijk u eens, wat een mooie kleur.
- Heel mooi, fijn, zei Juf, even terzijde ziende.
- Knip u hier eens een klein staaltje af, om 't te laten zien aan Mama en Adèle.
Juf knipte een smal reepje af, en Eva nam ondertusschen een stukje papier, en schreef daar haastig op.
Ceintuur van Eva.
- Juf, geef u mij eens gauw een speld.
Wat was nu het langste eind? Snel rolde zij de stukken los, en vergeleek ze, en keek vlug onderzoekend naar Juf, of die ook iets merkte; maar Juf lette heelemaal niet op haar. Zij speldde het briefje | |
| |
op de langste ceintuur, pakte de zijde weer netjes in, en liep naar beneden. Daar wachtte in de trapzaal reeds het naaistersmeisje.
- Hier, zei Eva, en gaf haar het pakje. En zeg aan de juffrouw, dat de ceintuurs morgen-middag klaar moeten zijn; en dat er op de mijne een briefje is gespeld, en dat ze dat er ook weer op moet spelden, hoor.
|
|