| |
| |
| |
Hoofdstuk II. Bij den tandarts.
Ja, het was de treurige waarheid, dat èn Eva èn Charles een ‘machine’ in hun mond moesten dragen. Bij beiden stonden een paar tanden niet precies in het gelid, en die machine zou dat zaakje in orde brengen. Was het nu maar daarbij gebleven, dan zou het erg genoeg zijn geweest. Want zoo'n machine den heelen dag en den heelen nacht in je mond, tegen je verhemelte aan, - dat is lang geen pretje, hoor.
Als Charles en Eva het dan ook maar even gedaan konden krijgen, ‘vergaten’ ze het ding, nadat het schoon-gemaakt was, en gingen soms wel verheugd naar school zonder het marteltuig. Maar vaak gelukte dit hun niet, want, in de eerste plaats Juf lette er ten strengste op, maar ook Mama en zelfs Papa vroegen ieder keer:
- Heb je je machine wel aan?
Op school waren er genoeg kinderen, die deelden in hun lot, en een smallen gouden of breederen caoutchouc band om hun voortanden droegen, waardoor de machine werd vast-gehouden. Maar allen zonder uitzondering jeremieerden erover, en Beatrice | |
| |
van Vorden van de Haer had in haar lessenaar expres een doosje staan, waarin zij bij het aangaan der lessen, haar machine verborg... Zóó iets zou Eva natuurlijk nooit doen, verbeeld je! En de tandarts had bovendien gezegd:
- Hoe trouwer je het draagt, hoe gauwer je er af bent; en Juf zei, als Eva's klagen haar verveelde:
- Ja, kind, wie mooi wil zijn, moet pijn lijden. Dus...
Maar enfin, als het bij 't dragen van de machine gebleven was... dan zou 't nog tot daaraan toe zijn. Doch er kwam nog heel iets anders bij, namelijk dit: dat Eva en Charles elke week, van Maarssen, waar zij woonden op een groot buitengoed, Huize ter Aar geheeten, naar Utrecht naar den tandarts moesten, om de machines te laten nazien, en er nieuwe houtjes in te doen zetten. En... nu was dit het vreeselijke... dat Eva achter in haar mond een hol kiesje had zitten, waardoor zij iedere maal de gruwelijkste angsten uitstond, dat de tandarts het opmerken zou, en.... het zou willen uittrekken.
Des Zaterdagsmiddags was Eva dan ook altijd in een verfoeilijk humeur. Met niemand anders dan met Charles of met Adèle kon zij er over spreken. Die, dat wist zij zeker, zouden aan niemand haar holle kies verraden. Maar, hemel! als Papa, of Mama, of Juf er eens achter kwam! Die zouden dadelijk zeggen, zonder pardon:
- Daar moet iets aan worden gedaan!... daar moet eens naar worden gekeken!...
| |
| |
Zaterdagsmorgens begon Eva al beverig aan Adèle te vragen:
- Zeg, zou hij vandaag mijn kies merken... wat denk je?...
- Och, welneen, troostte dan Adèle. Hij doet niets anders dan even je machine nazien.
- Ja, maar, als hij 't dan past?...
- Dan kijkt hij immers alleen dáárnaar en niet naar je kiezen!
- Denk je heusch?
- Och, zeker!
Maar natuurlijk was Adèle niet altijd zoo geduldig, en stelde zij niet aldoor haar zusje zoo vriendelijk gerust. Soms zei ze wel eens, wat kort-af:
- Zanik toch zoo nìet, hij ziet 't immers nooit!
Maar dan begon Eva woedend op te spelen, en Adèle te verwijten:
- Ja, jij hebt 't makkelijk! jij kan maar lekker thuis blijven! jij hoeft niet naar den tandmeester!... alsof Adèle er iets aan kon doen, dat zij nu toevallig gelijke en gave tanden bezat!
In den trein naar Utrecht, - zij kon tóch al niet goed tegen reizen, - werd Eva àl ongeduriger. Telkens fluisterde zij Charles in:
- Zeg, wat denk je, zou hij vandaag... en zij keek met een schichtigen blik naar Juf, of deze misschien iets zou begrijpen. En het luchtte haar dan altijd erg op, als Charles hartig antwoordde:
- Ben je gek, welneen.
Tegenwoordig ging Juf steeds met hen mede. En | |
| |
dat beteekende wèl, dat Papa en Mama de zaak niet zoo heel belangrijk vonden; want moest er iets ‘ergs’ gebeuren, dan werden zij altijd door Papa vergezeld. Laatst waren Charles twee kiezen tegelijk getrokken, omdat er geen ruimte genoeg was in zijn kaak; maar toen dat feit plaats greep, was Papa er bij, en óók toen een harer kiesjes met goud werd geplombeerd. Papa bleef toen zitten wachten op een gemakkelijken stoel in de patiënten-kamer, en, daar het warm was, en de behandeling nogal lang duurde, scheen hij warempel in slaap te zijn gevallen! Eva kreeg er nóg een kleur van, als zij er aan dacht, want zij had het erg gek gevonden... Zij had duidelijk kunnen hooren, hoe diep en regelmatig Papa adem haalde, dus de dokter natuurlijk óók!...
Op school, toen zij het daar vertelde, had Hendrika Kanselier er hartelijk om gelachen, maar niemand anders. En Jootje had gezegd:
- Ik vind er niets aan, je Pa verveelde zich natuurlijk dood; ik vind 't gek, dat jij 't gek vindt!...
Als Eva klaagde en zuchtte, dat zij nu vandaag al wéér naar Utrecht moesten, dan zei Juf:
- Kind, wees toch dankbaar, dat je ouders zoo goed voor je zorgen. Later zal je spijt hebben als al je tanden schots en scheef in je mond staan. Vanzelf komen ze niet in orde, weet dat wèl, meisje.
Nu ja, Juf had natuurlijk gelijk; verbeeld je, dat zij, als ze groot was, leelijke tanden zou hebben! En als 't alleen die machine was geweest!
Maar het bracht haar toch wel op haar gemak, dat | |
| |
Juf de heele geschiedenis ook niet van veel gewicht leek te vinden, want zij zette de kinderen eenvoudig aan het huis van den tandarts af, ging boodschappen doen in de stad, en kwam ze daarna weer halen. Dus... eigenlijk was Eva wel gerust.... ofschoon je natuurlijk toch nooit kon weten!
De kinderen moesten dikwijls lang wachten. En dat was naar; want Eva was altijd blij, als 't maar weer was afgeloopen, en zij een volle vrije week in het vooruitzicht had.
Charles, dat moest zij zeggen, gedroeg zich heel aardig jegens haar, want hij verzon allerlei dingen om haar afleiding te geven. Hij draaide aan den grooten caleidoscoop, die op de tafel in de wachtkamer stond; hij zette de platen voor haar in den stereoscoop; en hij sprak met haar af, dat zij thuis ook eens ‘tandmeester’ zouden spelen; die schandalige electrische boor, waarmee je gemarteld werd in je kiezen, tot je niet meer wist waar je bleef, zou hij wel namaken met houten radertjes en draden en stangen en de fijne zaagjes van zijn figuurzaag... en gehemeltes van caoutchouc vormde je heel gemakkelijk van caramels, en de houtjes voor de machines konden worden voorgesteld door uitgerolde dunne reepjes witte fondant...
Vandaag zat er in de wachtkamer een juffrouw met een kiespijndoek, die... o, hoe kon Eva met haar medevoelen!... blijkbaar in een hevige overspanning verkeerde. Eva zat haar zóó onverholen meewarig aan te staren, dat de juffrouw een praatje begon:
| |
| |
- 't Doet zeker wel verschrikkelijk zeer om een kies te worden getrokken?
- O! ja! riep Eva, in haar zwakke punt getast, uit den grond van haar hart, wat niet precies diende, om de juffrouw meer op haar gemak te brengen, maar Charles kwam te hulp:
- 't Is zoo erg niet, hoor, zei hij beschermend; ik ben er verleden wel twee tegelijk getrokken; want ze verdooven 't eerst, en dan voel je er niks van, begrijpt u?
Toen de juffrouw voor haar beurt door den dokter geroepen werd, en de kinderen alleen bleven, zei Eva:
- O, als we haar nu maar niet hooren gillen!
- Daar kan je hier niets van hooren; ze is immers aan den overkant van de gang, zei Charles.
- Ook niet als ze vreeselijk hard schreeuwt?
- Ach, kind, dat doet ze niet.
Zenuwachtig ging Eva zitten op een stoel bij het raam, zoover mogelijk van de deur, alsof dat wat hielp, als de juffrouw zou hebben gegild!
Tusschen de ramen stond een tafeltje met snuisterijen, die de kinderen dikwijls bekeken: mooie beeldjes, en een klein aardbolletje, en vaasjes en pulletjes, en, wat het aardigste was, ook een paar opgezette vogeltjes. Eva streek met haar vingertjes over de zachte, kleurige veertjes... wat glansde dat... o, wat mooi... zou dit een kolibrietje zijn? Die waren immers zoo rood en groen en blauw en de allerkleinste vogeltjes van de wereld? had Juffrouw Magda op school verteld...
| |
| |
- Als mijn kanarie dood is, laat ik hem óók opzetten, zei Charles, dan kan je zoo'n beest altijd bewaren.
Om Eva aan het lachen te maken, beweerde Charles, dat de vogels oorlog hadden, en met elkaar wilden vechten.
Hij liet een grooten langsnavel de kleinere vogeltjes pikken, en door zijn eigen spel werd hij al meer en meer opgewonden; woest ging hij zijn handen bewegen, met in elk een vogel, en Eva begon te gichelen; maar Charles deed zóó dwaas, en liet de vogels zulke dolle sprongen maken, dat zij hoe langer hoe harder ging lachen, en Charles, door haar schateren aangevuurd, werd al wilder en wilder; de vogels pikten nu ook op het aardbolletje en op de beeldjes, met het gevolg, dat het aardbolletje omviel, en in zijn vaart andere kleinigheden meesleepte, en daarmede terecht kwam op het kleedje, dat vóór het tafeltje lag.
Eva proestte het uit; door haar schrik was zij over haar zenuwen heen, en zij snikte bijna van het lachen. O! als er eens iets gebroken was! O! als de dokter eens juist binnen kwam! Machteloos zat zij op haar stoel te lachen, terwijl Charles, brommend en pruttelend, omdat zij niet meehielp, op zijn knieën lag, en alle dingen één voor één opraapte.
- Ziezoo, zeide hij, den laatsten vogel op zijn plaats zettend. Er is gelukkig niks stuk. Scheid toch uit, waarschuwde hij, want de tranen liepen over Eva's wangen van het lachen, en telkens als zij even bedaard was, | |
| |
begon zij opnieuw. En gelukkig dat alles weer heelemaal in orde was, want daar ging de deur open, en werden zij door den dokter geroepen.
In de patiënten-kamer, waar het sterk naar zenuwdruppels rook, bekoelde Eva dadelijk. Zij rilde even, alsof zij het koud had, en duwde Charles tegen zijn arm:
- Jij maar eerst...
Want zij dacht opeens weer vol vrees aan het lot van de juffrouw, die zeker een kies was getrokken. O! als de dokter daardoor maar niet op het denkbeeld was gekomen, om ook naar háár kiezen te kijken!
Wacht, zij wist er wat op. Als hij bezig was in haar mond met de machine, dan hield zij haar tong op de gevaarlijke plaats... Zij probeerde het, en ja, dat ging... dat ging best.
Zij zat nu zelve op den stoel; Charles was klaar, en stond met de handen in den zak uit het eene raam in den tuin te kijken; hij floot zachtjes, en Eva benijdde, o, benijdde hem.
O, die akelige stoel, waarvan het zien alleen je al griezelig maakte; geen enkele andere dokter als de tandarts had zoo'n naren, gekken stoel... Haar kopje leunde tegen den hoofd-steun en haar oogen hield zij dicht en haar mond wijd-open, en haar tong bedekte de leelijke kies.
Maar natuurlijk werd de dokter juist door deze krijgslist opmerkzaam, en hij begreep, dat er onder dat tongpuntje zeker wel iets moest zitten, wat het kleine meisje verborgen wou houden.
| |
| |
- Mag ik eens even zien? vroeg hij heel vriendelijk, en Eva voelde zich gloeiend rood worden, en wilde haar hoofd terug-trekken, maar zij kon nergens weg, en het was al te laat, want... de tandarts wist alles reeds.
- O, o, wat zit daar een leelijk hol kiesje... daar moet noodig wat aan worden gedaan, daar is veel te lang mee gewacht.
De dokter nam een haakje, en stak het hier en daar in de kies.
- Au! riep Eva, met een verstikt geluid, want schreeuw maar eens hard, als er een hand in je mond bezig is, en nog eens, en nog eens riep zij: au! want de pijn werd bijna onuitstaanbaar.
- Ja, ja, dat dacht ik wel. Daar moet u al heel wat last van hebben gehad, niet? Niet, jonge dame?
- Neen, jokte Eva, ofschoon zij in den laatsten tijd in het geheel geen zoet of warm of koud aan die kies had kunnen velen, en altijd aan den anderen kant had moeten eten. Want raakte er iets in, dan vlood er zoo'n vlijmende scheut doorheen, dat het was, alsof zij door den grond ging.
- Neen? zei de dokter. Dat zal toch wel. 't Wordt hoog tijd, dat... Kijk eens, kijk eens, hij heeft het kiesje ernaast ook al aangestoken.
De dokter keerde zich om, en tastte naar een instrument. Wat?! dacht Eva, met een flits van angst. Zou het nu toch gebeuren?! Nu toch?!...
Haar gemoedstoestand was niet te beschrijven. Naar bescherming zoekend, blikte zij biddend naar | |
| |
Charles. En Charles, ofschoon hij voor het uittrekken van een kies, zelfs van twee tegelijk ‘zijn hand niet omdraaide,’ voelde zich toch geroepen, om te zeggen:
- Moeten we daar niet eerst thuis over spreken, dokter?
Eva ademde dankbaar op. Zij waande zich al gered. Maar:
- Daar neem ik de verantwoordelijkheid van op me, zei de dokter doodbedaard; en tot de sidderende Eva, wier heele gezichtje in huilen vertrok, zei hij geruststellend:
- Wees maar niet bang, 't doet geen pijn, heelemaal geen pijn; ik zal 't eerst verdooven, en 't is dadelijk gedaan.
Alles ging zoo vlug, zoo verbijsterend vlug, dat Eva geen tijd had, om zich te verweren; in een ommezien stak de dokter weer een instrument in haar mond, en voelde zij iets kouds tegen haar tandvleesch gespoten; een vaag bewustzijn had zij nog, dat zij zou gillen en schreeuwen en trappen en slaan, als... Toen zag zij, door haar wimpers heen, opnieuw een groot instrument haar mond naderen, en zij dacht, dat dit óók nog voor het ‘verdooven’ moest dienen... Maar... wat was dat?... een kleine krak... een zwakke kreun van Eva, en...
- Daar is hij al! riep de dokter in triomf, en klopte Eva bewonderend op het hoofd, kranig gehouden, hoor! knap! flink! Ze heeft in het geheel niet geschreeuwd! Daar, spoel maar eens even.
Hij reikte haar een glaasje lauw water toe, en Eva | |
| |
nam het aan met een bevend handje, en vroeg:
- Is die er heusch al uit?
En ook Charles verbaasde zich:
- Warempel?
- Ja, ja, lachte de dokter. Gerust hoor, wil je hem eens zien?
En Charles kwam naderbij, en zei:
- Nou, zie je wel, 't was heelemaal niet erg.
En de dokter herhaalde maar:
- Ze heeft in 't geheel niet geschreeuwd! alsof hij zijn verbazing daarover maar niet op kon, zoodat Eva vroeg met een bibberend stemmetje, terwijl er nu toch nog een paar traantjes over haar wangen rolden:
- Had u dan gedacht, dat ik schreeuwen zou?
't Was voorbij. Het lang gevreesde oogenblik was voorbij. Zij had de kies niet meer. Nu nooit meer angst; geen enkelen Zaterdag meer dien akeligen angst...
En van Papa kreeg ze zeker een gulden... en van Mama misschien wel dat snoezige poppenparasolletje, dat ze zoo dolgraag wou hebben... En iedereen zou haar bewonderen, omdat ze zich zoo flink had gehouden.
De dokter had het zelf gezegd: ‘knap!’ en ‘kranig!’ zei hij. Charles was er bij, die had het ook gehoord. Verbeeld je, die stond nog met den dokter te praten:
- Ik heb u in 't geheel niet zien trekken, hoe haalt u de kiezen er eigenlijk uit? en de dokter zei:
- Wij trekken eigenlijk niet, wij wrikken de kies òm in de kaak, dan laat hij veel gauwer los, begrijp | |
| |
je?... Maar dat kon Eva allemaal niets schelen; ze was zoo blij, zoo blij, ja, nu zou ze wel kunnen schreeuwen van vreugde...
En op school kon ze er lekker mee bluffen... en nu kon ze voortaan weer altijd zoet eten, echt!
De dokter dacht vast, dat zij zou hebben gegild, stel je voor! Nogal de moeite waard, een kies te laten trekken! 't Was immers heelemaal niets!...
|
|