'Ik'
(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe– Auteursrecht onbekend
[pagina 235]
| |
Ik voel nu een doffe geresigneerdheid, een lijdelijke kalmte... misschien wel, omdat ik weet, hoe ik tóch nóoit zijn verlangen had mógen gehoor geven, zelfs al had ik gewild... Maar dát hij door het onvervuld blijven daarvan, tot zijn wanhoopsdaad kwam, is mijn schuld, - en mijn wroeging daarover vermindert nooit... nooit éen oogenblik... Zal alles altijd blijven, zooals het nu is?... Zoo vreemd tusschen Fred en mij, zoo stroef, zoo uitwendig koud?... Fred zegt, dat hij hoopt op: later... Maar ik, ik mag niet meer hopen... |
|