7 April.
Ach, Karel, Karel... ik wist 't niet, ik wist 't niet, hoe erg het was, wat ik je aandeed, ik wist het niet! Ik geloofde het niet, ik kon het niet gelooven, dat ik zóoveel invloed op je had, - en toen ik het eindelijk begreep... toen was het te laat, dan dat ik nog iets goed maken kon!...
Ik wist niet, dat hij 't zóo ernstig meende... ik wou immers niets anders dan een amusement, een spel. En het héeft mij vermaakt, ik had voldoening, als ik den diepen, dringenden blik in zijn oogen zag, en den nerveusen trek om zijn mond... O, ik, ik! ik keek kalm naar dat arme gezicht, en speurde bedachtzaam en koud naar de veranderingen daarin, en luisterde naar de mate van hartstocht in zijn stem... o, had ik maar méer smart, kromp ik maar weg onder pijn...