4 April.
Ik druk mijn slapen vast in mijn handen, maar zij kloppen, kloppen maar voort. Mijn oogen branden, in mijn hersenen bonst het, en ruischt het, - mijn starre, vreemde gevoelloosheid is weg, en ook mijn rustelooze rust... mijn smart schrijnt en bijt, als een pijn, in mijn borst, en gloeit in mijn bloed, en hamert en klaagt in mijn hoofd, - o, ik heb pijn, ik heb pijn! Karel, vergeef me, ik smeek je, vergeef me, o, vergeef me, vergeef me...