13 Maart.
Het is nòg niet goed, tusschen Fred en mij. Dat is te zeggen; wij praten wel samen, maar nooit innig, altijd over oppervlakkige dingen. Vreemd is het, dat ik mij dit niet zoo vreeselijk aantrek... dat komt zeker, omdat Karel mij tegenwoordig zooveel te denken geeft.