'Ik'
(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe– Auteursrecht onbekend
[pagina 205]
| |
zooals ik doen moest, je kortaf 't zwijgen op te leggen, laat ik je maar praten, en luister, met al 't geduld, dat ik heb! - Juist! zei hij, je laat me maar praten, dat is 't!... - Wat moest ik anders doen? - Je speelt met me... maar drijf je spel niet te ver... Want anders... - Anders? - Dan schaak ik je! - Zeker zoo maar op den openbaren weg! in 'n automobiel! spotte ik. - Ja! zei hij. En dan neem ik je mee, waarheen ik wil, en niemand hoort óóit meer iets van ons! - Nee! zei ik. Dank je! dat is me te weinig pikant... als nooit meer iemand iets van ons hoort! Hij lachte, maar toch geloof ik, dat hij meer in ernst, dan in scherts heeft gesproken. Hij kan mij zoo met iets angstigs-straks in zijn oogen aanzien, en om zijn mond ligt zoo'n nerveuse trek. En ook schijnt hij wel magerder te zijn geworden, zijn gezicht is scherper van lijn, - maar al die dingen zal ik mij wel verbeelden; dat zou te mooi zijn, als ik zóóveel invloed op hem had! Later ontmoette ik Lizzie. Die is altijd vriendelijk tegen mij, wat ik zonder gêne beantwoord, - maar waarom zou ik ook niet? ik misdoe toch niets tegen haar, nu ik Karel niet verhoor? Zij bood mij, voor zoo vaak ik zou willen, een | |
[pagina 206]
| |
plaats in haar loge aan. Maar ik bedankte; ik haat het, om iets, dat ikzelf niet krijgen kan, te moeten ontvangen van anderen. Zoo heb ik, bijvoorbeeld, op het bal, heel gedwee, valsche paarlen gedragen, terwijl ik best de hare had kunnen leenen, die prachtig zijn, en zij ging toch niet, dien avond. Maar nóg erger dan met valsche dingen, vind ik het, om met geleende te loopen. Nu, enfin, aan tafel, om toch eens iets tegen Fred te zeggen, vertelde ik hem Lizzie's aanbod. - Dat kan je niet aannemen, zei hij dadelijk, van vreemden! - Wil ik 't dan aannemen? vroeg ik vinnig. Natúurlijk heb ik 't onmiddellijk afgeslagen! Maar zelfs dit verheugde Fred niet. Hij bleef even stil. |
|