'Ik'
(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe– Auteursrecht onbekend
[pagina 196]
| |
vanavond, mijn beeldig directoire-costuum, en alles, - en nu zegt Fred, dat hij niet kan gaan! Het spijt mij ellendig, om Fred niet tot cavalier te hebben, - maar ik wil nu niet weg-blijven, dat zou te veel van mij zijn gevergd. - Maar wist je dat dan niet vroeger, Fred? - Ik zeg je net, dat meneer Oltman erger ziek is geworden... hij wil me spreken over 't loopende proces... daar weet je immers van? - Och, welnee! - En ik heb er je lang en breed over gesproken! en alles uitgelegd! en uitvoerig... - Nou, ja, ja! ik weet 't al weer! is dat van dien vent? - Vent? 't Is 'n... - Nou, ja, natuurlijk is die respectabel, en oud, en ziek!... maar hij belet je toch maar vanavond te gaan! Waarom kan je niet van middag komen? - 's Avonds is hij meestal koortsvrij... - De meeste menschen krijgen anders juist tegen den avond koorts! Hij natuurlijk juist andersom! Maar ik kan niet thuis-blijven, Fred! Ik wil zóó dól-gráág gaan! Fred keek wel een beetje teleurgesteld. Wat ik me begrijpen kan... maar ik kan me óok begrijpen, dat ikzelf teleurgesteld was. - Ja, Fred, nu m'n costuum klaar is... nu zou 't toch te vreeselijk zijn, om thuis te moeten blijven! - Ja, dat zie 'k wel in... Is d'r niemand, met wie je zou kunnen gaan? | |
[pagina 197]
| |
- O, ja! Ru van Velzen gaat... ik zou me bij haar familie aan kunnen sluiten. - Goed, schrijf dan maar 'n briefje... dan kan Marinus 't weg-brengen. Ik bedenk mij daar, dat ik zóo opging in mijzelf, dat ik heelemaal vergat, Fred te beklagen. Nu, prettig is 't niet voor hem, maar zóo erg vindt hij 't niet; hij houdt niet zoo bijster van bals c.a. Hij heeft ook niet eens, hóe ik er ook op aandrong, gecostumeerd willen gaan. (Wat nu nogal goed treft). Ik heb Karel wijs-gemaakt, dat ik als Duitsche boerin zal komen. Je zal zien, nu verschijnt hij in het pak van een Duitschen boer, wat hem belachelijk en stijf zal staan. Maar dán zal ik toch lachen! |
|