24 Februari.
Naast mij staan, in het kleinste vaasje, dat ik heb, wat madeliefjes, die Sander in de Scheveningsche Boschjes voor mij heeft geplukt. Zou ik er eens een nemen, en zien óf en hóe... Karel van mij houdt? Pas du tout, un peu, beaucoup, tendrement of passionément?... Hè, wat ben ik toch altijd flauw, zelfs tegenover mijzelf... Wat kan het mij schelen, óf en hóe die jongen van mij houdt!
In zóóverre kan het mij schelen, dat er door hèm wat kleur en beweging in mijn leven gekomen is. Dat ik mijn dagen nu niet meer als eindelooze woestenijen behoef te doorgaan, - omdat ik iets gekregen heb, om aan te denken. Zonder twijfel zal ik gauw genoeg van dit gedachten-speelgoed krijgen, - maar daar wil ik mij nu niet in verdiepen.
Ik zie Karel elken dag. Beter gezegd, hij vindt elken dag gelegenheid, mij te zien. En er is iets in, dat je bezig-houdt op een prettig-prikkelende,