24 December.
Gistermiddag kwamen er tranen. Aan het eind van een van die ellendige actes had ik een vlek gemaakt; ik krabde die er uit, maar maakte in mijn nerveuse boosheid het papier kapot. Toen kon ik weer opnieuw beginnen. Ten overvloede vertelde Fred mij, dat er toch nooit in zoo'n stuk geschrapt of veranderd mag worden. Nu, ik liet Fred niet zien, dat ik huilde, maar ik voelde mij zoo moe, zoo verdrietig, dat ik mijn hand onder mijn hoofd legde, en even niet kon verder gaan. Maar gauw trachtte ik weer mij met mijn volle aandacht in mijn werk te verdiepen, om zóo mijn huil-aandrang te vergeten. Wat gebeurde, - maar nu werd ik snauwerig en bits, en Fred voelde zich, denk ik, even verlucht als ik, toen er een bezoeker voor hem aangekondigd werd, en ik moest verdwijnen.
In mijn boudoirtje, legde ik mij achterover in mijn stoel, en sloot mijn oogen, en beproefde niet te denken, in een absolute onverschilligheid. Maar daar ik niet zoo onverschillig was, als ik mij wilde wijsmaken, kwamen de gedachten tóch, en kwelden mij. Ik geloof niet, dat, als ik over