'Ik'
(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe– Auteursrecht onbekend
[pagina 52]
| |
ik nu nog aan bezig ben, uithebben, voor ik dáaraan begin. Fred werkt maar, en vindt daar genoegen in. Heusch, hij werkt graag, en met gemak.... hij is zoo rustig, Fred, hij heeft nooit last van.... verveling. Ik denk wel eens zoo: hoe vreemd is het toch, dat Fred, vóor wij geëngageerd waren, ruim dertig jaren heeft geleefd, en het in dien tijd héél best buiten mij kon stellen, - terwijl hij nú beweert, mij nooit meer te kunnen missen. Het kan niet anders, of hij heeft in dien tijd, genoeg belangen gehad, die zijn leven vulden, zoodat hij mij niet noodig had, - en wat waren dat voor belangen? Fred heeft mij natuurlijk wel veel, zoogenaamd alles, van zijn leven verteld, - en hij heeft mij óok gezegd, dat hij nooit had liefgehad, maar.... maar.... Lover's oaths, Jack! zou Lovelace zeggen. Ik zou het wel eens graag precies willen weten. Het lijkt mij ongelooflijk, dat een man, (vollen nadruk leggen op man) onmiddellijk de goede keuze zou hebben gedaan. Ik zal het Fred nog eens vragen, plotseling, à bout portant, - als hij lacht, en kalm blijft, - dan is alles goed, en zal ik hem nóóit weer lastig vallen, maar als hij boos wordt.... Er is geen enkele reden, waarom ik nú niet even de proef zou nemen: Fred is druk aan het werk, dus absoluut onvoorbereid op mijn vraag.
Fred is bóós geworden. |
|