26 September.
Gistermiddag, toen ik zat te schrijven, of liever, toen ik me zat te bedenken, wat ik nog méer neer zou pennen, kwam Fred binnen. Hij wou weten, wat ik geschreven had, en ik liet het hem, natuurlijk, lezen. Het was toevallig, dat het juist zoo trof, - maar Fred weet toch wel, hoe ik over dat onderwerp denk.
Half lachte hij, half keek hij ernstig; toen zei hij:
- Je bén niet zelfzuchtig, in 't geheel niet, (verbeeld je!) maar gemakzuchtig misschien wel 'n beetje.... En toch....
Maar ik was absoluut niet in de stemming, nog verder over die dingen voort te praten, en ik voorkwam Fred, uit vrees, dat ik bruusk zou worden, door te zeggen:
- Fred.... 't is nu Zondag.... Laten we 't nu 's gezellig hebben, hè.... en ik ging op zijn knie zitten, en sloeg mijn armen om hem heen, en zoende hem, totdat hij al zijn gedachten en zorgen vergat.
Het was een echte dag uit de wittebroodsweken. Wij zoenden elkaar, wij verzonnen de liefste naampjes.... hij noemde mij Gerie (van Gerardina is niet veel te maken, maar Gerie bevalt mij wel,) ik hèm Eddy en Alf.... en