verteld, wat ik heb gezegd. Hij zou nog wel eens met hem praten, beloofde hij, van middag, als wij bij Ma gaan eten.
Fred gaf mij natuurlijk gelijk; maar hij ried mij toch óok, er maar niet veel meer, op mijn manier, van te zeggen. Fred zei niets anders dan ‘op jouw manier’, zonder nadere qualificatie, maar ik begrijp best, dat hij bedoelde: dwingerig-doorzettend, - niet op een vleiende, zachte, manier, maar heftig soms, en boos, als mijn inzicht niet wordt aanvaard, als het rechte. Fred kent mij! En ofschoon hij mij altijd vergoêlijkt, en gerust wil stellen, als ik soms, (niet al te dikwijls!) in heftige zelfbeschuldigingen los-breek, hij weet ook wel, dat anderen niet die toegevendheid en mildheid van stemming jegens mij hebben, die hij, goddank, heeft.
- 't Kan toch niet goed zijn, Fred... vind jijzelf wel? vroeg ik. Die voortdurende scheidingen! zijn die niet onnatuurlijk... gevaarlijk?
- Gevaarlijk? zei hij lachend. (Fred lacht altijd, als ik eens iets bizonder gewichtigs in halve woorden kleed. Toen ging ik 't natuurlijk héelemáal zeggen.
- Ja, zeker! tallooze voorbeelden zijn ervan, dat meneer zich ginder, en mevrouw zich hier, op eigen wijze, vermaakt... Enfin, ik gelóóf dat nou wel niet van Lex, maar...
- Maar wèl van Meta?
- Hè, hoe Flauw!.... Nee, maar ik geloof toch zeker, dat de band, door jaren-lang elkaar niet zien, veel losser wordt....