| |
| |
| |
Vierde hoofdstuk Angeline's ondernemingen
Angeline's ondernemingen
Nadat zij besloten had met haar broer Henri mee te gaan naar zijn meubelhuis, had Angeline den volgenden morgen haast geen geduld, tot hij klaar zou zijn met zijn ontbijt.
- Toe, je hebt nu toch wel genoeg gegeten, riep zij, toen Henri zijn zooveelste broodje van de schaal nam.
- Ik moet voor jou mee-eten, plaagde hij, want als je nú al klaar ben, heb je niet veel gebruikt.
Enfin, eindelijk waren zij dan op weg.
Natuurlijk was Angeline wel eens in het huis geweest, eerst om het met haar Vader en Moeder te bekijken, later nog wel eens eenige keeren, wanneer zij Henri een boodschap brengen moest, of iets had te vragen.
Zij had daardoor een voorstelling behouden, die... veel te gunstig was, zooals zij thans tot haar spijt bemerkte.
Toen zij er als oppervlakkige toeschouwster kwam, had zij alles ‘leuk’ en ‘aardig’ gevonden. Alles was ‘typisch’ en ‘gezellig’... en nu... ja, zij vond er zoo gauw geen woorden voor, maar... de boel zag er rommelig uit en toch... leeg.
Sommige kamers waren opgepropt met meubelen; andere lagen onmogelijk kaal met enkel behangsel-rollen en toegeslagen tapijten. In den tuin was de werkplaats... | |
| |
het was anders niets dan een groote houten loods en Angeline trok haar neus er voor op.
In plaats van een prachtig modelhuis, annex een groote fabriek, zooals Henri's zaak dien nacht zoo'n beetje in haar verbeelding geworden was, zag zij een... armoedige beginnersinrichting en lusteloos liep zij trap op, trap af, en dacht:
- Wat moet ik hier doen. Ik weet 't werkelijk niet.
- Zus, had Henri gezegd, je moet maar alleen zien op te schieten, hoor. Ik heb een bestelling en moet bij 't werk zijn.
- Best, antwoordde zij nukkig. Er is hier genoeg te kijken... maar aan Henri, gehaast als hij was, ontging geheel haar ironischen toon.
Orde hier in dezen baaierd scheppen, jawel. Modelkamers hier inrichten, jawel. Och, kom, het was immers niets gedaan.
Mismoedig ging zij in een vensterbank zitten. In een hoek stonden ingepakte meubelstukken, houten kratten, met houtwol toegestopt; de planken vloer lag vol snippers en zemelen; vervelend zagen een paar, nog onbekleede, grijs-linnen fauteuils er uit. In de zoldering hing niet eens een kroon of een lamp; een electrische bol was er zóó maar ingedraaid en de ramen zonder gordijnen gaven een al te schel licht in het vertrek.
Neen, tegen dezen chaos voelde Angeline zich niet opgewassen.
Als straks Henri verscheen, zou zij hem zeggen, dat zij weg ging en niet meer terug kwam, want dat zij niet zag, hoe zij hier ooit iets zou bereiken, - met een nadrukkelijkminachtenden klemtoon op hier.
En tóen Henri kwam, stond zij al op, om hem koel en onomwonden de waarheid te zeggen: dat zij niet begrijpen | |
| |
kon, hoe hij haar had kunnen aanraden bij hèm te komen, dat zij hier haar tijd maar verloor, en...
Maar Henri zag er zoo joviaal en aardig uit in zijn grijze werkjas en had zoo'n tevreden uitdrukking op zijn gezicht, als van iemand, wien een moeilijk werk goed is gelukt, dat Angeline niet dadelijk met haar beschuldiging en klacht voor den dag komen kon.
- Zoo, hoe heb je 't? vroeg hij. Heb je je taak al afgebakend?
- Nee... ik wou...
- Wat? vroeg hij goedmoedig.
- Ja, zie je... ik...
- Ik... herhaalde hij lachend. Nou, kom er maar mee voor den draad.
- Ja... zie je... ik... ik vind 't hier...
- Zóo vorderen we niet veel. Vooruit, meisje, - wát vind je, hóe vind je 't hier?
- Ik vind 't hier... slordig, barstte Angeline nu uit, en vreeselijk ongeregeld... alles is even vervelend en ongezellig, alles staat door elkaar, van orde is geen sprake... overal is met houtwol gemorst... die houten geraamten van stoelen zijn niet om áán te zien, die hooren in de werkplaats thuis en niet in de kamers, en, en, en... en daarom ga ik maar liever weg, ik heb hier toch niets te doen.
- Wat zeg je daar? vroeg Henri in uiterste verwondering. Niets te doen? niets te doen? Maar, kind dan toch, er is hier alles te doen. Je zegt: 't is hier vreeselijk ongeregeld en slordig, alles staat door elkaar, overal is met houtwol gemorst, van orde is geen sprake, - en dan wou je nog beweren, dat er hier... niets... was te... doen!!
- Ik bedoel natuurlijk niets voor mij, zei Angeline stug.
- Niets voor jou? juist voor jou. Jij ziet de slordigheid, jij ziet de ongeregeldheid, - (eerlijk gezegd heb ik
| |
| |
er nooit aanstoot aan genomen, ik had 't trouwens ook veel te druk) en de rommel hindert je... twee prachtige redenen, om te probeeren, er verandering in te brengen.
- Dat kan ik immers tóch niet.
- Wat? kan je dat niet? Waarom zou je dat niet kunnen? Je hebt toch 'n paar flinke handen aan je lijf. Maar je moet daar natuurlijk niet blijven zitten als Hannibal op de ruïnen van Carthago. Om te beginnen neem je 'n bezem, en...
- Ik?!
- Jazeker, jij. Waarom niet? daar zal je niet van bederven. Je vindt er wel een in de werkplaats. Je neemt dus 'n bezem, en veegt alle ‘gemorste houtwol’ en zemelen en snippers bij elkaar. Dan wordt je dáár tenminste niet meer door gehinderd. Dan neem je een stalenboek en kiest uit, wat je 't meest geschikt zou vinden als bekleeding van deze fauteuils; dan kan ik je smaak contrôleeren, begrijp je. En als je daarmee klaar bent, kom je in de kamer boven vóór, dan mag je me helpen, de nieuwe behangselpapieren na te zien en ze misschien, ter bezichtiging etaleeren. Alles goed begrepen? Dan wacht ik je over 'n half uur, drie kwartier boven.
Angeline wist niet, of zij zou lachen, of zich verontwaardigen. Haar boosheid nam de overhand. Welja, Henri beschikte maar over haar. Die dacht zeker, in haar een goedkoopen loopjongen te hebben gevonden! Ja, zij zou daar aan 't vegen gaan en voor hem den boel opruimen... morgen brengen, hoor. Daar kon hij naar fluiten! Ze ging eenvoudig aan Moes alles vertellen en die zou Henri dan wel een standje maken voor zijn domheid en heerschzucht en...
Zij stond al in de gang. Toen opeens kwam het bedenkelijk in haar op:
| |
| |
Zou Moes Henri wel een standje maken, of...
...of háár misschien?...
Zij begon opeens te lachen en in haar lach verging haar woede. Haar gezond verstand had gezegevierd.
Zij had ongelijk. Zij was een mal, dwaas kind. Henri had zóó logisch gesproken, dat er geen speld was tusschen te krijgen: als zij dien chaos niet aanzien kon, wel, dan was het ook aan háár er verbetering in te brengen. Kom, nu niet langer getreuzeld, maar dadelijk een bezem gehaald.
In de werkplaats, waar het zoo pittig rook naar nieuw hout en versche politoer, waar Henri zelf aan de draaibank stond en de kleine electrische schaafmachine lustig snorde, schaamde Angeline zich nog meer.
Zij nam een bezem en stoffer en blik en in de kamer veegde zij flink stof en restjes en krullige houtwol bij elkaar en verzamelde alles met behulp van den stoffer op het blik. Nu zij haar broer en de beide knechts zoo hard bezig had gezien, begreep zij wel, hoe die mannen niet óok nog voor de zindelijkheid van het huis konden zorgen, maar nóódig was het, dat het werd gedaan; in de vestibule knarste het zand, dat ingeloopen was, onder je voeten, - wat moesten de bezoekers wel denken!... en nu had alles dadelijk een ander oog.
Zij was een akelig kind om zich zoo gauw uit het veld te laten slaan, - maar, nu ja, zij had zoo'n andere herinnering aan Henri's huis behouden dan de werkelijkheid was en daardoor viel het zoo tegen, zie je? En vloer vegen was nu wel niet de taak, waarmee zij Oom en Tante Warnouts' Europeesche reis verdienen zou, maar het was een begin, en alle begin was moeilijk. Ziezoo, nu ging zij even haar handen wasschen onder den gootsteen in de keuken, en dan een staal uitzoeken.
| |
| |
Allerlei kleuren trijp... rood, blauw, bruin, vieil or... wel mooi, maar zoo ‘gewoon’. Ook het degelijke effen ‘velours d'Utrecht’ legde zij weg, om te grijpen naar het staalboek der ‘schaduw-cretonnes’.
Hoe mooi waren deze patronen in gedempte kleuren, ‘alsof er een schaduw over lag’, veel mooier dan de ouderwetsche cretonnes, die zoo hard waren om aan te zien en waaraan je dikwijls je oogen ‘stootte’.
Zij koos een paar stalen uit, die haar het beste bevielen en legde ze op de stoelen.
En wachtende op Henri stond zij nog wat rond te kijken en verschikte in haar gedachten de, als in een pakhuis opgestapelde meubelen... o, het zou best gaan, daar een paar aardige interieurtjes van te maken... hier een gezellig hoekje met damesmeubeltjes... daar, in de serre, een serre-ameublement, en...
- 'n Stuivertje voor je gedachten, juffertje met je pruimen-mondje! hoorde zij opeens Henri's vroolijke stem en in een lach ontstrakten zich haar in peinzen samengetrokken lippen.
- Je bent 'n stemmingsmenschje, geloof ik, hè? plaagde Henri. Straks wou je me wel aanvliegen, niet?... En nu heb je alles keurig opgeruimd, - 'n prijsje verdiend! en vooràl 'n prijsje, omdat je weer lacht.
- Ja, zie je, bekende Angeline, en stak vertrouwelijk haar arm door dien van haar broer, om met hem samen naar boven te gaan, ik heb nagedacht, en...
- ...ben tot de conclusie gekomen, dat Henri gelijk had, hè?
- Ja, Henri!
- Nu, 't is al lang goed. Kom, de behangselpapieren wachten.
Als een kind zoo nieuwsgierig rolde Angeline het eene | |
| |
behangsel na het andere open, en gaf luide haar goed- of afkeuring te kennen.
- O, hoe dwaas... Prachtig!... ah, hier word je draaierig van... en dit... verrukkelijk, zeg, de papavers zijn net echt. ‘Zooals een bloem van zomer-rood, papaver...’ reciteerde zij uit Herman Gorter, alsof zij nog op school was... Hoe heet dit? Marie Antoinette-cretonne, las zij op de bijbehoorende lijst... aardig voor meisjeskamers... En dit... is 't echt leer? neen, nagemaakt, maar wat een prachtige imitatie...
Henri, laten we nu de ‘soierie's’ bij elkaar leggen, en de ‘velouté's’ uitzoeken, dan krijgen we 'n beter overzicht...
En na een poos, zei Angeline tevreden:
- Kijk Henri, vind je 't zóó niet goed? Als je nu een advertentie plaatst en er komen menschen, dan kan je tenminste een sorteering voorleggen.
- En dan mag jij ze ontvangen. Leer dus de namen en de prijzen maar goed uit je hoofd!
Angeline trok even een gezicht bij dat:
- ...en dan ‘mag’ jij ze ontvangen, want zij voelde zich een beetje verlegen; maar zij begreep, dat zij zich daartegen-in zetten moest; en zij vond het toch óok wel gewichtig, dat zij, jong ding, allerlei volwassen menschen, die hun huis gingen inrichten, vóórlichten kon!
In de volgende dagen kreeg Angeline het druk, zeer druk.
Henri liet haar stil begaan. Hij zag, dat Angeline niet wild-weg te keer ging, maar een vast plan volgde, waarover zij eerst lang en breed had nagedacht.
Haar Vader en Moeder plaagden haar wel eens, dat zij van al dat denken een rimpel boven haar neusje kreeg, maar Angeline antwoordde, en dit antwoord werd door | |
| |
haar liefhebbende bloedverwanten met blijdschap ontvangen:
- Als dat waar is en ik werkelijk een rimpel krijg, dan beschouw ik dat als een eereteeken!
- En als Oom en Tante Warnouts dien rimpel zien, gunnen ze je vast den prijs, dien ze uitgeloofd hebben, schertste Henri.
- O, ja! die reis! zei Angeline. Ik heb er in den laatsten tijd weinig aan gedacht, hoe gek... Ja! maar 't is nog de vraag, of ik voor zoo langen tijd weg zou kunnen, zei ze, met een gewichtigen ernst, die haar ouders en Henri, zonder dat Angeline het zag, tegen elkaar deden knipoogen, maar dien ze alleraardigst vonden, vooral omdat ze zagen, dat Angeline het méénde.
Ja, Angeline méénde het. En Henri was zóó tevreden over haar, dat hij haar nu niet langer zelf liet stoffen en vegen, maar haar de beschikking over den loopjongen gaf, zoodat Angeline haar krachten aan nuttiger zaken kon wijden.
Angeline spaarde moeite noch tijd.
Zij maakte nauwkeurige lijsten van al de aanwezige goederen en thuis werkte zij schema's uit, hoe zij met wat er was, iets ten uitvoer brengen kon.
Er kwam heel wat denken en uitrekenen en overleggen bij te pas, want zij moest met de bestaande ruimte woekeren en haar opgave was: hoe, met de eenvoudigste middelen de grootste aantrekkelijkheid aan de zaak te geven.
- Kom toch eens kijken, Moes! riep zij, opgetogen, omdat zij naar haar oordeel met iets uitstekend was geslaagd en u óók, Paps, als u tijd hebt.
En op een Zondag werd er een ‘uitgang’ gearrangeerd naar Henri's meubelhuis.
| |
| |
Wat had Angeline gedaan?
Eenvoudig een wonder verricht, zeiden haar ouders, die van het eene enthousiasme in het andere vielen.
Zij kwamen binnen in een vestibule en gangetje, waaruit alle pakkisten en nog niet uitgepakte meubelen verwijderd waren, en waar geen hooisprieten zwierden en geen losse papieren.
Integendeel, op den frisch-geboenden marmeren vloer lagen keurige matten en stond een klein aardig houten hallbankje en een koperen parapluie-standaard.
En binnen, in de suite van twee ineen-loopende kamers, had Angeline wel zes modelhoekjes gemaakt; een scherm, een paar meubelen op een karpet, die een idee gaven van een huiskamer, een eetkamer, een kinderkamer, een salon, een meisjeskamer, en...
- Een linnenkamer! riep Angeline's moeder verrast. Dát is aardig, kind! Gewoonlijk wordt daar in de tegenwoordige huizen niet veel rekening mee gehouden...
- Nee, maar 'n huis is toch niet compleet zonder dát! zei Angeline parmantig en terwijl ze haar arm om haar moeder's schouders sloeg, zei ze:
- En weet u, waarom ik er aan gedacht heb, Moes? door ú! door ú... Ik heb u m'n heele leven elken dag naar boven zien gaan met 't tafelgoed om 't onder de pers te leggen, zoodat 't den volgenden middag weer frisch en zonder kreukels op tafel kwam... en, 't is vreemd, ik zag 't u doen; ik heb er nooit bij gedacht en tóch blijkt 't indruk op me te hebben gemaakt... is dat niet eigenaardig?
- Ik ben blij, dat m'n voorbeeld zoo goed op je heeft gewerkt, - schertste haar moeder, met een kneepje in Angeline's arm. Zij bewonderde het snoezige linnenpersje en de practische linnenkast en Angeline zei vroolijk:
| |
| |
- En boven heb ik nóg een verrassing, een soort kamer, waar óok nooit iemand aan denkt, maar wat u óók wel zal apprecieeren, maar eerst nog naar de serre...
Voor de serre had Angeline eveneens een aardig denkbeeld gehad. Er stonden eenvoudige rieten meubelen, die Angeline door een paar kleurige kussens had opgefleurd.
- Zijn die gebatikt? vroeg mevrouw.
- Moes!... 't zijn sarongs! gierde Angeline. Wat zegt u van m'n schitterend idee? Op 'n uitverkoop kocht ik 'n heel partijtje, razend goedkoop, (want tegenwoordig dragen de meeste mevrouwen in Indië niet meer sarong en kabaai, maar losse morgenjaponnen en zoo), nu, en... zijn de kussens niet leuk en origineel en vooral voor 'n serre geschikt?
En Henri zei:
- Ja, wat zegt u van 't kleine ding, gaat ze niet aardig vooruit?
Dat beaamden Paps en Moes beiden en Angeline wees nu óok nog op een ander aardig detail: de wandversiering.
- Kijk! zei ze, 'n serre wordt meestal versierd met Indische wajangpoppen of kakemono's - die lange geborduurde lappen, u weet wel - of met Japansche waaiers... maar ik heb Chineesche teekeningen van vogels genomen... flamingo's en rijstvogeltjes en cochinchina-kippen... nu lijkt 't hier op een volière, hè? met al dat glas van de ruiten.
Angeline kreeg ruimschoots allen lof, waarop zij had gehoopt; maar haar vader zei:
- Maar je hebt mij vergeten, jeugdige dochter.
- U vergeten?
- Ja, je huis is prachtig ingericht, alle hulde; maar aan de oudere heeren heb je niet gedacht, die graag een...
- ...rookkamer willen hebben! schaterde Angeline. | |
| |
O, dat kan nog best in de serre. Henri, we nemen een koperen rooktafeltje en een ‘normaal’ fauteuil, en klaar is kees.
- Een normaal-fauteuil?
- Ja, dat is een uitvinding van een bekenden meubelontwerper en kunst-nijveraar, die door de normalisatie van de houtmaten en details en den aanmaak in serie, goede, eenvoudige, niet dure meubels produceert.
- De tegenwoordige vereenvoudiging in de meubelkunst bevalt mij wel, zei mevrouw, maar... 't moet niet zóóver gaan, dat de kamers ongezellig worden, want jullie van tegenwoordig zet in 'n vertrek liefst alleen de hoogst noodige meubels, niet?
- Ja, ruimte willen we hebben!
- Ruimte en practisch nut! Méér is er toch ook niet noodig.
- Nu, ik vind 't goed, als je maar niet aankomt met die ijskoude, stalen meubels...
- IJskoude meubels! Moes, dan moet je boven eens kijken, en onze stalen stoelen en fauteuils probeeren. Ze zitten.... ideaal! Ze veeren zoo heerlijk...
- Ik vind 't net sleedjes, zei meneer van Eslingen.
- Ja, dat is zoo 't gewone gezegde. Maar komt u nu maar eerst eens boven. Onze fauteuils zijn wonderen van sierlijkheid en practisch nut. Ze zijn heelemaal goed; uit 'n oogpunt van smaak, van schoonheid, en van hygiëne. 't Stalen meubel is het meubel voor kantoren, groote fabrieksinterieurs... en is dáárvoor: de verwezenlijking van 'n ideaal.
- En denk eens, Moes, aan de zindelijkheid! lachte Angeline. Denk eens aan de tafels van staal, met bladen van spiegelglas... 't Onderhoud wordt zooveel gemakkelijker, en meen nu niet, dat 'n stalen inrichting ziekenhuis- | |
| |
of laboratoriumachtig staat, - ik ben met Henri wel eens hier en daar gaan kijken, maar... ik dweep er mee, Moes... en...
- Ze is bezig met nieuwe ontwerpen te teekenen, zei Henri, en ze doet 't zóó aardig, dat...
- ...dat er nog eens Angeline-stoelen en Angeline - tafels op de markt zullen verschijnen, blufte Angeline. Maar nu naar boven!
Boven had Henri de groote kamers niet kunnen missen; hij had ze noodig voor opslagplaats zijner meubelen en voor de behangsels, enzoovoort, maar één kabinet had hij nog aan zijn zuster afgestaan en daarvan had Angeline gemaakt...
- Een dienstbodenkamertje! riep mevrouw van Eslingen. Dat is 'n éénig idee!
Het vertrekje was behangen met een afwaschbaar blauw en wit behang. Er stonden aan meubels slechts een blauw gelakt metalen bed, een wit kastje met blauwe biezen, een witte stoel met een matten zitting en een wit gelakt metalen waschtafeltje.
- Nu, ik ben trotsch op je, zei mevrouw van Eslingen. En Papa, wat zegt die ervan?
- Ik ben 't met je eens vrouw, zooals altijd, zei meneer van Eslingen galant en Henri sloeg Angeline op den schouder en zei hartelijk:
- Ze is 'n kraan. Ze heeft zóó flink aangepakt en ze is zóó'n betrouwbare kracht, met zóóveel smaak en zóó'n goed inzicht...
- Ik word verlegen, riep Angeline en hield haar handen voor haar blozende wangen.
- ...dat... zei Henri en keek zijn zusje zóó veelbeteekenend aan, dat ze riep:
- Komt er nóg wat? O! ik beef van verwachting!...
| |
| |
- Nu, dan zal 't je wel meevallen, lachte haar broer.
- Dus: je bent me als hulp-kracht zóó goed bevallen en ik wil je zóó graag te mijner beschikking houden...
- Ah! riep Angeline verrukt.
- ...dat ik besloten ben, je als mede-firmant in m'n zaak op te nemen.
De vreugdekreten, die Angeline toen uitstiet, weergalmden in blijde echo's door het heele huis!...
| |
Angeline firmant
- Henri, zei Angeline, toen zij het document, dat haar benoeming tot firmant behelsde, in handen had, - wil je wel gelooven, dat geen enkele acte, zelfs geen doctersbul me zóóveel pleizier zou doen, als dit papier?
- Dat doet me genoegen, zus, zei hij hartelijk. Je hebt er hard genoeg voor gewerkt.
- O, weet je nog, dien eersten dag? proestte Angeline, toen ik te ‘grootsch’ was, om 'n bezem te hanteeren? En nu, lieve help, ik klop de meubelen uit, dat 't 'n lieve lust is en heb ik gisteren niet mooi dat kastje in de was gezet en uitgewreven?
- Opperbest, prees hij. Maar weet je, kind, nu moet de deurplaat worden veranderd.
- Ja? vroeg Angeline in opgetogen verwachting. Hoe dan?
- Wel, zóó natuurlijk:
MEUBELHUIS
van
Angeline en Henri van Eslingen
Angeline was verrukt.
| |
| |
- Mag dat? vroeg ze kinderlijk.
- Dat móet zelfs: je hebt nu toch even veel rechten als ik?
Angeline danste en zong, dat Henri haar tot bedaren moest brengen, maar ze omhelsde hem, en draaide hem rond, tot hij riep:
- Malle meid, je moet me niet zoo bedanken, je hebt dit door je eigen verdiensten bereikt.
- Dat is mijn ridderslag! joelde Angeline en dien zal ik me altijd waardig toonen. Noblesse oblige!
En Angeline bewees, dat het haar ernst was met wat ze zei: zij werkte als ‘een paard’; niets was haar te veel; telkens veranderde zij de milieu'tjes en versjouwde zelf de meubelen, draafde trap op trap af... en aan het eind van een dag, als zij alleen aan den maaltijd even gezeten had, zei ze met voldoening:
- Is dat nu niet beter dan gymnastiek: de noodige kilometers af te leggen in je eigen zaak?
Zij was dan 's avonds wel moe, natuurlijk, maar haar goede gezondheid en haar jeugd hielpen haar de werkelijk zeer groote vermoeienis dragen en na een poos zag zij er zóó bloeiend en blozend uit, dat het een pleizier was haar aan te zien.
Door het werk, dat haar voldeed en door de ‘gymnastische lichaamsbeweging’, zooals zij haar schikken en verschikken en sjouwen en ordenen humoristisch noemde, waren haar zenuwen steeds in evenwicht; zij voelde zich nooit tobberig of piekerig, zelfs niet door onverwachte teleurstelling of tegenslag; haar overbruisende levenslust uitte zij dan al gauw in een vroolijk lied.
Eens was zij in de serre aan 't zingen, niet wetende, dat haar broer in de voorkamer een cliënte bediende. De dame lachte en zei:
| |
| |
- Wat hebt u hier een vroolijk zangvogeltje!
- Dat is mijn zuster zei Henri, schoof de porte-brisée naar de suite open en riep:
- Angeline, mevrouw vraagt, wat ik hier voor 'n vroolijk zangvogeltje heb!
Angeline begon te lachen en zei:
- Dat zangvogeltje zit hier in de volière, mevrouw, wilt u niet eens zien? noodigde zij de cliënte uit. Deze kwam, en vond de inrichting van de serre zóó alleraardigst en het idee der vogel-litho's en houtsneden en prenten zóó kostelijk, dat ze op staanden voet een dergelijke installatie bestelde.
Dat was een buitenkansje, - en Angeline blijer dan blij!...
In haar werkzaamheid had Angeline drie bizondere belangstellingen.
De eerste was haar voorkeur voor stalen meubelen.
- Wat 't is, weet ik niet, zei ze tegen haar broer, maar ik ben er eenvoudig dol op. Zij zijn zoo frisch, zoo stevig, zoo eenvoudig, zoo practisch en zoo sierlijk, - 't zijn bepaald de meubelen der toekomst.
Zij ontwierp verschillende modellen van armstoelen en fauteuils en verraste haar moeder zeer met een stel inschuiftafeltjes van staal met houten bladen.
- Ziet u wel, ik bekeer u nog wel, lachte Angeline en in overleg met haar broer arrangeerde zij eens een kleine tentoonstelling van door haar ontworpen en door haar broer uitgevoerde meubelen, waarbij de pers ook uitgenoodigd werd.
En wie schetst Angeline's trots, toen zij in een der verslagen las:
| |
| |
‘Wij hebben het stalen meubel vooralsnog als een probleem beschouwd, maar als men de tentoonstelling der ontwerpen van mejuffrouw Angeline van Eslingen beziet, dan gelooven wij, dat dit probleem spoedig de oplossing naderen zal.’
Haar tweede belangstelling gold de combinatie-meubelen, die, volgens het principe der normalisatie, in één meubel, verschillende andere meubelen besloten.
Zoo had zij bijvoorbeeld een schrijfbureau ontworpen, dat aan den achterkant een klein buffetje vormde; ook een buffet, waaruit een plank kon worden getrokken, waarop men schrijven kon, en dat aan de zijkanten open kastjes had voor boeken.
- Niet al te fantastisch worden! waarschuwde haar broer, als Angeline praatte van bedden, met kastjes eronder voor schoenen en hoedendoozen (ofschoon dit heusch zoo'n kwaad idee niet was!) of van fauteuils, óók met kastjes eronder, - die worden dan immers veel te zwaar, als je er boeken in doet! critiseerde Henri, - of van ladekastjes, die óók nog tegelijk waschtafel en schrijflessenaar waren!
Maar Angeline liet zich niet uit het veld slaan.
- Hoor eens, zei ze, we moeten rekening houden met den tegenwoordigen tijd. Vroeger had je meubelen, die absoluut nergens anders voor dienden dan voor de pronk: étagère-tafels, kabinetten met allerlei laadjes en hokjes - beeldig waren ze, dat geef ik toe, - schrijftafeltjes, waar je niet aan zitten kon, zoo klein waren ze... maar tegenwoordig, met de flat-woningen is ten eerste de ruimte beknopt, en ten tweede is er niet meer zooveel huishoudelijke hulp... (ja, nu geen enkele getrouwde vrouw meer zèlf in haar huis meehelpt, plaagde haar broer) dus moet alles wel | |
| |
zooveel mogelijk vereenvoudigd worden. Ik zeg niet, dat ik er al ben, maar ik zoek, ik zoek, en wie weet, wat ik mettertijd nog vind!
- O, dat geloof ik wel, zei Henri, nu weer serieus. Want al moet je je in je verbeelding nog wat leeren beperken, je gezond verstand en je smaak zijn betrouwbare geleiders; bovendien heb je veel goede invallen.
- Dat geeft den burger moed! zei Angeline dan en begaf zich weer vol hoop en verwachting naar haar teekentafel.
En haar derde belangstelling gold ‘de achtergronden’.
- Ben je dit niet met me eens, Henri, vroeg zij; evenals 'n juweel door 'n goede zetting beter tot zijn recht komt en door 'n verkeerde zetting heelemaal bedorven kan worden, zoo kan ook het interieur iets bizonders zijn, of iets heel leelijks, alleen door den achtergrond, - door de omlijsting van het milieu.
Zij praatte er zoo dikwijls met hem over en het bleek hem dan zoo duidelijk, dat Angeline van dit onderwerp een degelijke studie had gemaakt, dat hij op een aardig denkbeeld kwam:
Hij zei:
- Weet je, wat je doen moest, Angeline? Je moest hierover eens een lezing houden.
- 'n Lezing!?
- Ja.
- En waar?
- Wel, hier in huis natuurlijk.
- O! éénig! maar... zou je dan denken, dat er een kip zou komen?
- Eén kip? 'n heel kippenhok, met hanen erbij.
- Och! zei Angeline ongeloovig.
- We stellen den toegang gratis. Er is op 't oogenblik | |
| |
een groote belangstelling voor interieurs; alle groote firma's houden telkens tentoonstellingen... (wij óók, zei Angeline) en als we goed wat reclame maken voor je lezing, komt er vast en zeker publiek.
- Ik... zei Angeline, ik zou 't dolgraag willen. Maar... kan ik het?
- Ja, dat moet je nu bewijzen. Maak eens een opstel, en laat 't mij dan lezen.
Angeline, dagenlang, met grooten ijver in haar onderwerp verdiept, maakte een opstel.
Haar broer las het, kinkte goedkeurend en stelde nog een paar kleine veranderingen voor.
Toen, op een avond gaf Angeline de lezing thuis ten beste voor haar Vader en Moeder.
Die waren er zeer mee ingenomen.
- Maar is 't nu ook belangwekkend genoeg voor het algemeen? aarzelde Angeline bescheiden.
- Ik zou zeggen van ja, zei haar Vader.
- Stellig! meende die lieve Moes. Elke vrouw vindt er iets behartigingswaardigs in.
- Dus... vroeg Angeline, met een gezicht stralend van verwachting.
- Dus, ik zou in elk geval de lezing houden.
- Hoera! riep Angeline, hoera! hoera!
En zij omhelsde Paps en Mams en Henri, alsof ze haar een groote verrassing hadden bereid.
| |
Angeline's lezing
In de dagen vóór haar lezing was Angeline zeer zenuwachtig.
De voorbereidingen kostten haar veel hoofdbreken, want zij wilde alles in de puntjes hebben. Maar Henri was er óók nog, hij nam kort en goed het heft in handen en | |
| |
toen de dag aanbrak, was alles ‘schitterend voor elkaar’, zooals Angeline dankbaar erkende.
In de achterkamer en de serre waren rijen stoelen geplaatst en het verraste Angeline buitengewoon, te merken, dat er wel een zestig menschen konden zitten.
Alle stoelen en bankjes en krukken en pouffes waren uit het heele huis tezamen gebracht en Angeline, half verrukt, half jammerend, riep:
- Als er nu maar iemand komt! Verbeeld je, zeg, dat er niemand komt!!
Maar daar behoefde ze heusch niet bang voor te zijn, dacht Henri. Aan alle vaste klanten en namen die hun bekend waren, hadden zij uitnoodigingskaarten gestuurd, en Henri had voor berichten in de couranten en een, de aandacht trekkende advertentie gezorgd.
Verschillende lampen brandden in de drie vertrekken; op het tafeltje in de voorkamer, waarachter Angeline zitten zou, stond een vaas met een tak orchideeën, die de lieve Eva, - hoe schattig! had meegebracht. Want Eva en haar ouders waren gekomen en Bep, met zooveel leden harer familie en kennissen, als ze mee had kunnen krijgen en Rhoda, met haar Vader en de beide dames Korte... nu, je hoeft niet te vragen, hoe aardig dat al vulde!... Maar toch... de belangstelling overtrof Angeline's stoutste verwachtingen; er kwamen haast plaatsen te kort!! en Henri moest achter haar in de kamer in een vensterbank zitten!!
O! blijdschap! o, triomf!...
Het publiek werd bekoord door Angeline's eenvoudig optreden.
Zoo meisjesachtig zat zij daar, met een blosje van verlegenheid op de wangen en oogen, die schuchter en toch met een soort van blijde voldoening en trots haar publiek | |
| |
beschouwden. Men vond haar aardig en lief, en toen zij begon te spreken, ook goed van oordeel en intelligent.
Angeline's lezing, die zij aardig en bescheiden voordroeg, was een succes. De couranten gaven er verslagen en korte uittreksels van, en verschillende personen, daardoor aangetrokken, bezochten het meubelhuis, om door Angeline en Henri nader te worden ingelicht.
En zoo, in het volle besef, dat ‘wie werken wil, ook wint’ ging Angeline in hoop en vertrouwen haar arbeidzame toekomst tegemoet.
|
|