De hoogste prijs
(1933)–Jeanne Reyneke van Stuwe– Auteursrecht onbekend
[pagina 79]
| |
Derde hoofdstuk
| |
[pagina 80]
| |
de beste resultaten kan toonen, wordt beloond met een Europeesche reis. - O ja. - Toen zei u: Dan mag je je wel eens goed bedenken... - Ja. - En dat heb ik nu gedaan, Vader. - Zoo? En... - En ik heb iets gevonden. - Ah. Laat hooren. Rhoda was van plan geweest, haar mededeelingen in te leiden met een voorafgaanden uitleg: hoe zij tot dit voornemen was gekomen; waarom zij dacht, er succes mee te hebben... en nog zoo'n paar dingen méer; maar, ja, haar Vader luisterde nu wel, maar natuurlijk had hij het onderhoud liefst zoo gauw mogelijk achter den rug en zij wilde hem niet vervelen met lange, hem onnoodig schijnende uitweidingen. Dus zei ze, kort en bondig: - Ik wou 'n modehuis inrichten. - 'n Modehuis? - Ja, u weet wel, 'n huis, waar je japonnen en zoo koopen kan. - Dat idee is nog niet zoo kwaad, - 't is tenminste een door en door vrouwelijk beroep. Hij was bang, dacht Rhoda, dat ik 't een of andere mannelijke vak wou kiezen, zooals zooveel meisjes tegenwoordig doen en het valt hem, gelukkig, mee. - Voel je, dat je daar de capaciteiten voor hebt? - Jazeker, Vader. - Maar je bent nog zoo jong. Zou jij zooiets alléén aandurven? | |
[pagina 81]
| |
- Zoo jong... zei Rhoda en haalde de schouders op. Och, Vader, heel jong ben ik nooit geweest. Hij zag met verdriet het smartelijk glimlachje om haar mond, wendde zijn hoofd terzij en zei met een zucht: - Helaas, de omstandigheden lagen er zoo toe, ik kon er niets aan doen. - Dat weet ik wel, dat weet ik wel, Vader, haastte Rhoda zich te zeggen. Zij wist immers, hoezeer hij treurde, nog altijd, om den dood harer Moeder en hoe hij ook nog altijd gebogen ging onder haar verlies... en het speet haar, dat zij deze gevoelige snaar, al was het onwillens, had aangeroerd. Maar haar Vader had zich alweer hersteld. Hij zei: - Je mag dan in je gevoel niet jong zijn, Rhoda, in werkelijkheid ben je het wèl. Ik bedoel: in levenservaring, menschenkennis en al die dingen, die je om een zaak te beginnen zeer zeker noodig hebt. Laat staan, dat je nergens verstand van hebt. Vertrouw niet kinderlijk, te veel op je eigen inzicht en kracht. Bij een zaak komt veel meer kijken, dan waar je nu begrip van hebt... Dankbaar voor zijn belangstelling, zat Rhoda stil te luisteren. Hij had gelijk, haar Vader, dat zij de moeilijkheden niet te licht tellen moest... - Kijk eens, 't is geen ding om lichtvaardig eens te ‘probeeren’ en er dan weer mee uit te scheiden. Daarvoor gaat er veel te veel geld zitten in zoo'n onderneming. Als je... eens iemand vinden kon... die je hielp... 'n oudere dame... 'n vrouw van ondervinding... Rhoda had natuurlijk gedacht, dat zij het best alleen klaar spelen zou, maar nu vond zij voor haar Vader's woorden toch wel heel veel te zeggen. - Ja... zei ze peinzend, als ik zóó iemand vinden kon, | |
[pagina 82]
| |
dat ik niet alleen de verantwoordelijkheid droeg... - Dát om te beginnen, zei haar Vader. Maar dan zou ik je nóg een raad willen geven. - Graag, Vader! - Begin bescheiden. Leg 't niet te grootscheeps aan. 't Blijkt gauw genoeg, of je zaak levensvatbaarheid heeft. Is dat zoo, dan ontwikkelt ze zich vanzelf. Maar verminderen, dat is leelijker. - O, zeker, u hebt gelijk! - Ik zou dus zeggen: huur een huis van niet te groote afmetingen en sla niet te veel materialen in. Begin voorzichtig te onderzoeken, op hoeveel afname je rekenen kan. En beter is 't iemand te moeten antwoorden: - Dat of dat is uitverkocht, dan te blijven zitten met onverkoopbare stoffen, die je later voor 'n te laag bedrag opruimen moet. - Ja! ja! u hebt gelijk! - En... nu de geldelijke kwestie. Hoe had je die gedacht? - Wel, zei Rhoda, ik was van plan u te verzoeken, daarvoor mijn moeder's versterf te mogen gebruiken. - Zoo... ja... had je dat gedacht. Ik had zoo graag dat bedrag als bruidsschat voor je bewaard. Maar... enfin... we zullen zien. 't Hangt er van af, wat je noodig hebt. Misschien dat ik je een som voorschieten kan... - Dat is heel lief van u, maar... Het zou Rhoda liever zijn, de vrije beschikking te hebben gehad over dat geld, zonder van elke cent aan haar Vader verantwoording schuldig te zijn. Maar... - Weet je wat, zei haar Vader. Werk eerst je plannen wat uitvoeriger uit en kom dan eens weer met me praten. Dan zullen we zien dat zaakje voor mekaar te krijgen. - Ik dank u, Vader! zei Rhoda hartelijk en legde even, | |
[pagina 83]
| |
spontaan, haar hand op die van haar Vader. Dat zal ik doen. En als ik wéér bij u kom, dan is 't met een uitgewerkt plan. - Dat is dan afgesproken. - Ja, en ik heb aan de wenken, die u me hebt gegeven, véél gehad, Vader, zei Rhoda erkentelijk. En ik dank u hartelijk daarvoor!... En toen zag zij, wat zij zoo hoogst zeldzaam zag, een zacht glimlachje om zijn lippen komen en zij ontroerde daardoor... Hij houdt dan toch wèl van mij... dacht zij, en het is alleen de moeilijke stroefheid van zijn temperament, dat hij het mij zoo schaars maar toonen kan... Snel sprak zij voort, om haar aandoening meester te worden, want hij noch zij hielden van ‘sentimentaliteiten’ als tranen, omhelzingen en dergelijke in bewogen momenten. Een enkele blik, een enkel woord, even een vriendelijke druk van de hand was hun genoeg. En vóor Rhoda de kamer verliet, zeer tevreden over het rustige onderhoud, dat haar Vader haar had gegund, legde zij hem nog even de hand op den schouder en zei: - Ik ben zoo prettig gesterkt en bemoedigd door dit gesprek met u, Vader. En gauw hoop ik u wat meer te kunnen komen vertellen, als ik mag. - Je mag, zei haar Vader. En wéer zag Rhoda het haar zoo verheugende zachte glimlachje om zijn lippen komen. | |
Op weg naar het doelRhoda, in haar jonge drift, had zich voorgesteld, dat alles nu wel van een leien dakje zou gaan. Maar... Het was zoo vreemd. Zij voelde zich, alsof zij iemand was, die in een groote vaart een rechten weg afstormen wil naar het begeerde doel, maar die terecht is gekomen in | |
[pagina 84]
| |
een doolhof, en telkens maar kleine eindjes loopen kan, - dàn stuit tegen een ondoordringbaren muur en zich dàn weer verder moeizaam een weg moet zoeken. Ja, zóó, precies zóó, voelde zij zich, het was, vond zij, een uitstekende vergelijking, die zij daarvoor had gevonden! Wat zij noodig had, was: Een huis. Een oudere dame, die haar met alles bijstaan kon, zooals haar Vader haar had aangeraden. Leveranciers, handelsreizigers, naaisters en winkeljuffrouwen, en... O, zij moest zich tot haar spijt bekennen, dat zij werkelijk nog wel heel jong was, om zóó lichtvaardig, haar mooie verbeelding als een gemakkelijk tot vervulling te brengen werkelijkheid te zien! Een huis. Ten eerste de plaats, waar het moest staan. Dat moest niet te ver van het middelpunt der stad wezen en ook weer niet te veel in het centrum, dus te ver van de buitenbuurten. Hoe groot moest het zijn? Hoe zou zij de ruimte verdeelen? Hoe moest het ingericht zijn? Wie moest zorgen voor het onderhoud? Wie bezorgde haar de juiste adressen voor betrouwbare leveranties? Wie...hoe... De ‘wie's’ en de ‘hoe's’ tolden maar door haar hoofd... en of zij al probeerde, er orde in te brengen, het lukte maar niet. Het was te véél, waarover zij moest denken. Als ik maar een begin had, een uitgangspunt... maar alles is zoo verward. 't Is of ik grijp in een chaos... pak ik | |
[pagina 85]
| |
't eene, dan dringt zich gauw 't andere aan me op en ontglipt 't eerste me weer. En de tijd dringt. Zes maanden is wel niet zoo'n korte tijd, maar... eer ik ingericht ben... en vooral: op dreef... dat zal toch nog wel een poosje duren. Met de nichtjes wilde zij niet gaan praten, eer zij met een definitief besluit voor den dag komen kon. En tante Warnouts om raad gaan vragen?... Neen! onzin! dat mocht zij niet doen; zij zou dan in het voordeel zijn boven de andere drie, en bovendien, Tante-zelf zou natuurlijk zeggen: - Neen, kindlief, dát is de bedoeling niet. Jullie moeten zelf je taak vinden en ten uitvoer brengen, zonder ons er van te voren in te kennen. Wij mogen en willen er ons niet mee bemoeien. Rhoda liep de stad door, de winkels langs en als zij een zaak binnen ging en met benijdende oogen zag, hoe geregeld, bijna mechanisch daar alles toeging, als een goed gesmeerd raderwerk, dan wanhoopte zij er aan, het ooit óók zoo te zullen krijgen... en dacht zij mismoedig: ik ben nog te jong... te jong... Als zij maar een dame kon vinden, die haar wat op weg helpen kon. Maar zij was haar kring van kennissen al verscheidene malen rond gegaan, doch had niemand ontdekt, die daarvoor in aanmerking komen kon. Eindelijk, niet meer wetende wat te doen, besloot zij maar een advertentie te plaatsen, op hoop van zegen, want er moest toch een begin worden gemaakt. En juist was zij in haar hoofd bezig, met het opstellen van een uitgebreide annonce, toen... Het was aan den maaltijd, en Juffrouw Korte praatte over een van haar zusters, die met een derde zuster had | |
[pagina 86]
| |
samen gewoond; nu was die derde zuster onlangs overleden en... - M'n zuster Marie klaagt steen en been, dat ze 't nu zoo eenzaam heeft. Zoo stil. O, ze voelt zich ellendig. Nou ja, ze zit altijd alleen. Maar 'n ander zou dankbaar zijn, dat ze zonder zorgen is en den heelen lieven, langen dag niets hoeft uit te voeren! (Haar dienstbaarheid, die zij zeer stipt en in trouwe plichtsbetrachting volbracht, had haar altijd zeer zwaar gewogen, en duidelijk had zij vaak haar jaloezie op haar gelukkiger zusters getoond, die, na hun modezaak voordeelig te hebben verkocht, rustig van hun rente waren gaan leven.) Nog luisterde Rhoda met de oppervlakkige nonchalance toe, waarmee zij naar al Juf's verhalen luisterde: beleefd, geduldig, maar zonder ooit eenige diepere belangstelling. - Ja, toen Anna nog leefde, zei ze óók wel eens, dat 't haar, zoo druk als ze 't altijd gewend was geweest, niets meeviel, om op stoel en stoof te zitten. Ze verveelde zich. Nu ja. 't Zal wel wennen, dachten wij. Ze heeft 't nu toch goed. Eten en drinken naar genoegen. 's Middags haar kopje thee. 's Avonds haar patience-spel. Enfin, toen Anna nog leefde, ging 't wel en ze zóu misschien wel zijn gewend. Ze gingen samen uit. Wandelingetjes maken. Boodschappen doen. Of naar 'n concert of zoo. 't Was wat 'n gezellig leven. Ik heb die twee genoeg benijd. Och, och. Maar nu is ze alleen. Ja. En nu is alles anders natuurlijk, dat begrijp ik wel. Maar ik vind 't ondankbaar, als je zóóveel voorrechten hebt, om dan nog te klagen. Opeens was er als een lichtstraal een verhelderend denkbeeld door Rhoda's brein geschoten. Juffrouw Marie Korte, die zoo eenzaam was, en zich zoo verschrikkelijk verveelde! | |
[pagina 87]
| |
Juffrouw Marie Korte, die vroeger een modehuis had gehad! Juffrouw Marie Korte, die natuurlijk blij zou zijn, als zij wat bezigheid vond! O! o! hoe was het mogelijk! daar was zij nu aan 't zoeken geweest als een wanhopige... en al dien tijd had zij vlak bij zich, vlak bij zich gehad, wat zij verlangde!... Maar zoo ging het wel eens meer en op die manier verspeelde je een heeleboel tijd. Ja, nu herinnerde zij zich, dat de Juffrouw wel eens meer gepraat had over de ‘eenzaamheid en de verveling van zuster Marie...’ maar zij had het zich ontgeven en... zij moest het zich met een innerlijken lach bekennen: zij luisterde altijd maar met een half oor, als Juffrouw Korte aan het babbelen was. Nú zei ze: - Ja, 't is ook wel zielig voor uw zuster, om zoo alleen te zijn achtergebleven... vooral omdat ze niets om handen heeft. - Nou, dat... begon Juffrouw Korte en daar Rhoda precies wist, wat er nu volgen zou, namelijk: ...dat is eerder een voordeel dan een nadeel... vond zij het niet zoo heel erg, de Juffrouw in de rede te vallen en te zeggen: - Ik zal haar eens gaan opzoeken. - Dat is lief van je; dat zal ze aardig vinden; bezoek is nu nog haar eenige afleiding. En Marie heeft je altijd graag gemogen. Dat wist Rhoda wel. Want Juffrouw Korte had haar, toen ze nog een kind was, dikwijls meegenomen naar haar zusters, die toen nog hun zaak hadden en zij werd dan erg verwend, met koekjes en glaasjes limonade en altijd lieten ze, door den loopjongen flikjes voor haar halen. | |
[pagina 88]
| |
Zij had het er altijd prettig gevonden en snuffelde overal rond, in den winkel, in de paskamertjes en in het magazijn, waar het zoo eigenaardig naar de daar bewaarde stoffen rook, die zoo keurig, in platte rollen op de planken lagen gerijd. En zij had dikwijls kleine lapjes mee naar huis gekregen voor haar poppen; dat vond ze verrukkelijk; er waren soms stukjes satijn en crêpe de Chine bij en zulk mooi fluweel... Neen, aan de zaak van de dames Korte had zij de liefste herinneringen en ook zij had de zusters altijd graag gemogen.
Zeer opgewekt en in haar schik begaf zij zich naar het huis, dat door Juffrouw Marie Korte werd bewoond. - Zoo, kindlief, daar doe je goed aan, dat je de eenzame vrouw eens komt opzoeken, was de hartelijke ontvangst. Eerst luisterde Rhoda een poosje geduldig naar het klagen van Juffrouw Marie, die werkelijk een groot verdriet had en haar verlatenheid zeer slecht verdroeg. - Ik heb 't vroeger al zoo dikwijls gezegd tegen m'n zuster: - We hadden niet zoo gauw moeten uitscheiden. Hoe oud waren we. Nog geen zestig! Dat is toch veel te vroeg, om dan maar den heelen dag met je handen over elkaar te zitten. Maar ja, als je niet weet, wat 't is, lijkt 't je heerlijk, vrij te zijn, niet altijd gebonden aan je zaak... en toen we een mooie offerte kregen, om alles over te doen, och, toen hebben we 't maar gedaan. Enfin, toen we met ons beiden waren, voelde je 't gemis niet zoo. Neen, hè, dat begrijp je. We hadden aanspraak aan elkaar, gingen samen uit... maar nu ik alleen ben... och, och, wat vallen de dagen me lang. - Ja, zei Rhoda, dat is te begrijpen... | |
[pagina 89]
| |
- En als ik me nu oud voelde of moe, maar, och heden, ik ben zoo flink en gezond als wat. Wat doe ik met al mijn kracht en energie? waar kan ik die op richten? Ik heb er al over gedacht, m'n andere zuster bij me in huis te nemen; die zou 't vast wel graag willen; maar ten eerste beroof ik jou en je Vader dan van 'n trouwe, zorgzame hulp en ten tweede... och, met háár kan ik zoo geen herinneringen ophalen over den tijd van mijn werkzaamheid, als met Anna. - Wel! zei Rhoda. Dan weet ik misschien wel iets voor u, Juffrouw Marie, - zoodat u ons niet van ons Jufje behoeft te berooven, die, tusschen twee haakjes, ook nog lang niet oud genoeg is, om te gaan rentenieren, lachte zij. - En dat is, kindlief? vroeg Juffrouw Marie gretig. - U zou mij misschien kunnen helpen. U zou er mij een enormen dienst mee doen en tegelijk bezigheid hebben, die u waarschijnlijk niet onaangenaam zou zijn. - Jou helpen... maar met alle liefde!... En wát kan ik dan doen, om je te helpen, Rhoda'tje? Wat kan ik voor je doen? - Wel, zei Rhoda, laat ik dan met 't begin beginnen. En nu begon zij te vertellen van Oom en Tante Warnouts' voorstel. En dat zij graag den prijs zou willen winnen. En dat zij toen was gaan nadenken. En er met haar Vader over had gesproken, die haar voornemen goedkeurde, om een modehuis in te richten, doch dat hij haar den raad had gegeven, om als hulp een oudere dame met kennis en levenservaring, als compagnon te zoeken, en wie had zij beter kunnen kiezen, dan... - Mij! riep Juffrouw Marie opgetogen. Kind! kind! wat maak je me gelukkig! O! ja! zielsgraag wil ik je helpen, om je prachtige plan te doen slagen. Vertel nog wat meer. En Rhoda vertelde. Hoe zij zich de uitvoering van het plan had voorgesteld. Een klein huis in een geschikte | |
[pagina 90]
| |
buurt... zoo en zoo de verdeeling... dat en dat verkoopen... en dan zelf toiletten ontwerpen... eenvoudige modellen, maar voor elke cliënte iets bizonders, iets speciaals... En Juffrouw Marie kwam er zóó in, dat zij allerlei plannen maakte, alsof het ‘Modehuis Rhoda’ al goed en wel gevestigd was... en zij eindigden met allebei hartelijk te lachen over hun voortvarendheid. Juffrouw Marie voelde zich, zooals ze zei ‘met handen omgekeerd’. Zij kreeg nu weer lust in het leven, en, natuurlijk, zij zou Rhoda in alles bijstaan met haar rijke ervaring. - O, ik weet alles nog wel, de beste adressen, de hoeveelheden, die je in moet slaan en de hulpkrachten zal ik wel voor je keuren, hoor! Ik weet precies, aan welke eischen ze moeten voldoen; dat kan je gerust aan mij overlaten! En toen Juffrouw Marie hartelijk zei: - Maar nú wordt 't aanpakken, meid!... durf je 't aan?... antwoordde Rhoda dankbaar: - Ja, met ú zal ik alles kunnen, durf ik alles aan!...
In de volgende dagen kreeg Rhoda het meer dan druk. Juffrouw Marie was met haar Vader komen spreken en had met dezen de financiën geregeld, zoodat Rhoda, gelukkig! zich daarmee niet behoefde te bemoeien. Een huis was gezocht... en gevonden! Een heel geschikt huis, met een flinke suite en serre beneden en boven één verdieping, die voor magazijn en naaikamers werd ingericht. En nu het huis er eenmaal was, ging alles met ‘stoom’. Rhoda stond er soms een beetje verbijsterd van. Alles wilde zij zelf doen en alles tegelijk doen. Er was nu zoo'n drift en voortvarendheid in haar, dat zij maar | |
[pagina 91]
| |
liefst onmiddellijk haar ‘Huis’ had geopend en was begonnen. Maar, wat kwam daar veel bij kijken! Rhoda werd er ongeduldig van. En vooral ook omdat haar zooveel uit de hand werd genomen. Net of ze een onmondig kind was. Ze had toch óók haar verstand? En jong was ze nooit geweest! Juffrouw Marie kalmeerde Rhoda zoo goed ze kon. - 't Zijn je zenuwen, kindlief, zei ze, niets dan je zenuwen. Heb nu nog maar een klein poosje geduld, dan komt alles best voor elkaar. Maar ‘geduld’ had Rhoda nu juist maar een bitter klein beetje. Al die voorbereidselen vond zij rond-uit gezegd, vervelend. Als Juffrouw Marie met haar boodschappen deed, dan at Rhoda zich soms op, als de Juffrouw eindeloos zat te discussieeren over tapijtjes in de beide paskamertjes. - Neen, meneer, 't is nog niet dát. Laat u me nog eens wat anders zien, hè. - Maar, Juffrouw, waaròm is dat nu niet goed! was ze eens uitgevallen. Laten we toch beslissen, we verdoen zóóveel tijd. - Niet meer tijd dan noodig is, kindlief. - Ik vind dat roode tapijtje juist zoo aardig... - Als tapijtje is 't ook aardig. - Nu dan? waarom wilt u dan liever iets ‘anders’ hebben? - Omdat, Rhoda, we rekening hebben te houden met de practijk. 't Is voor onze pas-kamertjes, nietwaar? Wel, de dames dragen daar dus japonnen van alle mogelijke kleuren, en moeten daarvoor een zooveel mogelijk neutralen achtergrond hebben, opdat de tinten van hun toiletten beter zullen uitkomen. | |
[pagina 92]
| |
Och, hé, aan al die dingen zou Rhoda nooit hebben gedacht. Zij zou hebben genomen, wat haar 't beste beviel. Maar de Juffrouw had natuurlijk gelijk! - Dat komt, omdat je nog maar zoo'n ‘blaagje’ bent, plaagde de Juffrouw, en Rhoda trok een lip. Want als je je al zóólang volwassen hebt gevoeld, dan is 't een heel ding, als je minderwaardigheid je zoo maar pardoes onder den neus wordt geduwd! Rhoda deed al haar best om wat inschikkelijker en rustiger te worden en daar zij in den grond een verstandig meisje was en nooit een heethoofd was geweest, die handelde naar eerste aandriften, maar gewend was, over alles lang en breed na te denken, lukte het haar langzamerhand. Het was natuurlijk de zenuwachtigheid, om zulk een onderneming te beginnen, die haar had bevangen; het besef, een levensdoel te hebben, maakte al haar krachten in haar wakker en... die wou ze dan ook maar liefst zoo gauw mogelijk te weer stellen! Toch moest zij bekennen, dat alles gauw en goed van stapel liep... En als zij eerst had gevreesd, dat men niet vorderde, dan werd zij soms opeens verrast door prachtige resultaten. Wat eerst een onoverkomelijke chaos had geleken, daar kwam soms vanzelf orde, ‘teekening’ in. Toen haar Vader eens had gezegd, nadat hij het een en ander van haar had gehoord, - (want nu haar Vader zich zoo vriendelijk belangstellend toonde, hield zij hem graag op de hoogte): - Ik geloof, 't gaat bij jullie met stoom... was zij begonnen te lachen en had gezegd: - Ik geloof 't werkelijk óók!
Als Rhoda met haar Vader praatte over de dingen, die | |
[pagina 93]
| |
haar nu zoozeer ter harte gingen, maar die voor hèm natuurlijk de onbelangrijkste kleinigheden beteekenden, waarover zij hem vroeger nooit had durven lastig vallen en zij hem nu zoo geduldig en met aandacht zag luisteren, dan dacht zij wel eens: Heb ik me ook te véél van hem terug gehouden, vroeger? Sloot ik me óók te veel op in mezelf?... Ik ben trotsch en als iemand me niet een beetje tegemoet komt.... dan trek ik me terug in mezelf, - en... lijd er wel onder, maar... zèlf den eersten stap te doen, - neen, daar komt niets van in. Maar... als zij deze natuur eens van haar Vader had geërfd? Als hij eens precies zoo'n zelfde temperament bezat?... Als het ook hèm eens moeilijk viel zich te uiten... als ook hij wachtte op een toenadering van den anderen kant en zich, als die uitbleef, opsloot in zichzelf?... Terwijl hij ondertusschen... misschien hoopte... misschien verlangde... naar een bewijs van belangstelling, een bewijs van genegenheid?... Het kon toch, dat het zoo was... Neen! zij wist wel zéker, dat het zoo was. Maar, als schoolmeisje, heb je zooveel andere dingen aan je hoofd, en... als je nog zóó jong bent dan... denk je het meest aan jezelf!...... Maar nu was zij van school af, nu was haar hoofd vrij van de honderderlei taken, die zij anders dagelijks had te betrachten... en nu had zij iets ernstigs, iets gewichtigs om met haar Vader te bespreken... en... zij had bij hem de vriendelijkste belangstelling ontmoet! Was dat niet heerlijk? Was dat niet iets, om innig dankbaar voor te zijn? En met erkentelijkheid dacht zij aan de goede, verstandige Oom en Tante Warnouts. | |
[pagina 94]
| |
Niet alleen hadden die lieve twee haar een doel gegeven in haar leege onbelangrijke leven, maar ook hadden zij, zonder het te weten, een vereeniging tot stand gebracht tusschen haar Vader en haar. En zij dacht, met de wijsheid, die haar eigen was geworden in haar vele uren van eenzaam gepeins: Zou dat nu zijn, wat men noemt: de zegen van het werk? De zegen, die niet alleen een einde maakt aan luiheid en ledigheid en egoïsme... maar je óók onttrekt aan ijdele in-zichzelf-verzonkenheid, en een verbroedering teweeg brengt tusschen jezelf en die je het naaste staan? En zij voelde: Ja! van werken komt heil. En zij herdacht het lied van Xavier Privas, dat de Fransche leerares eens met hen behandeld had, en dat zóó begon: Si tu veux être libre et fort! - Travaille!Ga naar eindnoot1)
Sterk en vrij, dat wilde zij zijn, - en dan hoopte zij het goede. Het was gewoonte geworden, dat Rhoda, als zij haar Vader, 's morgens voor twaalven, een kopje koffie bracht, een poosje bij hem bleef praten, om hem verslag uit te brengen over het verloop van den vorigen dag. En beiden waardeerden die gezellige oogenblikken zéér. Vroeger was hun omgang zoo stroef, zoo koel, zoo afgemeten geweest, als waren zij twee vreemden, die, omdat zij nu eenmaal in hetzelfde huis waren terecht gekomen, elkaar verdroegen, - ja, elkander zelfs beleefd behandelden. | |
[pagina 95]
| |
Nu... was het zoo heerlijk anders geworden. Sommige vragen van haar Vader toonden Rhoda, dat hij alles wat ze hem vertelde, goed had onthouden en dat gaf haar lust, om hem zelfs kleine en onbeduidende dingen mede te deelen. En dat was het, wat hun gesprekken zoo prettig en zoo aantrekkelijk maakte. Niet alleen hem berichten brengen over de groote lijnen, die hij natuurlijk moest weten, maar knus babbelen over allerlei onbelangrijkheidjes, die er niet veel op aankwamen, maar die de conversatie kruidden en soms het glimlachje om haar Vaders lippen brachten, het glimlachje, dat zij zoo liefhad... Eens zei Rhoda, met een invallende gedachte: - Weet u, wat me van u zoo is meegevallen, Vader? - Neen? vroeg hij. - Wel, dat u me dadelijk, zoodra ik over een ‘modehuis’ sprak, me mijn zin hebt gegeven. - Waarom verwondert je dat? - Wel... ik dacht, dat u ‘mode’ zoo iets futiels, misschien wel frivool zou vinden... zoo iets beneden uw waardigheid. - Toch niet, kind. De meeste menschen, dat wil ik toegeven, beschóuwen de mode zoo. Mij dunkt, dat is verkeerd. De ‘mode’ geeft ons 'n historisch overzicht van de menschelijke geschiedenis, zoo uitgebreid en zoo duidelijk, dat, als je de afbeeldingen er van ziet, je haast geen geschiedenisboek noodig hebt. Dat is nu natuurlijk wel overdreven, maar je kan uit de kleeding der menschen gemakkelijk opmaken, welk tijdperk in de Algemeene Historie prachtlievend is geweest, en welk eenvoudig; welk vreedzaam en welk vechtlustig... welk idyllisch en welk revolutionnair... Kleederen zijn bovendien een betrouwbaar hulpmiddel | |
[pagina 96]
| |
om 't karakter van een persoon, of zelfs van een geheele natie te leeren kennen. De kleur speelt hierbij een groote rol. Dat begrijp je zelf wel, hè? Iemand, die droevig gestemd is, zal bij voorkeur gedempte, donkere kleeren dragen; zwart, bruin, grijs; een opgewekte natuur kiest rozerood; een vreedzaam temperament blauw in alle schakeeringen; groen is de kleur der hoopvol gestemden; violet is de kleur der berusting... Rhoda genoot, wanneer haar Vader zoo met haar sprak. Ook was zij zeer verheugd, dat haar Vader zoo blijkbaar instemde met haar loopbaan-keuze... en de redenen, die hij daaromtrent ontvouwde, vond zij hoogst interessant. - Daarom, zei haar Vader, kunnen we kleeding gerustbeschouwen als een van de belangrijkste onderwerpen ter bespreking. L'habit fait l'homme, of, op zijn Hollandsch: de kleeren maken den man, is van een groote waarheid. Het uiterlijk vóorkomen van den mensch doet alles toe of af aan den indruk, dien hij maakt. En hoeveel boeken er over costuumkunde zijn geschreven, dat getal is met je stoutste verbeelding niet te benaderen. Ik zal er je eens wat van cadeau geven, zei hij. Er zijn wel populaire uitgaven, die je van veel dienst kunnen zijn. - Dat is lief van u, zei Rhoda dankbaar. - Maar... zei haar Vader lachend, al geef ik je ook een paar boeken met de beschrijving van de prachtigste stoffen en de kostbaarste costuums, daarmee heb ik niet de bedoeling, dat je ze in je modehuis in practische toepassing brengt, weet dat wel. Eenvoud, meisje, eenvoud! moet je eerste en tweede en derde voorwaarde zijn! Eenvoud... niet alleen, omdat het goed is, met bescheidenheid te beginnen, maar vooral ook en dat moet je nooit vergeten, omdat eenvoud het kenmerk is van het ware schoon. Rhoda knikte instemmend; maar zij had een kleur ge- | |
[pagina 97]
| |
kregen. Zeker, zeker, eenvoud! Zij was het er volkomen mee eens! Wie zou het niet met dit uitstekende principe, tenminste... in theorie! Eenvoud! eenvoud! zij hoorde niets anders van haar Vader! en ook Juffrouw Marie deed niets anders dan tamboureeren op: eenvoud! eenvoud! Maar... in haar heimelijkste fantasie... had Rhoda zich wel andere illusies gemaakt! Wanneer die prikkelige ongedurigheid zou zijn gestild en zij ein-de-lijk (en toch verzekerde Juffrouw Marie haar, dat alles ging met stoom) haar eigen zaak zou hebben, dan... wel, dan begon zij natuurlijk heel sober en bescheiden en dan was eenvoud, eenvoud, het parool. Maar... Was de affaire eenmaal op gang, - dan... ...zou het misschien best kunnen gebeuren, dat de zaak werd uitgebreid en dat zij dan... modetentoonstellingen hield, met meisjes die japonnen droegen van door háár uitgezochte stoffen, door háár gekozen kleuren, en naar door háár ontworpen modellen. Dan zag zij in haar verrukte verbeelding, de pracht als uit de sprookjes der Duizend-en-éen-nacht, of uit de sprookjes van Moeder de Gans van Prinses Ezelsvel, die gekleed was in een gewaad van geweven manestralen, of in de wisselende kleuren van den regenboog... Schoonheid in overdaad had zij zich gedacht, - maar... zij voelde wel, hoe ‘jong’ al deze zalige verwachtingen waren... en... hoe dwaas. Eenvoud, eenvoud, predikte haar Vader. (Had hij er iets van geraden, wat zijn dochter zich had voorgesteld?) Eenvoud, eenvoud, pleitte Juffrouw Marie. En... eigenlijk... voelde Rhoda wel, diep-in, de waarheid van het mooie woord: Eenvoud is het kenmerk van het ware schoon. | |
[pagina 98]
| |
GeïnstalleerdRhoda was geïnstalleerd!... Zij beefde van verwachting, den heelen morgen, dat 's middags haar ‘Huis’ zou worden geopend. Haar Vader had haar bloemen laten sturen, die feestelijk kleurden in de ontvangkamers. Op rieten paspoppen waren de eerste, door Rhoda-zèlf ontworpen modelletjes ten toon gesteld: aardige, eenvoudige jurkjes van donkergroene kunstzijde, met een enkel toetsje rood opgefleurd; marineblauw met lijntjes van lichter blauw; bedrukte mousseline zonder eenige garneering. En wollen jumpers, en simpele blousjes: een nieuwe façon, door haar zelve bedacht: van voren óverblousend op de taille en van achteren een los-hangend cape-manteltje vormende. En hier en daar waren ceintuurs neergelegd met eenvoudige motiefjes versierd, of van gevlochten metaaldraad, of van verschillende kleuren dooreen gestrengelde reepjes leer. En aardige kettingen van Venetiaansche kralen, rose en blauw, met verguld opgewerkt, of van ondoorzichtige, groene jade, of van helder bergkristal; wit, rozerood of waterblauw. En gespen... de namaak-antieke ‘stuivertjes-gespen’ of de glinsterende van marcassiet, of de fijnbewerkte van filigrain. En Corsage-bouquetjes van leer, van fluweel of van... gesponnen glas. Al die kleine details deden aardig, hier en daar verspreid. En met de bloemen vormden zij een aantrekkelijk ‘ensemble’. En wat waren al die kleinigheden goedkoop geweest, verrassend goedkoop!... Kanten kraagjes, of andere, van tulle, met een kleurig randje... kleine zijden vestjes... scarves in vele kleuren zij of wol... al die dingen kreeg je tegenwoordig haast ‘te geef’ en ze maakten het eenvoudigste jurkje opeens zóó | |
[pagina 99]
| |
aardig. Ze gaven er iets fleurigs aan, iets jongs... En zelfs Vader, die den vorigen dag was gekomen en dien zij trotsch door haar keurig klein domein had rondgeleid, had goedkeurend geknikt en gezegd: - Heel goed... heel goed... smaakvol en toch niet overladen. - Is 't ‘eenvoudig’ genoeg, Vader? vroeg zij ondeugend. - Ja, hoor. Want ‘eenvoud’ hoeft geen schrielheid, geen schraalheid te zijn. Je smaak heeft je hier tot een betrouwbaren gids gediend. Haar goede Vader had ook in verschillende plaatselijke bladen een advertentie doen opnemen, die in overleg met Juffrouw Marie en Rhoda, aldus was opgesteld. MODEHUIS RHODA Attentie! Er wordt de aandacht van het publiek op gevestigd, dat hier uitsluitend Hollandsch werk en Hollandsch fabrikaat wordt geleverd!...
Rhoda geloofde, dat een schilderes of een tooneelspeelster niet blijder kon zijn met een prachtige recensie in een courant, dan zij met haar advertentie. Ontelbare malen had zij die in alle bladen overgelezen en zij wist zeker, dat zij deze kostbare couranten haar leven lang zou bewaren!... MODEHUIS RHODA | |
[pagina 100]
| |
Eenig! eenig! vond zij het, dat zoo met groote letters midden in een bladzij, van de courant te zien staan! Verrukkelijk gewoon. En wat zouden Oom en Tante Warnouts en de nichtjes verbaasd wezen. Oom en Tante, hoe nieuwsgierig ze ook waarschijnlijk zouden zijn, zouden niet komen; omdat ze, wegens de rechtvaardigheid tegenover de andere drie zich nog geen oordeel wilden vormen; maar de meisjes zouden mogelijk wel een kijkje nemen. Eva, dat wist zij, had een bloemenkas ingericht; heel aardig, maar... Angeline was in de zaak van haar broer gegaan. Oók heel geschikt, maar... En Bep was erg geheimzinnig en verried niets van haar plannen. In het begin kon zij je soms zoo triomfantelijk aankijken, alsof zij den prijs al in haar zak had... maar in den laatsten tijd was zij dikwijls wrevelig en kortaf... Zij twijfelde dus aan haar slagen... Maar zij, Rhoda, twijfelde niet. Stond daar niet reeds het resultaat met vette letters in de courant: MODEHUIS RHODA In alle bescheidenheid gezegd, geloofde zij wel, dat zij de meeste kans had op den prijs. Het Huis, dat zij opgericht had, stond daar als een ‘daad’ en geen der anderen kon daar tegen op. En had zij niet aldoor gedacht: - Aan niemand is zoo'n reis beter besteed dan aan mij? Ofschoon... zij nu lang niet meer zoo eenzaam was, als zij feitelijk haar heele leven was geweest... nu er tusschen haar Vader en haar (o, óók al weer door dit heerlijke Huis) zoo'n prettige verstandhouding heerschte. | |
[pagina 101]
| |
Als Oom en Tante er niet den stoot aan hadden gegeven, dat haar energie zich ergens op zette, dan... och, dan waren haar Vader en zij naast elkander blijven voortleven in vreedzaam-eendrachtige, maar doodelijk-koude onverschilligheid. En dankbaar dacht zij: Ik zei in me zelf: de andere drie meisjes hebben allen een prettig thuis... maar nu heb ik dat óók! een prettig thuis!... Och, neen, wat dat betreft, zou zij niet meer verschrikkelijk jaloersch zijn, als een der andere kinderen den prijs won. Maar... zij bleef gelooven, dat zij wel de meeste kans er voor had.
Het was drie uur. - Juffrouw Marie! riep Rhoda, 't is drie uur! - Ja, kindlief, ik ben al bezig de gordijnen op te halen. Rhoda nam nóg eens de courant: DONDERDAGMIDDAG Vijf minuten verliepen, tien minuten... - Juffrouw Marie! riep Rhoda, koortsachtig opgewonden. Er is nog niemand! er komt niemand... en 't is nu al 'n kwartier... o!... Maar daar hoorde zij den hartelijken lach van Juffrouw Marie: - Malle meid! nu komt 't er op aan, te toonen, dat je geduld hebt. - Geduld! Maar stellen ze er dan geen belang in! 't Is toch zoo'n aardige naam: | |
[pagina 102]
| |
MODEHUIS RHODA Had u soms Rhoda-huis aardiger gevonden?... Trekt dat dan niet: Hollandsch werk en Hollandsch fabrikaat! O! o! wat moet ik toch doen!! - In de eerste plaats niet zoo jammeren, vermaande Juffrouw Marie een beetje streng. De voordeur staat open, en als er iemand binnenkomt, en ze hooren je zoo wanhopig?... Rhoda geneerde zich over haar ‘jammeren’. Maar ja, 't was dan ook wel om tureluursch te worden; nu doe je zóó je best en alles ziet er zóó lief uit en... Ah! daar was iemand. De eerste klant!! Rhoda voelde zich, in dit oogenblik in staat, een jubellied aan te heffen op ‘de eerste klant’. Binnen kwam een vriendelijke dame, die zei: - Ik woon hier in de buurt en ik kom eens kijken... - Dat is ons een eer en een genoegen, mevrouw, antwoordde Juffrouw Marie beleefd. - Dat ‘Hollandsch fabrikaat’ trok me aan. Laat u eens zien... Die zijden zakdoekjes... heel aardig... voor in een tasch, of in een mof. - En zulke fleurige dessins, vindt u niet? prees Juffrouw Marie. En ziet u eens, de prijzen. Die vallen mee, niet? - Wat hebt u daar aardige knoopen. - Van kristal, mevrouw. 't Allernieuwste en ze zijn heel soliede, heusch... Juffrouw Marie hield de bezoekster verschillende staalkaarten knoopen vóor. De mevrouw bekeek ze allen met | |
[pagina 103]
| |
veel aandacht en toen wilde ze nog eens ‘verder zien’. Wanneer koopt ze nu wat? dacht Rhoda ongeduldig, die er een beetje verveeld bij stond en er zich over verbaasde, dat Juffrouw Marie aldoor zoo vriendelijk bleef. De dame had voor alles belangstelling. De geheele voorraad blouses en jumpers was weldra uit de laden en kasten tevoorschijn gekomen. De nette kamers zagen er nu niet meer zóó gezellig en keurig uit... en met donkeren blik stond Rhoda toe te zien, hoe de mevrouw het eene kraagje na het andere paste en dan weer weg-lei. - O, dat is machinale kant, die is zoo goedkoop, hè? En dat is... - Doorgestopte tulle. Ook heel lief, mevrouw. - En duurzaam? - O, ja, mevrouw, zéér. - Hoeveel kosten deze zwart-en-witte shawls. Zwart en wit is erg in de mode, niet? - Ja, mevrouw. U kunt ze hebben in alle prijzen. Dit vierkante model is... Rhoda verbeet zich. Wanneer kocht ze nu iets, dat mensch?... Het ‘mensch’ kocht niets. Ze was niet tevreden, éér haar al het hebben en houden van Huize Rhoda was getoond. Ze vroeg nog zelfs: - En hebt u boven nog wat? - Ja, mevrouw. De ateliers en de paskamers. Wilt u ze zien? - 'n Andermaal, 'n andermaal, lachte de dame lief. Want ik kom stellig eens terug! - Ja! die moet stellig eens terug komen! barstte Rhoda uit, toen Juffrouw Marie weer binnen trad, nadat zij de dame vriendelijk buigend en groetend, uitgeleide had ge- | |
[pagina 104]
| |
daan. Hoe u zoo geduldig kon blijven, Juffrouw Marie, dat verwondert me. Ik stond te stampvoeten, ziedaar! Hoofdschuddend keek de oudere vrouw het driftige jonge meisje aan. - Hier heb je nu al dadelijk een goed lesje gehad, kindlief! Een heel goede en een heel nuttige les! - Les!... smaalde Rhoda. Komen er méér zulke ‘klanten’? Dan kunnen we onze zaak dadelijk wel weer opdoeken! - Er zullen zeer zeker méér zulke klanten komen, dat is zoo in iedere zaak. Maar juist die moet je met 't uiterste geduld behandelen; dat zijn degenen, die den goeden roep van je zaak bij hun kennissen verder brengen... Wanneer me één ongeduldig gebaar, of gemelijk woord was ontsnapt, dan was deze dame uit haar humeur weg-gegaan en ze had aan al haar vriendinnen en kennissen gezegd: - Ga niet naar 't Modehuis Rhoda. Je wordt daar zóó naar bediend en 't zijn er zulke akelige menschen! - Maar dat zou dan toch schandelijk onrechtvaardig zijn. - Zeker! maar juist met de onrechtvaardigheid en de onbillijkheid en de lastigheid van sommige bezoeksters moet je rekening houden. De billijke, rechtvaardige, gemakkelijke klanten, dáár heb je natuurlijk geen moeite mee. Met de anderen moet je oppassen. Die kunnen je méér kwaad doen dan de beteren goed. In 'n ‘zaak’ is 't ‘zaak’ voorzichtig te zijn! - Nu, eer ik zoo ver ben, dat ik zoo iemand nog vriendelijk uitlaat! zei Rhoda. - Dan moet je 't leeren. Wie dat niet kan, is niet geschikt voor... - En wat een rommel! viel Rhoda Juffrouw Marie in de rede, omdat zij het vervolg van den zin niet wou hooren. | |
[pagina 105]
| |
- Die ‘rommel’ was niet noodig. - Niet noodig? u moest toch alles uithalen? - Ja. Maar die rommel zou toch niet noodig zijn geweest, zei Juffrouw Marie met een fijn lachje, als... - Als...? - Als jij ondertusschen wat had opgeruimd. Je stond er toch maar bij. Rhoda keek Juffrouw Marie getroffen aan. - U hebt gelijk! u hebt gelijk! riep ze spontaan. Want Rhoda was een eerlijk kind, en niet koppig ook. En aanstonds begon zij de verschillende artikelen weer in de doozen en laden te bergen en Juffrouw Marie, die haar expres niet hielp, maar een oogje in het zeil bleef houden, zag tot haar genoegen, dat Rhoda het keurig deed. - Ziezoo! zei Rhoda tevreden, nu is 't hier opgeruimd en ik ben óók weer opgeruimd. En zij deed haar best dat te blijven, toen, in den loop van den middag, nog verschillende andere dames binnen liepen, die bijna allen kijksters, maar geen koopsters bleken! ‘Honderden malen’, (zooals Rhoda bij zichzelve dacht) moest zij dezelfde dasjes en fichu's en colliers te voorschijn halen en weer opbergen en eindelijk, toen er even pauze was, zei ze: - Juffrouw Marie, ik stel voor, om al onze bezittingen te etaleeren en tafels te maken als in een warenhuis, dan zijn we ineens van al 't gezanik af. - En denk je, dat alles na een poos er dan nog frisch en appetijtelijk uit zou zien? - Nou, dan in glazen vitrines, als in een museum!... 't heeft er tóch veel van, of we hier een museum houden! - Hoe dat? - Wel, ze schijnen hier alleen te komen om te kijken. Als 't zoo blijft, dan laat ik een bord maken voor de deur: | |
[pagina 106]
| |
Museum - Flauw kind, glimlachte Juffrouw Marie. Leer van mij, dat, als je een zaak wilt drijven, je je houden moet aan de volgende leerstellingen. En als je ze niet onthouden kan, dan laat ik er voor jou óók 'n bord van maken, hoor! - Ik ken die geboden best, blufte Rhoda. Geduld, liefheid, en... - Ja, geduld! maar niet 'n paar minuten of 'n kwartier. Geduld, den heelen, langen dag en met iedereen evenzeer. Dán mag je voor geen enkele klant voorkeur betoonen, en ze allemaal even... - ...correct behandelen. - Ja, correct natuurlijk, in elk geval, maar even voorkomend en even vriendelijk. Wordt er niet gekocht, dan blijf je toch glimlachen... - Als 'n speler, die verliest, maar zich toch goed houden wil! - Ja, zoo ongeveer. En dan; gaan de zaken eens een tijdje minder goed, toch moed blijven houden en hoop, dus niet dadelijk bij de pakken neerzitten. - Ja, lieve Juf, zei Rhoda gehoorzaam. We zullen uw bevelen trouw opvolgen. Maar voor mijn part gaan de zaken zóó, dat ik 's avonds in m'n bed tol van moeheid. - Ik help 't je wenschen, zei de Juffrouw hartelijk. Maar de overgroote drukte in onzen winkel was juist de oorzaak, dat Anna en ik hem hebben overgedaan. Daarom, laten we tevreden zijn als de zaak een beetje marcheert, en vooral; laat 't niet aan ons te wijten zijn, als dat niet 't geval is. - Nee, Juf, zei Rhoda half nederig, half spottend, maar | |
[pagina 107]
| |
toen zei ze, want ze voelde wel den ernst in Juffrouw Marie's woorden: - Ik zal mijn best wel doen, hoor, heusch. Want... 't is de wáárheid: ik houd nú al van m'n zaak en zal er alles voor doen, wat ik kan. - Wel, dat is 'n eerste vereischte, zei Juffrouw Marie. Maar kijk, daar komen alwéér bezoeksters. Gelukkig! alweer bezoeksters! en Rhoda, die al moe was van het vergeefsche ‘bedienen’, voelde zich weer ópveeren in een haar electriseerende verwachting. Bezoeksters! wel vier, vijf, zes tegelijk... En het waren... - Neen, maar, dat is lief, dat is allemenschelijk aardig! riep Rhoda, toen zij Eva, met haar Moeder, en Angeline met haar Moeder, en Bep met haar Moeder zag binnenkomen. In een oogenblik waren de kamers vol van een druk en vroolijk gerucht. Allen spraken door elkaar en vroegen, en wilden alles tegelijk zien, en Rhoda antwoordde zoo goed zij kon, rechts en links, aldoor lachend en blij, want zij was opgetogen over de vriendelijkheid harer familie. En haar vreugde steeg ten top, toen zij verklaarden, dat zij allen van plan waren, iets te koopen, al was 't ook nog maar zoo'n kleinigheid. Met de grootste bereidwilligheid haalde Rhoda alles opnieuw voor den dag en zei, dat ze korting gaf, de waren tegen inkoopsprijs leverde aan haar familie..., er werd gelachen en geschertst en het een en ander uitgezocht, en Rhoda plagend gevraagd, of het ook mocht worden geruild... en Rhoda vond alles goed; ze had nu ‘handgeld’ en was daar dolgelukkig mee. Door het heele huis klonken de opgewekte stemmen... en Rhoda verklaarde in volle oprechtheid: | |
[pagina 108]
| |
- Dit is de gelukkigste dag van mijn leven! En verbeeld je, Eva had een tak orchideeën meegebracht, die kreeg natuurlijk een eereplaats; de Moeder van Bep kocht zelfs voor kleine Pam een truitje en vroeg, als het niet paste, of ze dan een grootere maat krijgen kon, en Rhoda antwoordde professioneel: - Zeker, dame; vijftig cents stijging per maat, dame. En allen proestten het uit, joelden en joolden en Rhoda zei: Ik heb nog nooit zoo'n prettigen middag beleefd. - En wij ook niet! wij ook niet! riepen de meisjes in koor. | |
Rhoda directriceRhoda's zaak was nu geopend. Druk was het er niet; maar degenen, die kochten in het Huis Rhoda, gaven blijk van hun tevredenheid en dat was de vaste basis, zei Juffrouw Marie, waarop je voortbouwen kon. Elken morgen om negen uur begaf Rhoda zich naar haar zaak. En elken morgen was het haar weer een voldoening, dat zij een vasten werk-kring had. O! dacht zij dikwijls. Wat had ik moeten beginnen, als Oom en Tante Warnouts me niet een duw in de goede richting gegeven hadden. Eerlijk moet ik bekennen, dat ik uit mijzelf niet op zoo'n prachtig idee zou zijn gekomen. Maar stel je voor, dat ik, na mijn schooltijd, altijd thuis zou hebben gezeten en niets, volstrekt niets had! Zij huiverde bij het denkbeeld alleen. En nu! zij was tevreden, zij voelde zich 's avonds na een welbesteden dag, voldaan... en... haar zwaarmoedigheid, een gevolg | |
[pagina 109]
| |
van haar eenzaam huiselijk leven, was geheel verdwenen. Zij had tegenwoordig altijd een vriendelijk, ontspannen gezicht; haar humeur liet niets te wenschen over en was zij vroeger nog wel eens langzaam en traag, - nu niets meer daarvan. Integendeel, zij merkte precies het tegenovergestelde aan zichzelf, - was het niet grappig? Zij was vlug en opgewekt, levendig in haar doen en spreken, en... daardoor aangenamer in den omgang dan vroeger. Van loomheid, onverschilligheid geen sprake meer. Alles van haar zaak, zelfs de kleinste kleinigheid, interesseerde haar en niets liet zij over haar kant gaan. Als zij 's middags om zes uur haar Huis verliet, dan was alles keurig opgeruimd, en op het atelier lag het werk voor den volgenden dag netjes klaargelegd. De beide naaistertjes hadden elk hun taak; ook zij had haar taak en Juffrouw Marie had het algemeene toezicht; zij bleef nog een poosje de leiding houden en Rhoda onderwierp zich met blijdschap aan haar beter inzicht en kennis. Er waren natuurlijk heele tijden, dat er geen klant verscheen. Die oogenblikken maakte Rhoda zich ten nutte, om de boeken te lezen, die zij van haar Vader gekregen had; zij beschouwde ze als studie-werken en kwam er heel veel door te weten, wat haar nog onbekend was. Gezellig vond zij het dan, om er een en ander van aan Juffrouw Marie te vertellen en deze luisterde graag. - U hebt, zei Rhoda, natuurlijk wel eens zijrupsen gezien. Eva en haar broertje hielden ze; ik vond die kleine, glasachtig-witte wormen griezelige beesten, maar Eva verzorgde ze goed met moerbeiblaren; ik weet nog eens, hoe Eva's Vader zei en wat ik niet begreep: | |
[pagina 110]
| |
- Tijd en geduld maken een moerbeiblad tot glanzend satijn. Nu begrijp ik 't wèl, natuurlijk; de zijrups eet 't moerbeiblad, spint zij, - enzoovoort. Enfin, die coconnetjes van geelwitte of goudgele zijde vond ik wel aardig, vooral als Eva den draad er afwond, die soms meters lang was. Maar kijkt u nu 's hier in dit boek. Eva's zijwormen werden kleine, onaanzienlijke witte vlinders, maar zie: hier hebt u Chineesche vlinders, zeer groot en rijk gekleurd en buitengewoon lange zijrupsen; ziet u eens, wat een verschillende kleuren van cocons: deze lichtgrijscrème tint heet grège, dat is dus de kleur van zij in den natuurstaat en niet zooals ik in een krant las: een samentrekking van beige en grijs: een grappige vergissing, hè? - Nu ga ik u even voorlezen; ik vind 't zoo leuk, om al die dingen te weten. - Ik ook, zei Juffrouw Marie; heel leuk. - Degene, die het eerst op het denkbeeld kwam, om van de zijden draad een stof te weven, was Si Ling Chi, een Keizerin, die omstreeks 2600 jaar v.C. in China leefde. Zij wordt nog steeds als de beschermheilige van de zijde beschouwd en in China viert men nog jaarlijks het feest van Si Ling Chi. Aristoteles vertelt, hoe Pamphilia te Cos een zijden kleed heeft geweven, zóó fijn, dat het werd genoemd: ‘geweven wind’. - Aardig, heel aardig, zei Juffrouw Marie: ‘geweven wind’. Eertijds was de zijde te Rome haar gewicht in goud waard, en werd alleen door de aanzienlijksten gedragen. In de 13e eeuw waren Genua en Venetië wereldberoemd; | |
[pagina 111]
| |
later werd Como een der grootste wereldmarkten. Langzamerhand verspreidde zich de zijdeteelt over geheel Europa en langen tijd heeft de stad Lyon zich gehandhaafd als de leverancierster van de beste zijde. In sommige streken van Oostenrijk, - de zijde-industrie wordt daar van staatswege bevorderd en beschermd, - kweeken vele boeren de zijderupsen als ‘bijverdienste’, zooals hier te lande de bijenteelt wordt beoefend. Het land, dat de meeste zijde aan de markt brengt, is China; ongeveer een derde van alle zijde, die op de wereld wordt verwerkt. Dan volgen Japan, Frankrijk, Zwitserland, Italië, Oostenrijk en Spanje. De voornaamste ‘zijdesteden’ van Europa zijn Lyon, Crefeld en Zürich. Daar zijn ook scholen, waarin onderricht in het weven gegeven wordt. - En wat is het verschil tusschen zijde en satijn? vroeg Juffrouw Marie. - De glans van satijn wordt teweeg gebracht, doordat de scheringdraden, die het schitterendst zijn, het meest aan de oppervlakte liggen. - Fluweel maken vereischt veel zorg en de beste werksters worden er aan gezet. Franje wordt dubbel geweven en later doorgeknipt; lint wordt bijna altijd machinaal vervaardigd. Van de zoogenaamde ‘wilde’ zij, afkomstig van in het wild levende rupsen, worden zijden veters, galons en al dergelijke garnituren gemaakt. Omstreeks April begint de zijdeteelt-campagne, en het is ongelooflijk wat er nog allemaal komt kijken bij de verzorging: de kwaliteit van het voedsel, de warmte-graad, enzoovoort, enzoovoort. - Ja, zei Juffrouw Marie, zijde is een materiaal, dat haast bij elk vrouwelijk kleedingstuk op de een of andere | |
[pagina 112]
| |
wijze te pas komt; elk jaar worden er nieuwe variaties op de markt gebracht en ze hebben zulke prachtige namen... - Ik weet 't, lachte Rhoda, en haalde eenige modeplaten te voorschijn: En dan al die leuke kunstzijdjes, dat is toch maar een merkwaardige uitvinding, niet? Ze wordt, geloof ik gemaakt van cellulose. - O, maar altijd had je namaaksels, vertelde Juffrouw Marie. Daar had je de zoogenaamde ‘hout-zijde’, die scheurde bij de strepen dadelijk af... - Neen, dan bij ons geen houtzijde, wij zijn Hollandsch-degelijk, hè? - 't Is typisch, peinsde Juffrouw Marie, dat de menschen hoe langer hoe minder eenvoudig worden. Vroeger waren ze tevreden met zijde. Nu gaan ze die zijde nog versieren met borduursel of schilderwerk en weven er gouden of zilveren draden door... Och, maar zoo is 't met alles gegaan. Toen ik jong was, werden er op partijtjes onveranderlijk broodjes met kaas of rookvleesch of koud gehakt gegeven. Nu moet 't tong of paté wezen. Mijn Moeder tracteerde op soezen; in dien tijd had je zelfs expres ‘soezenmanden’ ervoor, en nu? 'n Leege soes mag 't al lang niet meer zijn. Ze moeten gevuld wezen met gelei of gele room, of... - ...slagroom liefst! riep Rhoda, lachend. Maar, Jufje, als ik bij ú op een partijtje kom, tracteer me dan gerust op leege soezen en op broodjes met kaas, rookvleesch of gehakt. Ik krijg er nú al trek in, zei ze, met gezonden eetlust en beiden moesten hartelijk lachen, omdat zij zoo van het onderwerp ‘zijde en satijn’ naar broodjes met kaas of rookvleesch, leege of gevulde soezen waren afgedwaald. Maar alle twee mochten zij het wel graag, zoo'n grapje! | |
[pagina 113]
| |
Juffrouw Marie kon overigens tóch aardig vertellen. Ze spraken er toevallig over, dat de waaiers weer in de mode kwamen, vooral waaiers van veeren, maar ook gazen en eenvoudige zijden en Rhoda had voorgesteld, eenige kleine exemplaren te nemen; dat stond zoo aardig in de uitstalkasten en ze waren niet duur. Juffrouw Marie vond dat heel goed en opeens zei ze: - Daar herinner ik me wat; ik heb nog 'n antieken waaier, beschilderd op kippenvel. - Op kippenvel? schaterde Rhoda. - Ja, maar 't is natuurlijk geen echt kippenvel. - Wat dan? - Dat weet ik niet. Ik zal 'm eens mee brengen. Juffrouw Marie bracht den waaier mee; die had spijlen van ivoor met zilver ingelegd, maar door den tijd was het zilver geheel zwart geworden. De waaier zelf was van een soort dun leer of perkament en Rhoda vond hem zóó curieus, dat ze zei: - We zetten hem tegen den achterwand van onze groote étalage-kast. U zal zien, we krijgen klanten er door. Inderdaad kwamen er wel eens dames binnen, om den waaier van ‘kippenvel’ te zien en Rhoda vroeg: - Hebt u niet nog méér curiositeiten? ik ga eens met u mee snuffelen... en stel je voor, toen vond zij, zóó maar in hoedendoozen weg-gepakt, nog beeldige miniatuurtjes van Juffrouw Marie's grootouders, en echte Empirekopjes, wit met goud, - wel heel eenvoudig, maar echt; terwijl Juffrouw Marie moderne galanterie, fabriekswerk gebruikte, wat ze veel mooier vond!! En ook een lap goudgele zij vond Rhoda, zóó prachtig diep en dof van kleur, dat ze er opgetogen van was. Toen begon Juffrouw Marie te lachen: - En weet je, wat dat is? Dat is oranje zij geweest en | |
[pagina 114]
| |
door m'n grootmoeder gedragen in het jaar 1849 met de troonsbestijging van Koning Willem III. - Is dit oranje geweest? vroeg Rhoda. Hoe prachtig is de kleur nu... Schitterend, schitterend. Mag ik de lap ergens etaleeren? Zóó'n kleur zie je nergens anders. Het mocht en ook liet Juffrouw Marie voor de aardigheid meenemen een toiletje, dat haar grootmoeder in haar bruidsdagen gedragen had. Het was een snoezig tuniekje van gebloemd neteldoek over een gefronsd jurkje met lange mouwen van wilgengroen satijn. Dat wil zeggen: het satijn had nú die verrukkelijke zachte wilgengroene kleur gekregen... maar wie weet, welke tint het vroeger had gehad! Ook dit ‘authentieke’ toiletje werd, netjes uitgelegd, ten toon gesteld en velen kwamen het bekijken... en één dame liet het voor haar dochtertje copieeren voor een gecostumeerd bal! Dat was een triomf! Rhoda juichte, en ook Juffrouw Marie was zeer verblijd, want zóó overweldigend gingen de zaken nu niet, dat men een buitenkansje best gebruiken kon! En toen het bleek, dat het jonge meisje met haar ‘hoogst origineel costuum’ een prijs had gewonnen, kende Rhoda's vreugde geen grenzen. Zij wilde dit goede resultaat in de couranten vermeld zien; maar de couranten weigerden het bericht ‘zóó maar’ op te nemen; zij moest er een advertentie van maken, hetgeen gebeurde... maar dit was een zoo kostbare geschiedenis, dat bijna al het voordeel dezer buitenkans verloren ging... wat Juffrouw Marie betreurde, maar Rhoda luchtig deed roepen: - Door schade en schande wordt men wijs! Nu weten | |
[pagina 115]
| |
de menschen tenminste allemaal, dat ze bij ons moeten komen om iets bizonders! Een dergelijke overweging was Rhoda méér waard dan een financiëel succes; Juffrouw Marie vond dit verkeerd, en probeerde Rhoda andere principes in te prenten, maar Rhoda, met de luchtigheid der jeugd, praatte maar gauw over haar bezwaren heen. Kwamen er geen klanten, - wel, dan had zij tijd haar interessante costuumwerken te bestudeeren, waar zij allerlei wetenswaardigs uit haalde... en ja... óók iets over de waaiers van kippenvel: Zie je, zij had het wel gedacht! Van ‘kippenvel’ was geen sprake! En perkament was het óók niet. Het was eenvoudig... peau de suède, op een bizondere wijze geprepareerd. - Juffrouw Marie! luister nu! riep Rhoda, tot de Juffrouw, die juist naar boven wou gaan om de naaisters een opdracht te geven. - Neen, Rhoda, ik heb nu heusch geen tijd. - Toe, 't is maar even, hier staan zulke gekke dingen: hebt u wel eens van ‘cabriolet-waaiers’ gehoord? Dat zijn waaiers, waarbij 't blad in 't midden, overlangs open is, zoodat daar weer de spijlen komen te zien. En waarom ze ‘cabriolet’ waaiers heetten? Omdat er een cabriolet op geschilderd was, - weet u niet? dat was 'n rijtuigje op twee hooge wielen, dat in de tweede helft van de achttiende eeuw zoo verschrikkelijk in de mode was; 'n Engelschman bracht dat rijtuigje in Frankrijk en 't idee sloeg kolossaal in: alles moest met afbeeldingen van cabriolet versierd wezen... nee, hóór u nou toch: de mannen lieten cabriolets op hun snuifdoozen graveeren en op hun vesten schilderen en op hun kousen borduren! Is 't niet om te gieren? Nee, luister nu: de vrouwen lieten | |
[pagina 116]
| |
in hun hooge kapsels, - u weet wel, ze droegen toen zulke ellenhooge kapsels, - en op school lazen we 't verhaal van mevrouw Bosboom-Toussaint ‘Een nacht in een armstoel’, omdat die mevrouw wegens haar kunstig kapsel niet naar bed kon!... ze lieten in hun hooge kapsels 'n volledige cabriolet aanbrengen!!... - Rhoda, ik wou je graag wat ernstiger hebben, zei Juffrouw Marie, heusch een beetje streng. Maar Rhoda was in een speelsche bui, en lachte: - Juf Marie, we moeten al die dingen weten, om op de hoogte te blijven van ons vak. De waaier weerspiegelde altijd de mode van het oogenblik en dus is 't noodzakelijk, dat we daarvan op de hoogte zijn. - Dat is goed voor later, als we eerst wat ingeburgerd zijn; nú moeten we alle krachten inspannen, om er bovenop te komen... en vooral om er bovenop te blijven. - Maar doe ik dat dan niet? vroeg Rhoda onnoozel. Ik doe toch al m'n best! U weet, verleden week kwam mevrouw Vere vragen, of ze nu een corset mocht dragen, of niet; al haar japonnen vielen veel beter mèt een corset. Nu... toen ben ik de lezing gaan hooren van Dr. Doyen, over het corset, en die beroemde dokter zegt: - Alle vrouwen moeten een corset dragen, maar een goed passend corset. De lezing was reuze-interessant. De vraag: mag een vrouw een corset dragen of niet, is al sinds honderden jaren aan de orde van den dag. Kunstenaars, dokters... zelfs koningen en keizers, - (Lodewijk XVIII en Napoleon I waren er felle tegenstanders van) hebben er zich mee bemoeid. En Dr. Doyen heeft er een speciale studie van gemaakt. Weet u, wat hij heeft gedaan? - Neen kind, en ik heb ook nu geen tijd... | |
[pagina 117]
| |
- Komkom, die paar minuten... wees niet zoo overdreven, Juffrouw Marietje... Luister: Die dokter is alle schilderijen-museums langs gegaan en eindelijk riep hij: - Maar al die vrouwen van vroeger zijn even slecht gevormd! Allemaal ronde ruggen, afhangende schouders, ingevallen borst... En toen had hij het gevonden en hij riep: - Dat komt hiervan: ze hebben nooit een corset gedragen! - En nu zult u de Grieksche en Romeinsche vrouwen willen aanhalen, die zulke prachtige figuren hadden, - maar wil ik u dan eens wat zeggen? die droegen wel degelijk corsetten, ja, niet precies onze modellen natuurlijk, maar toch 'n soort van corset: heupbanden, boezembanden en al dergelijke dingen méér. Nu, wat zegt u ervan? riep ze triomfantelijk. - Ik zeg niets, ik vind 't best, zei Juffrouw Marie een beetje droog. Ik heb óók altijd gevonden, dat 't niet mooi staat, als 'n vrouw geen corset draagt. Maar nu moet ik naar boven; jij hebt toch zeker óók wel wat te doen, Rhoda. - Ik, Juffrouw Marie, neen, zei Rhoda. Ik ga nog wat snuffelen in m'n boeken en als u terug komt, vertel ik u weer. - 't Zal me een waar genoegen zijn, zei Juffrouw Marie, maar op zóó'n ironischen toon, dat Rhoda verbaasd opkeek. Een stemming, dacht zij, zooals iedereen wel eens heeft. En welgemoed keerde zij terug tot haar boeken.
Al sinds eenigen tijd had Rhoda meenen te bemerken, dat Juffrouw Marie minder vriendelijk was. | |
[pagina 118]
| |
Telkens zei ze tegen zichzelf: Och, verbeelding. Maar neen, zij vergiste zich niet: Juffrouw Marie was stiller en... ook minder voorkomend. Rhoda had haar al een paar maal onderzoekend aangekeken, maar Juffrouw Marie's gezicht bleef strak. Eens op een morgen zaten zij bij elkaar; Juffrouw Marie met een werk, waar haast bij was en Rhoda met een boek. - Weet u wat ik hier lees, Juffrouw Marie? - Neen, klonk het weinig belangstellende antwoord. - Wist u, dat de vingerhoed van Hollandschen oorsprong was? - Neen, dat wist ik niet. - Nu, omstreeks 1695 zijn ze 't eerst gebruikt; ze waren toen, stel u voor, van ijzer of koper, en heel zwaar, en... Maar luistert u niet? - Zeker wel, zei Juffrouw Marie strak. Maar dit moet af. - Wil ik 't doen? - O, neen, Rhoda. Nu herinnerde Rhoda zich opeens, dat Juffrouw Marie telkens, op een achteloos vragen van haar: Wil ik 't doen? aldoor afwijzend had beschikt. Nu, dan drong zij niet aan, want zij vond het vrij wat gezelliger, in haar boeken te neuzen, of eens uit te gaan, of een praatje te maken met een klant. En daarom vroeg ze, expres, om er achter te komen, wat Juffrouw Marie tegenwoordig mankeerde: - Kom, laat ik u maar even helpen. - Neen, kind, dank je. - Ik... begon Rhoda nog, maar schrikte, toen zij de zeer stroeve gelaatsuitdrukking zag van Juffrouw Marie. | |
[pagina 119]
| |
De schrik sloeg haar eensklaps om het hart. Juffrouw Marie zou er toch niet genoeg van krijgen? Het was niet eens haar eigen zaak, maar Rhoda moest bekennen, dat Juffrouw Marie alles behartigd had met de trouwste en nauwkeurigste zorg. Altijd was zij 's morgens al aanwezig als Rhoda kwam, had het werk reeds uitgedeeld, keek de kamers na, of er goed geveegd was, en goed stof afgenomen, en had een paar aardige jurken uitgelegd. Als Rhoda kwam, dan drentelde deze haar huis eens door, stond voor de ramen te turen, schikte een etalage-kast eens op een andere manier en ging dan al gauw in een gemakkelijk stoeltje zitten lezen. Had zij soms te veel aan Juffrouw Marie overgelaten en wilde die nu weer liever terug naar haar eigen woning? En wat moest zij dan beginnen, zonder de degelijke hulp, de soliede kennis, de prettige zekerheid van Juffrouw Marie? Zij werd er zenuwachtig van, en riep spontaan: - Wat is er, wat hebt u in den laatsten tijd, Juffrouw Marie? - Ik? niets, kind, niets. - Jawel, drong Rhoda aan, u is heel anders dan eerst. - Hóe, ‘anders’? - Wel... als ik u iets voorlees of vertel, dan luistert u nauwelijks, en... - En je begrijpt niet, hoe dat komt, Rhoda? - Nee, Juf Marie! - Omdat ik al die dingen, die je me voorleest of vertelt, heel goed vind, heel aardig, als we hier bijvoorbeeld 'n dameskransje hielden, begrijp je? - Neen...? aarzelde Rhoda, die begon te begrijpen. - Als we hier 'n kransje hielden, och, kind, dan was | |
[pagina 120]
| |
't niets of Je babbelde of las. Maar... we zitten hier niet voor ons vermaak. We hebben 'n zaak, die... - Maar 't is nooit druk, verdedigde zich Rhoda, waarom mag ik dan niet lezen? - Wat een vraag, Rhoda, voor 'n meisje van jouw leeftijd, voor de Directrice van het Rhoda-huis! Rhoda kreeg een kleur. Zij begon al beter te begrijpen... - 't Is nooit druk... en daar leg jij je maar bij neer. 't Is nooit druk... juist daarom moeten we aanpakken, dubbel ons best doen en al onze krachten inspannen... - En... zei Rhoda berouwvol en gelukkig tot inkeer gekomen, ik liet ú maar alles doen! - Dat zou niets zijn, o, heden, neen. Ik ben dolgraag bezig en hier, in deze omgeving leef ik weer óp. Maar... jij beseft den ernst des levens nog niet. - O, Juffrouw Marie, zei Rhoda beschaamd. - Jij laat alles maar over je kant gaan. 't Huis is gehuurd en ingericht, - wel, nu vind je 't al lang goed. Als de klanten niet komen... je haalt je schouders er over op en berust in dat feit. Dan ga je wat lezen, of wat wandelen... of je praat erover, om een radio aan te schaffen, omdat 't hier ‘altijd zoo stil is’. Ja 't is hier stil, maar... denk je er ooit over, hoe we nieuwe cliënten kunnen lokken? hoe we de zaak hoe langer hoe aantrekkelijker kunnen maken? hoe we haar vooruit en omhoog kunnen stuwen?... Rhoda's wangen waren nu zóó rood van verlegenheid, dat het haar was, of ze reusachtig opzwollen en zij er niet overheen kijken kon... Juffrouw Marie ging voort: - Op de aansporing van je Oom en Tante ben je iets begonnen. Je zit nu in 'n zaak en vindt dat voldoende. Je hebt 'n soort gevoel, of je iets uitvoert en daarmee ben je tevreden. Maar... | |
[pagina 121]
| |
O, Juffrouw Marie had gelijk. En Rhoda's wangen brandden als vuur en zij schaamde zich, scháámde zich... - Als ik 't goed heb begrepen, dan is dit niet de bedoeling van je Oom en Tante Warnouts geweest. Niet dat je voor 't uiterlijk schijnbaar wat omhanden hebt, maar... ze hebben je innerlijke krachten willen oproepen en je willen doen voelen, hoeveel gelukkiger je wordt door werkzaamheden dan door nutteloos ledig te zitten... - En ik... ondanks m'n zaak, ik deed tóch niet veel anders dan nutteloos ledig zitten... O, Juffrouw Marie, ik schaam me zoo! - Dan zijn we op den goeden weg, zei Juffrouw Marie, en had nu weer haar hartelijk, moederlijk glimlachje, waar Rhoda zoo veel van hield. - Ik ben niet lui, ik ben niet onverschillig, alleen maar nonchalant en onnadenkend geweest. Niet dat dit al niet heel erg is, zei ze vol berouw... Heusch, ik wil heel, heel graag wat gaan doen, want... want eigenlijk verveelde ik me dikwijls! plompte zij er uit, waarom zij beiden hartelijk moesten lachen en welke eerlijke bekentenis een prettige ontspanning bracht. - Maar weet u, wat 't is, zei ze vertrouwelijk. Als er iemand is, die alles voor je doet... nu, dan vind je dat wel gemakkelijk, zei Rhoda eerlijk. En als 't dan iemand is, die zóó veel verstand overal van heeft... dan laat je 't dubbel graag over. - Niet zoo vleien, ondeugd, zei Juffrouw Marie, nu weer heelemaal in haar humeur, want ze had al zoo lang verlangd, met Rhoda eens flink uit te praten. Maar je voelt natuurlijk wel, dat 't niet goed is, om alles over te laten, vooral niet, als je de... - ...Directrice bent! zei Rhoda. Och, lieverd, ik geneer me zoo. Vader zei: Je bent te jong, om alleen iets | |
[pagina 122]
| |
te beginnen... en 't blijkt wel, dat hij gelijk heeft gehad. Maar! zei ze ijverig, van nu af aan ga ik m'n leven beteren, en word zoo vlijtig als 'n bij en 'n mier tegelijk. - Best, best, zei Juffrouw Marie. Dat moet ook, zei ze toen ernstiger. Want 't is hoog noodig, kind. - Hoog noodig? vroeg Rhoda met een benepen gezicht. Is 't zóó erg? - Zóó erg... we staan nog niet voor 'n failliet, lachte Juffrouw Marie. Maar aanpakken moeten we. We zijn in deze weken niets vooruit gegaan. - En... en... weet u iets, wat ik kan doen? - Natuurlijk, kind. Kijk eens: we hebben twee hulpen. Ga jij daar nu eens bijzitten en verdeel het werk onderling zoo dat je ook bezigheden hebt, maar... - Maar...? vroeg Rhoda vol belangstelling. - Maar wil je daarvoor geschikt zijn, dan moet je ook zelf flink aanpakken. - O! maar dat wil ik wel! - Goed, zei Juffrouw Marie. Laten we dan daartoe besluiten. - U zegt maar, wat ik moet doen, en u zal tevreden over me wezen! Juffrouw Marie knikte haar nú al tevreden toe, want zij wist: in Rhoda zat een goeden aard en ze was nog wat jong en onervaren, wat oppervlakkig en gedachteloos... maar ze meende het echt en lui was ze allerminst. Ze had alleen wat leiding noodig... nu, die was Juffrouw Marie van harte graag bereid haar te geven!
In plaats van werkeloos door de benedenkamers te drentelen en zich een beetje te vervelen!... zat Rhoda nu den heelen dag op het atelier... en... zich óók vervelend, want dikwijls werkeloos. | |
[pagina 123]
| |
Het was zoo vreemd in een zaak: nu eens moest iets haast-je-rep-je af, dan weer waren er heele tijden, dat je geen bestellingen had en dus niets hoefde uit te voeren. Om zich te verzetten prutste Rhoda dan allerlei aardige ‘nietsjes’ in elkaar: van overgeschoten restantjes maakte zij nog aardige kraagjes en manchetjes, tulle strookjes, en ‘harlekijn-bouffantes’, een naam en een soort, dat zij zèlf verzonnen had, - bouffantes, die bestonden uit honderderlei kleine, kleurige stukjes, die een poosje werkelijk aftrek vonden. - U weet wel, zei Rhoda, dat Harlekijn naar een feest moest en geen pak had en dat toen al zijn vrienden hem een klein stukje van het hunne afstonden, waaruit een allerbontst geheel werd samengesteld, - nu, daarom noem ik deze dingen ‘harlekijns’. Zij maakte ook taschjes op deze wijze en het kon niet worden ontkend, zij deed haar best; ja, de zaak marcheerde wel, maar helaas, nog niet ‘in den looppas’, zooals Rhoda met treurigen humor opmerkte, ‘'t heeft er nu méér van, of ze den pas markeert!’ Dat vond Juffrouw Marie óók; ze zei: - We moeten iets verzinnen, wat andere zaken niet hebben, iets aparts, waarvoor ze alleen bij ons moeten zijn. - Zooals met de harlekijn-dassen, zei Rhoda, weer met treurigen humor. Wat zou u ervan denken, Juffrouw Marie, als... als we eens kleine tentoonsteilinkjes hielden, van dit of dat... Ik wil er wel alles voor doen! - Dat lijkt me geen kwaad idee. In de tijden, dat Rhoda boven zat op het atelier, waar het kaal en ongezellig was en waar de weinig spraakzame, al wat oudere naaisters haar werk afratelden op de machine ‘en verder geen nieuws’, had Rhoda tijd om allerlei schema's uit te denken. | |
[pagina 124]
| |
Zou zij, met haar machine, borduursels maken op blouses? Of in kruissteek het Bulgaarsche of Rumeensche borduurwerk imiteeren? Of zou zij parfums etaleeren en waaiers en... Och neen, als men de eenvoudige dingen niet bij haar kocht, dan zou men de duurdere artikelen zeker niet nemen! Kon zij niet... kon zij niet... Zeker! zij kon dit, en zij kon dat. En zij probéérde het ook. Te harer eere moest haar worden nagegeven, dat niets haar te veel moeite was. Zij stelde voor: een afdeeling hoeden te beginnen. Zij had smaak, en frutselde gauw genoeg een toque, een mutsje, een baret in elkaar. Ja, zij deed het. En maakte zelfs origineele modellen, die in 't geheel niet waren gegarneerd, zelfs niet met een roset, een bloem, of een struisveerkopje, maar die hun ‘chic’ ontleenden aan het aardige model. En zij verzon, om de hoedjes, die ‘schuinslinks’ of ‘schuinsrechts’ of geheel aan het achterhoofd hingen, te bevestigen met een smal lint over het voorhoofd, of om het gezicht heen, wat heel aardig stond en door verschillende koopsters ook wel werd gewaardeerd. Maar het bracht geen schatten in! Maar Rhoda gaf den moed niet op, en Juffrouw Marie vergrootte nog haar energie, door haar te prijzen en te zeggen: - Alle begin is moeilijk. Elke zaak heeft tijd noodig, om ‘er in’ te komen. Maar we vorderen nu en dát is 't voornaamste. - Ja! vorderen we? riep Rhoda opgetogen en zij voelde zich blijer, dan wanneer zij op school een hoog cijfer | |
[pagina 125]
| |
had behaald. O! maar dan krijg ik nog méér volharding en geestkracht om vóórt te gaan! U moet weten: ik heb weer een nieuw plan bedacht! - En dat is? vroeg Juffrouw Marie vol belangstelling, want zij wist nu wel, dat Rhoda's ‘plannen’ niet kinderachtig of practisch onuitvoerbaar waren. - Wat dunkt u ervan, als we eens een afdeeling kinderkleertjes aan onze zaak verbonden. - Kinderkleertjes... aarzelde Juffrouw Marie. De winst, die je daarop maakt, is niet groot. - Neen, maar de onkosten zijn ook bijna niets. Ik maak de aardigste jurkjes met 'n lapje zij, 'n entredeux'tje, 'n geborduurd bloemetje, 'n schouderstukje van schmock... Kinderkleertjes moeten goedkoop zijn, omdat ze er zoo gauw uitgroeien... Nu, dan maken we onderaan een breeden zoom en 't tóch al goedkoope jurkje kan nog 'n jaar langer mee, als die zoom wordt uitgelegd. - Weet je wat, zei Juffrouw Marie, maak eens een model en laat 't me dan zien. En een paar uur later kwam Rhoda reeds met een modelletje aandragen, dat zij op haar uitgespreide handen hield. - Kijk eens, is dat niet lief? Het was lief. Een allereenvoudigst jurkje, maar zoo charmant... - En ziet u, wat 't is? vroeg Rhoda. Niets dan 'n gewone rechte lap! 'n uitsnijding voor 't halsje... en de zijkanten heb ik toegehaald met wol. Aan 't heele ding ben ik niet meer dan 'n uur bezig geweest! - Alleraardigst, prees Juffrouw Marie. Je hebt veel smaak. En... deze jurkjes kosten ons niets aan arbeidsloon en haast niets aan stof, - we kunnen er dus een aardige winst op maken. | |
[pagina 126]
| |
- Wel vijfhonderd percent, schertste Rhoda overmoedig. Weet u, Juf Marie, we bepalen ons tot den leeftijd van vijf jaar en adverteeren er goed mee. U zult zien, dat 't gáát. 't Kindje heeft bij het aantrekken geen hulp noodig; 't laat 't zóómaar over 't hoofdje glijden. U zal zeggen: dit model bestaat al lang; nu ja, ik zal ook niet beweren, dat ik 't heb ‘uitgevonden’; maar 't is toch nog iets anders dan 't gewone: ik kan er nieuwe details in aanbrengen, bijvoorbeeld schoudermouwtjes... de manier, waarop de uitsnijding van 't halsje is gegarneerd... 't versieren van alle naden met een kleurigen kruis-steek... En weet u: deze jurkjes zijn bij uitstek geschikt voor vacantiejurkjes... ze nemen in een koffer niets geen plaats... - Laten we 't doen, kind! ik krijg er óók pleizier in! zei Juffrouw Marie. Zij deden het. En... hun kleine tentoonstelling, waarvoor eerst in de bladen goed wat reclame was gemaakt, ‘sloeg beslist in’. In een oogenblik waren de eenvoudige, snoezige, goedkoope kinderjurkjes uitverkocht; wie zelf geen kinderen had, vond ze uiterst geschikt voor een cadeautje en Rhoda, aan het eind van den vermoeienden, maar succesvollen dag, was dolgelukkig. En in de volgende dagen, als zij zoo rustig te werken zat, en haar vlugge vingers het eene jurkje voor, het andere na, in orde brachten, en zij zich in dezen vaardigen arbeid zoo heerlijk-tevreden voelde, dacht zij vaak: O, die lieve Oom en Tante met hun verstandig plan. Wat ben ik eigenlijk dankbaar, ook al zou ik den prijs niet winnen. Er is een innige verstandhouding tusschen mijn lieven Vader en mij ontstaan. Wij begrijpen elkaar nu zoo goed! Juffrouw Marie draagt me een moederlijke genegen- | |
[pagina 127]
| |
heid toe. Ze is van mij gaan houden, omdat ze me wel iets waard vindt en dat stemt me zoo blij. En ten derde: ik heb werk gevonden, dat mijn hoofd en handen bezig houdt. O, mijn werk is mij zoo lief... Ik zal nooit meer in ledigheid en luiheid kunnen vervallen, want werk is een der grootste weldaden, die er op aarde bestaan, - dat weet ik door ondervinding en dat voel ik, door de gezegende tevredenheid, welke het geeft!... |