| |
| |
| |
IV.
Felix en Jacques ontvingen de uitnoodiging voor de soirée dansante van ‘Apollo en zijn Muzen’, die bepaald was op den 24en Januari.
- Gaan we? vroeg Jacques.
- We kunnen d'r moeilijk van tusschen, wij werkende leden, zei Felix.
- Ja, dat 's waar. Nou, 'n enkel bal is ook zoo erg niet.
- Wie zal 'k nou 's met m'n souper beglücken? Of zal 'k 's voor de mop niemand vragen......
- Dan verveel je je dood......
- Daar is wel wat van an. Wie vraag jij?
- Je zuster, als ze wil.
L'Homme est variable......
verbeterde Felix het Rigoletto-air. En Loutje
| |
| |
dan?
- 'k Wil niet zoo hard van stapel loopen...... 'k kan 't toch niet volhouen...... En zoover 'k weet, zijn d'r nog geen kapers op de kust.
- Verstandige kerel, jij, zei Felix hem op den rug kloppend. Jij zal wel oppassen d'r niet in te vliegen, hè?......
- Waar wordt 't gegeven?
- Natuurlijk in de eeuwige foyer...... Zeg, heb jij ook gehoord, dat m'n vriendin Thera bedankt heeft als lid?
- Dat 's merkwaardig. Waarom?
- Omdat ze al gauw gaat trouwen, zeggen ze.
- Arme van Beylstein, zuchtte de medelijdende Jacques.
- 'k Ga vanmiddag toch naar huis, wil 'k dan Tilly voor jou vragen?
- Is dat niet wat onbeleefd?
- Welnee.
- En wie vraag jij?
- Wimpje van Heemstede dan maar...... Maar dat 's op de avond zelf nog tijd genoeg.
- En als ze 'm al heeft?
- Dan vraag 'k 'n ander...... Dat is 't groote voordeel d'r van, als 't je onverschillig is, wie......
- Wim is anders wel 'n aardig kind......
- Ja, 'k ken d'r al zoo lang, maar ze is altijd 't zelfde......
| |
| |
- Is dat geen vrouw voor jou?
- Als 'k d'r ooit over dacht te trouwen, mogelijk wel.
- Als je d'r dan eindelijk over gaat denken, is ze misschien weg......
- Dat 's minder...... Zóó ben 'k nou niet op d'r gesteld.
- Zou jij 't niet 's leuk vinden, te weten, hoe de meisjes in 't algemeen over ons spreken?
- Dat kan 'k me wel zoo'n beetje voorstellen...... Natuurlijk zitten ze altijd woedend op ons af te geven, om de eenvoudige reden, dat ze heelemaal van ons afhankelijk zijn...... Dat 's 'n ding voor sommigen, die trotsch zijn......
- 'k Geloof waarachtig, dat je gelijk heb......
- Zeker, heb 'k dat...... Wij hebben hun immers tout-à-fait in onze macht? Wij maken ze de aarde tot 'n hel of 'n hemel...... Als wij geen acht op ze slaan, wat zijn ze dan waard? Waarvoor leven ze dan?
- D'r zijn nog wel andere dingen......
- Nou zeg, laat jij d'r 's een kiezen tusschen 'n betrekking en 'n man? Ze laat de mooiste betrekking loopen en neemt de leelijkste man......
- Als ze van 'm houdt......
- 'n Meisje houdt altijd van de man, die d'r vraagt.
- Zoo zou d'r nooit een 'n blauwtje loopen.
| |
| |
- Jawel, d'r zijn ook begeerde vrouwen, die maar te kiezen hebben......
- Je oordeel is niet erg vleiend voor hun.
- Maar waar is 't...... klare waarheid...... 't Grootste geschetter over de vrouwen-beweging gaat altijd van degenen uit, waar geen notitie van genomen wordt, of die d'r mannen ongelukkig hebben gemaakt...... let maar 's op......
- Maar is die afhankelijkheid voor hun dan niet treurig?
- Treurig? 't Is de eenig bestaanbare verhouding: de vrouw afhankelijk van de man...... Nee, dat 's 'n beste instelling geweest...... Nou hebben we tenminste nog rust, als wij ons niet met hun bemoeien...... maar hadden ze gelijke rechten, dan zaten ze ons eeuwig en altijd achterna en waren we nooit meer vrij......
- Nou wror je grof.
- 't Is 'n feit...... En jij voelt 't net zoo...... Mag 'k bij jou nog niet eens zeggen, hoe 'k d'r over denk?
- Ach jawel...... maar zoo hoor 'k toch niet graag over ze spreken...... Als de vrouwen anders waren, dan ze zijn, zat jij ook gauw op de wal.
- Behandel 'k ze soms ooit anders dan met veneratie?
- Dat moest d'r nog bijkomen, zeg.
| |
| |
- Wat word je toch 'n oue zanik tegenwoordig...... Wat heb je toch? Je wordt gewoon ongenietbaar.
- Zanik ìk of jij?
- Nou geen gekibbel, hé...... Ik adoreer de vrouwen en jij aanbidt ze, au fond zijn we 't dus eens.
- 't Komt hier juist aan op de détails.
- Wil je 'n bewijs voor m'n eerbied? En dan treiter je me niet meer met je achterdochtige insinuaties, hoor......
Hij ging naar zijn bureau, trok een der laadjes, die hij nooit op slot had, open en nam er een met potlood beschreven stuk papier uit.
Hij wierp het over Jacques' schouder op zijn schrijftafel neer.
- Daar...... En als 'k terugkom, maak je me je excuses...... 'k Ga me laten scheren. Hij sloeg de deur achter zich dicht.
Jacques las:
O, heilge vrouwen, die mij hebt verheven
Tot oppermachtig heerscher...... tot een god......
Die mij het allerhoogst en verst genot,
De grootste vergelukking deed doorleven......
O, heilge vrouwen, buig uw hoofd, kom tot
Mijn voet en kniel, dat 'k u mijn zegen geve......
Gij, die den mensch een hemel in doet zweven,
Die menschen-lot verpuurt tot goden-lot......
| |
| |
'k Ontvlucht de aard en voel me eindloos vrij,
O, vrouwen, vrouwen, in uw veilge armen......
Bewustloos aan uw borst, die brandt van lust,
Wil 'k sluimren tot in eeuwigheid gerust......
O, vrouwen, vrouwen, kom u mild m'erbarmen:
Geen vorst... geen koning... zie een slaaf in mij!
Jacques was een beetje verbaasd. Was dit vers werkelijk van dien oppervlakkigen jongen? En was het hem ernst? Of was dit weer een nieuwe pose......
- 'k Wist niet, dat jij zoo mooi dichten kon, zei hij, toen Felix weer binnenkwam.
- O, kerel, 'k heb nog zoo veel verborgen deugden......
- Wat nieuws...... is dichten 'n deugd?
- Wat anders? Moet je om poëzie te kunnen schrijven, geen goed mensch zijn?
- Mogelijk...... Maar als die poëtasterij dan vóór je moet pleiten...... 'k zeg niks, maar......
- Demi mot suffit en 'k ben 'n bon entendeur. 'k Snap je heel best. Maar de vorm is niets...... de idée...... de idée......
- Ja, die is grootsch, zei Jacques.
- Subliem...... 't Is niets dan jaloezie, die duivelsche jaloezie van jou, dat je me niet meer prijst...... Enfin, miskenning ben 'k gewoon......
- Van mij toch maar alleen, zeker?
Felix stond voor den spiegel en beschouwde
| |
| |
aandachtig zijn gezicht.
- Als je maar gevoel heb voor poëzie...... en 'n goed oog d'r voor...... Kijk nou 's zoo'n mooie, gladde wang... Is dat niet op zichzelf 'n gedicht? Hij legde zijn hoofd op zijn schouder en keerde naar Jacques zijn blank, zacht gezicht.
- Wees toch niet zoo walgelijk ijdel...... Narcis...... bestrafte Jacques.
Voor zoover het doenlijk was, had het bestuur van ‘Apollo en zijn Muzen’ den foyer van het Gebouw voor K. en W. in een gedistingeerde danszaal omgetooverd. Het tooneel was weggebroken en tot ontvangsalon ingericht, met een rotonde in het midden, divans en fauteuils en veel planten.
De deuren, die naar het portaal voerden, waren er uit genomen en de openingen omhangen met dunne, teerkleurige draperieën. De penanten en hoeken waren ingenomen door spiegels en de groote lichtkroon was met een tullen weefsel omsluierd. Het portaal was door schermen, rieten meubels en planten in een serre veranderd en werd verlicht door groote, bronzen candelabres, die aan de muren hingen.
Hoofdzakelijk had van Marnix de eer van de artistieke versiering.
Het bestuur recepieerde in het salon, waar de
| |
| |
president en Willy van Heemstede aan elke dame een wit-en-lila bouquetje chrysanten offreerden.
De balboekjes waren van lila-karton met zilveren letters, een luxe, die de secretaris zich op eigen initiatief had gepermitteerd, maar wat niemand hem kwalijk nam.
Felix had aan Jacques gezegd, dat hij vanavond gelukkigen zou maken. Als hij ergens een leelijk of dood-ongelukkig gezichtje ontwaarde, schoot hij er op af en verzekerde zich met zijn gewone hoffelijkheid van een dans. Of als hij een muurbloempje zag, die zich met trotsche onverschilligheid zat te bewaaien, alles ziende, ondanks het air van niets-zien, boog hij diep voor haar bij de voorstelling en deed haar gelooven, dat haar toestemming voor een dans een eer voor hem was.
Hij kwam naar Willy toe, toen bijna zijn dansen alle waren ingeschreven en vroeg, zeker van 't antwoord:
- Mag 'k 't souper?
Zijn nonchalance kwetste Willy. 't Speet haar, dat ze niet bedanken kon, nu hij op 't laatste oogenblik bij haar kwam, om nog wel den voornaamsten dans te vragen......
- Goed, zei ze kort.
Hij zag haar eens aan. Was dat d'r nou soms eentje, die 'm niet blindelings aanbad, maar 't 'm degelijk toonde, als iets in 'm d'r niet anstond?
| |
| |
Dat zou ie 's onderzoeken...... Dat vond ie wel amusant......
Hij zag haar aan met zijn overmoedigen blik onder 't opteekenen van haar naam en verwijderde zich diep-buigend.
Willy kreeg een kleur. Ze wou niet zoo door hem behandeld worden...... Ze wou niet...... Alsof ze de eerste de beste was...... O, als ze niets om hem gaf, wat zou 't haar dan kunnen schelen...... maar nu......
Ze voelde zich erg verdrietig. Ze had zich al zoo dikwijls voorgenomen, niet langer aan hem te denken...... Maar 't was ondanks haarzelf...... Ze mòest in alles zijn wezen mengen...... er was niets in haar leven, of het groepeerde zich als natuurlijk middelpunt om hèm. Ze zag heel goed, hoe brutaal hij flirtte, hoe hij al de gunsten, die hij genoot, alsof ze hem toekwamen, accepteerde... Ze zag heel goed, wat hem ontbrak en hoe weinig degelijk hij was...... Ze begreep volkomen, dat hij nòoit een ideaal-echtgenoot worden zou...... een ideaal-minnaar...... o, een ideaal-minnaar... dat wel......
Felix' onweerstaanbare charmeurs-manieren hadden de verstandig-kalme Willy geheel doen veranderen. Ze had hem lief...... ze had hem lief...... Al voelde ze, dat zij te gewoon en eenvoudig was om hem blijvend te boeien...... dat
| |
| |
hij hàar nooit tot vrouw kiezen zou...... En bijna hoopte ze op een beleediging, dat haar trots haar verbieden zou, van hem te houden... Maar zoover zou hij het nooit laten komen...... Hij bleef correct, al veroorloofde hij zich ook wel eens vrijheden tegenover haar, omdat ze elkaar al zoo heel lang kenden......
De cavaliers kwamen hun dames opleiden voor de polonaise. Willy zag, dat Felix een der eerste paren was, met een burgerlijk, nuffig juffertje.
Die had hij vóór haar gevraagd...... en wie weet, wie meer nog...... Maar nooit zou ze haar wrevel toonen, en ze glimlachte tegen van Marnix, die haar afhalen kwam.
Ongemerkt bleef Willy Felix in het oog houden. Hij had ééns met Louise Rodenburgh gedanst en verder met zulke vreemde, leelijke meisjes, dat zij niets van deze nieuwe caprice begreep.
Nou speelt ie: Felix de Edelmoedige, dacht ze. Ze kende hem veel te goed, om niet te begrijpen, dat niet alleen zijn goedhartigheid hem zoo deed handelen, maar dat 't voor hem een grapje was, een spel; een gril van het enfant chéri......
Daar praatte hij geanimeerd met een stil, verlegen meisje, of bewees attenties aan een, die daaraan niet gewoon, bloosde bij alles, wat hij zei.
Toch even bewonderde ze hem, omdat 't hem
| |
| |
zoo natuurlijk afging en toen in de ‘ladies' dance’ Emilie van Barneveld met een vuurroode kleur voor hem gebogen had en later stralend aan zijn arm voorbijging en hij eindelijk afscheid van haar nam met een hoffelijk:
- Mag ik u wel zeer danken voor uw onderscheiding, vond Willy 't toch heel lief van hem, dat hij ook vriendelijk was tegen wie onmogelijk in zijn smaak konden vallen. 't Zou juist iets voor zoo een uiterst-gefêteerde zijn, alleen de allerliefste te kiezen en de minderen hautain te negeeren......
Ze was al niet meer boos, toen hij bij den aanvang van den souperdans naar haar toekwam en haar hand op zijn arm legde.
- Amuseer je je? vroeg hij.
- O ja, jij ook?
- Nou, of ik.
- Werkelijk?
- Zeker, best. Waarom dacht je van niet?
- Ach, zoo maar...... Je ben vanavond zoo philanthropisch......
- En dat ben je niet van me gewend, hé? Maar 't is toch onverstandig altijd d'r uit te zoeken, die d'r op 't oog nogal aardig uitzien...... Dat bedriegt soms...... En de anderen vallen dikwijls mee, zei hij goedig.
Willy zag hem aan. Wat een brave, nobele
| |
| |
man zou hij kunnen worden, als hij een andere omgeving had...... Die vleierijen en die in-de-hoogte-stekerij bedierven hem totaal. Geen wonder, dat hij, met zijn uiterlijk, zijn geld en zijn naam gezocht werd door iedereen...... Wat was 't toch jammer...... jammer...... Als hij maar een positie had...... Dat niemand hem daar toch eens over sprak...... Zijn gelukkige aanleg, al zijn mooie eigenschappen moesten wel ondergaan in het doellooze leven, dat hij leidde...... Zou ze er iets van durven zeggen? Zou ze dat durven?......
- En bevalt dat luie leventje je nou?
- O, ja, uitstekend, lachte hij. Daar heb 'k me altijd best in kunnen schikken.
- Ik geloof niet, dat ik 't lang zou kunnen volhouden, zoo niets te doen te hebben......
- Wil 'k je 's wat zeggen? De dagen vliegen weg, als je d'r maar vooral niets in uitvoert...... Werkdagen duren lang...... omdat je je dan van ieder uur, van ieder kwartier rekenschap geeft...... Wees jij 's 'n heele dag ergens mee bezig, dan merk je pas hoeveel uren d'r in 'n dag zijn......
- Men beweert 't gewoonlijk andersom.
- ‘Men’ heeft altijd ongelijk. Ik zeg 't je uit eigen ondervinding.
- Ik weet nog wel, toen je gepromoveerd was, dat Tilly en ik ons hadden voorgenomen, om je eerste cliënten te zijn...... Dan zouen we 'n zaakje
| |
| |
verzinnen, als je ging practiseeren...... Ontzettend flauw van ons, hè?
- Ontzettend aardig van jullie...... Maar jullie kunnen 't nog wel doen......
- Wanneer dan? vroeg Willy dadelijk.
- Ja, dag en uur kan 'k niet bepalen, zei Felix lachend, dat 's wat moeilijk, omdat 'k nog ergens plan op heb...... Maar in de toekomst hou 'k me gerecommandeerd.
- Ach nee, als 't zoo lang moet duren, is d'r geen aardigheid meer an......
- Je moet denken, hier in den Haag kan 'k toch niet blijven. Wat voor 'n vooruitzicht zou 'k hier als beginnend advocaatje hebben......
- Je zou je met iemand kunnen associeeren...
- Dat zou al heel toevallig zijn, als 'k iemand vond, die me in alle opzichten convenieerde......
- Jacques bijvoorbeeld.
- Die begint ook pas...... Nee, dan zou 't iemand moeten wezen, die d'r al ìn is...... Of 'k zou 'n andere betrekking moeten zoeken, maar daar bedank 'k voor......
- Waarom? Dat 's toch maar vooroordeel van je. Zou d'r nou niets anders goeds zijn...... Dat 's toch niet an te nemen...... Om wat te doen te hebben, zou je je an 't een of ander blad kunnen verbinden als rechtskundig adviseur......
Felix zag haar aan.
| |
| |
- Wat ben jij goed op de hoogte. Waarmee verdien 'k die belangstelling in m'n toekomst?
Willy kreeg een kleur. Wat een akelig-brutale jongen was hij toch.
- Dat zou 'n wonder zijn, als 'k geen belang in jullie stelde, zei ze, we kennen elkaar al zoo lang...... En 'n man, die niets uitvoert, vin 'k 'n horreur. Ze schrikte een beetje, toen ze 't had gezegd, maar Felix begon te lachen en zei:
- Wel, wel, dat 's kranig, dat je dat rond-uit durft te zeggen...... Maar dat mag 'k vrij wat liever, dan dat je 't me door boudeeren toonde...... Willen we 's wat afspreken? Januari is nou bijna uit...... Nou, over...... over...... zes maanden, dan is 't September...... dan ga 'k me angorden tot de strijd...... En als je d'r niets van merkt...... als 'k 't vergeet, maar dat zal wel niet, dan moet je me d'r maar 's an herinneren......
- Meen je dat nou, of is 't weer gekheid?
- Nee, 't is ernst.
- En zal je dan niet boos worden, als 'k d'r weer over begin?
- Natuurlijk niet, ik vraag 't je immers zelf. Dus je belooft 't me?
- Heel graag zelfs.
- Daar...... nou wou 'k nog juist even profiteeren en nou houdt de muziek net op......
- Nou, we krijgen na 't souper nog 'n wals......
| |
| |
- Waar zitten we?
- 'k Geloof, dat d'r hier in de zaal tafeltjes worden gezet.
- Of willen we anders 'n gezellig clubje maken en beneden naar de dames-foyer gaan?
- 't Zal daar zoo vol zijn......
- Das thut ja nichts. Voor 't bestuur is d'r altijd plaats.
Van der Laet met Louise Rodenburgh en Jacques met Tilly kwamen naar hen toe.
- Willen we bij elkaar gaan zitten? 'k Heb 'n tafeltje laten reserveeren.
- O, best.
- Waar blijft van Marnix nou? O, daar komt ie al met juffrouw Revers......
Beneden in het kleine zaaltje was het warm en vol. Maar de gezelligheid werd er niet door benadeeld; het groepje vol vroolijkheid en genoegen trok zeer de aandacht der andere soupeerenden.
Felix was een oplettend cavalier voor Willy, die zich aangenaam gestreeld voelde, omdat ze daardoor begreep, dat hij haar woorden niet kwaad had opgenomen zoo straks. En zij schertste haar even opkomende gedachte weg, dat hij met iedereen zóó sprak...... dat dit zijn gewone wijze van converseeren was......
Toen ze terugkwamen in de zaal, was de wals
| |
| |
reeds aangevangen.
- Maar dadelijk beginnen, hè, zei Felix. Hij sloeg zijn arm vast om haar heen en ze dansten weg.
O, hoe zalig...... zalig walste hij...... Willy was geen ras-ontvlamd meisje met tallooze oppervlakkige verliefdheidjes, eer zij den waren minnaar vindt... Maar een wals met hem bekoorde haar tot bedwelmens toe. Ze was bijna bang voor een sensatie, die haar verstand verduisterde... en die haar zinnen alleen deed spreken...... O, ze genoot...... ze genoot...... Ze vreesde, dat hij het aan haar merken zou, hoe supreem de verrukking was, die haar vermeesterde, als hij haar in zijn armen gevangen hield...... Ze verlangde soms meer nog zijn koel-zijn dan zijn teederheid, omdat die laatste haar naar het onbereikbare smachten deed......
- Dat was heerlijk, zei hij, toen de muziek zweeg en hij haar losliet.
- Ja, heerlijk...... zei Willy zacht.
Hij bracht haar naar haar plaats en nam buigend afscheid van haar.
- O, die jongen, die jongen...... Willy begreep haar weeke, melancholieke stemming niet...... omdat ze altijd veel meer redeneerde dan haar gevoel liet spreken...... Wanneer hij bij haar was, dan voelde ze zich zoo zwak...... zoo zwak...... en
| |
| |
kon ze het begrijpen, dat niemand hem weerstond...... Hoe zou zijn liefde haar leven zaligen...... Hoe zou zij willen sterven voor het zijn-liefde-weten......
Het was een drukke winter. Diners, afternoon-tea's, soirées en bals volgden elkander onafgebroken. Felix verscheen overal en overal zag men hem gaarne. Men was zoo gewoon het toe te laten, dat hij den toon aangaf, dat men hem zeer miste, wanneer hij ontbrak en de bijeenkomst er zelfs stijf en vervelend door werd. Maar hij durfde ook alles, waar anderen tegen op zagen; als hij vond, dat het een of ander gezelschapsspel lang genoeg had geduurd, zei hij eenvoudig:
- Nou moesten we wat anders gaan verzinnen, want dit gaat vervelen en gaf dan iets nieuws of iets geestigs aan, dikwijls van eigen vinding.
Felix had van Tilly gehoord, dat Louise Rodenburgh een dames-afternoon-tea zou geven, en zonder dat hij Tilly er iets van zei, nam hij zich voor haar eens te gaan verrassen.
Louise's groote kamer was tot ontvangst gereed. Het theetafeltje vol zilver en porcelein stond onder haar bereik, de vierkante stoeltjes en de beide rieten canapétjes waren gezellig om het Japanschingelegde tafeltje geschikt en het electrische licht uit de rose kelken glansde teeder op de vele
| |
| |
kostbare snuisterijen der étagères en peluchen baby-tafeltjes. De wanden met effen donkerrood behang waren aardig versierd met groote, gedreven koperen borden, waaiers en cotillon-souvenirs.
Louise wachtte haar gasten in een toiletje van leiblauw laken met smal grijs bont gegarneerd.
De een na de ander kwamen, Wim, Annie en Hermine Revers en Tilly.
De vijf meisjes zetten zich en terwijl Lou thee schonk, hielden de anderen zich bezig met Lou's zusje Lientje, dat mocht presenteeren uit de porceleinen bonbonnière en niets verlegen aller vragen beantwoordde.
- Ga nou maar weer weg, Lientje, zei Lou, toen ze klaar was.
- Mag 'k dan straks nog 's terugkomen?
- Ja, straks mag je nog 's terugkomen......
- Dag...... knikte Hermine, toen het blonde persoontje wegschoof achter het deurgordijn.
- Hoe vinden jullie dat van Thera? vroeg Annie.
- Wat dan?
- Gaat ze trouwen?
- Nee, verbeeld je, d'r engagement is af.
- Is d'r engagement af?
- Ja.
- Hoe weet je dat, zeg?
| |
| |
- Van haar Mama zelf...... Mama ging er eergisteren een visite maken en toen hoorde ze 't daar.
- Hoe vreeselijk, zei Lon, hoe vreeselijk voor Thera......
- Waarom? Ze zal 't d'r wel naar gemaakt hebben.
- Ze heeft 't toch zelf zeker afgebroken?
- Ja, hij zal haar natuurlijk de eer gelaten hebben...... maar hij zal 't d'r wel genoeg te kennen gegeven hebben......
- En 't was nog maar zoo kort.
- Dat vin 'k juist veel beter, zei Tilly, dan hebben ze d'r misschien geen van beiden erg veel verdriet van......
Wat zal Felix daar wel van zeggen, dacht ze in stilte en Wim zat daar ook over te peinzen. Ze had nooit goed begrepen, wat er toch tusschen hun beiden voorgevallen was...... Iets was er geweest, dat was zeker...... En zou hij nu weer teruggaan naar haar?
- Thera is eigenlijk geen meisje, om nog mee om te gaan...... ze stelt zich bespottelijk an...... ze brengt zich heelemaal in opspraak...... Mama heeft tenminste liever niet, dat wij meer bij haar komen, vertelde Annie.
- Ja, ze is onuitstaanbaar coquet...... ze ging soms veel te ver, stemde Tilly toe, maar 'k heb
| |
| |
d'r altijd alleraardigst gevonden...... en dat d'r engagement af is, vin 'k geen reden om d'r nou voortaan te negeeren......
- O nee, dat alleen ook niet...... Maar ze doet zoo raar...... ze denkt maar, dat ze alles mag......
- 't Wordt hoog tijd, dat ze hier vandaan gaan.
- Laten we nou maar van 't Thera-thema afstappen, zei Willy. Waarom praten we toch altijd zoo over d'r?
- Iedereen moet weten, wat ie doet, maar ik ga d'r niet meer heen, verklaarde Hermine.
- Ik ben heel blij, dat ze voor de club heeft bedankt, viel Annie haar zuster bij.
- A propos, van de club, zei Tilly, weten jullie al, dat 't de volgende keer alleen 'n tooneelavond zal zijn?
- En geen bal?
- Ja, 'n bal na natuurlijk...... Maar enkel tooneelstukjes.
- En wie doen d'r mee?
- Dat weet 'k nog niet. Zoowat allemaal denk 'k.
- Jij hoort zeker alles van je broer? Dat is wel heerlijk.
- Nee, nooit...... Hij vertelt me nooit iets, verzekerde Tilly, nooit...... 'k Geloof zelfs niet, dat ie naar de vergaderingen gaat......
| |
| |
- Hoe is 't mogelijk...... Kan jij dat begrijpen?
- Nee, 'k zou juist zoo nieuwsgierig zijn.
- Ik ook.
- Nou, hij zegt, dat 't 'm niets schelen kan...
- 'k Had gedacht, dat we de laatste maal, omdat 't alleen 'n bal was, 'n cotillon gehad zouen hebben...... Waarom was dat zoo niet?
- Geen geld genoeg in kas, veronderstel ik... Maar 't was toch ook heel aardig zonder dat......
O, zeker, maar dat geeft d'r zoo'n cachet aan......
- 'k Heb me ontzettend goed geamuseerd...
- Iedereen wel, geloof 'k......
- Ja, je kon zoo merken, dat men in de stemming was.
- Als je d'r zooveel langs de muren ziet zitten, gaat alle animo weg...... maar dat was hier gelukkig niet.
- Wat slooft die kleine van Alphen zich uit, hé?...... Je komt niet op straat, of je ziet 'm voorbij-draven...... en allemaal voor de club......
- 't Is wel 'n geschikt, mannetje.
- Maar weet je, wat 'k geloof? Ze exploiteeren 'm 'n beetje te veel...... omdat ie nooit weigert, dragen ze 'm maar van alles op......
- 't Heele bestuur heeft 't druk, zei Tilly, van der Laet is tenminste altijd bezig......
| |
| |
- Maar Floris is net zoo'n echte boodschaplooper...... hij laat ook alles maar met zich doen en zich overal voor gebruiken......
- Hij kan 't ook best, zei Tilly, anders zou ie 't heusch wel zeggen......
- Dat durft ie niet.
- Nou, als ie zóó flauw is, moet ie de gevolgen ook maar dragen.
- Ik vin 't toch heel aardig, dat ie d'r al z'n tijd an besteedt.
- Ja, dat 's ook zeker te apprecieeren.
- Wat is Marnix 'n aardige jongen, hé?
- Over 't algemeen vin 'k ze allemaal nogal passabel.
- Behalve André van Dam.
- Ja, behalve André van Dam.
- Dat 's toch zoo'n ondraaglijke pedant...... Waarop laat ie zich toch zooveel voorstaan?
- Hij denkt nog wel, dat we 'm heel aardig vinden......
- En hij heeft zoo'n slechte naam...... D'r wordt zooveel van 'm verteld......
- Nou, dat gaat ons gelukkig niet aan, zei Tilly luchtig.
- Gaat dat ons niet aan? vroeg Lou. Wij moeten toch met 'm praten...... met 'm dansen...
- Daar zullen we niet van bederven...... Je kan toch moeilijk van iedereen gaan onderzoeken,
| |
| |
of ie wel waard is, dat je 'm 'n hand geeft......
- Nee, maar zoodra je 't weet, neem je je voor 'm in acht.
- Wat ben jij puriteinsch, Lou...... zei Willy. D'r is geen jong mensch, waar niet wat van verteld wordt...... dat is soms maar half waar en meestal overdreven...... Dan kan je toch niet stijf en stroef zijn...... om niets.
- Nee, zei Tilly, dat vin 'k ook. Als 'n jong mensch prettig danst en aardig converseert, wat vraag 'k dan naar z'n antecedenten?...... Als ie me ten huwelijk vroeg, ja dan......
- Dus jij zou vriendelijk kunnen zijn tegen iemand, al wist je iets ten nadeele van 'm?
- Als ie me niet verveelde of beleedigde, waarom niet?...... Nee, dat kan me heusch mets schelen...... 'k Denk d'r eenvoudig niet an...... Reken nou 's uit, hoeveel jongelui wij kennen... Stel je dan 's voor, dat je van die allemaal moest weten, wat ze voor of tegen zich hadden...... dat zou immers ondoenlijk zijn...... En tegelijk, dat je d'r een brusqueert, van wie je iets gehoord heb, loop je kans vriendelijk te zijn tegen tien anderen, die misschien heel wat meer op hun boekje hebben...... maar waarvan je 't alleen maar niet weet... Dan lijkt 't voor die eene veel op 'n persoonlijke veete en dat is toch de bedoeling niet...
- Ik denk d'r anders over, zei Lou, ik kàn me
| |
| |
niet dwingen voorkomend te zijn tegen iemand, die 'k weet, dat niet goed is.
- Dan spijt 't me, dat 'k 't je van André heb verteld, zei Annie.
- 'k Ben d'r juist heel blij om...... Maar mag 'k jullie nog 's inschenken?...... Is dat jou kopje Wim?
- Jammer, dat d'r zoo in 't geheel geen ijs komt, zei Hermine.
- Hou jij daarvan, van schaatsenrijen?
- Ja, dol, maar zoo heel best kan 'k 't niet.
- Ga jij naar de van Rijssels?
- Ja, Marguérite kwam ons persoonlijk vragen.
- Zou 't aardig zijn?
- 't Is, geloof 'k, nogal 'n groote partij...... Maar 't is d'r meest erg stijf.
- Ga jij ook, Tilly en je broer?
- Ja, ik wel, maar van Felix weet 'k 't niet.
- Speelt je broer ook weer mee op Apollo?
- Nee, hij zegt, dat ie niet wil.
- Waarom niet? Hij doet 't zoo uitstekend...
- Felix is nogal lui uitgevallen, zei Tilly.
- Hè, dring jij d'r 's op an, dat ie meedoet...
- Ach, dat geeft toch niets.
- Wil 'k jullie 's wat vertellen, zei Lou, Theo Vredenberg is hier weer in de stad.
- O ja?
| |
| |
- Hij zou immers maar zes maanden weg blijven?
- Waar is ie naar toe geweest?
- Naar den Bosch.
- Die zal ook wel blij zijn, dat Thera weer à prendre is......
- Maakte die dan werk van d'r?
- Zij maakte werk van hèm.
Er werd geklopt. En op hetzelfde oogenblik klonk Felix' stem:
- Mag men binnenkomen?
- Zeker, zei Lou. Ze ging hem tegemoet en gaf hem de hand en Felix merkte met voldoening de sensatie door zijn komst gewekt. Behalve Tilly hadden ze allen een kleur gekregen.
- Waarom heb je me niet gezegd, dat je komen zou, vroeg Tilly. We spraken juist over je.
- Zoo? Zeer vereerd.
- Ja, waarom je toch niet mee wil spelen.
- Omdat 'k 't niet meer kan...... 'k Heb al m'n krachten ver-speeld.
- Dat 's moeilijk te gelooven......
- Heusch, als 'k nou weer meedeed, zou 'k alles in de war sturen...... Heel graag, boog hij in de richting van Lou, die hem een kopje thee offreerde.
- Wanneer is de volgende uitvoering, van Weert?
| |
| |
- 'k Meen zoo iets gehoord te hebben van de negentiende, maar zeker weet ik 't niet......
- 'n Gebakje, Felix? vroeg Lou, hem de petits fours presenteerend.
- Van der Laet wil, als ie in uniform is, nooit 'n taartje nemen, zei Willy.
- Waarom niet?
- Hij vindt, dat 't niet staat.
- Dan ben ik blij, dat ik geen uniform draag, zei Annie, van haar gebakje genietend.
Felix lachte.
- Hou je daar zooveel van?
- O, eerlijk gezegd, ik kan d'r niet buiten.
- Ik zie 'n jongmensch toch liever rooken, zei Willy.
- 'k Rook zelf wel 's graag, beweerde Tilly.
- Hè, zei Lou.
- Nou, wat is daarin? Felix heeft me eens 'n doosje dames-sigaretten gegeven en die vond 'k heel lekker.
- Ach, je doet 't meer voor de aardigheid...
- Ik zie 't toch niet graag, zei Lou.
- Jij ben ook in alles zoo streng......
- Volstrekt niet, protesteerde Lou met een blos, 'k geloof, dat de meeste meisjes d'r niet van houen......
- Dat ben 'k niet met je eens, zei Felix, de meesten zouen 't heel aardig vinden, om 't te
| |
| |
doen en laten 't alleen, omdat ze 't niet durven.
- Dat ze 't niet durven, is juist 't bewijs, dat ze 't nièt aardig vinden......
- Of dat ze te bekrompen zijn, om hun eigen zin te doen, als ‘men’ z'n goedkeuring d'r niet aan hecht......
Voorzichtig werd het deur-gordijn opgelicht en Lientje keek er om heen.
- Je mag wel even, zei Lou.
Ze kwam binnen met hangend hoofdje, verlegen voor den vreemden meneer.
- Dag Lientje, zei Felix, zijn hand uitstekend, ken je me niet meer? Je heb me laatst toch ook al 's gezien?
- Was u dat, die zoo mooi zong? vroeg ze verlegen, de mooie oogen even naar hem opslaand.
Felix lachte.
- Von je 't mooi? vroeg hij.
Ze knikte sterk avoueerend van ja, hem weer even aanziend.
- Hoe oud ben je al?
- Zeven......
- En ben je de jongste?
- Nee...... Lia.
- Wie is Lia?
- Haar pop, zei Lou, die moet d'r zusje verbeelden......
Felix streek over het zachte, heel-blonde haar
| |
| |
van het kind, dat nu vertrouwelijk tegen zijn knie stond geleund.
- Niet hinderen, Lientje, zei Lou.
- Ze hindert me volstrekt niet, zei Felix, ik vin d'r heel aardig...... Vin jij mij ook aardig, Lien?
- Ja, meneer, zei ze verlegen.
- Dat prouveert voor je smaak, kleintje......
- Wees toch niet zoo flauw, Felix, zei Tilly, terwijl de anderen lachten.
- Kom, 'k zeg immers de waarheid?
- 'k Weet iemand, die van jou gecharmeerd is, zei Annie.
- Annie Revers soms? vroeg hij met zijn overmoedigen blik.
- Felix, zei Tilly, die zag, hoe vuurrood Annie werd en zich verbaasde over zijn brutaal durven.
- Nou, wie is 't dàn?
- Emilie van Barneveld. Ze had zoo prettig met je gepraat, zei ze. Ze is dr' anders een, die zwijgt in alle talen.
- Stakker, ontviel hem onwillekeurig.
- Ze is heel ontwikkeld, zei Annie, ze doet dit jaar haar middelbaar Fransch.
- Maar daar heeft ze nou minder an in gezelschappen, zei Felix, daar zou ze vrij wat meer hebben an geestigheid en tact om zich te kleeën...
- Ik dacht, dat jullie nooit op de kleeding
| |
| |
letten, zei Tilly.
- Ja, op elk stuk afzonderlijk niet, zei Felix, maar op 't ensemble wel degelijk...... Dat valt je immers dadelijk in 't oog......
- Wie vin jij dan, dat zich goed kleedt, vroeg Willy.
- Juffrouw van Heemstede, zei Felix galant.
- Present company always excepted, weerde Wim zijn complimentje af.
- Ja, dan weet 'k op 't oogenblik zoo gauw niet wie......
Hij dacht aan Thera, maar wou dien naam niet noemen.
- 't Is zeker al over vijven, zei Tilly. Dan wordt 't tijd...... Jij brengt me wel, Felix?
Ze namen afscheid van Lou en de kleine Lien. Felix hielp mantels en kragen omslaan en verwijderde zich met Tilly. De anderen bleven nog wachten op een omnibus.
- Fé, hoor 's, zei Tilly, toen ze langzaam in de van de Spieghelstraat hun omnibus tegemoet liepen, Thera heeft d'r engagement af gemaakt...
- Ja? zei Felix geïnteresseerd. Is 't waarachtig? En toen berouwde hem zijn onwillekeurige uitroep, waardoor hij zijn belangstelling had getoond.
- Hoe vin je 't?
- Beter ten halve gekeerd dan ten heele
| |
| |
gedwaald.
- O, dat 's zeker.
De omnibus kwam aan. Ingestapt ging Felix tegenover Tilly zitten en praatte met haar, om haar te toonen, dat hij niets ontroerd was door 't feit. Want hij geloofde, dat ze hem daarvan wel een beetje verdacht......
Toen ze thuiskwamen, nam Tilly een kaartje van den porceleinen coupe, die in de vestibule stond en las verwonderd den naam onder het kroontje: Thera de Wild.
Ze reikte het zwijgend aan Felix over.
Toen hij het weer neerlegde, ontmoetten zijn oogen de hare, die hem spotachtig-vragend aankeken en plotseling barstte hij in een schaterend lachen uit.
Toen was Tilly volkomen gerust. -
De twaalfde Februari was het Tilly's verjaardag. Mevrouw van Weert wilde te dier gelegenheid een bal geven. Ze had Felix om raad gevraagd, die gezegd had er over te zullen denken. Nu kwam hij met zijn plan voor den dag:
- U weet wel, zei hij, dat 'k indertijd 'n club had, 't Hemelsche Rijk? Dat moesten we laten herleven. 'k Bedoel zoo: 'n bal costumé geven, maar van enkel Chineesche costuums, u zou 's zien, hoe allerleukst dat worden zou...... en 't is
| |
| |
wat nieuws......
- O, hoe aardig, juichte Tilly.
- Maar hoe kunnen we van ieder vergen, dat ie in 'n bepaald costuum zal komen? maakte Mevrouw bezwaar.
- We zetten 't op de invitaties...... En wie dat niet kan, of niet wil, die bedankt eenvoudig...
- Als d'r dan maar genoeg komen.
- Wel natuurlijk. Vijfentwintig paar? Natuurlijk...... U wou immers de zaaltjes van Hôtel des Indes nemen? Nou, die laten we dan 'n beetje op z'n Chineesch versieren met vlaggen en lantaarns...... In 't club-archief in Utrecht zal ook nog wel 't een en ander zijn...... dat leenen we dan maar......
- O, Ma, hoe aller-aardigst zou dat zijn, zei Tilly.
- Zou jij d'r voor kunnen zorgen, Fé?
- Zeker Mama, met alle plezier. Als u mij carte blanche geeft, zal ik wel zorgen, dat 't in orde komt.
- Iedereen en alles moet in overeenstemming zijn, zei Tilly. Zou 't me staan, zoo'n kimono?
- O, 't flatteert zoo...... Je moet d'r een nemen van lichtrose bijvoorbeeld met vuurrood aan de hals en de mouwen en 'n vuurrooie sarong...... Dan zal je d'r wàt leuk uitzien, zeg...
- En waaiertjes in m'n haar en spelden......
| |
| |
- En muiltjes...... rooie muiltjes met goud.
- Ach, daar kan 'k toch niet mee dansen?
- Dan moet je ze maar vastbinden...... Wou je daar soms gewone dansschoenen bij antrekken?
- En jijzelf, wat doe jij an?
- Ik heb nog 'n prachtig pak van de Dies natales... 'n Donkerbruine zijen jas, met op de borst en de rug, in 'n vierkant stuk, 'n groote, in alle kleuren geborduurde draak en 'n blauw-zijen onderkleed, met bolle, vergulde knoopen...... echt Chineesch......
- Waar heb je 't vandaan?
- Van Breeman en Volkers uit Amsterdam. Daar kan je eeuwig goed terecht...... Jaap, als mandarijn, had 'n costuum van zwart en geel...... We hadden alles gehaald uit dat Chineesche boek van René de Pont-Jest: ‘Le Fleuve des Perles’ en uit ‘Les Aventures d'un Chinois’ van Verne... En zal ìk maar de keizer voorstellen?
- En ik de keizerin?
- Mij goed.
- Maar is 't niet beter, dat 'n ander dat is? vroeg Mevrouw van Weert, Wim, bijvoorbeeld, of 'n ander?
- Goed, Wim...... 'k Zal zelf naar alles kijken, Mama...... en 's middags, of liever de vorige dag, kan u 's komen zien, of alles goed
| |
| |
is...... Jaap zal me ook wel 'n handje helpen.
Toen de dag kwam, was alles in orde. Zelfs aan de kleinste onderdeelen had Felix zijn aandacht gewijd. De invitatie-kaarten waren op dik, geelachtig carton, op de eene zijde met Chineesche karakters bedrukt en op de andere met gewone letters. De beide zalen van ‘Indes’ waren onder zijn leiding gemetamorphoseerd in Chineesche lusthoven. Groote, wit-zijden lantaarns vervingen het electrisch licht, met vlaggen waren de deuren en spiegels gedrapeerd, waaiers en wimpels versierden de wanden en groote plantengroepen cacheerden de hoeken. Aan het einde der tweede zaal, tusschen de ramen, hing een groot half blauw, half geel aanplakbillet, waarop men aan de eene zijde las:
HET HEMELSCHE RIJK.
Doorluchtige gasten, verzamelden in Tiène-Fou-Tang, den tempel van het Hemelsch Geluk,
Wij, Zoon der Zon, Heerscher van het Heelal, voor wien de sterren in het stof zinken en de maan zich buigt,
Koang-Sin,
de Voortduring van den Roem, de Souvereine Overeenstemming, de Uitverkoren Goedheid,
| |
| |
enz. enz.
hebben besloten, dat het feest van den twaalfden Februari een Algemeen Feest zal zijn.
En daar het Balsemfleschje der Genade, of het Toppunt der Goedhartigheid niet verdragen kan, dat er iemand in Zijn rijk leeft, die niet zalig wordt, zoo zal de Mandarijn der Eetbare Hondjes ieder levend verslinden, die niets bijdraagt tot viering van dit zoo luisterrijk feest.
Wij zelf, nakomeling van het roemruchtig Geslacht der Sin's, zullen met de keizerin Léou de Sluimerende Maneschijn, benevens alle grooten van het rijk dit feest bijwonen.
Koang-Sin,
Keizer van het Hemelsche Rijk.
Tong-Tchéou,
Onderkoning van Pet-Chi-Li, Neef der Zon, Mandarijn van de Eetbare Hondjes.
Taï-Ping,
Priester van Lao-Tsé, Mandarijn van den Rooden Draak.
Rong-Siéou-Tsien,
Keizerlijk Voorlezer, Lid van de Academie van Han-Lin. Erfelijk-benoemd Pajong-drager.
Aan de andere zijde moest verbeelden hetzelfde te staan in groepen van los-saamgevoegde letters.
Deze zelfde billetten, maar veel kleiner, waren
| |
| |
overal verspreid en zouden rondgegeven worden. Felix had de costuums van Tilly, Wim en Lou, die Jacques' dame zou zijn, geïnspecteerd, had haar allerlei wenken gegeven omtrent het drapeeren; gezegd, dat ze niet verlegen moesten zijn, om zich te bewegen, en zich eindelijk tevreden verklaard.
Den cotillon had hij uit allerlei Chineesche artikelen samengesteld, mutsen van Chineesch vloei, waaiertjes, parasolletjes, bouquetjes van chrysanten, broches, de geluksletter voorstellend, medailles, met een draak geslagen, en zijden zakdoekjes en strikken.
Daar de hooge, dik-gezoolde laarzen zich minder goed tot dansen leenden, had hij bij zijn overigens echt costuum gigerl-schoenen aangetrokken, met omhoog-staande, hinderlijk-lange punten, die hij vond, dat er nogal aardig bij stonden. Ook van een staartpruik was hij voorzien en van een zijden waaier en de enorme priëel-parasol, waaronder de keizer met de keizerin hun intrede in de zaal zouden doen, stond gereed.
Wim, Tilly, Lou, Felix, Daendels, Jacques en van Marnix waren geheel klaar in de zijkamer en wachtten op het voltallig-zijn der gasten, om een plechtstatige inkomst te maken.
- Ik heb nou net zoo'n gevoel, als toen 'k op
| |
| |
't tooneel moest, zei Tilly.
- Ik vin 't nou veel aardiger, zei Lou.
- Ik eigenlijk ook, zei Willy.
- Wat ziet Daendels d'r leuk uit......
- Je moet straks van der Laet 's zien, zei Tilly, die ziet d'r toch zoo echt verkleed uit......
- Omdat ie zoo lang is, zeker......
De jongelui waren ook fluister-lachend met elkaar aan 't praten.
- Hoe heb je die vlekken d'r uit gekregen? vroeg Felix aan Daendels, die bij de Diesrijpartij een halve flesch champagne over zich heen had gekregen.
- 'k Heb 't naar 'n uitstoomerij gestuurd.
- Zie ik d'r niet gek uit? vroeg van Marnix.
- Nou zeg, je ben nog wel zoo'n echte peking......
- 't Slobbert me anders zoo raar om m'n lichaam...... 'k geloof dat zij, met een blik in de richting der meisjes, zich nooit zoo gegeneerd voelen in 'n verkleeding als wij......
- Alleen maar niet, als ze weten, dat 't hun goed staat, anders nog veel erger, hoor......
- Nou, als ik daar zeker van was, zou 'k me ook wel durven presenteeren......
- Je doet maar net, of je d'r zeker van ben, dat helpt al 'n heele boel......
- 'k Lach me straks slap bij die heele vertoo- | |
| |
ning, zei Daendels, wat zullen de meesten d'r uitzien......
- De zaal maakt 'n goed effect, zei Jacques.
Het stemmen-gegons en het kleeder-gefroufrou zwol aan; men merkte, dat de zalen zich vulden.
Van Marnix keek even door de reet van de deur.
- Jongen, wat zijn d'r al 'n massa...... Zoometeen worden we gehaald...... Hij plooide zijn gordel wat sierlijker en stak zijn sabel wat steviger vast, die er voor de zooveelste maal was uitgegleden.
- Dat lamme ding glipt d'r eeuwig en altijd onderuit, zei hij woedend, wat moet 'k daar toch an doen......
- Ach, laat 'm maar af.
- Nee, dat doe 'k niet...... dan zal 'k 'm in godsnaam maar vasthouen......
Daar kwam van der Laet, een lange, magere figuur, wien het costuum weinig flatteerde. Hij was een der ceremonie-meesters, van Oudenaerde en de twee van Alphen's waren de anderen.
- Zou m'n haar niet losgaan? riep Tilly nerveus.
- Nee, dat kan onmogelijk......
- O, god, waar is nou m'n waaier......
- Hier, nog even je strik...... zoo...... goed.
Felix kwam Willy zijn arm aanbieden; achter
| |
| |
hem liep Daendels, die met vereende krachten de parasol open had gekregen; Jacques volgde met Lou en daarna van Marnix met Tilly.
De commissarissen hadden de gasten, na het de-gastvrouw-begroeten, langs de wanden geposteerd, zoodat er in het midden een groote, open ruimte bleef voor den keizerlijken stoet.
De zaal bood een bont, exotisch schouwspel aan. De dames in haar geborduurd-zijden kimono's met groote vlinder-strikken op haar kleurige kleedjes, de heeren in hun phantastisch-Chineesche pakken, het getemperd licht, de bloemengeur, de grillige, groote vliegers, de spits-snavelige vogels en de vreemd-vormige punkha's, die van het plafond afhingen, dit alles maakte het tooneel tot iets zeer aantrekkelijks en zeer ongewoons.
Van der Laet, als keizerlijk heraut, ging den stoet vooraf en kondigde het keizerspaar aan.
Langzaam en statig gingen zij de lachende, diep-buigende gasten voorbij naar het einde der tweede zaal, waar in den rechterhoek een soort van tent was gevormd aan welker bovenzijde een rij roode lantaarns hing, die elk een witte letter dragend, tezamen de woorden vormden
Tseu-Kouang-Ko
dit beteekent: ‘Paviljoen van het Purperen Licht’.
| |
| |
Toen zij zich daar hadden gegroepeerd, kwamen de gasten hunne opwachting maken met veel complimentjes en hoffelijkheden.
Over het algemeen vond men den inval alleraardigst-ingenieus en bewonderde Felix, van wien men spoedig ontdekt had, dat de idée gekomen was.
De balboekjes op dof, zij-achtig carton, droegen in goud het keizerlijk monogram.
De polonaise, die spoedig werd aangeheven, was een lange, kleurrijke cortège van de in paren volgende gasten. Er was niemand, die dit feëriek-mooie schouwspel niet bewonderde en zich verheugde, dat hij er deel van uitmaakte. Want de enkelen, die er minder goed, of zelfs malgracieus uitzagen, smolten weg in het phantastisch geheel.
Felix genoot van zijn triomf. Als een jong, minzaam vorst, bewoog hij zich tusschen zijn gasten en liet zich met achtelooze vriendelijkheid bewierooken.
Willy was gelukkig, dat hij hàar had gekozen, om in zijn glorie te deelen; ze voelde zich trotsch en blij aan zijn zijde zooveel eer te genieten. En Felix vond haar dien avond allerliefst, ze was zoo bevallig en lenig en vlug, ze had zulke schitterende oogen en zulk een helderen lach......
Louise hield Jacques' oogen onweerstaanbaar geboeid. Hij wist, dat ze mooi was, maar zóó......
| |
| |
Haar zijden kimono van perzikbloesem-kleur was met bizarre figuren versierd, chrysanten, ibissen en arabesken; de hals- en mouwvoering was van glanzig-rood, dat mooi kleurde tegen het matblank van haar teint...... Haar wijde, terugvallende mouwen ontblootten den fijnen, ronden arm soms tot aan den elleboog, wat hem begeerte gaf, dat zachte rose liefkoozend te streelen, en te zoenen met warme zoenen......
't Was dus wel waar, dat hij haar liefhad? De gedachte aan Marietje werd door haar nabijheid weggevaagd...... Wanneer zijn arm zacht om de weeke ronding van haar middel gleed, wanneer, als hij zich tot haar overboog, haar adem vluchtig langs zijn wangen streek en hij even haar oog ontmoette, dat zich kwijnend half-sloot in het weelderig genot van den dans, dan drong zich diep in hem de zekerheid, dat zìj het was, die hij behoefde voor het geluk van zijn leven...... dat hij hàar in zijn toekomst moest weten......
Maar tot een positieve declaratie durfde hij nog niet overgaan, hoewel alles in hem daarnaar verlangde...... Waarom zou hij eigenlijk wachten? Als zij van hem hield, dan nam ze hem toch, ook al had hij zich nog geen betrekking verzekerd... en bovendien, ze was rijk...... dat was toch ook een grondslag...... Maar was 't niet eerlijker nog wat te wachten...... totdat zijn boek was aange- | |
| |
nomen? Dan kon het engagement ook korter zijn...... Ja, hij zou wachten...... 't was beter... Maar toonen, dat hij haar liefhad, dat mocht hij wel......
't Was Lou niet mogelijk zijn duidelijke, halve woorden en teedere blikken mis te verstaan. Ze begreep hem geheel...... en 't maakte haar zoo gelukkig...... zoo gelukkig......
Jacques vergat zijn voornemen van het kalmpjes aan te leggen. Hij ging nog veel verder dan hij had gewild...... Bedoeld had hij alleen, haar iets van zijn gevoelens te zeggen, maar nu al had hij zich bijna geheel verklaard.
En wat hem zoo opwond, was 't feit, dat Lou hem zooveel blijken van toenadering gaf en zoo vertrouwend inging op zijn hartelijkheid......
En telkens, als hij haar weer kwam halen voor een ingeschreven dans, zetten ze zich in een gezellig hoekje neer, om te praten en hij sprak haar van zijn ouderlooze jeugd, van zijn studententijd, van het schrijven van zijn boek en zijn verwachting daarvan...... en zij vertelde hem veel van haar kalme meisjesleven en van haar rustig-gelukkig thuis......
De avond scheen beiden een droom. Daar in de woelige, kleurige, vroolijke omgeving was de openbaring hunner liefde tot hen gekomen en zij behoefden geen klare uiting daarvan, om reeds
| |
| |
volkomen gelukkig te zijn...... Ze wisten, ze begrepen het van elkaar......
In het Paviljoen van het Purperen Licht was de souper-tafel aangericht voor den keizer en zijn hofhouding. De in kleuren gedrukte menu's waren met chrysanten versierd.
Jacques en Louise waren stil, maar door de luidruchtigheid der anderen trokken zij de aandacht niet.
Het feest slaagde uitmuntend. Men was het er algemeen over eens, dat zoo iets veel aardiger was dan een algemeen bal-costumé, waar gewoonlijk de costuums allerminst met elkander in harmonie zijn.
De cotillon verhoogde de opgewektheid nog. De hoepeltjes waren van Chineesch vloeipapier, de strikken in de Chineesche kleuren, blauw en geel; er waren artikeltjes van lakwerk en gedreven koper, zijden poppen, visschen en draken.
En toen na het laatste nummer: een serpentine- en confetti-gevecht, de laatste extra-dans was afgespeeld, verliet men voldaan den Tempel van het Hemelsch Geluk.
De tooneelavond van ‘Apollo en zijn Muzen’ was uitgesteld tot den 10n Maart, omdat Mijnheer Veltman geen kans had gezien, er voor dien tijd een stuk zóó in te krijgen, dat het dragelijk
| |
| |
werd gespeeld. Gekozen waren de stukken: ‘Jonge Harten’ van Marcellus Emants, waarin Willy, Annie en Hermine Revers, van Marnix, Simon de Witt, John Revers en Willem van Alphen meespeelden, en ‘Vonken onder de Asch’, naar het Duitsch van Stobitzer, waarvan Tilly, Louise, van Marnix en van der Laet de rollen vervulden.
Felix was bij zijn voornemen van niet mee te willen doen gebleven, evenals Jacques, die met koortsachtigen ijver werkte, om in den kortst mogelijken tijd zijn boek af te hebben. Den middag bracht hij meest door op de Koninklijke Bibliotheek, maar anders ging hij bijna niet uit.
Felix was uit zijn humeur. Hij vond Jacques een domoor, een naarling, om op die manier hun mooie, vrije leven te gaan bederven en zeide het hem op allerlei wijzen, maar Jacques wou niet luisteren en werkte.
Toen Felix hem het woord Finis had zien schrijven, riep hij woedend:
- Als je dat van plan was, had je 't me moeten zeggen...... 'k Vin 't gemeen me d'r zoo in te laten loopen......
- Hei, hei, 'n beetje kalm alsjeblieft. Jij zet dadelijk 'n keel op van wat ben je me......
- Kan je me niet fatsoenlijk antwoorden?
- Als je zoo laf ben, niet...... Bovendien weet
| |
| |
je zelf zeer goed, dat 'k 't níet vooruit van plan was...... Met 't idée 'n meisje te vragen, loop je geen jaren rond, vóór je 't doet...... En je moest zoo wijs zijn te begrijpen, dat dat opspelen van jou niet de minste indruk op me maakt. Dacht je nou waar achtig, dat 'k d'r van af zou zien, alléén omdat m'n voornemen niet de eer heeft van jou te behagen?
- 'k Vin 't allemachtig beroerd...... En als 'k dat ook maar eenigszins had kunnen voorzien, dat je me zóó gauw in de steek zou laten......
- Wat wou je nou eigenlijk? Dat 'k wachtte net zoo lang, tot jij 't trouwen in je kop bliefde te krijgen? Dan was hoogstwaarschijnlijk al alle liefde uit m'n body...... En 'k heb je ook eerst gezegd, dat 'k wachten wou, hoe de critiek m'n boek ontving......
- Waarom doe je dat dan niet?
- Omdat 'k niet wil, begrepen? Omdat 'k 't nou verdom nog langer te wachten en te risqueeren, dat 'n ander d'r voor m'n neus wegkaapt...... Denk je, dat 'k gek ben?
- Je schijnt 't beet te hebben......
- Twijfelde je daaran?
- En hoe moet 't dan met Marietje?
- Dat 's mijn zaak, hè...... Dat zal 'k zelf wel weten, hoe 'k daarmee an moet......
- Stik jij, zei Felix driftig. Vraag jij d'r drie
| |
| |
tegelijk en hou je Marietje an, wat kan mij dat bliksemen...... Hij stapte nijdig de kamer uit en gooide de deur met een smak achter zich dicht.
Maar 's middags was zijn bui al weer gezakt. Hij voelde, dat hij 't recht niet had, te influenceeren op Jacques' besluit en kwam zelf naar hem toe.
- Zeg, Jaap, zei hij, after all had je wel 'n slechtere keus kunnen doen...... Je begreep best, waaròm 'k straks zoo 't land in had......
- Nou, maar zóó hoefde je niet uit te pakken... Enfin, ik heb je ook geraakt, geloof ik...... We zullen ons dus maar quitte verklaren.
- 't Zal me toch moeite kosten, me d'r bij neer te leggen...... Je zal d'r nòg wel 's wat van moeten hooren......
- 't Is goed, dat je me 't vooruit zegt, dan kan 'k me d'r op voorbereiden...... Maar nou zonder gekheid...... Ik was straks zoo nijdig, omdat 'k d'r ook al zoo lang over heb gedacht, wat 'k toch met Marietje an moet vangen...... Ik kan maar niet tot 'n resultaat komen......
- 't Allerbeste is, dat je ronduit zegt, wat je plannen zijn...... Je moet d'r prepareeren...... d'r 'n beetje tijd laten, om d'r in te komen......
- Nee, dat kan 'k niet...... Nou 'k Lou nog niet eens gevraagd heb, hàar al voorbereiden? Dat gaat niet...... 'k Zal 't d'r juist op 't allerlaatste
| |
| |
moment zeggen; dat is tijd genoeg, want ze zal d'r zeker verdriet van hebben......
- Godbewaarme, of ze...... Ze houdt waarachtig van je... 't Is toch maar bliksems beroerd voor d'r...... Ze heeft alles voor je over gehad......
- Hoe heb 'k 't nou met je? Ga jij theorieën van trouw verkondigen? Heb jij d'r wel 's een langer dan 'n maand ‘bemind’?
- Nee, maar 'k heb d'r dus ook geen een tijd gegeven, zich zoo an me te hechten, als Marietje zich an jou heeft gehecht......
Jacques zweeg.
- 't Is natuurlijk niet an mij, om je raad te geven, maar zeg 't d'r hoe eer hoe liever. 't Zal toch 'n heele slag voor d'r zijn.
- Juist dàarom stel 'k 't uit......
- Jij moet 't weten...... O, 'k kan me best begrijpen, dat je d'r tegen opziet...... Maar 't moet immers toch gebeuren?
- 'k Zal 's afwachten, hoe de zaken loopen...... Is d'r 'n geschikte gelegenheid, dan doe 'k 't misschien......
Felix haalde de schouders op. Hij vond het laf van Jacques niet eerlijk voor de quaestie uit te durven komen, maar hij zou er nu maar verder niets meer van zeggen.
De tooneelavond slaagde goed en het bal na
| |
| |
was als naar gewoonte zeer geanimeerd. Felix was niet gegaan. 't Begon hem een beetje te vervelen daar altijd dezelfde gezichten te zien en altijd dezelfde praatjes te moeten hooren. Op 't laatste oogenblik had hij zijn lust geheel voelen wegtrekken en had Jacques gezegd, dat hij ze maar alleen met zijn tegenwoordigheid moest gaan gelukkig maken. En of Jacques protesteerde, Felix bleef bij zijn plan.
Hij bleef dien avond thuis, luierde, las, peinsde en verveelde zich een beetje. Hij maakte zich een sterke groc, waarmee hij ook Jacques wou afwachten en begon juist spijt te krijgen, dat hij toch maar niet was meegegaan, toen Jacques tegen tweeën thuiskwam.
- Heb je op me gewacht?
- Dat zie je...... Hoe heb je 't gehad?
- O, best.
- Was 't leuk?
- Zoo tamelijk. Jacques had zich gemakkelijk in zijn stoel gezet en zat peinzend te staren naar den damp, die uit zijn groc-glas steeg.
Felix zat zijn gezicht te bestudeeren, of hij daarop ook symptonen van een gedane verklaring kon waarnemen, maar hij merkte niets.
- Was 't al gedaan?
- Nee, nog niet. Maar 'k had d'r genoeg van.
- Met wie heb je gesoupeerd?
| |
| |
- Met Louise.
- Zoo, zei Felix en zag hem weer aan, omdat Jacques niet Loukie of Lou, maar languit Louise zei.
- Wat heb je veel spraakzaamheid opgedaan...... Hindert je wat?
- Ja.
- Nou, zeg me dan, wat 't is...... Zit dan niet eerst 'n eeuw, als 'n raadsel......
- Toevallig spraken we vanavond over André van Dam. Hoe 't d'r op kwam, weet 'k niet meer. En toen zei ze, dat ze niet meer vriendelijk tegen 'm kon zijn, sinds ze wist, dat d'r zooveel leelijks van 'm bekend is......
- En wat zei jij toen?
- 'k Vroeg, of ze dat dan maar allemaal geloofde en toen zei ze: ‘Nee, 'k denk wel, dat zooiets altijd overdreven wordt, maar iets moet d'r toch wel van waar zijn en dat is voor mij genoeg......’ Nou, je begrijpt, wat ze daarmee bedoelt......
- M'n god, 'k wist niet, dat ze zoo ergerlijk prude was......
- Ik ook niet...... Maar ze is 't nou eenmaal...... En wat moet 'k nou beginnen?
- Allereerst d'r an d'r verstand brengen, dat 'n jongmensch niet 't zelfde is, als 'n jongejuffrouw...... dat de behoeften van die twee
| |
| |
geen haar op elkaar lijken...... en dat 'n meisje dàarom 'n man zoo slecht begrijpt...... En als ze d'r eindelijk achter is gekomen, dat voor ons iets natuurlijks is, wat zij als iets horribles beschouwen...... maar je moet d'r overtuigen...... dan vertel je d'r de historie van Marietje en jou.
- Je begrijpt toch, dat ze me dan niet anneemt?
- Als je 't d'r duidelijk genoeg heb gemaakt... als je 't d'r heelemaal helder heb uitgelegd? Nou, als ze dàn niet wil, dan zeg je: ‘blij toe’, want daar zou je verdriet van krijgen......
- D'r is geen kwestie van, dat 'k ooit van d'r af zou zien...... Zij is juìst de vrouw, die 'k noodig heb.
- Maar ze moet 't toch weten?
- Waarom?
- Hoor 's, nou jij d'r ideeën ken, zou 't dan wel eerlijk van jou zijn, d'r haar niets van te vertellen?
- Zou jij 't doen, als je wist, dat je d'r daardoor verloor?
- 'k Geloof 't wel. En dat 's nou niet, omdat ìk zoo verbazend eerlijk ben, maar je zal d'r nou allicht minder leed van hebben, dan later, wanneer jullie meer an elkaar gewoon zijn geraakt.
- Ze hoeft d'r nooit achter te komen.
- Nee, hòeven niet. Maar hoe gemakkelijk
| |
| |
kan dat gebeuren? Ik kan niet begrijpen, hoe jij zoo weifelen kan èn met haar èn met Marietje... 'k Had nooit gedacht, dat jij zoo'n zwakkeling was......
- Ja, 'n zwakkeling, dat is 't rechte woord. 'k Vin 't zelf laag van me Lou te bedriegen en toch zal 'k dat heel waarschijnlijk doen, omdat 'k niet de kans wil loopen d'r te verliezen......
- Ja, nou weet 'k niet meer, wat 'k zeggen moet, zei Felix. Wat je doen moèt, is dunkt me heel duidelijk, wat je doen zàl, dat moet je zelf maar weten......
- O, wat 'k doen zal? D'r niks van zeggen an Lou en 't d'r op an laten komen, of ze 't van 'n ander hoort...... en 't op 't laatste oogenblik pas aan Marietje bekend maken...... Dat zal 'k doen. Maar vraag me niet, of 'k niet weet, dat 't 'n gemeene streek van me is, want dan zou 'k ja moeten zeggen...... Dat is nou juist 't beestachtig beroerde: héél goed te weten, dat iets slecht is en 't toch niet te kunnen laten......
Felix voelde iets als medelijden met Jacques, die zich zoo flink van alles onthouden had en zich zoo ijverig aan 't werk had gezet, om zijn vrouw te verdienen...... En nu hij er zoo goed als wàs, nu dit weer...... Hij vond hem laf, maar hij had toch nog meer medelijden met hem.
- 'k Zou d'r nou maar niet over gaan tobben,
| |
| |
ried hij aan. Weet je, wat ìk altijd doe? Als ik mezelf d'r niet meer uit kan redden, laat 'k alles maar aan de omstandigheden over. Die zijn je soms gunstiger dan je verwacht...... Als je nou niet weet, wat je doen moet, denk d'r dan niet meer over en laat 't van 't toeval afhangen...... En laten we nou in vredesnaam ons bed 's gaan opzoeken...... 't is meer dan laat geworden met dat al......
Felix stond voor 't raam en keek naar buiten. Hij dacht over Jacques, die juist was uitgegaan, om een conferentie met een uitgever te hebben. En als diens antwoord gunstig was, dan zou hij zich bij de eerste de beste gelegenheid aan Louise declareeren...... Felix vond 't een lamme historie...... Dat nou juist die kalme, degelijke, bedaarde Jaap d'r zoo leelijk tegen an moest loopen...... D'r waren d'r 'n heele boel, die niet in z'n schaduw konden staan en aan wie 't braafste meisje d'r hand toch niet zou weigeren...... Waarop lieten die wichten zich ook zooveel voorstaan? Dat ze in 'n kastje en bovendien nog onder bewaking d'r reinheid hadden bewaard, dat was wat...... Hij wou ze wel 's allemaal in dezelfde omstandigheden zetten als jongelui...... dan zou je 's zien, wie d'r 't eerst naar de maan ging...... die 't hardste geschreeuwd had misschien......
| |
| |
Als Jaap de helft op z'n rekening had van wat hij al voor stukjes had uitgehaald, dan zou 't ten minste nog raison d'être hebben, maar nou......
Hoe zou 't toch komen, dat de een zooveel meer behoefte had, om uit te spatten, dan de ander? Of zou 't zijn, omdat ie zich altijd maar had laten gaan, dat ie nou niet meer te temmen was? Soms was 't 'n last...... Want altijd 't zelfde, dat gaat je walgen op den duur en waar altijd weer wat nieuws, wat anders te vinden?
Wat was dat toch, dat eeuwig-onrustige in 'm? Had iedereen dat? En ging 't dan over mettertijd? Zelfs nou nog voelde ie zich niet vrij...... Hij zou nog veel meer willen, nog veel, veel meer...... toch zou ie niet eens kunnen motiveeren, wàt...... Hoe kwam ie toch an die ultrasensueele neigingen, die toch niet thuis mochten hooren in 'n moreel-ontwikkeld, in-z'n-fatsoentjegekneld jongmensch...... Hoe kwam ie d'r an? De meesten waren na hun student-zijn uitgeraasd en werden dan solide, niet alleen omdat ze 't nou noodig begonnen te vinden, maar vooral omdat ze d'r zoo geen behoefte meer an hadden...... Waarom híj dan wel? Waarom had híj nog lang niet genoeg na z'n studenten-jaren, al had ie ook nog veel doller geleefd dan de meesten? Of kwam 't juist daardoor...... en was ie d'r nou an verslaafd geraakt......
| |
| |
Bovendien tegenwoordig had hij iets, dat hem een beetje angstig maakte en benauwde. Hij had 't bij toeval in zichzelf ontdekt. 't Was dit: dat hij soms, zonder dat hij er zich van bewust was, een mooie vrouw zoo doordringend-brutaal in de oogen zag, dat zij rood werd van verontwaardiging en haar hoofd toornig afwendde. En telkens als hij dat merkte, voelde hij heviger schaamte en verweet hij zich zijn schandelijk-gemeen gedrag... 't Was niet meer zooals vroeger, dat ie wel 's 'n vrijmoedig oogje waagde, om 'n vriendelijke blik terug te krijgen, maar 't gebeurde 'm nu ondanks zichzelf en dàt was 't erge. Was ie op weg een van die verslapte wellustelingen te worden, waarvan je 't aanzien al walgt? Hij moest zich maar krasse voorbeelden voor oogen stellen, om zich al vast afkeer in te boezemen voor wat ie worden kon...... Maar 't was toch warachtig te bar, om daar angst voor te hebben...... dat kòn 't toch niet zijn, dat kòn toch niet......
In het huis vlak aan den overkant zat een meid in een raamkozijn glazen te zeemen. Eerst was ze daar, zonder dat hij haar zag, te verdiept in zijn eigen gedenk. Maar eindelijk trof hem het regelmatige harer bewegingen en bleef hij naar haar kijken, eerst in onbewuste aandacht, maar later in bewust aanschouwen.
Het was een groote, forsche, nog jonge meid,
| |
| |
met breeden rug en nog breeder heupen, zooals ze daar stevig in het kozijn zat, het raam laag op haar schoot getrokken. Het blonde haar sprong ruw weg onder de muts, de mouwen waren tot boven den elboog terug-geschoven en lieten den dikken, rood-achtigen, vrij gladden arm bloot. Met de linker- steunde ze zich aan den raam-rand, met de rechterhand schoof ze een spons over het raam heen en weer...... naar boven...... naar beneden...... naar boven...... naar beneden......
Felix mat met zijn oogen den omtrek van haar schouders en van haar kolossale middel...... Wat zou d'r vrijer 'n aanpak an d'r hebben...... van belang...... en plotseling toen hij de hand weer omhoog zag gaan, werd zijn turen scherper...... Wat 'n vrouw...... wat 'n sterke, stevige vrouw was dat...... Zijn lippen gingen van elkaar in zijn gespannen staren, hij boog zijn hoofd voorover...
Tegen het zwarte kamer-vlak teekende zich flauw haar gezicht in het glas. Hij ried een grof, regelmatig gelaat en toen zij zich even omkeerde en lachend iets riep tegen een meid, die beneden haar voorbij-ging, zag hij een grooten, rooden mond en het geblink van witte tanden......
Zijn hoofd werd heet, zijn hart klopte hevig en hoorbaar haalde hij adem...... zijn handen kneep hij zenuwachtig ineen...... Nu wierp ze haar spons door de raam-spleet naar binnen en nam
| |
| |
den zeem, waarmee ze het raam ging drogen. Wat duurt dat lang...... wat duurt dat lang...... dacht Felix. 't Was, of ze expres daar zoo zat voor hem in haar uitdagend-brutale aanlokkelijkheid......
Ze was klaar, schoof het raam op en gleed schuin-bukkend naar binnen. Felix stootte zijn hoofd tegen de ruit, toen hij zich boog, om haar nog even te zien en merkte toen opeens, wat hij deed.
Met een schok deinsde hij in de kamer terug.
Jezus...... daar was 't weer...... Wat bliksem nog toe, had ie dan zóó weinig macht over zichzelf? En was 't dan wàar, dat zelfs zoo'n log, onbehouwen stuk vleesch attracties voor 'm had?
Hij sloeg op zijn divan neer, ziedend van woede over het lage element, dat hij waarnam in zichzelf...... O, god, waar moest dat naar toe...... als ie zich nòu al niet bedwingen kon, nou ie al z'n jeugd-kracht en jeugd-wil nog bezat?
Misschien had Jaap wel gelijk en wàs trouwen 'n uitkomst voor 'm...... Maar hij kon d'r toch niet toe besluiten...... En wat kwam 't d'r na alles op an, wat d'r van 'm werd? Of ie vroeg ging, of laat ging, dood moest ie tòch...... wat gaf 't 'm dan, of ie al probeerde z'n al te erge lusten wat in te houen...... O, maar dàar zat de kwestie ook niet. Zoolang ie d'r genot of geluk van had, zou ie zich door niks laten weerhouen, z'n eigen
| |
| |
weg te volgen...... Maar als ie van zichzelf moest gaan walgen...... als dàt 't einde moest zijn......
Daar stommelde iemand de trappen op en stiet even later de deur open. Het was Jacques.
- Wat zit jij hier in de donker?
- O, ben je al terug? En hoe is 't?
- Al terug...... 't is nota bene zes uur...... Was je in de maf?
- Nee.
- Nou, je mag me gelukwenschen, hoor, zei Jacques, veel te veel met zijn eigen zaken bezig, om Felix' weinige animo op te merken.
- Doet ie 't?
- Ja, hij doet 't...... En op machtig-mooie condities nog wel...... 't Is 'n geschikte vent...... maar ie ziet ook wel, dat m'n boek goed is......
- Nou 't is zeker 'n felicitatie waard......
- En wat 't mooiste is, hij begint d'r dadelijk an, omdat ie nou niets belangrijks onder handen heeft...... 't kan dan tegen Augustus of September afgedrukt zijn, dat is nogal 'n goeie tijd......
- En wacht je daarop, om Lou te vragen?
- Nee, heb 'k je al gezegd...... dan moest 'k ook nog op gunstige recensies wachten...... dat kan 'k niet...... Hoewel, 't zal wel de aandacht trekken m'n boek, daar ben 'k niet bang voor, maar wat 'k nòu 't liefste wil, is zekerheid...... zekerheid......
| |
| |
- Je weet immers wel, hoe ze over je denkt?
- Ze moet me dat zeggen...... ze moet me dat zelf zeggen...... anders geloof 'k 't niet...... Maar morgen zal 'k 't van d'r te weten komen, als 'k ten minste in de stemming ben...... maar zeker en vast niet later dan overmorgen......
- All Heil, zei Felix, met een licht-ironisch trekje om den mond, dat in het duister voor Jacques verborgen bleef.
|
|