| |
| |
| |
Five o'clock flirt.
Zij hadden in de Kunstzaal Kleykamp de tentoonstelling van werken van Toorop bezocht, Nina de With, Philip Bergson, Ena Walenaer, Fred van Valkenhagen, en zij, Odilia van Haaften.
Druk pratend over het geziene, wandelden zij door de stad, op weg naar den Kunstkring, het gebouw van Die Haghespelers, waar zij de namiddagthee wilden gaan gebruiken.
Nina, Philip en Ena, nog geheel vervuld van de kunstbeschouwing, liepen vóór, Fred en Odilia volgden.
- Wat een heerlijke middag, zei Fred, en keek Odilia van terzijde aan, om te zien, hoe zij reageeren zou.
- Ja, je voelt de lente, zei Odilia spottend, terwijl zij huiverde in de warme weelde van haar soupel hermelijn.
- Lia, verweet hij.
- Wat is er?
- Je doet altijd zoo ironisch, je zet er dadelijk 'n domper op, als ik 's eens iets gevoeligs zeg...
- Waarom zou ik dat niet?
- Waarom niet? Omdat je weet... dat ik...
| |
| |
- Juist daarom, beste jongen, zei ze, juist daarom, omdat ik wéét. Begrijp je?
- Nee, zei hij heftig, ik begrijp alleen, dat je met me speelt, en dat had ik van jou nóóit gedacht.
- Volstrekt niet, ik speel niet met je, ik wil je alleen maar aan 't verstand brengen, dat er niets anders tusschen ons kan en mag bestaan dan... 'n five o'clock flirt.
- Lia!
- 'n Flirt... die om vijf uur begint, en... over 'n uur weer is afgeloopen.
- Lia! riep hij nogmaals, nu zóó onstuimig, dat zij hem waarschuwend aankeek. Maar de drie kunstaanbidders vóór hen hadden niets gemerkt.
- 'n Five o'clock flirt is nooit compromettant, Fred.
Zijn stem werd op eens heel zacht, en fluisterendteeder.
- Waarom... waarom mag en kan er niets méér tusschen ons bestaan, dan...
Zij stiet een kort lachje uit.
- Dat is vragen naar de bekende weg, dwaze jongen. Ik ben toch getrouwd?
- Maar ik houd van je... en ik hoopte... ik dacht...
- Dan dacht je verkeerd, zei ze, weer met dat korte lachje. Ik amuseer me graag, en ik heb altijd veel van flirten gehouden, zoo'n beetje spelen met vuur... maar daar blijft 't voor mij ook bij.
- En komt 't er voor mij in 't geheel niet op aan? Moet ik dan maar 't slachtoffer worden van je... amusement? Zie je nu wel, dat je toch met me speelt?
| |
| |
- O, nee, zei ze, maar zóó zacht, dat hij haar woorden niet verstond. Ik speel niet met je... als ik speel, dan speel ik met mijzelve.
- Ik hield je juist voor zoo serieus, zei hij bitter. Maar je bent al net als de anderen. Je maakt graag 'n man ongelukkig... dat vleit je, dat streelt je ijdelheid...
- Toe, zei ze vriendelijk, laten we niet kibbelen, Fred. 't Is zoo'n heerlijke middag. Zie je, de boomen beginnen al te ontbotten; wat aardig is dat geel-groene waas er over heen...
- Dus, al voel je de lente dan ook niet, je ziet haar toch wel? vroeg hij, en keek verteederd op haar neer. Hoe zij hem ook plagen kon, en hoe streng zij hem ook steeds op een afstand hield, - hij had haar nu eenmaal lief, hij kon er niets aan doen...
- Zeker! zie ik de lente! Al m'n kleine vazen zijn met sneeuwklokjes gevuld. En 's morgens schijnt de zon in m'n ramen, en de lucht is blauw... zoo blauw...
Zij charmeerde hem steeds met haar praten; het luisteren naar haar stem was hem altijd een intens genot. God, wat was zij lief en innig bekoorlijk met haar fijnen, kleinen mond, en haar prachtige, prachtige oogen...
Zij hadden thans de Heerengracht bereikt, en gingen de gang binnen, om rechts, met een klein trapje op, de theezaal onmiddellijk te bereiken.
Zij keken de gezellige ruimte rond, met haar rood-gevlamd marmeren tafeltjes, en de sierlijke matten Louis XVI fauteuiltjes. Overal stonden vazen met vroege tulpen, en op den schoorsteenmantel prijkte een groote bouquet goudgele mimosa.
| |
| |
- Ik vind 't hier zoo echt comfortabel, zei Odilia tevreden, dit zaaltje heeft zoo'n huiselijk air, vind je niet? En zoo aardig zijn die Engelsche gekleurde gravures aan de wand...
Maar Eva, Philip en Nina waren juist verdiept in een bespreking van Toorop's ‘Apostelkoppen’, en voelden dus niets voor aardige gekleurde Engelsche gravures; maar Fred deelde aanstonds haar enthousiasme, en fluisterde zelfs:
- Als je 't mij vraagt, dan ben ik véél liever hier dan op die tentoonstelling... ik wou, dat ik hier de heele middag had gezeten, Lia, met jou.
Hij zette zich naast haar neer, bij de anderen, die reeds plaats genomen hadden aan een tafeltje voor het midden-raam. Eva had den duren, zwaren catalogus, dien zij als een schat in haar groote mof bewaarde, tevoorschijn gehaald, en bladerde erin.
- O, vroeg ze opeens, vindt je Toorop's portret niet zelf dat van 'n apostel, of van 'n profeet? Zoo zielvol, zoo ernstig, zei ze dwepend, zoo donker, en toch zoo omstraald van licht!...
- Hebben jullie er op gelet, vroeg Philip, hoe prachtig de karakters van de apostelen zijn weergegeven? Johannes, een en al serene kalmte, maar Petrus, wat een nerveus gezicht, precies zoo nerveus als hij was.
- Ik voor mij, zei Nina, houd meer van Toorop's teekeningen, dan van zijn schilderwerk. Dat heeft, voor mij tenminste, soms iets ongeacheveerds...
- En voor mij iets futuristisch’, riep Fred, uit sommige stukken heb ik heelemaal niet wijs kunnen worden.
Men sloeg geen acht op hem. Alsof Fred niets gezegd had, ging Philip voort:
| |
| |
- Dat komt misschien, omdat zijn schilderijen óók meer teekeningen zijn.
- Maar denk dan eens aan dat prachtige doek op de bovenzaal, zei Nina.
- O, vroeg Fred, dat portret van die schrijver? hoe heet hij ook weer...
- ...die drie meisjes met kapjes, waarvan 't voorste 'n kindje draagt. Is 't niet subliem? En zoo vol van licht! Hoe toovert hij met al die lichte kleuren!
- Wat een vreemde naam toch, Toorop, vond Nina. 't Is bepaald geen Hollandsch.
- Neen, Zweedsch of Noorsch, bevestigde Philip, ik heb eens iemand gekend, die heette Thaarup, nu, dat is natuurlijk dezelfde naam.
- Hoe vonden jullie dat schattige portret van dat blonde kopje...
- Te geel 't haar, critiseerde Fred; ofschoon wèl modern, stroogeel haar is erg en vogue.
- Scheid nu eindelijk eens uit, jij, verzocht Eva in lichte drift. Waarom ben je dan meegegaan, als je niets geen gevoel en geen oog voor 't schoone hebt!
- Heb ik geen gevoel en geen oog voor 't schoone? vroeg Fred, en hij wendde zich zoo direct tot Odilia, dat deze zich een plotseling sterken blos over het gelaat voelde gloeien.
- Kom, zei ze, want de thé complet was gebracht, laten we 's gauw 'n kopje nemen, ik ben koud geworden. Wie mag ik inschenken?
- Mij, zei Fred, en weet je wat, laten wij al de lekkere dingen maar uitzoeken en opeten, die Schwärmers merken er toch niets van.
Op de zilveren, met papieren d'oyleys belegde bladen, noodigden de sierlijk opgemaakte, met takjes | |
| |
Engelsche watercress gegarneerde lekkernijen, tot toetasten uit.
Op kleine dunne sneedjes geroosterd brood verhieven zich smakelijke bergjes van met kaas geprepareerd ei, afgemaakt met iets, dat op een klein rood besje leek.
- 't Is geen besje, 't is 'n stukje tomaat! riep Odilia, die het 't eerst had geproefd. En zij liet zich door Fred bedienen van een met ansjovis gefarceerd ei, en van een der kleine sandwiches, en zij dronk nog een kopje thee... maar zij was er zich heel goed van bewust, dat zij alleen zooveel at en dronk, om het Fred onmogelijk te maken, een intiem gesprek met haar te beginnen, waar hij telkens neiging toe toonde te hebben.
- 't Servies vind ik niet zoo Engelsch, zei ze, wijzend op het zilveren trekpotje, hier had je eigenlijk zoo iets verwacht van dat glanzende roode, groene of blauwe aardewerk, - heet 't niet Barum pottery?
- Ik weet 't niet, en 't kan me niet schelen ook, fluisterde Fred ongeduldig. Toe, liefste, wees nu eens lief... smeekte hij met eensklaps hartstochtelijken aandrang, ik had me zóoveel van deze middag voorgesteld...
Zij keek, met waarschuwend wenkbrauwfronsen naar de drie anderen, maar zij bemerkte, evenals Fred het al lang had bemerkt, dat deze niet de minste notitie van hen namen. Zij hadden het nu over Brugge, en over den zacht-indrukwekkenden Christus met de aanbiddende maagdekens... en over den ombloesemden vijver... en niemand hoorde het, hoe Fred haar bad:
- Laat me je thuis mogen brengen...
| |
| |
Haar hart klopte van grooten schrik, maar bedaard antwoordde zij:
- Ik heb de auto om half zes hier besteld, en beloofd Eva mee te nemen.
Zoo hevig was zijn teleurstelling, dat hij niet in staat was, die te verbergen. Hij boog zich wat naar haar toe:
- Lia... Lia... Ik heb je lief. Geef me wat hoop... ik smeek je...
Zij sloeg haar oogen neer. Alles trilde en klopte aan haar van een zenuwachtigheid, die zij nauwelijks in staat was te bedwingen. Maar hoewel langzaam en zacht, sprak zij toch schijnbaar volkomen kalm.
- Jongen, wat denk je toch. Verbeeld je geen oogenblik, dat ik... om jou... m'n man... zou willen... bedriegen.
- Maar houd je dan van hem? vroeg hij onstuimig, en bijna te luid.
Een ondeelbaar oogenblik aarzelde zij. Toen antwoordde zij:
- Ja. En hij is m'n liefde in alle opzichten waard.
Zij hoorde zijn snelle ademhaling, zij zag, hoe hij het hoofd hield gebogen als onder een slag, en hoe hij krampachtig zijn handen tot vuisten samen-neep. En zij klemde de lippen op elkaar, want een brandende lust was er opeens in haar, om hem een teeder woord te gunnen, om innig zijn naam te noemen...
Zij had zoo bedaard, zoo beslist gesproken, dat hij begreep, hoe alle aandringen vergeefs zou zijn. Nooit zou hij dat lieve, dierbare hoofd aan zijn borst zien gevlijd, nooit zouden haar oogen hem aanzien in weeken harstocht, nooit zou hij haar rooden, heerlijken mond mogen kussen...
| |
| |
Hij wendde zich weer tot haar, overweldigd door zijn verlangen, en bepleitte zijn liefde op de overredendste wijze. Aldoor herhaalde hij: ik heb je lief... en al sprak hij ook, gedwongen door zijn omgeving, met nauwelijks hoorbare stem, toch drong ieder woord met stormende kracht op haar in. Zij had de zelfbeheersching niet meer, hem telkens te weerleggen met kalmen spot, zij glimlachte alleen, in machtelooze gelatenheid. Zij zag de uitdrukking op zijn zonnig gezicht versomberen, en hoe zijn stralende blik dof werd van werkelijk verdriet... en toen zij eindelijk, eindelijk in de veiligheid van haar auto was, leunde zij zwak haar hoofd tegen het beschot, niet luisterend naar Eva's gepraat, en dacht: O, wat is het moeilijk... wat is het gruwelijk... een deugdzame vrouw te zijn...
|
|