| |
| |
| |
Het Mykeensche halssnoer.
Zwijgend, met de armen op de zijleuningen van zijn fauteuil zat Ernst van Vorden in den salon, die op het oogenblik vrijwel verlaten was, daar, in de aangrenzende zaal, de muziek van een tango weerklonk, waarop door bijna het geheele gezelschap werd gedanst, terwijl degenen, die niet meededen, zich toekijkend aan den ingang hadden geposteerd, of zaten op de vergulde, met pompadour brocaat bekleede tabouretten langs de wanden.
Ernst van Vorden, een jong doctor in de oude talen, die niet vaak zich in de wereld begaf, omdat hij hoogst ongaarne de stilte van zijn werkkamer verliet, had thans toch niet aan den aandrang van deze uitnoodiging kunnen weerstaan, waar het de verloving van een zijner intiemste vrienden betrof. Hij was een in zichzelf gekeerde man, die de studie boven alles stelde; hij hield niet van bals of andere feestelijkheden, maar toch, wanneer hij er eenmaal was, onttrok hij zich nooit opzettelijk aan de vroolijkheid. Nu evenwel was hij zóó volkomen door zijn gedachten geabsorbeerd, dat hij nauwelijks meer eenig besef van zijn omgeving had. Hij staarde voor zich uit naar de hooge en lichte zaal, waar, tusschen | |
| |
de wisselende figuren, één gestalte telkens tevoorschijn kwam, en zich vertoonde aan zijn verlangende oogen.
Het was een slank en blond jong meisje, zij droeg een pastelblauw kleed van Liberty satijn in Griekschen stijl; langs de hangende mouwen en langs de V-vormige uitsnijding van den hals, lag een in zijde geborduurden meanderrand. En het mooie, zuiverbelijnde hoofd, deed hem, met het eigenaardige, wijduitstaande kapsel, op wonderbare wijze denken aan een Dionysos-kop, dien hij in het Museum van Kunstnijverheid, waar een kleine tentoonstelling van Grieksche voorwerpen werd gehouden, had gezien.
Hij kende het meisje wel. Zij heette Rita de Geer, en was de zuster van een zijner vrienden. Niet dikwijls had hij haar ontmoet, maar toch, zooals vanavond, had hij haar nooit gezien. Zij was thans als een openbaring voor hem, en hij voelde zich vreemd ontroerd.
Hij schrikte op door een korten klop op zijn schouder.
- Zoo in gedachten?
Hij keek in het goedig-spottend gezicht van een zijner vrienden, en voor hij had kunnen antwoorden, ging de ander voort:
- Ben je betooverd door Rita de Geer?
Een gloeiende blos steeg Ernst heet naar het gelaat. Hij schaamde zich, dat hij zich zoo jongensachtig scheen verraden te hebben.
- Betooverd? herhaalde hij, zich snel beheerschend. Nee, maar denk eens, wat een merkwaardige coïncidentie. Vanmiddag ga ik naar de tentoonstelling van Grieksche antiquiteiten, en zie daar 'n Dionysos-kop. En vanavond zie ik dat hoofd terug... op de | |
| |
schouders van Rita de Geer. En... ze draagt 'n kleed in Grieksche stijl.
De ander begon te lachen.
- O, zonder twijfel, ze is een gereïncarneerde Griekin! spotte hij. Dat zou je wel willen, hè? Maar laat ik je maar gauw uit de droom helpen, 't is misschien beter voor je: dat haar japon Grieksch van model is, is niet háár, maar Liberty's schuld, die dat soort in de mode gebracht heeft. Ik geloof niet, dat ze eenigerlei speciaal-Grieksche sympathieën bezit...
- Ook al goed, zei Ernst ongeduldig. Dat kan me niet schelen. Mag je nu nooit eens aesthetisch bewonderen, zonder dat er aanstonds een bepaalde beteekenis aan wordt gegeven?
En zijn vriends sarcasme trotseerende, stond hij op, en naderde Rita, die juist door haar danser naar haar plaats was gebracht.
Hij vroeg haar ten dans, en eenige oogenblikken spraken zij niet, maar toen begon hij haar te vertellen van den gezienen Dionysos-kop, en haar gelijkenis daarop, en vriendelijk glimlachte zij, en zei, zonder er bij te denken:
- En lijk ik daarop? Hoe aardig. Die zou ik wel eens willen zien.
Onmiddellijk antwoordde hij:
- O, zou ik dan misschien de groote eer en het groote genoegen mogen hebben, u die eens te wijzen, en verder rond te leiden op de tentoonstelling?
Zij had er volstrekt geen plan op gehad die kunstverzameling te bezoeken. Maar, ach ja, waarom zou zij het niet doen? Dan kon zij daar ook eens over meepraten. En een dezer dagen moesten zij toch de | |
| |
familie van Haaften op de Prinsessegracht bezoeken, daar was het immers dicht bij...
- 't Is heel vriendelijk van u, zei ze, met de haar eigen gracieuse beminnelijkheid, ik denk, dat ik 't heel graag aannemen zal.
- Wanneer dan? drong hij gretig, overmorgen? morgen?
Zij dacht even na.
- Overmorgen, zeide zij toen. Vindt u dat goed? Dan kom ik aan 't gebouw op de Prinsessegracht omstreeks drie uur.
Het rijtuig hield stil, en nog voor de palfrenier van den bok had kunnen springen, had Ernst van Vorden het portier reeds geopend. Hij zag, dat Rita door haar Moeder werd vergezeld, en hij zei verrast:
- Is u meegekomen, mevrouw? op die eer had ik niet...
- Natuurlijk, nietwaar? zei mevrouw De Geer met een fijn glimlachje, en liet zich door hem uit het rijtuig helpen. En alweer voelde Ernst zich blozen, omdat hij in zijn naïef gebrek aan vormen, niet had begrepen, hoe de conventie verbood, dat Rita alleen komen zou. Maar Rita zag zijn verlegenheid, en sprak een vriendelijk woord, en dadelijk was hij het geheele voorval vergeten.
In het eerste zaaltje nam hij dadelijk ijverig zijn taak van cicerone waar.
- En de Dionysos-kop? vroeg Rita.
- Die ziet u aanstonds, hiernaast. Maar kijkt u eens: welke vazen vindt u mooier, de roodfigurige of die met zwarte teekening? Hier hebt u kannetjes | |
| |
van de meest karakteristieke Protokorinthische vorm... Ziet u deze met die zwarte rennende dieren? of houdt u meer van een lineaire versiering? Kijk, dit zijn Oost-Grieksche vazen en dit is een Cyprische, die is misschien wel 1500 v. Chr. oud. Dit is 'n schenkkan uit Rhodus. Deze Attische schaal was bestemd om tegen de muur te worden gehangen. Is dit geen mooie drinkkom met swastika?
- Wat is 'n ‘swastika’?
- Een kruis met haakvormige armen. Prachtig, deze amphora met de panters; hier hebt u een dekselpot uit Tanagra; dit is een kylix, een drinkschaal, en dit een Campaansch kannetje, neen, dat niet, dit hier met de palmetten...
Hij zocht in den catalogus, wees met zijn vinger bij in de kasten, verklaarde, vertelde, deed heele verhalen van sommige stukken:
- Ja, en u moet nu niet denken, dat dit allemaal kunstwerken zijn. Welneen. Dat was nu de gewone kunstnijverheid, wat je tegenwoordig bij ons in galanteriewinkels ziet. Is 't niet uniek? Bijna al deze voorwerpen beantwoorden uitsluitend aan 'n bepaald doel; zoo hebt u hier bijvoorbeeld de attische lekythos. Alles even doelmatig: de dikke, ronde basis zorgt voor de noodige stabiliteit. Dank zij de nauwheid van de hals en 't naar binnen uitspringende randje van de trechtervormige tuit kan de vloeistof gemakkelijk druppelsgewijze geschonken worden...
Geheel vervuld van wat hem zoo ter harte ging, bemerkte hij niet, dat Rita tamelijk verveeld naast hem ging, en dat haar Moeder al lang een plaats had gezocht op een der breede vensterbanken. Een vluchtige blik langs de kasten met hun terracotta- | |
| |
kleurigen, zwarten en grijzen schat, was Rita genoeg geweest: zeker, zij vond de doodenmaskers interessant, en de parfumfleschjes aardig, en de collectie lampjes... o, zeker, het was een eigenaardige gedachte, dat al deze dingen werkelijk gebruikt waren, dat er geslachten na geslachten waren ondergegaan, terwijl deze broze voorwerpen in nog ongeschonden staat waren bewaard. Maar om daar nu zoo eindeloos over door te praten... Zij was immers uitsluitend gekomen voor den haar gelijkenden Dionysos-kop!
- O, zei Ernst, u kan niet weten, hoeveel genoegen 't me doet, dat u zooveel belang stelt hierin. De meeste vrouwen geven er zoo weinig om. 't Verrast me, dat u er zooveel voor voelt. Maar ik begreep 't al, eergisteravond, toen ik u zag in dat Grieksche costuum...
Zij glimlachte lief, zonder te antwoorden. Haar geduld werd op een zware proef gesteld. Maar haar aangeboren vriendelijkheid en haar gezelschapstact noopten haar zich zwijgend te onderwerpen.
Maar eindelijk toch stond hij haar toe naar de tweede zaal te gaan. En daar, voor de kast staande, ontdekte zij zelve dadelijk het kleine kopje, dat hij had bedoeld, en het trof haar, hoezeer hij gelijk had gehad.
Verrukt staarde hij naar haar. Hij was op het punt een beslissend woord te spreken; hij had willen zeggen: dit is voor mij de liefste plek uit de zaal... of iets dergelijks, maar de ontroering belette het hem.
Zij had zich alweder lachend afgewend, om haar Moeder te roepen, en ook deze de gelijkenis te laten constateeren. Toen viel haar oog op een collectie sieraden in een platte, lage kast, en dadelijk boog | |
| |
zij er zich geïnteresseerd over heen, en vroeg om uitlegging en sprak haar bewondering uit over de zoo hoogst primitieve en toch zoo uiterst smaakvolle versiering. Hij wees haar de ringen van opgerold bronzen draad; de kleine gouden lelies en glazen kralen, de oorbelletjes uit Palestina en uit Boeotië...
- En wat is dat?
Zij wees op een halsketting, bestaande uit donkerblauwe glazen kralen, in den vorm van moerbeien, en door kleine gouden plaatjes gescheiden.
- Dat is 'n Mykeensch halssnoer.
- Wat alleraardigst! riep zij enthousiast. Dat vind ik 't mooiste van de heele tentoonstelling.
- En ik... begon hij, opnieuw iets willende zeggen over den Dionysoskop. Maar zij, niets van zijn bewogen stemming bemerkend, ging argeloos door:
- Wat jammer, dat zoo iets niet te krijgen is. Ik houd er zooveel van wat te hebben, dat niet algemeen is. En ik vind deze ketting al bizonder smaakvol en aardig. U niet, Mama?
Hij voelde zijn wangen kleuren, doordat er plotseling een gedachte in hem was opgekomen... Ja! hij zou van dit halssnoer een nabootsing laten maken. De glazen kralen bijvoorbeeld van lapis lazuli, dat had een mooiere kleur. En als hij haar de ketting zond... dan... dan... zou zij toch wel begrijpen...
- Wat aardig, dat je nog even bent gekomen, Louis, zei Rita tegen haar neef, den jongen gezantschapsattaché, die te Berlijn was benoemd, maar tijdens zijn verblijf in de residentie een uitnoodiging had ontvangen voor den galamaaltijd ten Hove. Hij droeg zijn ambtsgewaad, en dat was de reden, waarom | |
| |
hij, vóór naar het diner te vertrekken, nog even bij de De Geer's was gekomen.
Rita glimlachte den knappen jongen toe, die ijdel voor haar poseerde, in zijn donkerblauwen rok, waarvan de kraag en de mouwopslagen met goudborduursel waren versierd.
- Hoe prachtig is die teekening van krullende veeren, zei Rita, en streek er met haar fijn vingertje langs. Maar er viel nog meer te bewonderen: zijn zwart zijden steek met de zwarte veer en de oranje rozet; en dan de degen, met het gevest van goud en parelmoer en de gouden puntversiering...
- Ben je tevreden over me? vroeg Louis, en schertste: Als je zooveel van goud houdt, dan zal 't je wel pleizier doen te hooren, dat ik hoe langer hoe meer goud op m'n costuum krijgen zal. Als ik secretaris ben, komen de zakkleppen er nog bij; en 'n legatieraad heeft ook nog rug-borduursel... en bij 'n ambassadeur is 't heele front geborduurd in goud. Maar nu moet ik gaan...
Hij nam haar gezichtje in zijn beide handen, en kuste haar met hartelijkheid.
- Louis, zeg Louis... doe je dit costuum ook aan op onze receptie? toe, Mama, vraag u 't hem ook... Doe je 't, Louis?
- Ik denk 't... niet! lachte hij, groette zijn aanstaande schoonmoeder, en haastte zich heen, met zijn steek als een claque toegevouwen onder zijn arm.
- Wat staat 't hem goed, vindt u niet, Mama? vroeg Rita opgetogen.
- Ja, uitstekend.
- Kijk, nu heb ik nog vergeten, hem dit te laten zien, en ik heb 't expres ervoor mee naar | |
| |
beneden genomen, zei Rita, een étui openend, waarin op wit fluweel het nagemaakte Mykeensche halssnoer lag. Wat een vriendelijke attentie van, hoe heet hij ook weer, van Ernst van Vorden.
- 't Is wel wat een te groot cadeau, om zóo maar eens te geven, vond mevrouw De Geer.
- Och, hij is rijk, zei Rita onverschillig. Hij doet zulke dingen voornamelijk voor z'n eigen pleizier, daar ben ik zeker van. Hij heeft aan Menno Jonker 'n paar scherven gegeven van 'n gebroken vaas, en die scherven, omdat ze echt waren, zijn veel kostbaarder voor hem, dan die heele nagemaakte ketting. Hij wil de antieke smaak en beschaving hier meer ingang doen vinden, dat is de kwestie. 't Is vermoeiend, zooals hij in die dingen opgaat, alsof er niets anders op de wereld bestaat, dan die verdwenen Grieksche schoonheid en kunst...
Zij wikkelde het fijnkleurige, soupele halssnoer om haar hand, terwijl zij de fraaie afwerking bekeek.
- Maar hier ben ik toch wel heel blij mee. 't Is zoo iets aparts... Zij ging naar den spiegel, en bevestigde de ketting om haar hals, in de opening van haar wit batisten Medicis-kraag. 't Staat werkelijk aardig; en 't is 'n mooie belooning voor die vervelende middag...
En terwijl zij zich wendde en keerde, om het effect van de blauwe steenen op haar blanken hals van alle kanten te kunnen bewonderen, voegde zij erbij:
- U moet Van Vorden bepaald 'n invitatie zenden voor onze verlovingssoirée, Mama, dat heeft hij wèl verdiend...
|
|