| |
| |
| |
Het portret.
Voor een der ramen van het boudoir, dat uitzicht gaf op het Haagsche Voorhout, stond Juliette, en keek gedachteloos naar het komen en gaan der wandelaars, op de begrinte paden, onder de hooge, schaduwende boomen; naar het voorbij-draven der equipages, en het in een oogenblik aanratelen en weer weg zijn der automobielen. Eva was laat vanmiddag... dacht zij. En juist nu, nu zij zoo verlangend was te weten, wat Eva van haar nieuwe boudoir-inrichting zou zeggen...
Zij keerde zich om, en zag rond. Weer heel iets anders, dan de Engelsche modern style, die zij het laatst had gehad. Nu opeens Louis XVI... De wanden behangen met rayure ivoire Louis XVI, de meubelen bekleed met dezelfde licht beige stof, met ivoorkleurige bloemen... En de meubels zelf, coquet, elegant... het fraaie salon-tafeltje, op vier gebogen pooten... het kleine cylinder-schrijfbureautje... het kastje van palissanderhout, met satijnhout ingelegd... en de mooi gesneden guéridons... en de gezellige bergères... En zij, in deze omgeving, maakte een uitstekend figuur, met haar slanke, fijne gestalte, in haar robe d'intérieur van crêpe de chine, | |
| |
in blauw-Delftsche kleur, als een peplum gearrangeerd over een fourreau van mousseline, bezaaid met kleine Pompadour-bouquetjes, terwijl het peplum op de borst bevestigd werd door een grooten satijnen strik. Zij bekeek zich, in volle tevredenheid, in een console-spiegel... Zij had het toch maar goed, met haar rijken, verliefden man, die zijn vrouwtje nooit iets weigeren kon...
Daar hoorde zij de bekende, drie-tonige signaalhoorn van Eva's automobiel, en op hetzelfde oogenblik stopte de lichtgrijze landaulette voor het huis. Een paar minuten later opende de knecht de deur, en verscheen, van achter het goudleeren schutsel, Eva, in haar onberispelijken tailleur van wit laken, met bijna onzichtbaar-fijne roode streepjes, en wit-satijnen revers. Het mooie, kalme gezicht glimlachte Juliette toe, onder een wit-vilten hoed, die als eenige garneering droeg een gedefriseerde struisveer, en couteau op de voorzijde geplaatst.
- Wat zie je er bekoorlijk uit, zei Juliette, zonder eenige jaloerschheid, zoo'n eenvoudige, sobere tailleur is toch maar alles, als de fit and finish 't 'm doet. En is dit nu 't nieuwste? vroeg zij, met een hoofdknik wijzende op den hoed.
- La fantaisie toute nouvelle... zei Eva. Maar laat ik 't nu liever hier 's bewonderen. Mon Dieu, wat is je boudoir veranderd!
- Mooier?... of... vroeg Juliette.
- Mooier, dat weet ik niet. Weer mooi op 'n andere manier. Je hebt 'n uitstekende smaak getoond, door nu 's geen blauw of rose of groen te nemen, maar dat fijne, neutrale beige en ivoor.
Zij zette zich in een corbeille, en trok langzaam haar handschoenen uit.
| |
| |
- Weet je, wat 't is, zei ze, men krijgt bij jou altijd 'n indruk van gezelligheid èn van distinctie. Dat kunnen maar weinig menschen combineeren. Je ziet, dat 't hier 'n kamer is, die wordt gebruikt, dat merk je anders heel weinig aan stijl-kamers.
Op de tafel lag een open-geslagen boek, daarnaast het zilveren sigaretten-étui... een agaten briefopener... een antiek parelmoeren doosje met viooltjespastilles... alles bij de hand, wanneer Juliette plaats genomen had op de kleine sofa, met de veelkleurigsatijnen kussens. Wat terzijde stond een kristallen vaas, met kleine, gekweekte zonnebloemen.
- Wat mooi zijn tegenwoordig al die vroeger zoo leelijke bloemen, vind je niet, vroeg Juliette. Ken je nog de dahlia's als onmogelijk stijve en boersche bloemen? Tegenwoordig zijn ze zoo los, zoo decoratief, als je maar kan verlangen. En de zonnebloemen... hoe hebben ze toch die harde, strakke bloemen zoo flou gekregen.. -
- Ja, zei Eva. Zij had gedachteloos het sigaretten étui aan het kettinkje naar zich toe getrokken, en opende het, maar sloot het weer.
- Wil je er niet een? 't Zijn Kyriazi's, noodigde Juliette. Maar Eva schudde het hoofd.
- Heb je iets, chérie, vroeg Juliette, die Eva, zooals dikwijls in den laatsten tijd, zag rond-kijken met een nerveusen, verstrooiden blik. Iets waar je over denkt... iets dat je hindert?
- Ik? nee, antwoordde Eva met een zucht. Maar zij bemerkte, dat zij zich te veel liet gaan, en begon met opgewektheid een verhaal te doen van het jongste Haagsche schandaaltje.
- Jij kent Erna von Bernitz toch? Ik ben met | |
| |
haar op kostschool geweest: nu, als kinderen van veertien jaar zeiden we al: Erna wordt òf heel goed, of er komt niets van terecht, en ze gaat heelemaal de verkeerde weg op. Als ze nu maar jong was getrouwd, dan was 't misschien nog wel goed gegaan, maar... Enfin, ze had aanleg voor schilderen, en ze is in Laren gaan wonen. Dat was echt iets voor haar; want ze zeggen immers wel 's railleerend, dat daar elke vrouw met de man van 'n ander, en elke man met de vrouw van 'n ander weg loopt?... 't Duurde dan ook niet lang, of er bestond iets tusschen haar en Van Emmen... En nu is dit 't probleem: Van Emmen wil niet scheiden...
- Dat kan ik me ook wel begrijpen. Van Emmen heeft 'n lieve, mooie vrouw en alleraardigste kinderen... Ik vind 't altijd 'n beetje onrechtvaardig, dat in zoo'n geval de schuld altijd aan de man wordt gegeven. Want, hoor 's, 'n meisje, dat zóó duidelijk laat merken...
- Dus jij veroordeelt 't meisje dan absoluut?
Eva's bruuske vraag verbaasde Juliette.
- Och, zei ze, je moet ook rekening houden met temperament en omstandigheden, natuurlijk. Je weet, ik oordeel in die dingen niet erg streng.
Maar het viel haar op, hoe stil Eva eensklaps geworden was. En zij strekte de hand naar haar uit:
- Toe, Eva, wees wat vertrouwelijker met me, en vertel me, hoe je zoo anders bent, tegenwoordig... Toe, doe 't, spreek je 's uit.
Eva glimlachte, een beetje moe.
- Wat ben je nieuwsgierig, zei ze. Ik ben niet getrouwd, waarom mag ik m'n eigen geheim niet hebben?...
| |
| |
- Je weet wel, zei Juliette, dat ik je alleen uit belangstelling vraag... Ik heb zoo dikwijls gedacht: waarom trouwt Eva toch niet? Zij, zoo mooi, zoo ontwikkeld, zoo begaafd, zij zou elke man gelukkig kunnen maken. Maar... misschien is er een reden, waarom je tot nu toe geen enkel huwelijksaanzoek hebt geaccepteerd...
- Ik zal je alles vertellen, zei Eva, besloten. Alles van 't ridicule, 't tragische, dat me is overkomen. Maar dan moeten we rustig kunnen blijven zitten; geef me dus eerst maar 'n kopje thee.
Met de haar eigen zelfbeheersching bewonderde zij Juliette's Louis XVI theetafel, van ingelegd satijnhout, met opstaanden rand. En dronk eerst bedaard haar kopje thee, en at een paar noga-wafeltjes; en Juliette liet haar rustig begaan, want zij begreep heel goed, dat Eva bezig was zich te componeeren voor de bekentenis, die zij wilde doen.
Een oogenblik staarde Eva peinzend voor zich uit, toen begon zij:
- Herinner jij je nog, dat Des Hochettes hier in 't land is geweest?
- Des Hochettes, de beeldhouwer?
- Ja. Nu, ik zal maar beginnen te zeggen, dat ik volstrekt niet heb, wat men noemt 'n amoureus gestel. Dat weet je. Ik flirt wel, natuurlijk, wie zou dat kunnen laten, maar ik vind flirt meer 'n soort sport, dan dat ik er innerlijk door bewogen zou worden. Ik heb er nooit naar verlangd, geëngageerd te zijn, en ik was nog nooit verliefd geweest. Werkelijk niet. Nog nooit. Maar toen opeens... Ik kreeg 'n tijdschrift in handen met 't portret van Des Hochettes. En toen...
| |
| |
Net als Senta, in de Fliegende Holländer, die ook verliefd werd op 'n portret, wou Juliette schertsend zeggen, maar zij hield zich in, want een blik op Eva's ernstig gezicht deed haar begrijpen, dat deze nu geen scherts kon verdragen.
- Ik was als gefascineerd. Ik weet niet, wat ik voelde, ik kan 't niet beschrijven. Maar als 'n vaste, gloeiende zekerheid lag 't in me: deze en geen ander. Of hij getrouwd was, ik wist 't niet, en 't kon me toen ook niets schelen. Hij is getrouwd, tusschen twee haakjes. Dat merkte ik, toen... Maar ik zal geregeld vertellen.
Ken jij 't portret? 't Is 'n prachtige, sterke kop, met 'n hoog, breed voorhoofd, 'n rechte, krachtige neus, en 'n mooie, wat sensueele mond, onder lange knevels. De oogen donker, en 't haar in 'n lok schuin weg-gestreken. Onmiddellijk stelde ik me hem voor: 'n groote, forsche, hooge figuur, dat mooie, sterke, expressieve hoofd, door krachtige schouders gedragen. Of ik 'n poos lang krankzinnig ben geweest, ik weet 't niet, maar aldoor zag ik voor me dat gezicht... 's Nachts sliep ik niet; en overdag dacht ik, door alles heen, aan Gaston. Ook de naam betooverde me: Gaston des Hochettes; 't was zoo romantisch als 't maar kon; verliefd worden op 'n portret, en niet maar zoo'n beetje verliefd, neen, brandend, stormend, zoo reëel, als je je maar voorstellen kan. 't Duurde niet lang, of ik begon plannen te maken, om hem te ontmoeten. Eerst wou ik hem schrijven. Zoo maar alles wat ik dacht en voelde, maar, gelukkig! daar zag ik van af, ik vond schrijven niet direct genoeg; hij moest eens getrouwd zijn, dan zou hij misschien niet eens notitie nemen van de | |
| |
brieven van 'n geëxalteerde Haagsche. Neen, hij moest me zien, weten hoe goed ik er uit zag, en m'n oogen zouden dan verder wel spreken. 't Is me dikwijls genoeg gebleken, hoe ontvankelijk de mannen zijn voor de charmes van 'n knappe en jonge vrouw, - en dan, 'n kunstenaar... Enfin, onder allerlei voorwendsels zei ik aan m'n ouders, dat ik naar Parijs wou; goed, alles was klaar; maar toen opeens kwam hier die internationale tentoonstelling van beeldhouwwerk, je herinnert 't je nog wel, in De Kunstkring. Gaston, en verscheidene anderen, zouden overkomen, en hij zou logeeren in 't Hotel des Indes. Daar was m'n kans. 'n Heele middag heb ik op die tentoonstelling rond-geloopen, niets ziend dan zijn werken... en voor wat ik 't mooiste vond, z'n Venus victrix, heb ik witte lelies gelegd... Hèm zag ik niet; telkens als ik een glimp van lange knevels zag, schokte ik in elkaar van angst en verlangen, dat hij 't zou zijn. Je kan je voorstellen, hoe ik me voelde in de overtuiging hem, zoodra ik maar wilde, te kunnen spreken. Ik schreef 'm; o, heel correct, en ik kreeg 'n beleefd briefje terug, dat hij me die en die dag, om zoo en zoo laat, zou kunnen ontvangen.
Ik kleedde me héel eenvoudig, in 'n zwart-satijnen tailleur, met witkanten jabot, en m'n zwarte vossenbont. Maar m'n hoed was heel mooi, en stond me uitstekend: 'n picture model, vol witte en zwarte struisveeren. Toen ik me in de spiegel zag, vond ik me mooi en vooral ook interessant; bleek; en de uitdrukking van m'n oogen was . . . suggereerend; ik kan 't niet anders zeggen. Toen ik naar 't Hotel des Indes reed, was ik als verdoofd; ik voelde me als in 'n soort van trance... ik wist niets meer, | |
| |
niets dan dit, dat ik zijn handen zou grijpen, en niet meer los-laten, en dat hij zich dan naar me toe zou buigen, en alles begrijpen...
Ik gaf m'n kaartje aan de portier, ging de glazen draaideur door, volgde de groom, de trappen op... een kamer in; werktuigelijk ging ik zitten. Toen ging de deur van een andere kamer open, en...
Een kleine man kwam binnen, een boulevardier van de onaangenaamste soort, die... ja, hij leek op het portret, maar hij scheen er wel de caricatuur van te zijn. Hij was niet zwart, maar roodachtig bruin, zijn mond was onuitstaanbaar onder den te langen knevel, zijn oogen waren onbestemd, bijna dom van uitdrukking... En doorloopend totdat hij op eenige afstand vóor mij stond, bleef hij daar staan, en zei met een onmogelijke, geäffecteerde stem:
- Des Hochettes.
En ik... ik was totaal m'n contenance kwijt; ik stamelde 'n paar woorden; toen ging hij tegenover me zitten; en ik, - ik ben toch 'n vrouw van de wereld, - de hemel mag weten, hoe ik 't zoo gauw verzon, ik zei dat ik óók beeldhouwde, en dat ik zoo graag daarover z'n oordeel wou weten. 't Kon me niet schelen, of ik loog, als ik nu maar 'n aannemelijk voorwendsel had voor m'n komst. En toen... dat was 't toppunt... hij zei, dat hij op de tentoonstelling m'n werk had gezien, dat 't 'm zéér was opgevallen, omdat 't zoo levend, en zoo gaaf van uitdrukking was...
Toen was 't genoeg. Ik stond op, ik dankte hem; hij boog voor me, en drukte 'n kus op m'n handschoen, en geleidde me tot 't portaal, waar, alsof 't toevallig was, 'n dame me passeerde: zijn vrouw, | |
| |
die me had willen zien. Ik begreep 't natuurlijk, maar 't trof me niet meer, ik was als versteend.
Toen ik thuis in de spiegel keek, merkte ik op, dat ik er oud uit zag, ik was ouder, veel ouder geworden in die enkele minuten...
Wat is er daarna voor me veranderd?... Alles, alles is anders geworden. M'n inzicht in 't leven, m'n gedachten over de toekomst... Veel menschen hebben 't gemerkt, dat 'k niet dezelfde meer ben; jij, jij alleen weet nu de oorzaak. Ik dank je, dat je niet lacht... Ja, 't is ridicuul, maar toch au fond zoo iets vreeselijk tragisch' geweest...
|
|