| |
| |
| |
Tannhäuser.
In den Haagschen schouwburg waren de lichten uit de reusachtige midden-kroon tot een zestal weggeslonken; ook overal elders had men de schijnsels der electrische kelken gedoofd; alleen op het tooneel vlamde de volle helderheid der voetlichten en hersen. Daar vierde het ballet der opera Tannhäuser zijn weelderige woestheid uit. Cymbalen, tamboerijnen, zonden hun schelle, snelle klanken door het rumoer der muziek; nymphen, faunen, bacchanten, bewogen zich in phantastische groepen op het wilde rhythme van den al hartstochtelijker wordenden dans...
Terzijde, uitgestrekt op een rustbed, lag de blonde en rozeroode mademoiselle Bréval, wier persoonlijkheid zoo volmaakt voor een Venus was geschikt. En met het hoofd op haar knieën geleund, lag de zanger Vivien de Rayne, als Tannhäuser, te sluimeren.
Het tooneel van gratievolle lijnen, harmonische kleuren en meesleepende muziek was van een ongemeene bekoring, en het geheele publiek volgde de handeling met gespannen aandacht, die door geen hoesten, schuifelen of praten pijnlijk werd verstoord, zóózeer werden de toeschouwers geboeid door het gebeurende in Venus' grot. Alleen Hermine van Lin- | |
| |
den hield de oogen gesloten, en leunde terug in haar éen-armig fauteuiltje; en toch scheen het haar, alsof zij alles zag: den wirrelenden dans der bacchanten... en daar tusschen de blonde, lokkende schoonheid van Venus... mademoiselle Bréval...
In de groote loge waren alle plaatsen bezet; ook de breede, zwartleeren banken achterin. En als zij even een licht kraken vernam, alsof iemand zich bewoog, om beter te zien, dan ging er een snelle schok door Hermine heen, want dan wist zij, dat het Albert was, die zijn binocle onophoudelijk gericht hield op het bekoorlijk gelaat van mademoiselle Bréval. O, was zij toch thuis gebleven... had zij zichzelve niet de kwelling opgelegd, om hem te aanschouwen, verloren in bewondering voor een ander... een ander...
Maar zij was gegaan: haar zenuwen eischten zekerheid... de spanning was niet meer te verdragen. Reeds lang hadden er door de Haagsche wereld geruchten geloopen... onbestemde, vage geruchten maar die allengs een vasteren vorm en zekerder inhoud kregen, - dat Albert zich te veel interesseerde voor de eerste zangeres der opera. Zij had er, in haar vertrouwen op hem, geen geloof aan geslagen; maar hardnekkig bleven de praatjes aanhouden, en, in scherts of in ernst, werd er zoo vaak op Albert's neiging gezinspeeld, dat zij bijna niet langer twijfelen kón. En ook zijn houding jegens haar verkilde van innige belangstelling tot eenvoudige hoffelijkheid... en menigmaal, in radelooze wanhoop, was zij op het punt hem zijn woord terug te geven, ware het niet, dat zij hoopte, nog in staat te zijn, hem voor zijn ondergang te bewaren... Vaak kwam zij | |
| |
zich zelve voor als Tannhäuser's Elisabeth, die met haar groote, waarachtige liefde hem toch niet had kunnen helpen... en verlaten en ongetroost stierf... Zij werd gewaarschuwd van alle kanten; stil, met neergeslagen oogen luisterde zij naar de ernstige betoogingen van haar vader, - maar aldoor was haar antwoord geweest, dat zij niet in overijling een besluit nemen wou. Zij wilde eerst zekerheid hebben, onwrikbare zekerheid, en dan...
Maar waarom, als hij niet meer van haar hield, sprak hij zelf dan niet, was hij niet zoo eerlijk, om een verbond te verbreken, dat noch tot zijn, noch tot haar geluk leiden kon?... Dit was haar laatste hoop. Zijn neiging voor mademoiselle Bréval moest niets dan een tijdelijke afdwaling der zinnen zijn, die zij kon overwinnen door zacht geduld en liefderijk verdragen... Maar dán weer waakte de twijfel in haar op, en deed haar moedeloos denken, dat die andere in dezen strijd noodzakelijk moest zegevieren, en dat al háár pogingen vergeefsch zouden zijn...
Daar zat hij, zoo dicht achter haar, en toch door geen enkele gedachte met haar vereenigd. Zijn omgeving verdween voor hem, hij zag niets anders dan de blonde, bekoorlijke vrouw, in het stralende licht...
Albert... Albert... Was hij dan zoozeer begoocheld, dat hij niet doorzag, het voor haar zoo gewone spel, dat Adeline Bréval met hem dreef? Was hij dan zoo verblind, dat niets anders hem meer gold dan die onbetrouwbare, behaagzieke vrouw... dat hij niet begreep, hoe haar lachjes en blikken en lieve woorden, aangeleerd waren voor haar verschillende rollen, totdat zij haar spel ook voort zette in het werkelijke leven?...
| |
| |
Bij de eerste tonen van Venus' stem ging er een rilling door Hermine's schouders.
O, toi que j'aime, à quoi songes-tu? dis?
Was het dit niet, wat ook zij had willen vragen, maar, althans in deze oogenblikken, nooit en nimmer zou durven...
Zij blikte naar het tooneel, waar nu de tragische worsteling van Tannhäuser om zijn vrijheid aanving. Met wijde, brandende oogen keek zij, en al haar zenuwen sidderden bij Tannhäuser's zielekreet:
en bij de korte beslissing van Venus:
O, als zij nu maar even een blik op zijn gelaat had durven slaan... maar zij wist wel, dat zij zichzelve daartoe niet zou kunnen dwingen. Een te groote en treurige overeenkomst had de geschiedenis van Venus en Tannhäuser en Elisabeth met haar eigen leven... had zij zich dit dan niet vooruit kunnen zeggen, en zich zoo de ellende van een geheelen avond van smart bespaard? Maar, dacht zij, telkens en telkens weer treffen ons in de verdichte drama's de gelijkheid in sommige opzichten met onze eigen omstandigheden... bij elk ander stuk zou ik even diep en pijnlijk getroffen zijn, op de een of andere wijze...
De Venus-grot, na Tannhäuser's aanroep tot Maria, verdween... de koele, donkere vallei nabij den Wartburg werd zichtbaar. Mademoiselle Agussol, als herder, leidde met haar clarinet het prachtige koor der | |
| |
pelgrims in. En Tannhäuser, neergebogen in berouw, smeekte ontroerend om vergiffenis voor zijn zonden...
Een oogenblik herleefde de hoop in haar... maar zelve moest zij glimlachen, dat zij zich zóó sterk beïnvloeden liet, door iets wat geen werkelijkheid was.
Het bedrijf liep ten einde. Het scherm daalde, onder het applaus der aanwezigen, en aanstonds lag de zaal in den hellen schijn der ópgevlamde lichten. Naast haar hoorde zij de stem harer zuster, die haar vreemd in de ooren klonk, als komende van heel ver af... zoozeer was zij in haar eigen gedachten verzonken geweest...
- Zwart en wit blijft toch maar de vogue... Zie je dat toilet van zwarte liberty met witte Honitonkant? Mooi is die kant, hè? 't Lijkt veel op Iersche, maar 't is fijner...
- Ja... zei ze vaag. Zij wachtte, of hij nu niet even, even zou komen, zich over haar heen buigend met een enkel vriendelijk woord, zooals dat vroeger zijn gewoonte was...
- Maar toch nemen ze gewoonlijk 'n toetsje kleur er bij: zooals hier, die pattes, geborduurd in robijnkleur en goud... O, zeg, ik heb vanmiddag in de Pooten, bij de Cordonnerie Anglaise 'n paar schoentjes gezien!... snoezig gewoon: van goudlaken, met 'n gesp op zwarte tulle, maar je kan niet begrijpen, hoe doddig dat stond!...
Zij antwoordde niet, maar haar zuster behoefde ook geen antwoord, om uit zichzelve al voort te gaan:
- En toch ben ik blij, dat ik nu voor afwisseling in 't rose ben... Haar zuster wachtte even, of zij nu niet iets vriendelijks zou zeggen over haar beeldig toilet van rose zijde, gevoileerd met grijze mousseline | |
| |
de soie, en met een panneau van kant... Maar daar Hermine bleef zwijgen, maakte zij een vluchtige opmerking over háár costuum:
- En jij ook in 't rose, - die rood-satijnen rococo-roesjes flatteeren bizonder, zeg.
En toen was er geen gelegenheid meer tot verder praten, want het scherm rees voor de tweede acte.
Hij was niet gekomen. Geen vluchtig woord, geen vriendelijken blik had hij voor haar over gehad. In dof en somber peinzen was hij blijven zitten, - in strijd met zichzelf... worstelende met zijn hartstocht waarin zijn goede, eenvoudige liefde moest ondergaan... en zij had geen macht gehad, om zich even om te wenden, en met een sprakeloozen blik van berustend begrijpen een einde te maken aan zijn strijd...
Zij zelve... zou zij zelve moeten...
Wachtte hij dáárop misschien?...
De handeling op het tooneel ging voort. Voor den zangerswedstrijd naderden de vier bevallige, in hemelsblauw gekleede pages met den gouden urn... Wolfram von Eschenbach had reeds zijn lied gezongen, ook Biterolf... nu was het Tannhäuser's beurt.
Hermine wist, wat er komen moest. Zij wist, hoe Tannhäuser, ondanks zichzelf, zou uitbarsten in een lied ter verheerlijking van wat men de ‘zondige’ liefde noemt... En toen het oogenblik was gekomen, waarop hij uitjubelde zijn trotschen, triomfantelijken zang... toen was het Hermine, of zich een donkerte uitbreidde over haar geest... want zij voelde het thans als een vaste zekerheid, dat, éénmaal onder deze macht gekomen, Albert zich daar nooit meer onder uitworstelen kon...
| |
| |
En het verdere van het bedrijf zag zij niets meer van wat er op de scène gebeurde. Diep in zich zelve verzonken, dacht zij na. Zij moest hem de vrijheid hergeven. Zij moest hem ontslaan van het woord, dat hij haar eenmaal wijdde... dáár wachtte hij op. Zij moest dat doen, zij was dit aan haar waardigheid en aan haar liefde verplicht...
Toen het pauze was, zag zij opeens aan haar zijde Herteveld, een jongmensch, die haar vóór haar engagement sterk het hof had gemaakt, en die haar, nu Albert haar zoo zichtbaar verwaarloosde, weer naderde met zijn toewijdende opmerkzaamheid. Zij had hem aldoor beslist op een afstand gehouden, maar nu...
Bij haar, maar leunende tegen den zijwand der loge, en starende in de gedeeltelijk leeg gewordene, maar levendige zaal, stond Albert. Voor den vorm had hij zijn plaats verlaten, maar hij had geen woord tot haar gesproken, het was, alsof hij zich bewoog in een droom... En ook zij had hem niets gevraagd, niets gezegd; zij luisterde naar Herteveld, schijnbaar belangstellend, terwijl hij haar over de opera sprak, maar met zijn oogen zooveel andere dingen zei...
- ...Tannhäuser is eigenlijk meer 'n drama dan 'n opera; elke uiting erin is hoogst dramatisch. De behandeling van 't orkestraal gedeelte is ook heel anders dan 't gewoonte is bij opera's, want 't is overal overheerschend, en de zang van de zangers dient dikwijls maar tot begeleiding. Tannhäuser is de eerste opera, of, zooals Wagner 't zelf noemde, 't eerste drama van dit soort... En tegenwoordig, met Richard Strauss, zijn de ‘muziekdrama's’ voor goed in de mode.
| |
| |
Zij glimlachte, zich dwingende om niet naar Albert te zien, en in haar hersenen zoekende naar een antwoord, dat zij Herteveld zou kunnen geven. Zij wist zeer bewust, dat zij hem aanmoedigen wilde... maar nu, onder de oogen van Albert, dat kon zij toch niet...
En dat moest immers juist...
- Wagner heeft de Tannhäuser in 1845 voltooid, maar er later, op bevel van Napoleon III voor de Groote Opera te Parijs veranderingen in gemaakt; de rol van Venus bijvoorbeeld is veel belangrijker geworden; en 't ballet van nymphen en faunen is er aan toe-gevoegd, wat Wagner terwille van de Parijsche smaak heeft gedaan.
- En zijn dat alle veranderingen? vroeg zij, om eenige belangstelling te toonen.
- Nee, de wedstrijd van de minstreels is bekort; 't lied van Walter von der Vogelweide is er uit gelaten, en dat is jammer, want 't moet heel mooi zijn geweest.
- Ik dacht ook al, hoe vreemd, dat die bekende dichter niet zingt, zei Hermine, tot haar vreugde bemerkende, dat haar stem rustig klonk.
- En over de ‘liefde’ kunnen we toch nooit genoeg hooren, vind je wel? Al waren er nòg meer minstreels, die dat onderwerp bezongen, dan nog zou 't ons niet vervelen...
Zij glimlachte gedwongen; maar toen, plotseling bedenkende, dat dit een ‘moment’ kon zijn, sloeg zij haar oogen vol tot hem op:
- Over de liefde te hooren, neen, dat verveelt ons niet, nooit, zei ze, en bleef, ondanks den snellen blos, die naar zijn gelaat was gestegen, haar blik op | |
| |
hem gevestigd houden. En nog, ofschoon zij bemerkte, dat er eensklaps beweging was gekomen in Albert's stille figuur, had zij de kracht, om vol te blijven houden. En Albert moest wel bemerken, dat haar antwoord aan Herteveld geen flirtzucht of coquetterie was geweest. En hij bemerkte het ook.
Hij kwam dichter bij, en Herteveld, beleefd, maakte onmiddellijk plaats voor hem, - maar niet zonder dat er in zijn buiging voor Hermine iets méér dan hoffelijkheid was geweest, en dat zijn oogen hadden geschitterd van hoop.
Hermine klemde de lippen op elkaar. Nu zou Albert haar iets vragen, en moest zij hem het antwoord geven, dat hij verlangde, omdat het hem vrij maken zou...
- Hermine, zei hij, met een langzame moeilijke stem; ik hoorde 't, wat je tegen Herteveld zei. Heb je dat gemeend tegen hem?
En in een élan van geestkracht, waartoe haar liefde haar hielp, antwoordde zij:
- Ja, Albert. Ik heb 't gemeend.
Zij zag het, hoe hij ineen-kromp, en hoe zijn oogen zich sloten, als onder een doodelijken slag. En in vlijmende ontsteltenis begréép zij opeens, hoe, wat zij had gedaan om hem te bevrijden, hem juist vernietigen moest, omdat hij nu allen steun in het leven verloor... en hoe haar heldhaftige zelf-opoffering niets anders dan zijn hopeloozen ondergang zou bewerken...
|
|