| |
| |
| |
De zusters.
In de paskamer, waar, aan alle kanten, groote spiegels haar aardig, soupel figuurtje weergaven, stond Pauline, en liet zich door de vriendelijke en gewillige pasjuffrouw hoed na hoed zetten op het welige goudbruine haar.
Pauline vond de hoeden hier zoo ‘typisch excentriek’, zooals zij haar zuster Else toeriep, die wachtend zat op de groote ronde middenbank.
- Hoe lijkt je deze?
Op haar hand hield zij een vreemden hoed omhoog, die gevoerd was met groene en mauve changeant taffetas, en gegarneerd met trossen druiven in de natuurlijke kleuren.
Else haalde onverschillig de schouders op.
- Kom, kijk nu óók 's mee, raad me toch 's, vroeg Pauline, ik verlies me hier in 'n embarras de choix.
Lusteloos stond Else op, om haar gelukkige, bevoorrechte zuster met haar smaak ten dienst te gaan staan. O, waarom kon Pauline haar niet met rust laten, waarom moest ze haar voortdurend plagen, om haar te helpen er zoo lief mogelijk uit te zien voor Tony, haar man... Ach, dacht zij, maar wat | |
| |
komt het er op aan... Pauline wist immers niets, goddank, zij wist niets, - dit was haar trots, haar kracht...
Gelaten bekeek Else de hoeden één voor één: een tricorne, blauw, gevoerd met wit, met een rand van groote wit-mousselinen rozen om den opstaanden rand... een beeldige capeline van rose crêpe de chine, met een grooten tak irissen in verschillende tinten lila, en een bouillonné van crêpe de chine... een niniche van vergeeld Italiaansch stroo, overdekt met glycinen en met een zwart fluweelen strik boven op den bol en een zelfden strik op het haar... Else wist dadelijk, welke hoed de mooiste was, en welke Pauline het beste zou staan, natuurlijk de rose capeline, maar zij aarzelde om het te zeggen... zou zij Pauline dien druivenhoed aanraden? dien zou Tony zeker bespottelijk vinden... Maar als Pauline hem nam, en Tony vond hem niet mooi, dan zou Pauline haar, Else, alle schuld ervan geven...
- 'k Zou deze nemen, zei ze, en reikte den hoed met de irissen aan haar zuster, die hem opzette, en tevreden haar bekoorlijk gezichtje in de lichte schaduw van den rand, links, rechts, van alle kanten bekeek. Ook de juffrouw prees:
- Deze staat mevrouw uitstekend, uitstekend!...
En Pauline zei:
- Ja, dan zal ik deze nemen... Weet je, wendde zij zich vertrouwelijk tot haar zuster, als ik jouw raad volg, dan weet ik, dat ik handel in Tony's geest, want jouw smaak en de zijne komen in zooveel overeen...
Een smartelijke steek ging door Else heen, ofschoon | |
| |
haar gelaat onbewogen bleef. Waarom zei Pauline toch zulke dingen, ze deed het aldoor, aldoor... O, ze moest het eens weten, hoe pijnlijk ze haar troffen, hoe veel liever zij ze niet wilde hooren... maar och, Pauline wist immers niets...
Zij zag zich naast Pauline staan, veel ouder lijkend dan deze, ofschoon zij jonger was. Haar ernstige trekken bezaten niets van de schalks-vroolijke, onbezorgde uitdrukking van die van Pauline. Zij was niet leelijk, o, neen! knapper, veel knapper zelfs dan haar zuster, maar Pauline won het altijd van haar, moest het wel winnen, door de onweerstaanbaar charmeerende kracht van haar allerliefst-coquette maniertjes, haar innemend lachje, den flonkerenden blik harer mooie, diep-zwarte oogen...
- Weet je, zei Pauline, ik houd deze hoed op, dat doe ik... Wat zal Tony verrast zijn, als hij me zoo ziet!...
Zij spiegelde zich nu geheel, en zag voldaan haar fijne gestalte in de robe van ivoorkleurige mousseline met vloszijde geborduurd en met een smaakvol gedrapeerden tuniek. Zij riep haar zuster:
- Zeg, vind je niet, dat deze bij m'n japon veel beter staat, dan die? Zij wees op den hoed, dien zij had afgelegd: een baret van ivoorkleurig tagal met een touffe reigerveeren.
- Zeker, ik mag wel 'n afwisselend kleurtje, zei Else, zoo kalm als zij kon. Willen we nu dan maar gaan?
- O, ja, anders wacht Tony. Wat ben jij toch altijd attent...
Toen zij weer in de auto zaten, die hen brengen zou naar Pulchri Studio, waar zij de tentoonstelling | |
| |
zouden zien met Tony, die hen daar zou ontmoeten, babbelde Pauline voortdurend.
- Zeg, weet je, wat ik gehoord heb? Bois d'Haine vertelde 't me gisteren: in Frankrijk wordt onze Koningin gehouden voor une raffinée pour qui la toilette est un grand sujet de préoccupation. En men zegt er, dat zij is la souveraine qui dépense le plus pour sa toilette, niet minder dan 100.000 frcs per jaar! Geloof jij 't?
- Ik weet 't niet... antwoordde Else vaag.
Maar zooals gewoonlijk merkte Pauline Else's weinige geanimeerdheid niet op. Zij ging gichelend voort:
- En dan vergelijkt men Wilhelmina met de Czarina van Rusland, die het type van eenvoud moet zijn, en die nooit iets anders draagt dan zwarte japonnen zonder eenig versiersel!
Zij reden nu over het prachtige Voorhout, waar het aristocratische leven der hofstad zijn zomervreugde uitvierde; elegante equipages, luxe-automobielen, gaande van en naar het Bosch, gleden elkander voorbij in gedistingeerden cadans. Lichte toiletten, schilderachtige hoeden, helkleurige, vreemdsoortige pagodeparasols vielen er in overvloed te bewonderen, en Pauline keek gretig, en groette haar kennissen met haar aantrekkelijken glimlach.
- O, riep ze, daar heb je ze weer, die snoezige paardjes, zie je wel? precies koffie met room... en zij lachte hartelijk om haar eigen vergelijking. Tony zegt, hij vindt ze net paarden uit 'n circus, - maar ik zou ze toch wel willen hebben, hoor, dolgraag!
Vermoeid antwoordde Else met een enkel woord op Pauline's druk gepraat; ach, wat gaf zij om dit | |
| |
heele mondaine leven... niets! Hier in het hart van den Haag, waar, langs de groene gazons, over de breed-bruine paden, het rustig-rustelooze gezelschapsgedoe zich vertoonde in al de futiliteit van zijn leeg en nutteloos spel, met naast zich het jonge vrouwtje, dat zelfzuchtig genoot van haar geluk, en niets van den bitteren zielstoestand harer zuster begreep, voelde Else zich droef en dof gestemd. Zoo dadelijk zouden zij in de zalen van Pulchri hem ontmoeten, hem, die haar heerlijkheid was en haar smart, - Pauline's man...
Else had Tony liefgehad, nog vóór hij aanzoek om Pauline had gedaan, lief, met de intense, maar bedwongen hartstochtelijkheid van haar gevoelige ziel. Hij praatte veel en graag met haar, en ach, zij had het toen nooit gemerkt, hoe vaak zijn blikken overdwaalden naar haar lieftallig zusje, dat, te vluchtig voor een ernstig gesprek, toch meer dan wie ook de aandacht boeide door haar, wat de Duitschers noemen ‘bildhübsch’ gezichtje, en haar onverstoorbare, geestige goedgehumeurdheid, haar bevallige wijze van zich te kleeden, en haar overal belang in stellen, wat de oppervlakkige conversatie van den dag betrof. Toen was de groote slag gevallen: Tony had Pauline uitverkoren boven háár.... En nog had zij in de dwaze, verblinde hoop geleefd, dat Tony, bij een intiemere kennismaking met Pauline, wel merken zou, hoe deze feitelijk niet bij hem paste, omdat zij zoo onbeduidend van karakter was. Helaas, Tony, verliefd, en aldoor verliefder op zijn meisje, had haar getrouwd, en leefde nu gelukkig met haar, volkomen gelukkig.
O! Zij wenschte Tony geen droefheid toe, natuur- | |
| |
lijk niet, maar het had haar wel hevig teleurgesteld, dat een natuur als de zijne zich aanpassen kon aan de flirtzieke, frivole natuur van Pauline...
En ofschoon zij het zichzelve verweet, en er zich diep over schaamde, kon zij toch niet laten, telkens en telkens weer aan de invitaties van Pauline gevolg te geven, ofschoon zij elken keer verdrietiger en matter terug-ging dan zij was gegaan... Wat wilde, wat verlangde zij nog van het leven? Immers niets!
- Gisteren, vertelde Pauline, zijn de Koningin en de Prins op Pulchri geweest. Jeannette was er juist... Ze kwamen in 'n heel eenvoudig coupé'tje, met enkel op de portieren 'n W met de koninklijke kroon... en toen ze binnen waren, stond de heele gang vol lakeien in zeemkleurige jassen, palfreniers van de rijtuigen van 't gevolg...
De automobiel hield stil. De zusters betraden de gang, en bestegen de trap naar de expositie-zalen.
- Où est mon mari? vroeg Pauline. Maar Else, ofschoon zij Tony onmiddellijk temidden der menschen had ontdekt, antwoordde niet. Daar stond hij, met zijn hooge gestalte, het blonde gezicht met den kleinen knevel, gedekt door den diep in het voorhoofd staanden panama, een catalogus in de hand. Zij sloot even de oogen, om het overweldigend gevoel van machteloosheid meester te worden... toen was zij weer in staat, om kalm te zijn en te spreken.
Pauline, die haar man had gezien, naderde hem, en aanstonds overgleed zijn warme, verliefde blik haar gracieuse figuur... hij stak zijn arm door den hare: Wat ben je lang weg-gebleven, zei hij, en zachter: Ik heb zoo naar je verlangd...
Aan Else dacht hij niet, hij zag haar niet eens, | |
| |
vervuld van blijdschap als hij was, zijn vrouwtje weer bij zich te hebben. En Pauline, zoo gewend om te coquetteeren, dat zij het zelfs bij haar man niet kon laten, vroeg, en bewoog het mooie kopje vroolijk voor hem heen en weer:
- Zie je niets aan me? Zeg, kijk eens goed?!
Maar Tony zag niets dan Pauline's donker-lonkende oogen, haar rooden, lachenden mond...
- Maar jongen, m'n hoed, m'n hoed, m'n beeldige nieuwe hoed? Ik heb 'm nog wel ter eere van jou opgehouden!
- O! zei Tony, nu opmerkzaam gemaakt, dat is... werkelijk 'n héél mooie hoed... 'n Gelukkige kleuren-combinatie; dat rose en lila doet goed bij elkaar, en hij staat je... hij staat je... à merveille!
- 't Is Else's keus, zei Pauline, en nu eerst bemerkte Tony het meisje, dat, om zich een houding te geven, was gaan staan voor een der innig doorleefde, even dichterlijk als reëel geziene schilderijen van Witsen, een gracht-gezicht, waaruit haar een sombere, maar weldadige weemoed scheen toe te stroomen. Zij groetten elkaar even met vluchtige vriendelijkheid, toen luisterde Tony weer naar Pauline:
- ...ja, ik wist wel, dat rose en lila met elkaar harmonieerden; weet je, hóe ik 't wist? Amélie de Bergeval droeg laatst 'n robe van rose faille met paniers van rose mousseline, maar ik dacht, dat 't lila mousseline was. Toen zei Amélie me, dat de kleur overdag rose was, maar bij avond lila leek. Vind je 't niet bizonder? Natuurlijk had Amélie 't niet zoo bedoeld, ze had de kleuren alleen bij dag gezien, maar ze was heel tevreden, over 't toevallige effect! Grappig, hè?
| |
| |
Else hoorde hem lachen, zijn korten, werkelijk geamuseerden lach.
- Laten we nu even langs de schilderijen gaan, stelde hij voor, maar Pauline protesteerde: Dacht hij soms, dat ze hier voor de schilderijen gekomen was? Nu, dan vergiste hij zich! Ze had laatst die stukken gezien van dien Engelschman, - hoe heette hij? - die akelige, sinistere stukken: 'n groote, gebogen man, 'n herder, met een schaap op den rug, zwart, alles zwart in den zwarten avond, zóó, of hij aanstonds uit de lijst naar beneden zou stappen, - griezelig! ze had er nòg hoofdpijn van! En dan die rare, wilde fantasieën van Zuccaraga, om van te droomen!... Neen, zij ging hier ergens gezellig zitten, en liet de dames voorbij zich defileeren, - de nieuwste toiletten, dát waren de schilderijen, waar zij van hield!...
Lachend maakte zij haar arm van hem los, en zette zich op een bank.
- Ga met Else, verzocht zij, die houdt ervan... en die vindt 't héérlijk met je te gaan.
Zóó eigenaardig was de klanknuance in haar stem, toen zij dit zei, dat Else, overvallen door een plotselingen angst, zich omkeerde. En duidelijker nog, dan zij het gehoord had in Pauline's toon, zag zij het nu in haar zusters malicieusen, veelbeteekenenden blik, dat deze haar geheim kende, - en er zich spottend, heimelijk in verheugde...
Een oogenblik deinde de parketvloer onder haar weg in korte, onzekere golven... en schoven de wanden op haar toe met de veelheid en schelheid der kleuren als van futuristische doeken... Toen had zij zich met de haar eigen geresigneerde wereldsch- | |
| |
heid hersteld. En het hevigste gevoel, dat haar bijbleef uit dit moment van smartvolle openbaring, was het besef, hoe valsch, hoe wreed, hoe onbarmhartiggevoelloos haar zuster was, en de eindelooze triestheid, dat Tony tóch van haar hield, en dat hij haar altijd liefhebben zou...
|
|