| |
| |
| |
Derde hoofdstuk.
I.
Het waren gelukkige dagen, die Romée en zij doorbrachten in het kleine huisje te Passy. Zij hadden er een genomen met een in den tuin uitgebouwd schildersatelier, dat diende voor hun dansoefeningen. Het huisje zelf hadden zij alleraardigst ingericht; Romée gaf enkele aanwijzingen, doch had niet zooveel tijd met haar verschillende engagementen, dus bleef voor háár de aangename taak, aan de kamers de laatste hand te leggen.
Zij hadden een ‘ontvang-salon’, een eetkamer en twee slaapkamers. Zij huurden een ‘bonne à tout faire’, en het was een aardig spel om beurtelings elken dag het menu op te maken. Zij verbeeldden zich, uitstekende huisvrouwtjes te zijn, in dat opzicht heel gewone bourgeoisetjes en geen artiesten! en het was hun een intiem genoegen, hun thuis zoo behagelijk mogelijk te maken.
Het was voor háar niet zoo gemakkelijk geweest, om te scheiden van den kring, waartoe
| |
| |
zij een poos lang behoorde. Vrijwel iedereen nam het haar kwalijk, de schilder vooral... ieder verweet haar, dat zij zich van hen ging afzonderen, en profeteerde ‘dat het wel niet lang zou duren’. Dergelijke associaties liepen altijd op teleurstellingen uit... er kwam jaloerschheid in het spel, en vlàn! daar lag het mooi-begonnen plan in duigen!... Maar zij had zich nergens aan gestoord en was haar eigen weg gegaan. Zij kon zich nu niet goed meer voorstellen, dat zij hen in den beginne zoo had geïdealiseerd; zij zag hen nu, zooals zij werkelijk waren: goedhartige, maar uiterst oppervlakkige menschen, die, wanneer zij haar niet meer zagen, haar al heel gauw vergeten zouden zijn.
Eén was er maar, van wien het afscheid haar zwaar was gevallen... een lieve jongen, Arthur Lavoisier, die zich, met de vertwijfelde hevigheid van een teringlijder in het laatste stadium, aan haar had gehecht. Zij had een oneindig medelijden met hem, en kon de beden van dezen ten doode opgeschrevene niet weerstaan... en hoogst pijnlijk was haar het scheidingstooneel geweest, toen hij vol hoop naar Davos vertrok... om er heel kort daarna te sterven...
De rust, het isolement, de geregelde, inspannende arbeid was een weldaad voor haar. Romée was een strenge, maar geduldige leermeesteres, die niets door de vingers zag en haar als een beginnelingetje aan de barre liet werken, met kniebuigingen en armzwaaiingen, totdat zij een zeer groote souplesse verkregen had.
Elken dag kwam Jovial en speelde de melo- | |
| |
dieën, die Romée hem opgaf met een volstrekt onverschillige correctheid. Hij was de volmaakte accompagnateur, die, zeer oplettend, de danseres dadelijk ‘opving,’ waar het noodig was, maar wiens spel zich nooit opdringerig liet gelden; de muziek was werkelijk slechts de begeleiding, de achtergrond van den dans, - en nooit was de dans een toevoeging, een illustratie van de muziek.
De meesten dachten, dat Romée Jovial maar voor haar ‘broer’ liet doorgaan, doch dat hij eigenlijk haar minnaar was, en Romée vond deze veronderstelling veel te gemakkelijk, om haar te weerspreken.
Zij, Artha, werkte zoo met hart en ziel, dat het niet zoo heel lang duurde, of Romée verklaarde haar tot optreden in staat.
Samen prepareerden zij hun nummers en studeerden ze in; samen ontwierpen zij hun costuums, - ook een heerlijke en interessante bezigheid, - want ook hierin had Romée de juiste opvatting: 't Costuum, zei ze, moet nooit zóó wezen, dat 't vóór alles de aandacht trekt; 't mag niets anders zijn dan, als 't ware, 'n zichtbare echo op 't rhythme van onze bewegingen.
Zij maakte dikwijls eenvoudige aquarellen, en het was wonderlijk, hoe handig zij daarin werd. Bij het hooren eener melodie gebeurde het haar dikwijls, dat zij kleuren zag, en meestal was Romée het met haar keuze eens.
Zij zochten ook zelfde stoffen uit en lieten ze thuis tot costuums verwerken door een kleine couturière, die eenige dagen in de week voor hen vrijhield.
| |
| |
Zij traden voor het eerst samen op in het Casino de Paris in de Revue des Étoiles. In koortsachtige spanning had zij haar debuut tegemoet gezien, - zij verlangde er naar met de onstuimige kracht, waarmee een kind naar een feest verlangt; in een soort van delirium had zij zich op het tooneel geworpen... en na afloop had Romée haar in lachende appreciatie toegeknikt en geroepen:
- Tu as pris tout simplement Paris dans ta main!
En de pers had welwillend gesproken van haa vuur, haar temperament, haar jambes éloquentes en van haar mains bavardes, die haar dans maakten tot een onderhoudend discours.
En zij had een gevoel gehad, dat zij sinds haar kinderjaren niet meer had gekend... een drang om het uit te gillen van vreugde in een spontanen impuls. Nú gilde zij niet natuurlijk... maar zij dacht: ik heb mijn levensbestemming gevonden.
Dit, dit is het, wat ik altijd heb gewild... mij te kunnen uiten... een veiligheidsklep te vinden voor al de overbruisend-wilde driften van mijn temperament. Nu zal ik het ook niet meer zoeken in liefdesverhoudingen, die nooit mijn geest konden bevredigen. Ik heb genoeg aan de lieve, hartelijkeenvoudige vriendschap van Romée, die voor mij als een zuster is... ik ben nooit meer alleen, ik kan mij uitspreken tegen een mij sympathiek gezinde ziel... al mijn faculteiten kan ik in dienst stellen van mijn kunst, die ik liefheb en boven alles stel... Ik ben tevreden.
Zij beiden vatten hun kunst heel ernstig op.
| |
| |
Al noemden zij zich de Frivola's, en al dansten zij ook grotesken, parodieën en andere comische nummers, zij voerden ook wel kleine, dramatische pantomimen op en dansten tragische dansen, of zij speelden in de een of andere hevig gemouvementeerde sketch, - en daar zij alles, wat zij deden, goed deden, zich altijd zorgvuldig voorbereidden, en zeer veel juist inzicht, smaak, tact en talent bezaten, waren zij altijd zeker van engagementen, en konden zij steeds rekenen op succes... en veel verdienste.
Zeer dikwijls werden zij ‘afgehuurd’, zooals Romée het ongegeneerd uitdrukte, bij aanzienlijke familiën, om eenige nummers ten beste te geven. Het was altijd met een onbeschrijflijk ironisch gevoel, dat zij op het geïmproviseerde podium trad... Ja, dacht zij dan in hoonenden triomf: bij jullie menschen heb ik vroeger behoord, maar nu, goddank, niet meer! Nu sta ik boven jullie, omdat ik me vrij heb gemaakt, omdat ik gebroken heb met alle conventie en traditie, omdat ik, door mijn werk, volkomen onafhankelijk geworden ben!...
Zij hadden dikwijls een verzoek gekregen van Madame Rasimi, om in de Ba-ta-Clan in een der revues op te treden, maar Romée had dat altijd afgeraden.
- Doen we dat, zei ze, dan verdwijnen we in de troep van madame Rasimi's dancing girls. We moeten zorgen, altijd iets aparts te blijven. Madame Rasimi hoeft niet met onze eer te gaan strijken. Maar dat is net zoo iets als met de
| |
| |
leerlingen van Loïe Fuller; die mogen, als ze optreden, nooit hun namen noemen, zelfs al worden ze er naar gevraagd: miss Fuller ne veut pas, zeggen zij dan gedecideerd, en ze worden altijd geannonceerd als: les élèves de Loïe Fuller.
Graag trad zij op in een dramatische sketch, vooral in het lugubere melodramaatje La dernière Valse in de revue Paris en l'air; een scène in een matrozenkroeg, waar een der dansmeiden door een der matrozen wordt vermoord, en een andere matroos met het lijk van het meisje blijft dóórdansen, om de opmerkzaamheid der politie te bedriegen. Of een tragische cauchemar als Fumerie d'Opium, dat zij opvoerde met den danser Oy-Ra, wiens uiterlijk deed denken aan dat van een wreeden Tartaarschen moujik... en dat zij danste en mimeerde volgens de bladen avec une fougue impressionante, waar, aan het slot, haar partner haar in een wilden tourbillon deed rondwervelen om haar ten slotte met een woeste kracht van zich af te smakken op den vloer. Zij hield van die hartstochtelijke dingen, waarin zij zich uitleven kon in al haar jonge uitbundigheid.
O! zij was tevreden! Haar Werk voldeed haar, en zij was het volkomen eens met een criticus, die had gezegd:
- ‘Men meene niet, dat het zooveel gemakkelijker is, een danseuse fantaisiste de premier ordre te worden dan een tragédienne of een operazangeres. Er is natuurlijk een ander soort begaafdheid voor noodig, maar de mate van talent moet even groot zijn en men heeft er evenveel door- | |
| |
gezetten wil, gewetensvolheid en harde studie en geregelden arbeid voor noodig, ja, zelfs wat zucht naar avontuur en een zeker heroïsme...’
Zij hadden een uitgebreiden kring kennissen, met wie zij allen ‘goed’ waren, maar nooit intiem werden. Romée, met haar fijn begrip en haar levenskennis, had háár gewaarschuwd, zich nooit omtrent hun vrienden eenigerlei illusies te maken. In de artistenwereld, zei zij, zijn er twee eigenschappen, die een hoofdrol spelen: eerzucht en jaloezie. Geloof dus maar gerust niet aan lof en lieve praatjes; er schuilt altijd een addertje onder het gras. Dus: goed met iedereen... maar op een afstand, s.v.p., op een hééle afstand!...
En het hof werden zij gemaakt, beiden. Maar Romée, die nooit iemand afstootte, die zich unverfroren kusjes liet ontrooven, en omhelzen, of zich de drukknoopen op den rug van haar tooneelblousje door een aanbidder liet dichtmaken... bleef innerlijk zoo ‘kalm en koel als een komkommer,’ zooals zij het zelve noemde. En zij? het was haar een voldoening, zich innerlijk zoo volkomen rustig te weten... Nadat zij Arthur's doodsbericht had ontvangen, had zij gedacht: die dwaze, bandelooze periode is afgedaan. Nooit meer zal ik mij zoo onberaden, alleen uit hartstocht, zonder eigenlijke liefde, geven... ik vind nu alles in den dans, wat het leven mij op andere wijzen ontzegt.
Zij wist wel, dat zij een zinnelijk temperament bezat. En zij betreurde het diep, daar zoo onbedacht aan te hebben toegegeven... maar zij was
| |
| |
nog zoo jong, en zij stond toen zoo heel alleen...
Maar nu zij den vasten steun van werk en vriendschap had, nu werd het anders, voor goed. Zij was natuurlijk niet zoo ridicuul om de liefde thans voor altijd uit haar leven te willen bannen... - wie kan de toekomst voorzien?... maar zij had zich wèl voorgenomen, zich streng te onthouden van elk minderwaardig, kortdurig, oppervlakkig avontuur. Als zij ooit weder liefhad, dan zou het zijn voor het leven.
Ondanks al haar ondervindingen had zij weer iets terug-gekregen van haar vroegere veerkracht en durf. Wat zij eerst gevreesd had volkomen te zijn kwijt-geraakt en wat haar zoo onweerstaanbaar in Romée had aangetrokken, omdat zij in deze haar verloren jeugd terug-vond, was haar nu weer eigen geworden als van nature.
Zij merkte het zelf, hoe de lusteloosheid uit haar houding verdwenen was, hoe zij soms neuriede, en vreugde kon vinden in de onbelangrijkste kleinigheden... een goed-geslaagd toilet-détail, een mooi gearrangeerden schotel vruchten, het weelderig bloeien der sneeuwwitte jasmijnen in hun tuin, hun niet grooten tuin, maar waar zij het meeste van hadden gemaakt, door een alleraardigst klein vijvertje, steenen muurtjes en trapjes, een grasveldje en groepen hoog-gaande bloemen; en niets amuseerde hen meer, dan zich eindeloos te laten photografeeren voor de geïllustreerde bladen: de Frivola's bij hun romantischen vijver; De Frivola's: Nymphes sous les bois; de Frivola's, elven,
| |
| |
dansend in den morgendauw; de Frivola's: bloemen onder de bloemen...
En zij stikten soms van het lachen, als zij zochten naar de meest geoutreerde houdingen, sentimenteel, kunstig, soms haast acrobatisch, - om het publiek te doen gelooven, dat dergelijke lichaamsvervormingen hun dagelijksche gewoonten waren. En zij wisten, door allerlei savante trucs, de afstanden zeer groot te laten lijken, zoodat het scheen, of zij een groot landhuis met een fraai landschap in een park bewoonden, en zorgvuldig bewaarden zij al hun afbeeldingen ‘voor later, als mooie souvenirs,’ wanneer zij oud zouden geworden zijn en een dansschool hadden opgericht, want dát waren zij van plan... maar het had nog den tijd.
Heerlijke, heerlijke dagen. Heerlijk, heerlijk leven... vrij, onbezorgd, onafhankelijk... gevuld met prettigen arbeid, want waartoe hun natuur was geneigd... gezond, blijmoedig, evenwichtig, welvoldaan.
Zij werkten geregeld, oefenden zich uren lang, tezamen of alleen, en zij begreep zeer goed, dat de physieke inspanning en daarop volgende vermoeienis haar een psychische weldaad was. Het dringende, willende, onrustige van haar vroegere jaren was nu vervangen door een kalme geestesgesteldheid, en zij kon dat zeer goed begrijpen, waar zij een inzichtig man eens had hooren zeggen:
Ieder mensch heeft 'n zekere mate van zenuwkracht te verwerken. Laat hij die latent blijven, dan gaat deze zenuwkracht een verkeerde richting uit.
| |
| |
En zóó was het ook bij háár geweest. Het zinnelijk element was daardoor te sterk in haar ontwikkeld geworden... nu vond de drang van het jonge bloed ontspanning in het dagelijksch werk, in het avond aan avond optreden... en zij voelde, hoe onnoemelijk veel goed haar deze levenswijze deed. Zij at met natuurlijken eetlust, zij sliep uitstekend... haar humeur liet niets te wenschen over, haar bleeke gelaatskleur, die iets anemisch', iets lijdends had, veranderde in een gezonden blos, en vooral de uitdrukking van haar gezicht was zóó anders geworden, dat zij zich dikwijls lang aanstaarde in den spiegel en zich verbaasde, verbaasde. Want nooit was zij zóó mooi geweest. Een krachtige, moedige levenslust straalde haar uit de oogen; om den mond lag een expressie van milden, zelfbewusten trots; al het gemelijke, rustelooze, ontevredene was uit haar trekken verdwenen... en was zij vroeger als kind en heel jong meisje ook mooi geweest, - nu was er iets van ernst, van hooger levensbegrip in haar gekomen, waardoor haar schoonheid verdiept en veredeld werd.
O, werk, dacht zij wel eens, gezegend werk! Nu weet ik, wat 's levens doel is: niet vegeteeren niet je licht onder de korenmaat zetten, maar werken met al je krachten, zoolang 't je gegeven mag zijn.
Ook Romée was het met deze opvatting volkomen eens.
- Er is maar één ding, zei ze, dat je blijvend voldoening geeft, en dat is werken in de lijn, waartoe de natuur je heeft voorbestemd. Liefde?...
| |
| |
hm. Heel aardig voor tijdverdrijf... maar veel te ephemeer om dáár je heele leven aan te wijden. Moederschap? veel te veel risico. 't Kan goed uitvallen, 't kan slecht uitvallen, maar in negen van de tien keeren beleef je meer last en verdriet dan vreugd van je kroost. En als ze je dan gaan verwijten, dat je hun 't leven ‘geschonken’ hebt! zooals dat tegenwoordig de gewoonte is, dan kan je heelemaal je genoegen wel op. En wat de menschen noemen ‘leven voor je pleizier’, met andere woorden niets doen, dat is 't meest horribele, wat er bestaat. Die menschen worden onvermijdelijk hypochondrisch of neurasthenisch, en in klagen, kniezen, zich aanjagen, zich beangstigen, vinden ze dan hun ‘pleizier!’
Ik zal je eens wat zeggen, chérie: de reden, dat de heele wereld op 't oogenblik uit haar voegen ligt, dat alles schotsch en scheef gaat, is deze: dat de menschen de arbeid als een schande zijn gaan beschouwen. Dat misbegrip onder de menschen is ten deele wel de schuld van de ‘hoogere klassen’; die hebben werken altijd iets vernederends, iets minderwaardigs gevonden, en overgebleven dochters uit de familiën moesten liever het genadebrood eten, dan werken voor hun brood... en dat eeuwen lang overgeleverde verkeerde idee is allengs doorgedruppeld in de hersens van de ongelukkige proletariërs. Ook die zijn het werken gaan schuwen; in plaats van een eervol, menschwaardig levensdoel, zijn ze de arbeid als een schande gaan beschouwen, en ziedaar de chaos geschapen!
| |
| |
Werken... je hoofd, je handen, of wat het mag zijn, gebruiken... dat is het doel, dat is de bestemming van de mensch! Of je werkt om de wereld nut, of om haar vermaak te bezorgen, dat is 't zelfde, als je maar wat doet, als je maar wat uitvoert, als je je gaven maar op de een of andere wijze gebruikt!
Misschien zouden ze er wel om lachen, de menschen, als ze hoorden, hoe ik sprak van m'n werk. Ze beschouwen 't waarschijnlijk als 'n soort van uitspanning, als 'n spel! En toch... wat zouden we inderdaad ooit in de kunst van de dans bereiken, als we niet werkten, onze aanleg niet ontwikkelden, niet dagelijks onze techniek volmaakten?
Om tegenwoordig als danseres succes te hebben, hoef je nauwelijks over eenig talent te beschikken; je hebt 'n aardig figuurtje, 'n lief gezichtje, en de rest doet brutaliteit en reclame! Want... er is nu eenmaal veel sensualiteit in de dans, en wanneer daarmee de aandacht van 't publiek geprikkeld wordt, schijn je al heel wat te hebben bereikt. Maar daarmee werk je alleen op de lagere Eros... Geef je daarentegen kunst, schoone, voldragen kunst, dàn bereik je, ook al ben je maar 'n kleine Frivola... de hoogere Eros in de menschen!
Zeker, in 't theater klappen ze even goed voor clownerieën en harlekinaden, voor contorsionisten, en acrobaten, als voor Schumann en Chopin. Ze jubelen over bizarre costuums, of over lieve balletélèvetjes in losse hemdjes, die zoo allerliefst op de puntjes van hun teenen dansen en met hun
| |
| |
vingertjes kushandjes wuiven naar voorbij-vliegende vlinders... maar ik noem al dat gedoe: danswoeker, dat als onkruid moest worden uitgeroeid.
O, ze spreken van het dyonisische in de dans, en wat komt daar dan van terecht? Een wild gestorm en gedol en getier en gezwier... ze begrijpen niet, dat je 't dyonisische moet weten te beheerschen en te objectiveeren, dat 't niet iets uiterlijks aangeleerds, maar iets van diep uit je komends moet zijn, - dat je als 't ware in 'n roes moet verkeeren, waarin je heele persoonlijkheid zich oplost, - dat 't het gevolg moet zijn van 'n geweldige hartstocht, van 'n drang, die alle tragische, zoo goed als vreugdige elementen van 't leven bevat; dat alle diepte en alle hoogte van 't menschelijk leven er in moet zijn!...
Romée wond zich wel eens op, als zij een dergelijk onderwerp entameerde, maar zoodra merkte zij dat niet, of zij wierp er een luchtige scherts tusschen, maakte Artha aan 't lachen door een schalkschen uitval, of parodiëerde den een of den ander met een onverwachte snelheid en een verrassend gemak.
Maar toch leerde zij Romée er beter door kennen, - en haar beter leeren kennen, was haar beter waardeeren. Haar sympathie versterkte zich steeds, en ook haar respect vergrootte zich voor dit jonge meisje, dat zoo dapper haar lot in eigen handen genomen had en het wist te wenden naar haar wil.
O, hoe gelukkig was zij, dat zij Romée had ontmoet, dat Romée zich over haar had ‘ont- | |
| |
fermd.’ Haar heele tegenwoordige leven, dat heerlijke leven van arbeid en ontspannig, van gezelligen omgang, van geestelijke rust... dankte zij immers aan háár.
Haar leven was overigens vol afwisseling en interessante incidenten. De grappigste en vermakelijkste menschen ontmoetten zij; - zoo maakten zij eens het volgende voorval mee, dat hun nog dagen lang de aanleiding tot fou-rire's was geweest.
Eens kwamen zij op een middag een generale repetitie bijwonen en zaten met eenige artiesten in de stalles te wachten op hun beurt en toe te kijken naar de prestaties der anderen. Daar verscheen een danser, Jean Duval heette hij, - men had hem wel eens aangeraden, een klinkender tooneelnaam te nemen, maar hij weigerde, zeggende, dat juist zoo'n dagelijksche naam opviel tusschen al die uitheemsche efs en ofs en skis... en dat hij Jean Duval was en bleef, en wel zorgen zou, dien naam beroemd te maken door heel Frankrijk heen en over de grenzen!
Dien middag verscheen hij op het podium en vertelde den dirigent van het orkest, dat hij nog niet wist, op welke muziek hij een zijner dansen ten uitvoer zou brengen. Voor dezen dans had hij met groote kosten een aluminium wapenrusting laten maken, en daarin wou hij, zooals hij zei, de ‘mannelijke kracht tot uitdrukking brengen’.
Hij plantte zich recht voor den dirigent op den bodem, nam een heroïsche houding aan als van een antieke statue en verklaarde kort en bondig:
- Dit is 't hoofd-motief.
| |
| |
Toen begonnen Romée en zij al zachtjes te proesten, want zij hadden altijd gedacht, dat het hoofd-motief van een dans geen stilstand kon wezen, maar in een reeks opeenvolgende bewegingen moest gelegen zijn... en zij meenden dat het wel moeilijk moest wezen voor den dirigent, om bij zoo'n enkelen stand maar opeens de muziek te vinden! En vanavond moest Jean Duval optreden met dien dans, dien hij op dit oogenblik nog moest creëeren!!
De dirigent wàs dan ook inderdaad in een groote verlegenheid. Hij dacht zich gek om een passend muziekstuk te zoeken, en dat nog wel op staanden voet gevonden worden moest, daar de danser er op stond te wachten. Eindelijk viel hem iets in, en hij zei tot zijn orkest:
- We zullen dat ouwe lor, de Siameesche Parade hier maar eens bij probeeren.
Dadelijk enthousiast in het geval, begon het orkest te spelen: de parade die in de verte aankomt, al luider en luider wordt, en dan weer zachter wegsterft opnieuw, in de verte.
De danser begon te huppelen en te springen... en de artiesten in de stalles konden zich niet meer
inhouden en gierden het uit van het lachen.
De danser voerde toen, op de plaats staande, een heele serie van dwaze bewegingen uit, - deed dan, alsof hij een tegenstander aanviel, voor wien hij met slap-afhangend zwaard schuifelend terugweek, - om ten slotte in zijn heroïschen stand te blijven staan bij het langzaam verklinken van de muziek.
| |
| |
Toen er uit de stalles een donderend applaus opging en er aan het gelach geen einde kwam, zei Duval, dat het ook werkelijk zijn bedoeling was geweest, om een comischen dans te geven.
's Avonds had hij met dezen dans een succes, als hij nog nooit ondervonden had; de heele zaal gierde en brulde van het lachen; deze dans bleef dus een vast nummer van zijn programma's, waarop hij voorkwam als ‘groteske’ en later zelfs als: Siameesche groteske!...
Een groot verschil met dezen oppervlakkigen ‘kunstenmaker’, zooals Romée hem noemde, vormde de jonge, geacheveerde kunstenaar Giulio Sanzio, dien Romée eens had gequalificeerd als:
- De helderste dans-denker.
Deze jonge man zocht meermalen hun gezelschap; instinctief voelden zij zich tot elkander aangetrokken, omdat zij van elkander begrepen, dat zij iets anders, iets hoogers dan gewone beroepsdansers waren. Zij waren wel eens samen opgetreden in een pantomime, waarin Romée Colombine, hij Pierrot en Artha Arlequin voorstelde; en het was aangenaam samenwerken geweest; want hun repeteeren was nooit ontaard in flirt of stoeiend spel; zij gaven elkaar nuttige aanwijzingen, verbeterden elkaars houding; en allen voelden, dat bun gezamenlijke studie hen weer wat verder bracht.
Zijn rank lichaam, ‘as if he had been in the same mould with the Apollo of Belvedere’, zooals een geestdriftig criticus in een der Londensche bladen zei, na zijn optreden in Engeland, - was
| |
| |
van een spierige athletische schoonheid, - en al zijn gebaren werden gekenmerkt door een mooie, evenwichtige rust. Al zijn standen waren van een volmaakt beheerschte techniek... en Romée zei verrukt, wanneer hij, na een dans, opeens onbeweeglijk bleef staan:
- 't Lijkt 'n jonge volbloed, geen beving, geen trilling in de knieën, - en hij stond toch plotseling stil!...
Romée en hij hadden samen Le spectre de la rose gedanst, en hij en zij samen, uit de scènes mignonnes van Schumann, Florestan en Eusebius, - waarvan de een de stormachtige, de ander de droomerige zijde liet zien van Schumann's persoonlijkheid.
En toen hij hoorde, dat zij naar Holland zouden gaan, had hij gezegd:
- Naar Holland? Ce petit pays heb ik altijd verlangd eens te zien. Ik denk, dat ik daar ook komen zal, om eens een kijkje te nemen... en dan treden wij er met ons drieën op in de pantomime: Jeux.
En straks had Romée gezegd:
- Denk je, dat hij komen zal?
Hij...
Bij het kleine electrische pitje, dat zij hadden laten branden, zag zij Romée liggen in het bed naast het hare.
Romée had het donzen dekbed over den rand van het ledikant weg-geslagen, en onder de dunne bedekking teekenden zich duidelijk de vormen haver gestalte af. Zij lag op haar zijde, met de eene knie opgetrokken in onbewust-sierlijke hou- | |
| |
ding, en het was wonderbaar, hoe onbeschrijflijkbevallig zij was, zelfs in haar slaap.
Zij boog zich wat voorover om Romée beter te beschouwen en zij dacht:
- O, kind, o, jij, mijn lieve, lieve zuster, - als ik jou maar behouden mag... Jij bent alles, wat ik op de wereld heb... jij geeft me kracht en levensmoed... en vooral, jij geeft me levensvreugde...
| |
II.
In haar kleedkamer voor den spiegel, zat Artha en probeerde zich te schminken, maar haar vingers sidderden zóó, dat zij nauwelijks het staafje vast konden houden.
Den heelen dag had zij in een koorts van onrust en ellende doorgebracht, die nu gestegen was tot een paroxisme van nervositeit. Toen 's middags Romée, op haar aandringen, met den jongen impresario, die hun de stad wou laten zien, was uitgegaan, had zij in een zenuwuitputting op haar bed gelegen, van tijd tot tijd uitbrekende in een wild gesteun: ik kan niet, liever dood, liever dood...
's Morgens in den schouwburg, bij de repetitie, was alles tamelijk goed gegaan. De leege, donkere zaal, met het overdekte orkest, waar wit de hoezen der fauteuils schemerden; het holle tooneel, waar de klanken uit den vleugel, tusschen de coulissen staande, vreemd resonneerden, de verlaten kleedkamer, het bleeke daglicht, afwisselend met de ongewone duisternis, had haar zoo'n in- | |
| |
druk van onwezenlijkheid gegeven, dat zij nauwelijks realiseeren kon, waar zij eigenlijk was.
Maar weer thuis, drong de werkelijkheid met zoo'n onweerstaanbare en stormende kracht op haar in, dat haar een physiek onwelzijn besloop. Het eene oogenblik beving haar een soort kalmte der wanhoop, dàn werd zij weer door een hysterische opwinding aangegrepen, - maar in wèlke stemming zij ook verkeerde, zij was en bleef besloten, om dóór te zetten.
De impresario had haar eens even bezorgd aangekeken en voorzichtig gewaagd te vragen, of het niet beter was, de avond wegens ‘ongesteldheid van Artha Frivola’ uit te stellen, of Romée alleen te laten optreden en de clementie van het publiek in te roepen, maar zij was vóór hem komen staan met gebalde handen en zulke flikkerende oogen, dat hij onwillekeurig schrok.
- Zeker om speciaal de aandacht op mij te laten vestigen, had zij gehoond. Om de menschen te doen denken, dat ik 'n minderwaardig reclameschepsel ben!
Eenigszins onthutst had hij gezwegen. En met zenuwdrift had zij er op aangedrongen, dat Romée met hem de stad zou gaan zien, opdat zij tenminste even alleen kon zijn!
Maar het alleen-zijn was haar even ondragelijk als gezelschap... en hoe de uren voorbijgingen wist zij later niet meer, - maar goddank, helaas, zij gingen voorbij, en nu was het avond... en zij zat in haar kleedkamer en schminkte zich.
Romée, al gekleed in haar snoezig wit-satijnen
| |
| |
japonnetje, waarin zij met Artha de Florentijnsche Lente zou dansen, kwam de kleedkamer in.
Aanstonds, zonder een woord te spreken, trok zij haar witte mitaines weer uit. Zij nam het verfstaafje uit Artha's slappe vingers, keerde haar gezicht naar zich toe en begon haar te schminken. Hoe glansden Artha's oogen... arm kind... zij begréép, wat zij nu moest voelen, en de zwakke hulpeloosheid, waarmee Artha zich aan haar zorgen overgaf, ontroerde haar diep.
Haastig nam zij den kapmantel weg, gaf Artha één voor één haar kleedingstukken aan, die deze werktuigelijk aantrok; keek of alles in orde was, en nam haar toen aan de hand mee de gang door naar het tooneel.
Een zucht van verlichting ontsnapte Maurice van Limburg, toen hij de witte figuurtjes zag naderen; en ofschoon hij den heelen dag niets van de kunsten en kuren der ‘groote kleine diva’ begrepen had en haar een onuitstaanbaar aanstellerig nest had gevonden, raakte hij even onder den indruk van haar groote schoonheid. Het slanke gestaltetje kwam met een bekoorlijke fijnheid uit in het jongenspakje van gerimpeld wit satijn; het haar was à l'enfant gekapt en daarop stond een witte muts met een tot op den schouder afhangende veer. Als maar die oogen niet zoo starwanhopig keken als van een zieke, die door vervolgingsangst wordt gekweld... Wat bezielde dit meisje? Het kon toch bezwaarlijk wezen, dat zij Bühnenfieber had... maar het kleine lieve blonde ding, het charmante schatje, waarmee hij
| |
| |
een allerprettigsten middag had doorgebracht en waarmee hij furore had gemaakt, toen hij met haar zat thee te drinken in Central, wenkte hem snel, dat hij niets moest vragen, niets zeggen... en beleefd week hij terug, om het paartje door te laten.
Romée bracht Artha naar haar plaats bij de rechtsche coulisse, legde even licht de beide handen op haar schouders, en zei:
- Luister enkel naar de muziek en kijk enkel naar mij.
Toen, met een bemoedigend drukje der hand, snelde zij weg naar den overkant der linksche coulisse, want het was de hoogste tijd.
Roerloos stond Artha, met opgeheven hoofd, maar met gesloten oogen. Daar, achter het nog gesloten scherm... daar wachtte de donkere verschrikking. Nog één minuut... nog één seconde... en zij zouden haar zien... zou dan niet een dreigend gejoel en gejouw opgaan uit de zwarte, warme menschen-massa, zouden zij haar naam niet schreeuwen, tot zij stierf van schaamte en smart?...
De zwaar-sonore slag van de gong schokte door haar heen... dit was het einde van de korte eeuwigheid, die zij doorleed. Reeds hoorde zij de eerste tonen van Händel's muziek... zij wist, dat zij voort-treden moest... tastend wankelde zij tusschen de oud-blauwe gordijnen door... waar was zij... wat moest zij doen, gillen, vluchten, zich neerwerpen op den grond?
Maar van den anderen kant, zwevend en luchtig, naderde een klein figuurtje... zij zag den fijnen rooden mond, die had gezegd:
| |
| |
- Luister enkel naar de muziek, kijk enkel naar mij... en op de lokkende tonen, die haar zoetjes leidden, die haar alles vóórzeiden, wat zij had te doen, volbracht zij met hoofsche gratie haar groet en maakte met bevallig gemak den tour de main.
Zij wist niet, dat zij danste, zij wist niet, waar zij zich bevond... eerst toen uit de zwoele ruimte vóór haar, waarheen zij geen enkele maal den blik had gewend, een gematigd handgeklap klonk, ging er opnieuw een schok door haar heen als bij den slag van de gong en werd zij zoo doodelijk bleek onder het opgelegde rood, dat Romée vreesde, haar in zwijm te zien vallen. Haastig nam zij haar onder den arm en bracht haar naar de kleedkamer, en zonder iets te vragen of een meewarig woord te spreken, zei ze zacht, maar zeer gedecideerd:
- Verkleed je onmiddellijk, Artha. Hier... hier... en hier ligt alles, wat je noodig hebt. Als ik terug kom moet je klaar zijn. Jovial speelt in de tusschentijd maar één stuk muziek. Als ik terug kom, ben je klaar.
Zij snelde weg, om zichzelve te verkleeden in het zwarte pakje van hun Schattentanz, waarin Artha de vrouw en zij haar schaduw voorstellen zou. Toen zij ademloos terug kwam, wàs Artha klaar.
In de zaal liep Maurice van Limburg de opinies van het publiek op te vangen.
- Ook de moeite waard, zeg, om ons dat hier uit Parijs te importeeren!
- En dan tegen zulke entrée-prijzen!
| |
| |
- Die kleine is wel aardig, 'n dot van 'n snoetje.
- Maar wat 'n houterige klaas is die zwarte, 't lijkt wel een mechanieke pop.
- Knap is ze wèl.
- Mijn genre niet. Ik houd niet van dat strakke, Cassandra-achtige in 'n vrouw.
- Kijk nu eens: dat schaduwtje is toch verduiveld geestig.
Maurice van Limburg zag, welke radelooze pogingen Romée deed, om wat Schwung te brengen in den werkelijk alleraardigsten, door henzelf verzonnen dans. Zij stelde, geheel in het zwart gekleed, het schaduwtje voor van het dansende meisje, en zóó grotesk waren haar bewegingen, en zoo zonderling scheen zij nu eens in te krimpen en breed te worden, en dan weer lang uit te rekken, precies zooals een werkelijke schaduw doet, dat het publiek het telkens spontaan uitproestte van het lachen. Maar alle appreciatie gold uitsluitend Romée; Artha viel bij niemand in den smaak:
- Is dàt dansen? 't Lijkt eer een uit 't hoofd geleerd lesje.
- En dan dat houtenklazige... en dàt noemt zich Frivola!
- Zeker bij wijze van pikante tegenstelling!
Het schaduwtje deed haar uiterste best om de aandacht van Artha af te leiden en op zichzelf te vestigen. Zij maakte dwaze grimassen, deed alsof zij zich van haar oerbeeld afscheiden wou, maar niet kon, en met geweld werd meegetrokken...
| |
| |
en aan het eind van den dans maakte zij een langen neus tegen het in 't midden van het tooneel staande meisje en slipte weg tusschen de gordijnen.
Het applaus was ditmaal wat langduriger, warmer, maar de Frivola's keerden niet terug. Doch na enkele minuten verscheen Romée al weer voor een solo-dans, een polka van Glazounow, in een ruimen hansop, omzet langs den hals met een strook, langs de mouwen en broekspijpen eveneens met een witten strook, welke opliep aan den achterkant tot aan den elleboog en tot aan de knie.
Het had haar maar een oogenblik gekost, om in dit costuum te schieten; daarvóór had zij Artha in haar kleedkamer gebracht en haar bedaard bevolen:
- Je kleedt je alvast voor de Sterbende Rose. Hier en hier ligt alles, wat je noodig hebt. Als ik terug-kom ben je klaar.
Romée begon het publiek te winnen. Men vond haar guitig, geestig, lief, en van een volmaakte techniek.
- Verrukkelijke jeugd, zei een oudere heer. Je reinste levensvreugde...
- Die lach, hoe aanstekelijk! lachten de jonge meisjes en bewogen gesuggereerd hun hoofdjes mee op de huppelende maat der muziek.
'n Schat, 'n schat, was de algemeene opinie... en men staarde gecharmeerd en geboeid naar deze uiting van bruisenden levenslust.
Maar nauwelijks tusschen de coulissen, geen acht slaand op het nu luide handgeklap, holde Romée naar Artha's kleedkamer, want niemand wist
| |
| |
met hoeveel angst zij deze alleen had gelaten... maar toen zij de deur opende, zat Artha op den stoel voor de kleedtafel, geheel gereed in haar costuum van herdersknaap... en zonder een woord snelde Romée naar haar eigen kleedkamer; - goddank, dacht zij, goddank, terwijl zij de transpiratie, die haar van onrust en inspanning van het gelaat stroomde, afwischte, en zich met vingers, die trilden van haast en zenuwachtigheid, verkleedde in het eenvoudige zijden kleedje der ‘witte roos.’
Na een klopje kwam Maurice bij haar binnen met een vraag op de lippen; maar gejaagd voorkwam zij hem:
- 't Gaat goed, 't gaat goed...
- Ook 't publiek begint belangstelling te toonen, zei hij, en wilde er nog bijvoegen, dat hij ‘in 't begin zijn hart had vastgehouden,’ maar wéér voorkwam zij hem:
- Och, help me 's even: hier, die gesp op m'n schouder, 't Was toch gemakkelijker geweest, als we maar de kleedster hadden genomen, zooals je aanbood, Maurice. Enfin, ik ben klaar. Zij poederde zich snel het aanvallige gezichtje, dat gloeide, wat witter... en alweer was zij bij Artha:
- Kom!
Gewillig stond Artha op. Zij was als een kind, dat wandelt in haar slaap en onbewust weet, wat zij heeft te doen; elke toon der muziek zeide haar wat, en gaf haar als 't ware een bevel, waarop zij vanzelf reageerde.
De dans der Sterbende Rose stelde een roos
| |
| |
voor, die bloeide en praalde in den zonneschijn, totdat er een herdersjongen voorbij kwam, die behagen schepte in de bloem, er een oogenblik mee speelde, haar dan van den stengel brak, achteloos neerwierp en zonder nadenken verder liep.
De roos, geknakt, kwijnt en zwijmt, zinkt langzaam neer, totdat zij roerloos blijft liggen op den bodem. Als dan de herdersknaap toevallig weer voorbij komt, ziet hij de roos liggen en toont een spontaan berouw.
Het eerste gedeelte der dans-pantomime was afgebeeld; Artha leunde met afwezigen blik tegen een coulisse, wachtende op het muziek-motiefje, dat haar terug-roepen zou op het tooneel.
Romée's kwijnende bewegingen werden matter en loomer. Subtiel acteerde zij het wegvliedende leven der roos, en eindelijk lag zij, rank en bevallig, in stille witheid uitgestrekt op den vloer.
Dit was het oogenblik, dat Artha terugkomen moest. En zij kwam. Maar nauwelijks zag zij daar liggen de roerlooze, witte figuur van Romée, of een ontzetting greep haar aan, die haar de handen deed brengen naar de keel, omdat zij een gevoel kreeg, alsof zij stikte. Zij is dood! kreet het in haar, ik heb haar verloren! verloren! En in haar verwarde hersenen rees als een visioen de herinnering van dien nacht, toen zij zich over Romée had heen-gebogen en met intense kracht had gedacht:
- O, jij bent alles, wat ik op de wereld heb... o, kind, o, jij, mijn lieve, lieve zuster, als ik jou maar behouden mag...
| |
| |
En nu was zij dood. Nu lag zij daar koud en stil... zij was dood! zij was dood!
Een seconde bleef zij staan, verpletterd door een smart, die vernietigend doordrong tot in haar diepste wezen. Toen sloeg zij met een stom gebaar van vertwijfeling de armen omhoog... en stortte zich neer bij Romée, als geveld door een slag.
Een paar momenten bleef het doodstil in de zaal. Toen barstte een donderend enthousiasme los; het publiek, dat de tragische realiteit van Artha's gevoel voor een prachtig dramatisch spel had gehouden, was sterk getroffen, en gaf blijk van zijn emotie door een minuten-lang aanhoudend applaus.
En Maurice van Limburg, die òp-ademde van verlichting, hoorde met een tevreden glimlach verschillende uitroepen aan:
- Dat is subliem!
- Dat gaat verre uit boven 't gewone dansgedoe!
- Dat meisje is 'n kunstenares; nog nooit heb ik de smart zóó levenswaar zien uitgebeeld.
- Ze zijn iets bizonders, de Frivola's!
- 't Is toch iets anders dan wat je gewoonlijk ziet!...
- Artha, Artha, sta op, fluisterde zeer nerveus Romée, die vreesde, dat Artha was flauwgevallen. Kindje, kindje, sta op dan, sta op!
Toen sloeg Artha de oogen op, en nooit zou Romée den blik vergeten, waarmee Artha haar aankeek, toen. Een starre waanzinnige angst week er uit weg... en werd snel een wilde vreugde, een evenzeer bijna waanzinnige vreugde.
| |
| |
- Ben je... niet dood... ademden haar sidderende lippen.
En Romée, die een ontroering voelde, als zij nog niet, door niets ondervond, lachte haar opkomende tranen weg, en schudde Artha zachtjes door elkaar.
- Kom tot je zelf, dwaas kind. Je hebt met open oogen gedroomd...
- Ja, ik droomde, ik droomde!... lachte Artha nu ook, en zij jubelde bijna de woorden uit. En elastisch sprong zij op, en toen het gordijn weer van elkaar ging, omdat het handgeklap niet bedaarde, trok zij Romée mede bij de hand naar den voorgrond en stond daar, de oude trotsche Artha, en tartte in wilden triomf het publiek.
Het volgende nummer was een solodans van háár, een Gavotte joyeuse. En hadden de toeschouwers haar zooeven bewonderd in haar uiting van smart, nu konden zij haar bewonderen in haar uiting van onbedwongen, dionysische levensvreugde.
Zij danste. Zij danste haar dankbaarheid, zij danste haar verrukking uit. Haar heele lichaam scheen haar blijdschap uit te stralen; zij wierp haar armen omhoog, haar gestalte rekte en strekte zich naar het geluk! het geluk!
En het publiek, bekoord, geheel onder den indruk, volgde haar gebaren, die vol schoonheid waren en vol harmonie. Zij was slechts gekleed in een simpel wit los-hangend blousje en broekje tot de knie... maar zij wekte zóózeer de sensatie van jubelende levensblijdschap, dat men haar bewegingen met de oogen volgde... en een zucht
| |
| |
van teleurstelling slaakte, toen het vlugge figuurtje tusschen de coulissen verdween.
De toeschouwers klapten, bleven klappen, als razend. Bravo's klonken op, er werd geschuifeld en gestampt met de voeten, totdat Artha, begrijpende, dat men een herhaling wenschte, opeens weer voor het voetlicht stond met een hijgenden lach.
En opnieuw begon zij den dans, dien zij voelde als een overwinning op al het donkere, dreigende van dien heelen dag. Zij had gezegevierd en zij genoot haar triomf in een bruisende uitbundigheid, die alle aanwezigen electriseerde. Wat er daar gebeurde op het tooneel, zij wisten het niet, - doch zij werden op wonderbare wijze gefascineerd... ook in hen begon er iets te tintelen en te gloeien; zij voelden, dat zij iets zagen, wat niet iedereen op de wereld in zoo volkomen mate gegund wordt: den aanblik van het verpersoonlijkt geluk.
En Artha danste. Met een overgave en een lichte gratie, een bevalligheid en een souplesse, die
zijzelve voelde iets buitengewoons te zijn. Wat zij nu gewaar werd, had zij bij het dansen nooit ondervonden... het was haar of zij zòng met al haar ledematen... haar dans was een galmend loflied op het leven, het prachtige leven!
Zij voelde zich zoo luchtig, zoo vrij; niets kon haar meer deren, al haar zorgen en angsten waren weg-gevaagd... zij vreesde het donkere, logge monster niet meer daar beneden haar in de zaal... zij wist, dat zij het veroverd had... en haar lippen sloten zich niet meer; zij lachte, zij lachte...
| |
| |
van vreugde, van tartenden trots, van gaminerie... van geluk!
De verbaasde Maurice stond met de ook zeer verbaasde, maar niet minder verblijde Romée door de schermen terzijde te kijken.
- Je zusje houdt er aardig wat kunstjes en kuurtjes op na, zei hij meesmuilend. Waarom ze zich eerst zoo aanstelde, dat mag de drommel weten!
- Alles is echt aan Artha, zei Romée, die, nu de ontspanning kwam, eerst begon te voelen, hoe vermoeid zij was.
- Dan is zij 'n schoon raadsel, je zuster, ik kan er geen hoogte van krijgen, zei hij; gelukkig ben jij dan anders, hein!
Romée lachte flauwtjes en leunde even in zijn arm, dien hij liefkoozend om haar heen had geslagen. Mijn hemel, wat was zij moe... die Artha had haar in dezen eenen dag meer emoties te verduwen gegeven dan anders in een heel jaar!
Met een sprong stond Artha voor hen. Haar wangen gloeiden fel, haar oogen flikkerden:
- Hoor! hoor! riep zij schaterend. Hoor, ze roepen en lawaaien, 't lijkt wel 'n loeiende zee!
- Al mijn complimenten, mademoiselle Artha, zei buigend Maurice. U hebt 't publiek in uw zak.
- Natuurlijk, natuurlijk! antwoordde Artha hooghartig. Wie had iets anders verwacht?
- We kunnen nu nog wel een tweede avond wagen...
- 'n Tweede avond, welja! riep Artha uitgelaten. Dat valt je mee, ouwe heer!
- Dat doet 't zeker, antwoordde hij, lachende
| |
| |
om haar kwajongensachtigen toon. Als er in de pauze zich bezoekers aanmelden, mag ik ze dan toelaten? vroeg hij, want hij begreep, dat er nieuwsgierigen en geestdriftigen genoeg zouden komen, en zoo iets was lang niet kwaad voor de reclame.
- Hoe meer zielen, hoe meer vreugd, riep Artha, zich haastende naar haar kleedkamer. In het voorbij gaan had zij Romée's hand gegrepen en de aanraking van die warme, zachte vingers had haar opnieuw een geluksontroering gegeven. Weg, hersenspinsels en krankzinnige droomen... zij stond hier midden in de werkelijkheid... en die was goed, die was zalig... En in haar overmoed begon zij te zingen:
De rire et de chanter!...
- Mag ik na afloop de dames inviteeren op 'n soupertje in The House of Lords? vroeg de stem van Maurice.
- U mag!... schalde Artha terug. En wéér klonk haar frissche stem:
Dance through Life's mazes.
With rapture and laughter!
|
|