| |
| |
| |
Tweede hoofdstuk.
I.
In de eerste dagen na haar onderhoud met den directeur, voelde zij niets anders dan een doffe, wrokkende rancune tegenover alles en iedereen.
De heele wereld spande tegen haar samen, en waarom? waarom? Wat had zij ooit voor slechts gedaan, dat zij zóó in alles, in àlles teleurgesteld worden moest?
Haar man... zij had hem aangebeden met al den romantischen hartstocht waartoe een dwepend meisje maar in staat kon zijn; als hij gewild had... hij had alles van haar kunnen maken; zij zou als was zijn geweest in zijn handen. Maar hij had niets gezien van de blinde offervaardigheid van het kind... hij begreep niets van den omvang harer liefde, die haar heele leven beheerschte... hij had haar versmaad, haar gegriefd en beleedigd door zijn ijskoude onverschilligheid.
En Charles d'Orphigny... die jongen was niets dan een ontzettende egoïst, die in zijn liefde nooit
| |
| |
aan háár had gedacht. Hij vroeg, hij verlangde, hij vleide... maar geven deed hij nooit. Hij dacht er niet aan, iets voor haar te verzaken; zijn carrière!... zijn familie! golden bij hem méér dan zijn liefde.
Tot tweemalen toe waren al haar toekomstuitzichten vernietigd. En nu zij ten derden male getracht had iets van haar leven te maken, nu wéér werd zij terug-gestooten op de onbarmhartigste wijze.
Talent? zij hàd talent. Maar het werd niet erkend. Integendeel! zij werd gehoond en beleedigd en haar werd een plaats aangewezen in... een revue!
Zij begreep het leven niet meer. Blijmoedige opgewektheid was altijd een der kenmerken van haar karakter geweest... en nu - zij zag het in den spiegel - nu was haar heele gezicht één masker van harde ergernis en wrokkenden haat. Léélijk maakte haar dat, die uitdrukking paste in 't geheel niet bij haar lief uiterlijk van jonge, blanke blondine... in zooverre had die ellendige directeur misschien geen ongelijk gehad, want nòch haar figuurtje, nòch haar gezichtje was dat eener tragédienne.
En wat moest zij nu met haar leven? Pas even twintig jaar... en gewelddadig was haar toekomst van haar verleden afgesneden. Zij had geen toekomst... alleen een verleden. Belachelijk: een vrouwtje van even twintig jaar, dat al een verleden had!...
Allerlei hoedanigheden, die zij vroeger niet wist
| |
| |
te bezitten, waren door haar levensondervindingen in haar ontwikkeld: bitterheid, cynisme, hardheid, sarcasme, haat... En het vreeselijkste van alles was haar eenzaamheid. Nooit iemand, bij wien zij eens uitpraten, haar nood klagen kon; nooit iemand die haar aanhoorde met belangstelling en sympathie... o! haar eenzaamheid opprimeerde haar soms tot stikkens toe, en in haar bed lag zij uren te huilen van woede en verdriet.
Zij wist niet, zij wist niet, wat zij van haar leven moest maken.
En toch was zij mooi! en toch was zij jong! en toch woelde door haar heele wezen de hartstochtelijke drang naar gelukkig zijn. Een enkele maal, als zij op straat de bewonderende blikken der voorbijgangers ontmoette, als zij werd gevolgd, of zelfs aangesproken... dan opeens kon haar de woeste lust bevangen, om mee te gaan zonder bedenking, om zich blindelings te storten in den maalstroom van het groote, bruisende leven. Maar zooveel zelfrespect bezat zij natuurlijk nog wel, dat zij dit nooit zou doen.
Toen... gebeurde het, dat een jonge man, die 's middags kwam eten in de Chariot d'Or, haar toenadering zocht. Hij bewees haar, om kennis met haar te kunnen maken, den een of anderen kleinen dienst; voortaan dineerden zij samen en zijn gepraat gaf haar afleiding. Zij had de gewaarwording, als ware zij een tijdlang bevroren geweest, en of zij nu weer langzaam ontdooide in den gloed van zijn sympathie. Hij was een schilder en hij zeide haar ronduit, dat haar eigenaardige
| |
| |
schoonheid hem onweerstaanbaar boeide. Zijn kunstenaarsoog genoot van de pure blankheid van haar teint met de verrassende purperroode lippen, van het zeldzame bleek-gouden haar en de kristallen klaarheid der lichte oogen, die met elke stemming van uitdrukking wisselden. Hij wou haar schilderen en hij schilderde haar onder alle mogelijke aspecten, want u is ‘jolie... jolie... de face... de profil... de dos... de quelle part qu'on vous considère...’ en de dagen in zijn klein atelier in de buurt van het hôtel doorgebracht, was zij van den druk harer eenzaamheid en verveling gelukkig ontheven. Hij was een aardige, vroolg'ke jongen, dood-arm, maar altijd optimist, zonder naam, maar zich gouden bergen van de toekomst belovend ‘als hij beroemd wezen zou’... Hij babbelde honderd uit, als zij poseerde, vertelde haar anecdotes over zijn kunstbroeders en over bekende, hoog-geplaatste personen; hij amuseerde haar, hij nam haar des avonds mee naar een cinéma of een music hall... en toen hij haar op een keer in driftige verliefdheid in zijn armen trok, schreide zij aan zijn borst van verlichting en dankbaarheid, omdat zij nu niet langer alleen was, omdat er iemand was, die om haar gaf...
Het bohème-leven, dat de jonge schilder leidde, vond zij grappig en het beviel haar, ofschoon zij halsstarrig weigerde, het hôtel te verlaten en bij hem te komen inwonen; een vaag instinct waarschuwde haar, dat zij in dit opzicht vrij blijven moest. Zij mocht hem graag, den joligen jongen met zijn zwierige, bruine haren onder zijn schil- | |
| |
dersbaret, zijn zwart fluweelen jasje en de roode das, - nog geheel het oeroude type van den bohémien uit de dagen van Murger's Vie de Bohème. Deze nieuwe levens-ondervinding, die de volkomen antithese was van haar geheele vroegere bestaan: orde, regelmaat, etiquette, afgepaste vormelijkheid, belemmeringen en grenzen aan alle kanten... en nu: onbeperkte losheid, bandeloosheid, een volgen van eigen zin, een zoeken van eigen pleizier... charmeerde haar en een pooslang genóót zij van de uit de hand gebruikte maaltijden, het drinken van wijn uit een kopje, het zelve halen van een tomaten-slaadje en een gebraden patrijsje, de lichte dronkenschap, veroorzaakt door de schuimende tisane de champagne... genóót zij van den kameraadschappelijken omgang der jongelieden en jongemeisjes, het deelen van geld, het kussen van elkanders vriendinnetjes; zij vond alles aardig, typisch, reuze-interessant. En nòg een prettig gevolg van haar terecht komen in dit artiesten-milieu was, dat zij ook weer haar eigen artistieke gaven in zich voelde ontwaken; al haar nieuwe kennissen beoefenden de een of andere kunst; zij waren schrijvers, dichters, beeldhouwers, schilders, voordrachts-kunstenaars, acteurs... en de meisjes zongen in music hall's, dansten in revues, waren model, of bespeelden het een of andere instrument met virtuose grappigheid, en het motto van deze geheele vroolijke bende scheen wel te zijn:
| |
| |
Niet denken, zingen, van alles onwetend blijven, alleen de schoonheid liefhebben... dat zou ook háár zinspreuk zijn.
Zij kreeg, door haar omgang met deze onbezorgde bohemers een heel anderen kijk op het amusementsbestaan. Zij zag niet meer van uit een onbereikbare hoogte neer op de artiesten der music halls; zij merkte zeer goed, hoe bij hen ook heel hard werd gewerkt en dikwijls veel goeds gepresteerd; en als zij de opgewonden verhalen hoorde van het succes door deze behaald, het daverend applaus door die genoten... dan kwam met heftige kracht de lust bij haar boven, om óók in iets uit te munten, om óók door een groot publiek te worden bewonderd en gevierd.
Welwillende vrienden en vriendinnen, die ‘la belle Hollandaise’ een leuk, nieuw element vonden in hun kring, gaven haar les; de eene in zang, de andere in reciteeren, een derde in mimiek. En het was aardig, hoe ernstig die allen hun taak opvatten: werken moest zij, werken en nog eens werken, zich dagelijks uren oefenen, of ‘zij stonden niet voor haar in’... en inderdaad werkte zij ook, met volharding en ijver... en zij merkte tot haar vreugde, dat de koude, dompe, onverschillige loomheid, die haar weken lang had gedrukt, haar verliet. Zij vond het merkwaardig te bespeuren, welke goede inzichten in de kunst
| |
| |
deze jonge artiesten hadden, en zij volgde gaarne hun leiding. En elk van hen vond zijn eigen afdeeling het belangrijkst. Haar ‘zangleeraar’ zeide haar eerlijk en zonder omwegen, dat zij een zuiver, klankvol, gevoelig geluid bezat, evenwel géén concert-stem, géén opera-stem. Daarvoor ontbrak haar te veel de toonvastheid, de eenheid van klank... misschien zou zij liederen-zangeres kunnen worden... aan groote aria's moest zij zich liever niet wagen... maar het beste was voor haar geschikt: de chanson.
Haar ‘leeraar in de mimiek’ was een grappige, enthousiaste jongen, die tot in de diepste diepte van zijn wezen serieus was over zijn ‘vak’.
- Mimiek! riep hij, is de grondslag van alles. Zonder mimiek geen acteur, geen zanger, geen voordrachtskunstenaar, geen chansonnier, geen cabaretier... Hebt u er wel 's op gelet, hoe acteurs in riddercostuum altijd haspelen met hun degen? Ze kunnen er niet mee loopen, en vooral: ze kunnen er niet mee gaan zitten. Ze struikelen er over, ze springen er over heen, als 'n gedresseerde hond over 'n stok... Zóó moet je doen... en hij ging zitten en plaatste een denkbeeldigen degen rustig aan den binnenkant van zijn eene been.
- Ik heb 't gezien, dat 'n acteur, in plaats van zooals 't hoort, links z'n paard te bestijgen, er aan de rechterkant opkrabbelde. Kent u de passage uit Hamlet: To be or not to be? En hij reciteerde, met diep in zichzelf verzonken aandacht, zeer stil en ingetogen, maar met een sterkwerkende dramatiek:
| |
| |
To be or not to be, that is the question,
Whether 't is nobler in the mind to suffer,
- - - - - - - - - - - - -
- - - - - - - - - to die, to sleep,
To sleep! Perchance to dream, - ay, there's the rub.
- Maar ik heb 'n beroemd acteur van de Comédie française 't zóó hooren doen:
En hij imiteerde met trillende stem, luid en onzinnig sentimenteel, terwijl hij beurtelings zijn eenen en dan zijn anderen arm naar voren wierp: E-être, ou ne pas e-être - - - - - - - om eindelijk, zijn arm hoog de lucht instekend, met daverende stem uit te galmen, zoodat het publiek er van schrok:
- - - - - - - - - Rêver peut-être!
Zij leerde veel, onnoemelijk veel van haar kameraden. Zij deden haar de werkelijke beteekenis en de diepte voelen van wat zij declameerde. Zij hielpen haar af van allerlei aanwensels en trucjes, die in haar dilettantisch optreden van vroeger in de residentie altijd veel opgang hadden gemaakt. Zij leerden haar het ‘echte’, het ware in de kunst beseffen, - zij leerden haar vooral, dat zij geen onderscheid moest maken tusschen ‘groote’ en ‘kleine’ kunst, niet denken, dat de ‘kleine kunst’ er niet op aan kwam, maar sterk beseffen, dat alles in zijn genre goed kon zijn, goed moest zijn.
Haar dans-leerares zei tegen haar:
- Dansen kan niet worden geleerd. Evenmin
| |
| |
als je 'n vlinder vliegen of 'n vogel zingen kan leeren... Dansen is je aangeboren of niet. En aangezien ik geloof, dat deze kunst jou is aangeboren... kan ik je alleen wat techniek leeren en plastiek, en hoe je je gave 't beste waardevol maken kan.
De dans... het chanson... ook deze menschen, die het goed met haar voorhadden en haar wilden voorthelpen, wezen haar aan, dat zij hiervoor het best was geschikt... evenals de directeur Delorme het direct intuïtief had geraden. Langzaam, vanzelf, gaf zij zich gewonnen... haast zonder het zelve te weten.
Want zij vertrouwde deze bohémiens, nu zij had ingezien, dat het vie de Bohème heel iets anders was dan de buitenwereld er van dacht: rumoerig, lui, met veel schijnvertoon van kunstzinnigheid, maar ijdel en innerlijk leeg, en zonder eenig begrip van zedelijkheid. Verre vandaar. Zij vond er een groote dosis naïeve kinderlijkheid in, die vroolijk èn ernstig kon zijn, en een warmte en eensgezindheid van gevoelens, als zelden wordt aangetroffen in andere kringen. Zij wisten te leven en te laten leven... zij lieten zich leiden door hun gevoel en niet door koude berekening... zij hadden één gezamenlijk levensdoel en één gezamenlijke portemonnaie... zij waren jong en wisten van het leven te genieten.
En als eens iemand tegen haar zei:
- Heb je er nooit over gedacht, om actrice te worden, dan antwoordde zij nu:
- 'n Actrice? nooit! nooit! 'n actrice is de
| |
| |
slavin van de publieke opinie, de geduldige dienaresse van de zaal... 'n actrice behoort aan niemand en moet zich aan iedereen geven; ze trilt en siddert voor de critiek, ze heeft geen particulier bestaan, ze leeft in 't openbaar, ze moet zich afpijnigen om al de luimen en grillen van 't publiek te bevredigen, ze moet de attenties van alle mogelijke soorten van mannen verdragen, ze moet spelen, wat tegen haar natuur ingaat, als 'n papegaai moet ze allerlei absurditeiten nabauwen; ze moet zich aankleeden, uitkleeden, aankleeden en wéér uitkleeden, zich schminken en afschminken, lachen en lief doen, haar eigen karakter heelemaal verzaken, altijd 'n andere persoonlijkheid zijn; ze mag geen eigen wil, geen eigen gedachten, geen eigen verbeelding hebben, en moet elke avond weer opnieuw dezelfde monotone, insipide, vervelende woorden herhalen... voor 'n gehoor, dat haar niets kan schelen... O! nooit! nooit! alle andere beroepen zijn mègelijk voor een vrouw, maar niet dat van actrice!
En als men haar dan ten antwoord gaf:
- De actrice heeft 'n onvergelijkelijk fascineerende charme voor het publiek, dat haar nooit als iets ‘gewoons’ kan zien, maar haar altijd met 'n aureool omgeeft; in de hoogste kringen worden haar haar successen en ovaties benijd... ze is het voorwerp der algemeene conversatie, haar toiletten worden nageäapt, wat er over haar particuliere leven in de bladen staat, wordt gretig gelezen, iedereen vraagt: Heb je die en die gezien?
| |
| |
haar liefdesgeschiedenissen worden bediscussieerd...
- Ja! riep zij dan hartstochtelijk uit, psychologisch en physiologisch wordt ze levend ontleed; ze nemen vivisectie-proeven op haar... ze maken van haar 'n machine, 'n marionet, - neen, ik niet, ik nóóit, zal me dááraan wagen!...
Zij was besloten, om op te treden als voordrachtskunstenares, als zangeres van chansons; haar levendige geste, haar expressieve mimiek, haar welluidende stem... en haar bekoorlijk gezichtje en svelte figuur maakten haar daarvoor bij uitstek geschikt.
Zij was Damia gaan zien, die ‘haar chansons leefde met een buitengewone intensiteit’, die geheel gebroken had met de vulgaire, traditioneele mimiek die bij het chanson onvermijdelijk scheen te passen; heele coupletten zeide zij in onbeweeglijke houding met de armen vlak langs het lijf... en dan opeens... onverwacht... een breed, beteekenisvol gebaar, wat juist aangaf, hetgeen de tekst zelve niet zei. Herhaalde malen had zij haar gehoord in de Bateaux Parisiens en in de Bouffes du Nord.
Zij was Lucy Dereymon gaan zien, die de kunst verstond, om alles te doen begrijpen, zonder haar bedoeling in ronde woorden te zeggen, om een enormiteit te lanceeren, zonder den goeden smaak geweld aan te doen; die ‘la réserve des gestes’ bezat en ‘la bonne grâce du sourire’. In verschillende cabarets de chansonniers trad zij op, en zelfs de groote zaal van Olympia wist zij in aandacht te boeien.
| |
| |
Zij was Rose Amy gaan zien, van wie een enthousiast had gezegd: ‘Als 't woord divette niet bestond, dan moest 't voor háár worden uitgevonden!’ Een guitige ‘garconne’, vol schalksche trucs, met gebaren als van een pop of als van een midinette, die refreintjes had als dit, waardoor een heele zaal onweerstaanbaar werd ingepalmd, terwijl zij in het publiek wees met een fijn rose wijsvingertje:
Celui que j'aime est parmi vous!
Ongemerkt leerde zij, Artha, veel op deze manier, en zij voelde zich vol zekerheid, durf en zelfvertrouwen, toen zij haar répertoire instudeerde, om daarmee op te treden in een nieuwe inrichting: l'Auberge des Reines de France, een eenvoudig zaaltje, in den geest van het bekende Le Lapin agile du Père Frédéric, waar de executanten onder het publiek hun glaasje pruimen op brandewijn zaten te drinken, om dan even een klein, vierkant podium op te stappen en hun voordracht te houden.
Al dien tijd had zij geleefd van een klein, door haar zelf vastgesteld inkomen; aan den eenen kant hinderde het haar wel, zich anders voor te doen, dan zij was, maar zij voelde zoo overduidelijk, dat als haar kameraden haar werkelijke levensomstandigheden kenden en haar verleden, - als zij wisten, met wien zij getrouwd was geweest, in plaats zooals zij nu dachten, dat zij met een minnaar uit Holland was weg-geloopen. die haar te Parijs in den steek had gelaten, - als
| |
| |
zij wisten, dat zij rijk was en van aanzienlijke Hollandsche familie... dan zon er dadelijk een afstand tusschen hen komen; zij zouden haar meesmuilend en met achterdocht bezien... en zij zou weer heel alleen op de wereld staan.
Van haar debuut verwachtte zij alles. In de Auberge des Reines de France werd aan de vrouwen den voorrang gelaten. Ze werden met reverentie behandeld en konden er zeker van zijn, altijd applaus te erlangen.
Na lang overleg had zij gekozen een voordracht van Henry Fursy, een ‘vertelling in versjes’, een aardige ‘waarschuwing’ voor studeerende meisjes: dat zij de liefde dooden en vooral de illusie der liefde.
In het zaaltje op de houten banken zat zij met haar gezelschapje, - en het was haar geweest, of zij droomde. Daar zat zij, - Eugénie van Eykma, in een eenvoudige jurk, gekocht in de Samaritaine, zonder hoed, zonder handschoenen; om haar heen praatten de gasten het Parijsche argot, waarin zij ook al aardig thuis begon te raken; werkelijk, zij zei bijvoorbeeld: Ta gueule! als zij wou, dat iemand zijn mond houden zou, - zij! eertijds mevrouw van Vere de Vere... o! het was om te lachen, luid en lang en om niet op te houden! En dat kòn zij gelukkig weer: lachen... want zij voelde zich thuis in deze omgeving, thuis en tevreden... tenminste... zij zou heelemaal tevreden zijn, wanneer zij nu haar levensdoel bereikte en door haar prestaties iets bijdroeg tot de levensvreugde der menschen.
| |
| |
Zij was niet verlegen, niet bang, zij had geen aanmoedigend stootje noodig van haar vriend, om op te staan en de plank te betreden, waarop zij een oogenblik in volkomen kalmte stond af te wachten, tot iedereen stil zou zijn. ‘Iedereen’ was wel nooit stil onder een voordracht, maar zij eischte dat natuurlijk.
En men werd stil. Een jongeman wierp nog snel een paar pruimepitten onder de tafel, - dat was het laatste kleine geluid.
Toen begon zij.
Later... veel later wist zij eerst, dat zij zich toen gevoeld had... èn gedragen... alsof zij, als freule van Eykma zich verwaardigde een voordracht te houden voor een minder soort publiek; in trotsche, doch minzame vriendelijkheid stond zij daar, in nederbuigende lieftalligheid, er zeker van, dat allen haar bewonderden en dankbaar haar goedheid aanvaardden...
Mimi Pinson, l'enfant coquette,
Etait - vous en souvenez vous -
Qui rendait les plus sages fous!
La Jeunesse était sa parure,
Ses dents ses uniques bijoux,
L'or narguait en sa chevelure, -
Sa bourse, hélas! vide de sous;
Alors, elle était peu savante:
Pour tout livre elle avait son Coeur.
L'Amour - puisque'elle était Amante, -
| |
| |
Mimi Pinson vat evenwel den wensch op, om meer te ‘weten’. Zij leert lezen, schrijven, rekenen... zij gaat studeeren... l'Amour alors eut peur... zij haalt haar candidaats in de medicijnen... l'Amour, hélas, partit. Maar op een zekeren dag keert de Liefde smeekend tot haar terug, terwijl zij in het hospitaal werkt, maar zij denkt, dat de Liefde wel een zeer bizonder studie-object moet zijn; zij grijpt hem aan en legt hem op de ontleedtafel, om hem levend onder het mes te nemen.
In het hoofd vond zij den geest samengesteld uit ‘Tromperie’ en ‘Inconstance’ en ‘Ruse’, uit ‘Enthousiasme’, uit ‘Délire’ en ‘beaucoup Frivolité...’
Het hart bestond uit Jeunesse, Naïveté, Candeur, Affection, Tendresse, - Mensonge... en slechts enkele vezeltjes Sincérité...
Maar... een hoekje van het hart is met een sluier bedekt... misschien, denkt zij, zit daaronder het geluk! en zij rukt den sluier weg... rien n'est dessous!
Ce voile, arraché de folie,
Etait l'ame, le sang, la vie!
Het gewoonte-handgeklap ging op, maar volstrekt niet méér. Zij merkte het met een zóó groote verbazing, dat zij er een beetje verdoofd van was, toen zij weer aan haar tafeltje zat naast haar vriend. Deze zeide niet veel, - maar
| |
| |
duidelijk las zij op zijn gezicht, dat ‘l'Eugónie’ nauwelijks een ‘succès d'estime’ had behaald...
Noch haar schoonheid, noch haar talent had dit publiek geëpateerd. Hoe beschaafd zij was en hoe vol gratie, het had deze menschen niets gedaan! En zij was zóó verbaasd, zóó verbaasd, dat zij niet eens dadelijk begreep, hoe het op háár werd gezegd, toen zij toevallig hoorde:
- Un talent comme un autre!
Nooit meer kwam zij hier terug! nam zij zich onstuimig voor. Heel goed, als zij haar niet op haar waarde konden schatten, dan zouden zij voortaan haar aanschijn niet meer genieten!
Het ergste was, of het ergste? wat kon 't haar eigenlijk schelen! dat zij daarna een scène had met haar vriend. Zij trachtte hem betuigingen te ontlokken van het ongelijk van het publiek, - maar op de franke wijze, waarop zij gewoon waren met elkander om te gaan, sprak hij van haar ‘weinige expressieve kracht’, haar ‘gebrek aan intensiteit’, en maakte haar verontwaardiging in hooge mate gaande, door haar aan te raden het eens te probeeren in kleine gelegenheden als de Pépinière of het Petit Casino, en zij vroeg hem met beleedigde ironie, of hij haar soms aanried, om wijsjes te zingen als bijvoorbeeld:
Tout le long, le long du Missouri...
of:
Savez vous, mesdemoiselles,
of:
| |
| |
L'amour est long quand il est bon,
Een poosje lang mokte zij in haar eentje voort en bleef een paar dagen weg van het atelier, tot zij zich zóó ondragelijk in haar eenzaamheid verveelde, dat zij den schilder toestond, haar zijn excuses te maken. Om hun verzoening te vieren, gingen zij dien avond naar Olympia, om de revue te zien, die daar tot in het oneindige ‘ging’, - l'Amour en Folie.
Zij was in dien tijd al aan veel gewend geraakt, maar terwijl zij daar zat in haar fauteuil d'orchestre, en de tafereelen, de een na de ander zich zag afspelen, vroeg zij zich toch of zij waakte of droomde. De heele revue was een tentoonstelling van vrouwelijke naaktheid, als waarvan zij niet had kunnen denken, dat zóóiets op het tooneel kon bestaan!
Zij was zoo overbluft, dat zij maar stil zat te kijken, hoe de veertig tableaux elkander opvolgden; nu eens een verblindend, zonbeschenen woestijn-gezicht, waar een leger amazonen danst in de gouden sproeiïng van zon en zand. Dan een futuristisch tafereel, waar de klassieke typen van Arlequin, Pierrot en Colombine optraden in de modernst-kleurige gewaden... of Les Nuits du Bois, waar vroolijke saters zich met dartele nimfen vermaken en in de boomen de schoonste naakte hamadryaden verborgen zijn: of: Les Frivolités du Second Empire, waar de meest
| |
| |
gewaagde scènes zich afspeelden, waar vrouwen verschenen, in de verrukkelijkste kanten shawls... gedeeltelijk... gehuld; waar porceleinen popjes... slechts half in porcelein gekleed bleken te zijn, want, die, als zij zich omdraaiden, een naaktfiguurtje te aanschouwen gaven; waar een avondfeest bij ‘la Païva’ een ongekende pracht van entourage en costuums te genieten gaf, waar de ingenieuse samensteller van de revue op het ‘lumineuse’ idee was gekomen om de figuren der reusachtige middenkroon, de draagsters van candelabres en vruchtenschalen, voor te stellen door levende naakte vrouwen... tot de eerste acte besloten werd door een feeëriek schouwspel van oogbekorende pracht: Les grottes de cristal... waar levende diamanten hun flitsend-fel wit licht vermengen met het sneeuwige schuim van watervallen, die verrassend het tooneel overstroomen.
Zij voelde zich verstard, verbijsterd, overweldigd door het onverwachte. Nooit had zij zóó iets gezien... zij wist niet, dat het bestond... en zij verbaasde zich over de koel-nuchtere opmerkingen van haar vriend:
- Trop de nu tout-de-même; cela finit par manquer tout-à-fait d'intérêt. Une revue sans femmes nues aurait maintenant au moins une chance de paraitre originale...
De tweede acte bood nog meer verrassingen, waar zij stupéfait van stond. Aus pays du Lotus d'or... de scènes uit Montmartre, met de realistisch-fantastische voorstellingen van Morphine, Ether, Opium, het hartbeklemmend-verschrikkelijk
| |
| |
tooneel van den Jardin des Supplices, het alle grenzen van decentie overschrijdende Les Miroirs indiscrets... dan het grootsche tooneel der vier wereldstroomen: de Rijn, de Nijl, de Ganges, de Amazone, in hun somptueuse, prachtig de verschillende karakters dezer rivieren uitbeeldende costuums... en ten slot het neerdalen van het zware gordijn... dat samengesteld was uit een schilderij van levende naakte vrouwen-figuren...
Haar vriend vertelde haar, dat bij het samenstellen van zoo'n revue de meest artistieke krachten zich vereenigden; dat de costuums geteekend werden door artiesten als Brunelleschi, d'Erté, Zinoview, die aquarellen schilderden, welke het eigendom bleven van den directeur der Folies Bergère... maar zij luisterde nauwelijks, zij dacht en dacht over iets, dat zij onophoudelijk in haar hoofd verwerkte.
In deze revue werden ook drie sketches opgevoerd, die het publiek beloonde met uitbundig applaus. Vooral één scène had haar zeer geboeid; een fijn, klein dramaatje was het, getiteld Mains et masques, dat onovertrefbaar werd gespeeld door Séverin, Marionni en het allerbekoorlijkste danseresje Frivola.
Marionni, een jeugdig avonturier, in okerbruin gekleed, met om den hals een oudblauw zijden das op de manier der cowboys, heeft een verhouding met het danseresje, ten koste van den ernstigen Sévérin...
- Que diable va-t-il faire dans la galère de ces enfants frivoles, Sévérin?... zei haar vriend in oppervlakkige verbazing.
| |
| |
Zij antwoordde niet; zij keek... zij keek onophoudelijk naar het figuurtje van het schattig danseuse'tje in een blouse van aardbeirood fluwee en een rokje van zilveren franje, - met de bloote fijne voetjes en het bleek-gouden page-haar... Want... dit frêle popje... dat een heele zaal in ademlooze aandacht hield geboeid, het leek op haar... in blanke schoonheid, in souplesse van gestalte, in de wonderbaar-mooie kleur der lokken... leek het op háár... op háárzèlve!...
En de herinneringen stormden op haar in van het onderhoud met den directeur Delorme, en hij zeide, - opnieuw hoorde zij het, woord voor woord:
- Juffertje, neem 'n goeie raad van mij aan. Zet je gedachten af van 't ‘groote’ tooneel. Daar hoor je niet, daar pas je niet. Waar je misschien wèl slagen kan, dat is in 'n revue. Je uiterlijk is geschikt voor de revue. Je hebt ook 'n dansfiguur. Je moet iets zoeken, waarin je al je kleine talentjes uitbuiten kan: tooneelspelen, mimeeren, dansen... Je zou met een partner 'n sketch kunnen spelen in 'n revue... Speel je daarin, dan val je op, dan krijg je naam, je wordt afzonderlijk op de affiches vermeld, alle directeuren zijn gek op sketches, ze zijn de rage van 't moment. Ga de sketch zien in En pleine Folie in de Folies Bergère...
En nu... zat zij hier... in een vreemde bevangenheid... en het was haar, als zag zij zichzelve, in een fascineerend visioen, spelen in deze sketch...
| |
| |
Zij was de revue gaan zien... en tegelijk in een zonderling dubbelleven, spéélde zij op het tooneel.
Het duurde eenige oogenblikken, eer haar vriend haar uit haar droom had gewekt. En op een glimlachend-verbaasde vraag van hem, antwoordde zij:
- Vind je niet, dat de danseres Frivola ontstellend veel op mij lijkt?
Hij keek haar en het meisje op het tooneel critisch-beschouwend aan:
- Je hebt 'n zelfde soort figuurtje en dezelfde kleur van haar, dat is zoo... maar overigens! Op zoo'n manier lijkt iedereen op iedereen.
De spanning der betoovering was verbroken. Zij zag nu wel, dat het ronde kindergezicht van Romée Frivola niet werkelijk leek op den smalovalen vorm van het hare... en dat Romée iets kleiner was van figuur en wat meer gevuld. Maar de onvergetelijke indruk was zoo sterk geweest, dat zij een gevoel hield voor het meisje, als ware deze een verre, onbekende zuster van haar, door een gelukkig toeval ontdekt.
Later maakte zij persoonlijk kennis met haar. Het was kort na haar bezoek aan de Folies Bergère, dat zij met een clubje zat in de Catacombes de Rome, en zich in een ander gezelschapje Romée Frivola bevond. En toen haar vriend zei:
- Daar zit je ‘evenbeeld’, Eugénie. Ze heeft Mayol bij zich en Henri Favier en Emma Bodin... willen we 's kennis gaan maken? dat is misschien wel curieus voor jou.
Ja! o! zij vond het curieus. En vooral, omdat
| |
| |
zij in Romée Frivola, die eigenlijk Romée Andrieux heette, een persoontje leerde kennen van een frissche, Spontane originaliteit, een ondoofbare, goedgehumeurde opgewektheid en een hartelijk vermogen tot sympathie.
Dien eersten avond luisterde zij naar het gebabbel van het vroolijke persoontje en naar haar vlugge reparties met een ongemeen genoegen. Ook over den dans en het dansen had zij soms rake, definieerende opmerkingen:
- Er zijn danseressen en dans-begaafde dames...
- Dansen is de essentie der vrijheid, daarom is dansen ook 'n bereid en bevrijd zijn.
- Dansen zou je kunnen noemen: declameeren zonder woorden.
- Bewegingen moeten als klanken zijn...
Zij vertelde ook van een tournée, die zij door Duitschland en Oostenrijk had gemaakt:
- Budapest was heel nieuw... daar kreeg ik 'n glimpje te zien van 'n vroolijkheid, zooals die in de Noordelijker streken van Duitschland volkomen onbekend is. Enthousiasme, - gewekt in één minuut. Wat 'n natie! En wat 'n gevoel voor rhythme! Toen ik terug kwam in München, scheen zelfs de lucht me daar langzamer, loomer...
Berlijn is de heele nacht wakker. In Weenen hebben de cafés hun deuren sinds jaren nooit meer gesloten... In Berlijn schijnen hoopen menschen allemaal onnoodig lawaai te maken; daarbij vergeleken is Weenen wel levendig, maar beschaafd levendig: 'n kermis zonder stoom-caroussels...
| |
| |
Zij sprak ook wel over andere danseressen, die zij volkomen eerlijk en naar hun verdienste waardeerde; maar ééne was er, die zij, - en zij niet alleen, - een aanstelster en een gering oorspronkelijk talent vond. Deze danseres danste bijvoorbeeld een ‘doodendans’ met een breed, bloed-rood lint om den hals, zoodat het scheen, of haar hoofd van haar romp was gescheiden.
- Zij is de belichaamde traditie; als 't goed is, moet je als danseres de belichaamde improvisatie zijn. Er moet niet van je gezegd kunnen worden, dat je danst, maar: zij is dans.
Geen oogenblik was zij hetzelfde, en zij scheen er vermaak in te scheppen, voortdurend de meest tegenstrijdige dingen te beweren. Nu eens was zij idealistisch gestemd en had verheven opvattingen, dàn karakteriseerde zij al het moderne met een snelle zekerheid, die de anderen deed lachen:
- Sentiment? truc. Wetenschap? blague. Liefde? 'n marionettenspel. Deugd? de antithese van deugd. Journalisme? archimufle! Patriotisme, philantropie, broederschap?... reclame.
En als men haar vroeg, hoe zij toch zoo telkens weer anders was, dan antwoordde zij:
- Er is zoo juist ontdekt, dat de hersens der vrouw voortdurend doorwoeld worden van 132.000 sympathieke invloeden en 865.000 antipathieke invloeden. Hoe kan 'n vrouw dan altijd 't zelfde zijn, ik vraag 't je! Zoek maar niet langer, jongelui, 't geheim van de vrouw te doorvorschen. In 't binnenste van 't vrouwelijke zielsbestaan is geen geheim... alleen 'n toevallige sympathieke
| |
| |
of antipathieke invloed, die op 't oogenblik boven drijft!...
Nu eens beweerde zij dwaas, dat haar dansen uitsluitend was ‘bestudeerde techniek’. En dan weer vertelde zij met het snoezigste, onschuldigste kindergezicht:
- Altijd loop ik met bloote voetjes door de tuin en sluit vriendschap met de bloemen!
Onder alle vrouwen en meisjes der Bohème, die zij ontmoette en zoo langzamerhand had leeren kennen als tamelijk leeghoofdig en leeghartig, vond zij Romée Frivola de interessantste. Zij bemerkte heel goed, dat dit meisje onder al haar dwaasheid en haar blague een inhoud, die iets beteekende, verborg. Zij zou graag wat meer met haar in aanraking komen en zij vond het prettig, dat ook Romée blijkbaar toenadering zocht.
Want, o, zij durfde het zich nauwelijks bekennen, - maar... haar tegenwoordige leven voldeed haar niet. Zij had, hoe langer hoe veelvuldiger, buien van neerslachtigheid en verveling. Haar vriend was een goede, maar zeer oppervlakkige jongen...
Soms, opeens, kon zij zich afvragen met diepen schrik: Ben ik dat eigenlijk niet zelf: oppervlakkig... dat ik eerst zonder bedenken trouwde, toen zonder bedenken een minnaar nam... en nu mij zonder bedenken weer in een andere verhouding begeven heb? Ik hield van mijn man, dat is waar; ik vergoodde hem, ik had voor hem willen sterven van liefde... misschien is het de bittere, onoverkomelijke teleurstelling van
| |
| |
mijn huwelijk, die mij voor mijn heele leven bedorven heeft...
En wéér kwam het steunend verlangen in haar op: o, had ik maar iemand, tegen wien ik uitpraten kon, die geduldig naar me luisterde, die me begreep...
Zij kon zich soms zoo ellendig gedrukt en eenzaam voelen... wat moest er toch van haar toekomst worden! en zij was nog zoo jong, zoo erbarmelijk jong!...
- Kom me eens opzoeken. Ik woon in de Rue Fayol 47 au troisième, zei Romée tot haar verrassing bij het afscheid nemen. 's Morgens ben ik altijd thuis; u kunt komen, wanneer u wilt. Bonsoir, ma soeurette aux cheveux d'or pâle!
Ook aan Romée was dus de overeenkomst van hun beider bleek-gouden haar opgevallen. En dat zij er een bedoeling mee had gehad, haar uit te noodigen, bleek al bijna dadelijk bij het bezoek, dat zij, Artha, haar, - zeer spoedig, - bracht.
Geen oogenblik was er iets vreemds, iets van afstand tusschen hen, en het verwonderde haar in 't geheel niet, dat Romée haar bijna onmiddellijk tutoyeerde en bij den naam noemde.
- Eugénie, ze hebben me gezegd, dat je diseuse à voix bent. Mij dunkt, dat je daar geen succes mee hebt, wèl? Dat is ook je richting niet. Je richting is: de dans, misschien ook de pantomime. Heb je wel eens gedanst?
- Ik neem er les in...
- Goed. Heel goed. Ik zou je ook wel 's 'n paar lessen willen geven, en als 't dan blijkt,
| |
| |
dat ik me niet in je aanleg heb vergist, zou ik je 'n voorstel willen doen. Associeer je met mij.
- ...?...
- Ja, dat overvalt je wat plotseling, hè? Dat kan ik me begrijpen. Maar toen ik je zag, was 't als 'n coup de foudre: ziedaar de partner, die ik al zoo lang hebt gezocht.
In Engeland heb je de Dolly Sisters. Die maken daar furore... en terecht. Zoo'n zusterpaar zou ik ook voor Parijs willen creëeren. Ik heb eerst gedacht over 'n zwart meisje als partner. Maar die tegenstelling van blond en zwart is zoo erg traditioneel. Veel, veel aardiger is 't twee blondines... àls ze tenminste zulk bizonder bleekgoud haar hebben als wij.
Romée keek haar lachend, afwachtend aan... en zij wist niet, wat zij voelde... verlichting, dankbaarheid, vreugde, omdat haar hier een blijvend levensdoel werd geboden...
- Nu is 't maar de vraag, zie je: ben je vrij?
- Vrij? natuurlijk! antwoordde zij met al haar ouden trots.
- Dan is 't goed, zie je. Want... we nemen ons ‘vak’, of hoe je 't noemen wilt, heel, heel serieus. We mogen ons niet... of tenminste niet te veel, - laten afleiden door affaires de coeur. We moeten in de eerste plaats behooren aan de kunst. Zou je dat willen? zou je dat... kunnen?
- Ja! ja! riep zij onstuimig. O, werken zou zij willen, hard en lang, - haar dagen vullen met arbeid, - gesteund door lief begrijpen en vriendschappelijke sympathie...
| |
| |
En tot haar eigen schaamte en diepe verbazing barstte zij uit in tranen. En toen zij eenmaal begonnen was te schreien, kon zij onmogelijk meer ophouden; zij snikte en snikte hartstochtelijk, en het was onbegrijpelijk, dat niets hielp om haar tot bedaren te brengen; zij vermande zich, gebood zich kalm te zijn, hoonde zichzelf... maar het hielp niet, zij schreide, zij schreide... zij schreide.
Toen voelde zij een zachte, koele hand op haar voorhoofd, en nóóit geloofde zij, had iets haar weldadiger aangedaan dan die zusterlijk-teedere aanraking.
En zij werd rustig. Een sidderend snikje doorschokte haar nog nu en dan, maar een glimlachje trilde al weer om haar lippen. En zij stamelde een verontschuldiging, terwijl zij blikte in Romée's gezicht, dat nu zoo wonderlijk zacht en teeder geworden was.
- Excuseer je niet, chérie, zei het wereldwijze meisje. Ik dank je voor 't vertrouwen, waarmee je mij in je tranen je bekentenis hebt gedaan.
- Ik begrijp nu alles van je leven. Je hebt je verwachtingen te hoog... en verkeerd gespannen en je bent teleurgesteld geworden. Dat is wel niet anders dan logisch, maar desalniettemin even triest. Enfin, je bent nog jong... je kunt weer opnieuw èn beter... beginnen.
- Laat mij je alles mogen vertellen, had zij gesmeekt. En met de grootste oprechtheid vertelde zij Romée alles, wat zij voor haar bohèmevrienden altijd verzwegen had.
| |
| |
- Ik ben van goede Hollandsche familie... mijn vader was kamerheer der koningin...
- Chambellan?... Romée schrikte zóó werkelijk, dat zij er direct bijvoegde:
- Ik heb met alles gebroken... ik ben dóód voor mijn familie.
Maar Romée schudde het hoofd, en mompelde:
- Dan keer je toch te eeniger tijd terug naar waar je van afkomst behoort... Enfin. Je bent nu nog jong, dat kan veel jaren duren, eer 't gebeurt. Vertel verder.
En zij vertelde. Alles, zonder eenige terughouding. Van haar huwelijk en haar ontgoocheling. Van haar ontvluchting en haar breken met haar minnaar. Van haar kennismaking met het bohème-wereldje, waarin zij thans leefde... en hoe zij getracht had, een toekomst te vinden in het optreden als voordrachtskunstenares... en hoe moe en beu zij van alles was... wat haar nu eerst scheen het wel, in volle kracht werd geopenbaard.
Romée luisterde zwijgend toe.
- Ik had deze indruk van je gekregen: 'n Beschaafd meisje, dat alle moeite doet, om zich in haar tegenwoordig milieu op haar plaats te voelen, maar die daar niet in slaagt. Er is iets zoekends, iets vragends, iets van heimwee in haar oogen. Ik zou haar de weg kunnen wijzen, waar zij een toekomst kan vinden... en wat ook tegelijk aan mij ten goede zou komen. Dat je getrouwd was geweest, had ik niet gedacht. Enfin, c'était si peu, si peu, que ça ne compte pas. Ik geloof, dat je verstandig zou doen, je tegenwoordige leven
| |
| |
te laten varen, en 't eens mei mij te probeeren. Eerst zal ik je ook mijn geschiedenis vertellen, die niet zoo interessant is als de jouwe, maar die toch één belangwekkend en onverwacht detail bevat...
Zij lachte oolijk en zei met een schalksch knipoogje:
- Maar... zeg 't aan niemand, wat ik je hier vertel. Jij mag 't weten, omdat ik tegenover jouw vertrouwen ook 't mijne wil stellen... als anderen 't wisten, zou 't me 'n eindelooze last bezorgen, ik zou van alle kanten worden vervolgd... Luister; ik, die verdacht word, minnaars bij dozijnen te bezitten, - ik heb nog nooit 'n minnaar gehad.
Dat verrast je, hè? Dat verbaast je. Och, 't is niet om 't een of andere principe, 't is niet, omdat ik bijvoorbeeld 'n groote liefde zou hebben gehad, die niet beantwoord werd... 't is pur et simple... onverschilligheid. Wanneer ik van een jongen zou hebben gehouden... och, 't leven is zoo kort en de kans om iemand gelukkig te maken, om zèlf gelukkig te zijn, moet je maar liefst niet voorbij laten gaan... Nog eens: hoe 't ook anders mag schijnen... ik ben vierge. Dit is 't merkwaardige in 't leven van Romée Frivola, - 't tweede merkwaardige is, dat ik nog nooit heb gehuild.
Dat eene staat in verband met 't andere: beiden zijn 't bewijs van m'n sterke innerlijke onverschilligheid èn van m'n zelfgevoel.
Maar laat ik je nu in 'n paar woorden m'n ‘levensgeschiedenis’ vertellen.
Mijn moeder was actrice, - ja, niemand heeft haar naam ooit gehoord, maar hoe 't zij, ze ver- | |
| |
diende ermee haar brood. Ze had 'n lief gezichtje, ze was typisch en origineel, ze werd veel gezocht, - toch had ze maar één vriend. Hoe hij eigenlijk heette, wat hij was, heb ik nooit geweten... dat geheim heeft m'n dappere kleine moeder met zich in 't graf genomen. Ik heb hem niet dikwijls gezien, misschien drie- of viermaal... maar de indruk is me onvergetelijk bijgebleven. Hij had 't gezicht van 'n pur sang aristocraat, knap, welwillend-hautain. Hoe 't zij, zoolang 't kon, heeft hij goed voor m'n broertje en mij gezorgd. Hij stuurde ons naar kostscholen, waar we 't beste onderwijs kregen. Daarom ben ik zoo ‘beschaafd’, begrijp je? Enfin, toen we zestien, zeventien jaar waren, stierf hij, en wat toen?
M'n broer koos oogenblikkelijk zijn partij. Hij had eenige muzikale begaafdheid, hij het zich engageeren als pianist in 'n strijkje, en verdiende zoo al dadelijk z'n brood. Au fond is hij precies zoo'n type als ik: uiterlijk vroolijk, leuk, hartelijk, joviaal... ze hebben hem dan ook de bijnaam Jovial gegeven... maar innerlijk complètement froid.
Maar nu ik.
Mijn moeder had me nauwkeurig bestudeerd, al m'n capaciteiten nagegaan, en was tot de conclusie gekomen, dat ik in geen enkel ding zou kunnen uitmunten behalve in de dans. Ze wist heel goed, welke gevaren en moeilijkheden er aan zoo'n loopbaan verbonden waren. Maar ze dacht zóó: vroeger of later is mijn bébé toch bestemd de verkeerde weg op te gaan. Plaats ik haar op
| |
| |
'n atelier... dan komt ze in de armoede of in de laagste vorm van ondeugd terecht. Als danseresje heeft ze meer kans, om in kennis te komen met mannen van distinctie en fortuin, - bovendien, als ze slaagt, en ze wordt première danseuse... dan kan ze verdienen wat ze wil.
Goed, ik werd op 'n dans-instituut geplaatst. Alle leerlingen maakten de oefeningen tegelijk voor de professeur, die deftig aan het eene eind van de zaal tusschen twee leege stoelen zat, op de eene lagen zijn zakdoek en zijn handschoenen, op de andere zijn hoed en zijn stok. Daar leerden we: assemblés, jetés, ronds de jambes, glissades, changements de pied, ballons, pirouettes, élévations, en wat niet al meer. In de tusschenpoozen werkten we aan de barre, hingen aan ringen, gymnasticeerden aan de rekstok, sprongen, en bleven minuten-lang staan met ons eene been over de schouder, - 'n niet zeer benijdenswaardige positie.
Enfin, hoe 't zij, ik ben daardoor zoo lenig geworden als de befaamde ‘damascener kling’. En bovendien was 't voor mij 'n prettige tijd. 't Beviel mij, met mijn zin voor vrijheid veel beter op deze school dan op m'n strenge kostschool. Danseresjes zijn over 't algemeen beter dan andere ‘vrouwen van het theater’... misschien wel juist omdat ze voor 't meerendeel uit de mindere klassen voortkomen. Ze zijn meestal, vol affectie en toewijding, trouw en oprecht. Hun liefde is hun alles, en er gaat nauwelijks 'n jaar voorbij, dat er niet eentje suicide pleegt uit hartzeer.
| |
| |
Ik ben m'n carrière begonnen als professioneele danseuse op publieke bals. Ik verdiende 300 frs. in de maand. Ik moest komen op 'n bepaald uur en 'n zeker aantal dansen uitvoeren tot aan 't eind van 't bal... en al die tijd stond ik onder 't féroce toezicht van 'n inspecteur, die me beboette, als ik m'n beenen niet hoog genoeg de lucht ingooide, of vergat de grand écart te maken. Enfin, dat begon me gauw genoeg te vervelen en ik bedacht, dat ik moest probeeren 'n ander emplooi te krijgen. Ik studeerde met Jovial eenige dansen in, hij accompagneerde me, en zoo ging ik me aanbieden. Dat was 'n interessante odyssee. Eer je gehoor kreeg bij de directies, moest je tien, twintig, dertig maal terugkomen... en dan mocht je bijvoorbeeld je kunsten vertoonen... in 't orkest onder 'n galerij, waar Jovial 'n piano vond, die klonk als 'n cither, en ik nauwelijks ruimte had om m'n armen de lucht in te steken... Eindelijk werd ik geëngageerd in de Jardin de Paris... en toen steeg m'n reputatie snel. Nu kwamen ze mij aanbiedingen doen... ook om op te treden in sketches; Romée Frivola werd ‘'n persoonlijkheid, die meetelt’.
Maar ik wil nog méér. Ik wil twee dingen: beroemd worden en rijk worden. En daarvoor moet ik iets aparts, iets bizonders creëeren. Jij kan me daarbij helpen. En ik kan jou helpen, door je 'n levensdoel te bezorgen, dat de moeite waard is... èn door je m'n werkelijke sympathie te verzekeren.
- En die is me 't meeste waard, had zij gezegd, met vochtige oogen.
| |
| |
- We zullen elkaar completeeren... we zullen samen de geestigste en origineelste nummers verzinnen; jij zal dikwijls optreden in travesti... en Jovial zal ons begeleiden en onze manager en onze schatbewaarder zijn. Hij heeft 'n practisch hoofd, die jongen, o!... Hij beheert al onze économies, en goed! M'n ideaal is ergens 'n klein huisje te koopen in Suresnes of Montrouge of Passy... met 'n tuin, ‘waar ik vriendschap met de bloemen kan sluiten...’ om heelemaal vrij te zijn. Hoe lijkt je dat?
- Verrukkelijk, had zij gezegd. Vrijheid en rust, hoe zalig! Dat huisje gaan we dadelijk koopen, Romée
En zij vertelde haar van haar fortuin, wat Romée buitengewoon verheugde.
- O! zei ze, dat is uitstekend. Je bent dus onafhankelijk? Dan bezwaart me de verantwoordelijkheid, die ik voor je op me neem, in 't geheel niet meer. Mocht 't nieuwe leven je niet bevallen, dan ben je toch meesteresse over jezelf gebleven. Goed! dat huisje gaan we dadelijk koopen! En vertel me eens: wil je 'n andere voornaam kiezen, of die van Eugénie houden? Wij samen heeten nu voortaan de Frivola's... Romée en Eugénie Frivola...?
- Dat klinkt niet, had zij gezegd. Ik moet ook 'n naam hebben van twee lettergrepen... maar welke?...
Zij dacht even na... Arthur heette een jonge, lieve jongen, dien zij heel graag mocht... Arthur... Artha... en opeens zeide zij: Artha Frivola!
- Ja! riep Romée met lachende instemming, heel goed! dat klinkt: Romée en Artha Frivola!...
|
|