| |
| |
| |
Negende hoofdstuk
I
Elken avond als Emma zich te bed begaf, verbaasde zij er zich over, dat er niets was gebeurd en dat zij niets van Yvo had gemerkt.
En elken morgen, ontwakend uit haar door kunstmiddelen veroorzaakten slaap - want zonder iets in te nemen, sliep zij niet meer, en zonder tenminste 's nachts eenige rust, wist zij, het niet te kunnen volhouden - elken morgen was haar eerste sidderende gedachte: vandaag?...
Haar zenuwen waren nu zóó gespannen, dat zij naar elk geluid in huis luisterde. De klank van de schel deed een golvende rilling door haar leden gaan en als iemand onverwacht bij haar aanklopte, was het, of een worgende hand haar de keel toekneep en zij geen adem kon halen.
Een enkele maal, wanneer zij alleen was, trachtte zij zich te bezinnen.
In godsnaam, waarvoor ben ik bang? vroeg zij zich af. Maar dan klemde zij de handen op het wild kloppend hart, want zij wist: dat zij niet zoozeer angst had voor Yvo, - als wel voor zichzelve.
O, god, steunde zij, ik bèn al zoo vreeselijk ongelukkig geweest. Jacques heeft me getroost en me aan mijn ellende ontheven en ik houd van hem, hij is me zoo innig sympathiek, ik ben hem zoo dankbaar... O, god, help me, help me, dat ik zijn leven niet vernietigen ga...
| |
| |
Yvo... smeekte zij, je hebt me al zoo onnoemelijk laten lijden. Waarom laat je me niet met rust... waarom ben je terug-gekomen? Dat was toch om een reden. Dat was omdat hij haar huwelijk met Jacques verhinderen wou...
Maar hoe zou hij het kunnen?
Om geruster te worden, dacht zij zich volledig de situatie in. Hij zou komen, goed, en zij zouden in levenden lijve tegenover elkander staan en dan...
Zij voelde reeds de verterende zwakte, die door al haar leden zou gaan, wanneer hij de hand uitstrekken zou en haar opeischen als zijn recht.
Dan... zou zij toegeven, - moeten toegeven - aan zijn verlangen. Dan... zou zij Jacques verloochenen en alles verzaken. Dan... zou zij haar huwelijk verbreken, om hem, Yvo, te volgen, tot het einde der wereld.
O, was er iemand op aarde ongelukkiger dan zij?
Zij voelde zich als eene, die ter dood veroordeeld is, en elken dag in de hoogste spanning, op gratie, of op de tenuitvoerlegging van het vonnis wacht.
Dit kon niet lang meer duren. Liever dan deze zenuwkwelling nog langer te verdragen, zou zij... zou zij...
Het was geen leven meer, dat zij tegenwoordig deed. Nergens voelde zij zich veilig. In huis kon ieder oogenblik Yvo worden aangediend; en buitenshuis liep zij immers aldoor de kans plotseling van aangezicht tot aangezicht met hem te staan...
Eens, toen de vrees haar al te zwaar folterde, was zij naar Leni gegaan, om uit te vorschen, hoe haar zusters toestand was.
Toen zij voorzichtig het gesprek had gebracht op het onderwerp, dat niet afliet haar te kwellen, had zij gemerkt, dat Leni in een benijdbare geestelijke rust verkeerde. En aarzelend, bang indiscreet te zijn, maar innig verlangend te weten, vroeg zij:
- Doet het je niets, Leni, dat Yvo is terug-gekomen?
| |
| |
- Natuurlijk niet, antwoordde Leni frank.
- Is... je liefde... dan...
- Ja! zei Leni. O, je weet 't, ik ben zielsongelukkig geweest, zelfs ziek ervan. Maar, zooals 'n koorts alle verkeerde bestanddeelen in je lichaam verbrandt, zoo heeft m'n zenuwziekte heilzaam op m'n innerlijke rust gewerkt. Neen, Emma, op m'n woord van eer: ik heb Yvo niet meer lief.
- 't Is je dus geen strijd, geen weifeling meer, te weten, dat hij terug is?
- Neen, natuurlijk niet. Ik ben genezen, Emma. Ik ben van Alfred heel veel gaan houden. Hij lijkt me heusch de man, die bij me past. Ik zou Yvo niet eens meer willen hebben, ook al kon ik hem krijgen...
O, hoe benijdbaar om dat te kunnen zeggen, dacht de arme Emma.
- Hij heeft mij versmaad. Maar ik zou hem nu versmaden, als ik 't zou kunnen doen. En als hij mij zoo beleedigd had, als jou Emma...
- Ja, zei Emma, hij heeft me beleedigd en gegriefd, ik...
- Je haat hem nu natuurlijk. En je verheugt je met mij, dat hij bijtijds is terug-gekomen, om al de feestelijke toebereidselen voor onze bruiloft gade te slaan...
- Maar waarom zou hij zijn terug-gekomen, denk je?
- Wel, in z'n onverdragelijke, ijdele pedanterie natuurlijk in de veronderstelling, dat hij maar te komen had en dat je in z'n armen zou vallen.
- Maar... zei Emma, hij heeft toch geen enkele poging gedaan, om mij te naderen...
- Och, zei Leni, dat zal hij niet eens noodig hebben gegevonden. Hij is immers zoo overtuigd van je liefde! smaalde zij. Ja, je hebt je nu wel met Jacques verloofd, maar dat was alleen uit dépit en: waar meerder komt, moet minder wijken!
| |
| |
O! zei ze, ik kan zulke menschen niet uitstaan! en wil ik je eens wat zeggen, Emma: ik ben blij! dat hij bijtijds is terug-gekomen! en dat hij ons geluk van nabij kan zien!
Dit gesprek had Emma weer wat kracht bijgezet. Neen, feitelijk was het niet noodig, dat Yvo een poging deed. Hij hoorde en zag genoeg, om te weten, dat hij geen kans hoefde te wagen...
En dit was dan zeker ook de reden, waaróm hij geen enkele poging deed, om haar nader te komen. En nòg een gedachte stelde haar gerust: misschien had Yvo haar, zonder dat zij het wist, al gezien... en overtuigde hem haar ‘geluk’, dal al zijn ondernemen jegens haar vergeefsch moest zijn...
| |
II
Een der kennissen gaf ter eere der bruidsparen een groot bal masqué. En Emma had de zonderlinge, maar vaste overtuiging, dat Yvo, onder de een of andere vermomming, zou beproeven haar daar te overvallen met zijn plotselinge verschijning.
En haar eenige redding, verbeeldde zij zich, kon nu nog liggen in een volkomen onopvallend costuum.
Jacques schikte zich volkomen naar haar wenschen en vond het zelfs wel een aardig idee, dat zij elk in een domino zouden gaan en niet met de anderen een groep vormen zouden, als herders en herderinnen, zooals eerst was afgesproken.
- We dragen onze costuums onder de domino's, goed? had Emma gevraagd. Want op het uur van het démasqué was zij natuurlijk veilig, als Yvo daarvóór zijn kans niet had waargenomen.
Jacques vond het uitstekend.
In een vloedgolf van licht lag de feestzaal uitgestrekt | |
| |
boven het spiegelend parket. Hooge palmen, slingers van dennengroen, encadreerden het boeiend tooneel, dat was als een zich eindeloos voort-zettende film, waarvan de kleuren samen-smolten en weer uiteenvloeiden in een eeuwig wisselend spel.
Het was als een fantastische feeërie en Emma, in deze omgeving, waar niemand zichzelf was op het oogenblik, voelde zich meer dan ooit aan de werkelijkheid der dingen ontvoerd.
Zóó vreemd als vanavond had zij zich al dien tijd niet gevoeld. In elken ridder, pierrot, cowboy, jockey, heraut, meende zij Yvo te herkennen. Telkens schokte haar hart òp in haar borst van spanning en angst... O, nu wist zij het zeker! daar was hij... daar, die Schot... kijk, hoe hij speurend rond-keek door de zaal... hij zocht haar... maar, vinden zou hij haar niet! zij was te goed verborgen achter haar masker en domino-kap!
De muziek scheen haar gedachten op te nemen en voort te jagen... een prikkelende onrust tintelde door haar bloed... en... liever dan door hèm vervolgd en ten slotte opgespoord te worden, zou zij hem zoeken en hem dan ontmaskeren, ten aanzien van iedereen.
Lachend zou zij haar masker afnemen en van hem eischen hetzelfde te doen... o, zij voelde zich sterk vanavond, om hem te tarten en hem een démenti te geven, in een zoo groot mogelijken kring, dat iedereen getuige was van haar liefde voor Jacques en haar grenzelooze onverschilligheid jegens hèm.
Haar stemming was vanavond heel anders dan in de laatste dagen. Zij had nu een soort van wrok tegen hem; al haar beleedigd zelfgevoel was bij haar boven gekomen; ja, wat verbeeldde hij zich, dat hij bij haar de hand maar uit te strekken had?
Welja! hij kwam terug. En zijn enkele terugkomst was voldoende, om zijn zin te krijgen. Hij verwaardigde zich | |
| |
niet eens, bij haar een poging te doen, in de veronderstelling, dat zijn verschijning op het tooneel al voldoende was, om haar berouwvol aan zijn voeten te doen zinken.
O! Leni had het wel goed gezegd. Hij was een ondragelijke pedant, een egoïst, een eigengerechtige, ijdele jongen, - en voor hèm zou zij Jacques opgeven, haar nobelen, onzelfzuchtigen bruidegom, wiens arm haar veilig door het leven geleidde?...
Zij was thans in een zoo geëxalteerden toestand, dat zij hem hoonend in zichzelve van lafheid beschuldigde.
Was was dan je doel? vroeg zij smadelijk. Waarom ben je terug-gekomen? Toch zeker om een aanval op mij te doen, nietwaar? En waarom doe je dat dan niet? Durf je nu opeens niet meer? Word je, op 't beslissende oogenblik, laf? Kom, durf maar! gerust! ik ben nu sterk en zal je wel te woord staan, geloof me, ik ben niet bang meer voor je! ik voel me krachtiger dan ooit in den laatsten tijd en ik hunker, ja, ik smacht er naar, om je al mijn vewijten in het gezicht te kunnen slingeren... Jij! jij hebt me lief? Hoe heb je me dan zóó gruwzaam kunnen beleedigen! Om mij ervan te beschuldigen, dat ik, ik wel die advertentie zou hebben geplaatst!
En nu weer deze daad: te komen, met de bedoeling, mijn huwelijk met dien goede, dien trouwe te verhinderen en per slot van rekening niet eens te durven!
Mij aldoor in afwachting te houden, me te martelen, in de veronderstelling, dat ik, ikzelf! mijn verbintenis met Jacques wel zal verbreken!
Ingebeelde jongen! ja, ik hèb van je gehouden, maar je was mijn liefde niet waardig! En ik heb dan toch nog te veel trots en zelfbesef, om me aan zoo iemand als jij te vergooien!
Maar kom dan tenminste, lafaard, en houd me niet langer in spanning. Je hebt zoovéél gedurfd! Je hebt me eerst 't hof gemaakt en me toen op de krenkendste wijze ver- | |
| |
laten. Na mijn engagement heb je mij durven schrijven, dat ik jou liefhad, jou alleen! En na mijn duidelijke afwijzing door je mijn verlovingskaart te zenden, ben je naar Holland terug durven komen, om me te tarten, om me te hoonen.
En durf je nu opeens niet meer? Lafaard! kom dan! opdat ik je mijn antwoord geven kan!...
Zij voelde zich zóó over-opgewonden, dat zij verscheidene malen op iemand toe-trad, in de vaste overtuiging Yvo vóór zich te hebben en hem begon te intrigeeren, om, nadat zij zich vergist bleek te hebben zich weer te verwijderen, met een klaterenden lach.
O! waarom kwam hij nu niet, nu zij zich zoo overmoedig voelde. O! waarom ging dit moment van haar triomf voorbij?...
Om haar was het levendig gewoel van het bal. De muziek speelde de entraînante, gesaccadeerde wijs van een varsity drag; langs haar heen ging het rhythmische voetengeschuifel en het zijïg kleedergeruisch. De costuums, in hun wemelende kleuren, trokken aan haar oogen voorbij... het leken gekleurde vlammen van een vroolijk vuur, dat rond haar oplaaide in een cinematografische pracht...
O, wat zou zij gelukkig zijn, wanneer zij Yvo ontdekte!
Die witte ridder?... die extravaganza... de nachtwacht... o, was er dan niemand, om haar te helpen, hem te vinden?..
Zij was al telkens op het punt geweest, om aan Jacques te vragen:
- Ik heb 'n vaste verbeelding, dat Yvo hier is vanavond, Jacques. Help je me mee, hem zoeken? dan gaan we samen naar hem toe en komen zegevierend tegenover hem staan, en tarten hem zijn masker af te nemen, en...
Maar zij bedwong zich onmiddellijk. Neen, het was beter er Jacques geen deelgenoot van te maken, dat haar gedachten zoozeer van Yvo vervuld waren...
Zelf zou zij hem wel ontdekken, natuurlijk. Wie beter | |
| |
dan zij zou hem herkennen, in welke vermomming ook.
De stemming op het bal liet niets te wenschen over. Folly en Ips hadden den meer dan mallen en toch wel grappigen inval gehad, om... als bruidjes op het bal te verschijnen.
Het ‘engagement’ van Ips had heel wat tongen in beroering gebracht. In de gezelschappen had men er de noodige commentaren op geleverd; Ips was beoordeeld, veroordeeld, zij werd bewonderd, gelaakt, afgekeurd en benijd - precies zooals Ips had verondersteld, dat het gebeuren zou.
Maar zij bleef aldoor dezelfde en stoorde zich volstrekt niet aan 's werelds opinie.
- Stel je voor, zei ze cynisch, dat ik dat zou doen! Dat iemand het zou doen! Wel, je zou immers in géén tijd jezelf niet meer wezen! Mijn bedoeling is, Theo beter te leeren kennen; dat kan je 't beste in 'n engagement; en bevallen we elkaar tenslotte niet, - nu, dan is er nog niets verbeurd!
Hoe Theo's vrouw het opnam? Wel, dat liet haar Siberisch. Theo's vrouw had evenwel het beste deel gekozen, door haar man met dezelfde munt te betalen. Zij had zich óók onmiddellijk ‘verloofd’ en beheerschte zich zelfs in zooverre, dat zij Ips volstrekt niet negeerde en haar de hand reikte, zij het ook met een onuitgesproken hoon in de oogen.
En Folly... ja, voor haar was het àl te ongezellig, nu Ips was geëngageerd en zij niet. Zij had dus toegegeven aan het verzoek van Antoine d'Albignac, maar, evenals Ips, alleen ‘voorloopig’.
Het was spoedig van algemeene bekendheid geworden, dat hun vader hun precies het antwoord had gestuurd, waarop zij hadden gehoopt:
Ik trek mijn handen van jullie af, had hij geschreven en Ips en Folly hadden van innige satisfactie gejuicht:
Vrij! heelemaal vrij! Geen last meer van vaders, voogden, tantes of ooms! Hoera! nu begon hun leven! En ieder- | |
| |
een kon gerust wezen, want vrijheid beteekende bij hen geen ongebondenheid, o verre van dien! Zij waren absoluut capabel voor zichzelve te zorgen en bewezen zij dat niet door zich al direct een beschermenden cavalier in het leven te kiezen!...
En Hermance... och, bij haar was het natuurlijk ook maar een geval van vaderlijke willekeur. Toen haar vader merkte, dat zij en Frans het serieus met elkaar meenden, en toen het bleek, dat Frans zich in Duitschland heel verdienstelijk had gedragen en hij dus een toekomst vóór zich had, stemde haar vader ‘om van het gezanik af te wezen’, zooals hij zich gracieus uitdrukte, toe in een engagement.
- Maar bij òns is het echt! had Hermance stralend gejuicht. En vanavond was zij de vroolijkste onder de vroolijken en had het luidst van allen gelachen, om de ‘little mock-brides’, die Folly en Ips uitbeeldden.
- Toepasselijk, wat? had Folly gezegd. Wij zijn de bruid en we zijn 't toch niet... precies zooals 't werkelijke leven staat tot 'n balmasqué!...
Ja, iedereen vermaakte zich en droeg bij tot de algemeene animo.
Doch naarmate de avond verliep werd Emma onrustiger en nerveuser. Zij kon het niet verdragen, dat zij haar doel: Yvo te ontmaskeren, niet zou bereiken... waar was hij... waar was hij dan toch! zij voelde, dat hij aanwezig moest zijn!...
Jacques had tot dusverre Emma onkundig gelaten van zijn onderhoud met Yvo.
Lang, lang had hij er over nagedacht, wat het beste zou zijn.
En hij was tot de conclusie gekomen, dat hij beter deed te zwijgen.
Nadat hij haar de terugkomst van Yvo had meegedeeld, hadden zij samen niet meer over Yvo gesproken. Hun ver- | |
| |
houding was zoo heerlijk rustig en harmonisch, dat het hem het beste leek, die niet door, zij het ook de lichtste emotie te verstoren.
Wanneer zij, dacht hij, uit zichzelve over Yvo begint, is het natuurlijk een andere kwestie. Als zij iets over hem vraagt, of een zinspeling op hem maakt, dan zal ik haar alles eerlijk vertellen.
Maar zoolang zij niet genoeg belang in Yvo te stellen bleek, om naar hem te informeeren, zoo lang achtte hij het beter, haar aandacht niet meer op het voorbije verleden te vestigen, waarin voor haar toch altijd iets pijnlijks was.
Voorbij. De zaak met Yvo was voor haar klaarblijkelijk voorbij..
Goddank. Hij kon zijn huwelijk ingaan met de blijdste gerustheid...
Na zijn onderhoud met Yvo had hij eenigen tijd een heftigen angst gehad, of hij dien armen jongen ook te sterk had gebruskeerd.
En of het gevolg niet zou zijn, dat Yvo hierna zijn leven misschien niet meer zou kunnen dragen...
Hij, de kalme, wel-overleggende Jacques, had momenten van groote onrust gehad. Nauwkeurig was hij het geheele gesprek nog eens nagegaan.
Had hij anders kunnen handelen... anders spreken...
Maar ten slotte was hij óók maar een mensch. Het optreden van Yvo, die hèm eenvoudig uitschakelde, was hem in 't geheel niet sympathiek geweest. Werkelijk, hij had hem nog zoo zachtzinnig mogelijk aangepakt.
Menigeen had hem, na zijn onzinnigen eisch, dat hij ‘Emma opgeven zou’, zonder complimenten de deur gewezen.
Enfin. Hoe het zij, het was en bleef een onaangename geschiedenis. Maar, waar hij in zijn leven zóóveel reden had, om gelukkig te zijn, moest hij daarover maar niet te veel meer denken.
| |
| |
En in elk geval: Yvo had den slag overleefd. Meer kon hij, meer mocht hij niet verlangen.
Hij had vanavond verschillende malen met Emma gedanst.
Zij was buitengewoon vroolijk, ja, in high spirits; zij bewoog zich door de zaal als iemand, die zich uiterst amuseert en hij voelde zich al verliefder en verheugder worden.
O, het besef dat hij haar gered had van een misschien ongeneeslijke melancholie... dat hij er in elk geval in slaagde, haar wat geluk in het leven te geven, maakte hem zoo opgeruimd en sterk....
Wéér dansten zij samen. Haar slank figuurtje rustte willig tegen hem aan en hij voelde haar vertrouwen, als een mooi geschenk, dat zij hem graag en voortdurend gaf.
Zij hadden eenige schertsende woorden gewisseld... een paar opmerkingen gemaakt over aanwezige kennissen... toen, eensklaps ging er een schok door haar heen... star bleef zij staan, het hoofd naar een bepaalde richting gewend...
- Wat is er, kindje?
- O!
- Wat is er opeens!
- Daar was hij, ik heb hem gezien...
- Wie?
- Yvo toch! zei ze ongeduldig, als ware zijn vraag volkomen overbodig.
- Yvo? Maar die is er niet...
- Hij is er wèl, hij keek me aan... ik weet 't... hij heeft me al de heele avond gezocht...
- Emma, toe...
Opeens bedaarde zij.
Hoe vervelend zich zoo te hebben verraden. Zij had met Jacques niet over Yvo willen spreken, natuurlijk niet.. en nu toch ontsnapte haar zijn naam!
| |
| |
Maar zij was ook den heelen avond al zoo ellendig in spanning geweest... geen wonder, dat zij zich een enkel moment niet had kunnen beheerschen...
Vooral nu zij meende, hem plotseling te zien...
- Waar dacht je dan, dat je Yvo zag?
- Daar... die zwarte ridder... zie je niet...
- Dat is Dirk van Aggeren, herken je hem niet?
- O!... Ik... ik was er zóó zeker van, dat hij 't zou zijn.
- Maar hij is hier niet, Emma.
- Hij is hier wèl! Ik heb z'n aanwezigheid de heele avond gevoeld!
-Hij is hier niet, zeg ik je. Geloof me, hoe zou hij hier komen, wie zou hem hebben uitgenoodigd.
- Hij is hier gekomen, om me te plagen, te vervolgen...
- Hoe denk je dat zoo ineens, zei Jacques onthutst. Al dien tijd had Emma geen woord over Yvo gerept en nu bleek opeens hoezeer zij van de gedachte aan hem was vervuld.
- Hoor eens, zei hij, ben je 'n beetje nerveus? daar is heusch geen reden voor.
- Och, jij, Jacques, altijd zoo kalm... Ik heb 't gevoel, dat Yvo hier is...
- Luister, zei Jacques, ik weet zeker, dat je je vergist. Maar om je gerust te stellen, zal ik even bij de contrôle de namen gaan controleeren, is dat goed?
- Hè, ja, zei Emma dankbaar. Jacques wist altijd zoo precies, wat hij had te doen...
- Kom dan mee, zei hij, dan breng ik je naar 'n eenzaam hoekje, en daar wacht je op mij.
Hij voerde haar naar een serre, waar het nu stil was en koel, en liet haar daar zitten.
Met een zucht zonk Emma neer op een stoel.
O, nu voelde zij plotseling, hoe moe zij was, hoe overweldigend afgewonden... hoe uitgeput...
| |
| |
Zij legde haar hoofd tegen de leuning en was zeker eenige oogenblikken weg-gesoesd... anders had zij niet zóó vreeslijk kunnen schrikken bij de terugkomst van Jacques.
Hij kwam bij haar zitten, en nam haar hand in de zijne.
- 't Was, zooals ik dacht, lieveling, geen spoor van Yvo...
- O, dank je, maar...
- Maar?
- Kan hij niet binnengeslopen zijn, zonder dat de contrôle...
- Als gate-crasher? vroeg Jacques, om het gesprek op een wat luchtiger plan te brengen. Neen, dat is op deze avond volstrekt onmogelijk...
Hij nam, met lieve vriendelijkheid, haar het masker af en schrikte toen van haar bleekheid. Ook zijn eigen masker nam hij af.
- Nu zijn we weer bij elkaar, hè? fluisterde hij en drukte zijn wang tegen de hare. Zijn al die feesten ook te veel voor je? vroeg hij teeder.
- O, neen... integendeel. Dat is 't niet...
- Wat is er dan? vroeg hij en deed haar tegen zich aanleunen met liefderijke zorg. Biecht eens bij mij, m'n meisje?
Hij was er op voorbereid, dat hij Yvo's naam te hooren zou krijgen; toch gaf het hem even een steek door zijn hart, toen ze hulpeloos vroeg:
- O, Jacques... Yvo... Yvo...
- Wat is er met hem? vroeg hij zoo beheerscht als hij kon.
- Hij is toch... hij is toch terug-gekomen om 'n reden. Hij is terug-gekomen, om... mij opnieuw te winnen... om... om...
Ons huwelijk onmogelijk te maken... had zij willen zeggen, maar zij hield die woorden nog in.
- Waarschijnlijk, gaf Jacques toe, is dat met z'n terukomst z'n bedoeling geweest.
| |
| |
- Maar... hoe komt 't dan, dat ik niets van 'm merk? Hoe houdt hij zich zoo griezelig-geheimzinnig schuil!
- Heb je, vroeg Jacques bezorgd, daar aldoor over getobd, arm kind?
- Ik heb er... bekende Emma moeilijk, wel eens over gedacht... Ik vind 't zoo vreemd... dat hij niets geen moeite doet, om me te naderen... Begrijp je niet, hoe me dat benauwt... Ik... ik voel me aldoor bespied, vervolgd... en dat enerveert me, o god, Jacques, dat enerveert me zoo!
Jacques begreep, dat het veel beter zou zijn geweest, als hij haar het onderhoud met Yvo wèl had verteld...
- Emma, zei hij en vatte haar hand, je hoeft niet bang meer te zijn. Yvo zal je niet lastig vallen...
- Hoe weet je dat?
- Ik weet 't... omdat hij bij mij is geweest.
- Bij jou!
- Ja.
- En daar heb je me niets van gezegd! Dat heb je me moedwillig verzwegen!
- Ik deed uit goed en best...
- O! hoe is 't mogelijk! maar begreep je dan niet, hoe ik in spanning moest zitten... o, Jacques, hoe kon je zwijgen!...
- Emma, lieve, verwijt me dat niet. Heusch, ik dacht...
Emma deed de hevigste pogingen om zich te beheerschen. Honderden gedachten stormden in haar op: boosheid op Jacques... voldoening omdat Yvo tòch getracht had, haar te winnen... een overmate van zenuwachtigheid deed haar rillen en beven... o, als zij nu alleen was geweest, dan had zij zich gillend op den grond geworpen... maar zij was niet alleen... en Jacques mocht minder dan iemand kennis dragen van haar verwarden, innerlijken toestand.
O, Yvo... o, Jacques...
- Vertel me dan nu alles, eischte zij kort.
- Wel, hij vroeg me te spreken. Ik... dacht er nog | |
| |
even over, hem te vragen, liever te schrijven... Maar ik had geen reden, hem te ontwijken, nietwaar?
- Je ontving hem dus!
- Ja, ik ontving hem, en...
Hoe zag hij er uit? was Emma bijna in gretige drift ontsnapt. Maar deze felle belangstelling mocht zij aan Jacques niet toonen...
- Hij zag er ernstig uit. Hij wist eerst niet, hoe te beginnen. Toen zei hij:
- U weet zeker, dat...
- ...dat...?
- ...dat Emma vroeger van mij heeft gehouden?
Emma sloeg snel haar oogen neer. Zij voelde hoe het bloed weg-trok uit haar gezicht en hoe het toch brandde over haar wangen met een schroeiende vlam...
- Toen zei ik:
...'n Jongemeisjes-bevlieging.
- Ah! dat was goed! Heb je me zóó verdedigd! Dat was goed!...
- Maar natuurlijk geloofde hij 't niet. Hij riep:
- Neen, dàt was 't niet!... Zij hield van me! zij had me lief!
- Ik zei:
- Als zij van u hield en u van haar, waarom is u dan naar Indië gegaan, zonder u van haar te verzekeren door 'n engagement?
- Ja! ja! heel goed! en wat zei hij toen?
- Hij zei:
- Omdat ik toen nog niet wist, dat ik haar zóó liefhad. Maar, zooals 't zoo dikwijls gebeurt, toen er 'n ander kwam...
Een hoonend geluid ontsnapte aan Emma's lippen.
- En toen? en toen?
- Toen vroeg ik hem, wat hij eigenlijk bij mij kwam doen. En hij durfde te zeggen:
| |
| |
- Ik kom u vragen, Emma op te geven.
De korte schok van een lach doorbeefde Emma. Doch zij was nu zoo uiterst nerveus, dat zij haar nagels in haar handpalmen drukte, om een hysterische uitbarsting te voorkomen.
- En jij... je weigerde... Hóe weigerde je?
- Ja, ik kon 't niet helpen, ik was ironisch, sarcastisch misschien. Ik zei, dat ik hem zeer jongensachtig vond en onbedacht...
- En toen...
- Toen zei hij, dat jij, Emma, me alleen trouwde uit dépit, uit teleurgestelde liefde...
Weer ging een schok door Emma heen... Maar wéér beheerschte ze zich.
- Ik zei, dat hij zich vergiste. Maar hij riep:
- Ik vergis me niet! Als Emma niet van me hield... zou ze dan die advertentie...
- Kwam hij daar wéér op terug! zei Emma met schrille stem.
- Ja, hij zei, dat hij er absoluut, absoluut van overtuigd was, dat jij 't had gedaan...
- O, ik haat hem, mompelde Emma.
- Je had 't gedaan uit wanhoop, beweerde hij, uit liefde...
- O!... steunde Emma. En jij... je verdedigde me niet...
- Natuurlijk, ik zei, dat hij aankwam met 'n bewijs uit 't ongerijmde... En ik zei, dat ik hem 'n steekhoudender bewijs toonen kon...
Hij zei, dat ik niet te zeker moest zijn van m'n zaak... en toen...
- En toen...?!
- Toen heb ik hem 't bewijs getoond van je liefde voor mij.
- Jacques!...
| |
| |
- Ik heb hem zijn eigen brief laten zien, die hij jou geschreven heeft...
- Jacques!... heb je dat gedaan!
Het was Emma, of haar hersenen uit de kas zouden springen. Of zij in dit oogenblik Jacques haatte met een gloeienden haat, of zij op hem neerbeuken kon met haar gebalde vuisten... Zij wou gillen, dat hij misbruik van haar vertrouwen had gemaakt, - zij wou vluchten, weg, weg van alles... in de duisternis van den dood...
Alles vernevelde om haar heen... daar hoorde zij weer Jacques' nu hatelijke stem:
- Toen was hij overtuigd.
- En jij... en jij... stamelde Emma met klanklooze stem. Besef je nu niet, dat je hem in de dood hebt gedreven...
- Neen, dat heb ik niet. Hij leeft toch nog?...
'n Kwestie van tijd? dacht Emma. Doch zij sprak die woorden niet uit...
- Hij... hield zich goed. Na zijn eene moment van diepe ontdaanheid, verliet hij correct m'n kantoor.
Emma slaakte een zucht en sloot de oogen. Yvo, Yvo, kreunde het in haar, o, was ik maar dood... Waren jij en ik maar vredig, veilig dood...
- Heeft 't je erg aangegrepen, m'n liefste...?
- Neen...
- Ja, ik zie 't. Je bent zoo koud, zoo stil...
- 't Is niets...
- Ik zal even 'n glas champagne voor je halen en dan breng ik je thuis.
- O ja, naar huis, naar huis... Hoef ik dan niet te blijven aan 't souper? vroeg Emma als een kind.
- Neen, liefste, neen. Ik zal je excuses wel maken. 't Is te veel, al deze feestelijkheden...
Hij liet haar alleen, om een glas champagne voor haar te halen. En Emma, opnieuw, zonk in een halve bewusteloos- | |
| |
heid weg. En óók opnieuw schrikte zij hevig door 't terugkomen van Jacques.
Hij zag haar daar liggen, achterover in haar stoel, zoo zwak, dat een angst hem beving.
Zij dronk gehoorzaam het glas champagne leeg, dat hij haar aan de lippen bracht. Zij leunde haar hoofd tegen Jacques' arm en kreunde.
- Ik ben zoo moe...
- Kom dan maar gauw mee, ik breng je thuis...
Zij liet zich door hem geleiden, nauwelijks wetende, wat er met haar gebeurde. Thuis-gekomen gaf hij haar over aan de zorg van haar kamenier en wachtte beneden op nadere berichten.
Maar, na een half uur, vertelde hem de kamenier, dat Emma onmiddellijk in een diepen, rustigen slaap was weggezonken.
In den loop van den avond telefoneerde hij nog verschillende malen naar Emma's huis, maar kreeg steeds hetzelfde bericht, dat Emma rustig sliep.
Doch eerst, toen eindelijk ook Leni was thuis-gekomen, durfde hij er aan denken, zelf wat rust te gaan nemen.
- Mocht er iets wezen, Leni, bel je me dan dadelijk op?
- Zeker, Jacques, maar je hoeft niet ongerust te zijn, Emma slaapt als een kind.
Nu voelde Jacques toch wel, dat dit onderhoud met Emma hem zeer had aangegrepen.
Een gejaagde angst was in hem opgewekt. Wat beteekende dit alles?
Aan Emma twijfelen wilde hij niet. Zoo achterdochtig kon en mocht hij tegenover haar niet zijn. Maar...
Zij dacht dan toch nog wel aan Yvo... en zonder dat zij hèm deelgenoot maakte van haar gevoel jegens dien jongen, die al zóóveel onrust in haar leven had gebracht...
O, Emma, dacht hij, ik heb je zoo lief. O, Emma, ik smeek je, laat me mogen gelooven, dat jij ook houdt van mij...
| |
| |
Hij trachtte zich op te dringen, dat Emma's reageeren op zijn mededeeling heel natuurlijk was.
Al die dagen, sinds zij het wist van Yvo's terugkeer, had zij blijkbaar in spanning geleefd, dat Yvo de een of andere poging zou doen, om haar te naderen.
En dat zij deze vrees hem niet vertelde, was, nietwaar, een bewijs harer liefde voor hem...?
O, hij mocht niet twijfelen. Dat zou meer dan schande zijn tegenover haar innig-lief gedrag. Zij had hem den brief van Yvo gegeven... zij had dit zelf het bewijs van haar liefde genoemd...
Maar... vond zij nu, dat hij dien brief niet aan Yvo had mogen laten zien?
Hij ging bij zichzelven na, of dit van hem een geoorloofde daad was geweest of niet.
Lang en ernstig dacht hij na en hij besloot: ja, hij mocht dit doen, tegenover Yvo's optreden, die zelfs geëischt had, dat hij van Emma afstand zou doen!...
O, Emma... Emma... laat me mogen gelooven, dat je houdt, dat je houdt van mij...
|
|