| |
| |
| |
Vierde hoofdstuk
I
Na dien eenen keer werd het pijnlijk onderwerp Yvo door de beide zusters stelselmatig vermeden.
Hun gedachten werden ook zóózeer ingenomen door andere dingen, dat zij 's avonds, oververmoeid, spoedig in slaap vielen en den volgenden morgen wachtte hun opnieuw een even drukke dag.
Leni had een zekere opgeruimdheid terug gekregen, die niet meer zoo onheimelijk aandeed als haar valsche vroolijkheid der eerste verlovingsweken. En de aangename stemming in huis werd door niets verbroken.
Zij was het, die voorstelde, dat van deze dubbele bruiloft de residentie nog dagen lang spreken moest. Zij maakte plannen voor feesten, die Emma overbodig vond, maar Leni lachte dan en zei met een kleinen lach:
- Laten we dàt er tenminste van hebben.
- Méén je dat nu? vroeg Emma twijfelend.
- Ja, op mijn woord.
- Dan vind ik 't óók goed, natuurlijk.
- Wie neem jij voor bruidsmeisjes?
- Daar heb ik nog niet over gedacht.
- Als alles goed was gebleven met hen, had ik Folly en Ips genomen.
- Ze kunnen daarvoor toch wel van kostschool overkomen?
| |
| |
- Kunnen wel, maar ze willen natuurlijk niet.
- Waarom niet?
- Vraag je dat nog? Je weet toch alles even goed als ik.
- Nu ja, dat is alweer zoo lang geleden.
- Ja, maar je weet toch, hoe ze veranderd zijn?
- Misschien is 'n afleiding hun welkom.
- Ik weet 't niet. Jij kent ze niet zoo goed als ik, 't waren meer mijn vriendinnetjes, dan de jouwe... en jij weet ook niet alles, wat er is gebeurd.
- Wat dan?
- Wel, 't is 'n vreeselijke tragedie geweest. Die kinderen waren beiden verliefd op Hans Dennewaard. Ze hadden afgesproken, dat later één van beiden met hem zou trouwen.
- En Hans?
- Die scheen hen ook graag te mogen. Misschien ook beschouwde hij ze alleen als leuke kinderen... ze waren nog zoo vreeselijk jong... Enfin, hij maakte kennis met hun moeder... en toen heeft Hans die liefgekregen.
- Dat was wel 't vreeselijkste wat er kon gebeuren...
- Je begrijpt dan ook, hoe ze waren, toen ze het ontdekten...
- En de moeder is toen toch gestorven?
- Ja... maar...
- O, ik begrijp je. 't Is ontzettend.
- Nu, de arme kinderen werden door hun vader, die geen raad met hen wist, naar kostschool gestuurd en toen ik hen beklaagde, zei Folly:
- Dit is voorloopig de beste oplossing voor ons. We willen niets meer van de wereld weten en hebben 'n tijdlang behoefte aan een volkomen afzondering.
- Arme, arme schepsels...
- Ja. Ze zijn wèl diep te beklagen...
- En treft 't jou niet, Leni, dat er... in hun lot, eenige overeenkomst was met... met 't onze...?
| |
| |
- Je bedoelt, dat ook zij... beiden hielden van dezelfde man?
- Ja... Maar... zij zijn toch veel ongelukkiger dan wij ooit zijn geweest?
- Ja, dat zijn ze!
Over de coïncidentie in het leven van Emma en haar en van de zusjes Rodehorst had Leni nog niet nagedacht. Toen Emma deze opmerking maakte, werd zij er diep door getroffen. Ja! wel waren deze arme, arme kinderen veel zwaarder door het lot beproefd dan Emma en zij...
Want... en dit vertelde zij niet aan Emma, want zij had dit feit ook meer geraden, dan dat de meisjes het haar hadden meegedeeld, - waren zij het niet, die, door het waarschuwen van den vader, hun moeder hadden in den dood gedreven?
Een vreemde stemming kwam over Leni, terwijl zij dit alles bedacht. Het was mogelijk wel goed, dat Emma dit onderwerp had aangeroerd. Zóó is nu eenmaal de menschelijke natuur, dat zij verzachting vindt in de omstandigheid, dat anderen nog rampzaliger zijn dan zijzelve is...
Noch Folly, noch Ips waren ooit in staat met Hans te trouwen. Zelfs mochten zij geen teedere gedachten meer aan hem wijden. Er was voor haar, noch voor Emma schande in geweest, van Yvo te houden. En dat zij de hoop op Yvo opgaf, was geheel vrijwillig.. Yvo was vrij... en als zij wilde, zou zij mogen blijven hopen...
Ja, zij voelde zich werkelijk eenigszins getroost door deze gedachte...
- Dus... vroeg Emma, je wilt Folly en Ips maar niet als bruidsmeisjes vragen? Ze zijn nu misschien wel wat kalmer dan in 't eerste begin. Schreef Hermance van Voorst ons niet, ‘dat zij weer wat leven had geblazen in de kinderen Rodehorst’?
- Ja; weet je wat, ik vraag ze, zei Leni vastbesloten.
Welke gedachte haar dreef tot deze daad?
| |
| |
Was het, om bij den gewichtigsten stap van haar leven een paar meisjes in haar nabijheid te hebben, die... nog ongelukkiger waren dan zij... zoodat zij zich opheffen kon aan het besef: zóó erg is 't met mij niet gesteld?
Hoe het zij, zij voelde zich zeer verrast en blij, toen hun antwoord luidde:
- We komen.
En ook Emma was blij, toen op haar invitatie, Hermance van Voorst antwoordde:
Ik ‘mag’ van Papa, nu Frans toch in Duitschland is.
| |
II
Voor de feestelijkheden tijdens de dubbele bruiloft der zusters Reneveld waren Folly en Ips overgekomen en hadden hun intrek genomen ten huize van hun tante en oom van Oudenaerde.
Zij mochten hun tante Maria wel, - hun oom Derck, een oude, zelfgenoegzame, traditioneele aristocraat nam nooit eenigerlei plaats in hun gedachten in, - maar tante Maria was zacht en vriendelijk, trachtte niet over hen te meesteren en was in de vreeselijke dagen der catastrophe altijd in hun nabijheid geweest.
Zij kozen om deze reden háár dus, om bij haar te logeeren. En Maria, van háár kant, stemde er in toe, omdat de meisjes ‘Folly en Ips’ niet meer waren, maar door de ontzettende gebeurtenissen versomberd en verstild tot ‘Irene en Philippine’.
Vroeger zou zij het niet hebben gewaagd, deze wilde kinderen met haar man in voortdurend contact te brengen in zijn eigen huis!
Maria was steeds zeer onder den indruk gebleven van de verandering, die er met de meisjes had plaats gehad. Zij kon hun gedrag tegenover hun moeder natuurlijk niet goed- | |
| |
keuren en zij betreurde het diep, - maar, och, zij waren nog zoo jong... en de ontdekking der liefdesverhouding tusschen den man, dien zij voor één van hen tweeën hadden bestemd, en hun eigen moeder was ook wel genoeg, om hen tot wanhoop te brengen.
Hoe het zij... en wat zij ook mochten hebben gedaan, zij boetten ervoor. Volgens de brieven der dames Batti de Bamond waren de meisjes altijd stil en in zichzelf gekeerd, zij bemoeiden zich met niemand en schenen nog altijd diep te treuren.
Een gelukkige omstandigheid was de komst op de kostschool van een Haagsch vriendinnetje, die veel met hen samen was en een goeden invloed op hen scheen uit te oefenen.
Het had Maria zeer verrast, dat haar nichtjes de bruiloft der meisjes Reneveld wilden meemaken.
Zijzelve haalde de twee af van het station en keek met verlangende belangstelling naar de verschijning der beide jeugdige figuurtjes.
Met iets van hun oude lenige joligheid sprongen zij van de trede. En vóór zij hun tante nog zagen, zei Irene:
- Vacantie uit de gevangenis!
- O, ja, lachte Philippine, dat willen ze tegenwoordig immers in Rusland invoeren?
- Ah, daar is tante.
- Dag, tante, hoe maakt u 't.
- Dag, tante Maria.
- Neen, alstublieft, tante, kijk ons nu niet zoo onderzoekend aan, met allerlei verborgen gedachten.
- Dat kunnen we absoluut niet verdragen...
- Weet dat goed, en houd 't u eens en voor al voor gezegd.
- We zijn gezond, zooals u ziet. Niet alleen wat lichaam | |
| |
maar ook wat geest betreft.
- Ik wil u nog zeggen, dat de rust en de afzondering ons goed hebben gedaan... en verder verzoeken we u niet te informeeren.
- Geen nagepraat over dingen, die voorbij zijn...
- En óók geen nagedachten daarover...
- Neen, want we kunnen absoluut niet velen, dat we altijd herinneringen in u moeten vermoeden.
- Herinneringen, die wij zelf willen vergeten.
- En die ons niet voortdurend te binnen mogen worden gebracht.
- Neen, niet mogen. Begrijpt u dat?
- Ja, u begrijpt 't. U is menschelijk genoeg, daarvoor.
- Dus houd u daaraan!
Maria zweeg, werkelijk een beetje onthutst. Natuurlijk was zij niet van plan geweest, de verschrikking van het voorbije aldoor in het geheugen der meisjes terug te roepen. Zij had zich zelfs voorgenomen, er geen woord over te spreken... haar genegenheid en haar sympathieke tact hadden dit haar wel belet. Maar op een dergelijke zakelijke onderhouding was zij niet voorbereid geweest.
Evenwel, het stelde haar natuurlijk zeer gerust, dat de arme kinderen over den schok, waaronder menig oudere bezweken zou zijn, wat waren heen-gekomen... Doch diep in zichzelve moest zij er lichtelijk om glimlachen, toen de meisjes zoo duidelijk te kennen gaven, dat zij, Maria, het tot een eer rekenen mocht, dat zij háár huis hadden uitgekozen om er te logeeren...
- We hadden wel in 'n hôtel kunnen gaan...
- Of bij de Reneveld's logeeren...
- En Hermance heeft ons óók gevraagd...
- Maar we zijn maar besloten, bij ú te gaan; want daar zitten we rustig en kunnen op ons gemak alle voorbereidingen treffen. We hebben natuurlijk van alles noodig...
| |
| |
- Ja, we zijn in dat jaar hopeloos ‘achter de mode’ geraakt...
- Gelukkig, dat we nog 'n paar japonnetjes in Brussel hebben gekocht, anders!
- Jullie zien er charmant uit en heelemaal niet ‘achter de mode’, laat staan ‘hopeloos’, integendeel, chic en apart.
- O, dat doet ons pleizier. We hebben er altijd van gehouden, ‘anders dan anderen’ te zijn. Dus daarin zijn we geslaagd?
- Ja, wees maar gerust, glimlachte Maria en in zichzelve dacht zij:
Gelukkige veerkracht der jeugd. Werkelijk, ik vreesde, dat deze kinderen voor goed waren geknakt. En nu tòch! Zelfs dit vreeselijke, dat zij hebben ondergaan en dat op vele anderen, ouderen vooral, vernietigend zou hebben ingewerkt, heeft hen wel verdoofd, maar gebroken, neen. O, gelukkige veerkracht der jeugd!...
Zij liet de meisjes alleen op de groote logeerkamer; en toen de gong voor het diner had geluid, zag zij tot haar verrassing de eetzaal binnen komen, twee bekoorlijke figuurtjes, de eene in zijzachte, goudkleurige kant, met een reusachtige rose fantasiebloem tegen den schouder, de andere in een zeer luchtig creatietje van witte duchesse, met een even groote bloem in blauw.
Maria bemerkte den laatdunkenden blik, dien haar man op de beide meisjes wierp en ze zei vlug:
- Ah, dat zijn zeker de Brusselsche japonnetjes, die jullie mij wou laten zien? Ze zijn snoezig, ik kan niet anders zeggen.
- Maar morgen hebben we ze gezien en verschijnen jullie weer in gewoon toilet, klonk de afgemeten, doch zeer nadrukkelijke stem van oom Derck.
De meisjes wisselden een blik, en openden reeds de lippen; toen onderschepten zij ook den blik, dien tante | |
| |
Maria op hen wierp... en zij begrepen en zwegen.
Vroeger... zouden zij zich niet gestoord hebben aan tante Maria's verzoek. Maar sindsdien waren zij ouder, o, veel ouder geworden...
- Zeker, oom, zei Folly, we hebben ook onze schooljurken nog bij ons.
Doch dit was ook de eenige spot, dien zij zich veroorloofden.
Maria onderhield met haar nichtjes een oppervlakkig gesprek, en ofschoon ze het haar hadden ‘verboden’, zij kon toch niet nalaten, hen onderzoekend gade te slaan.
Zoo op het oog waren zij niet veel veranderd. Beeldjes waren het allebei... en ze waren nog even mooi. Maar het vaste blank-bruin hunner jonge gezichten was vervangen door een fijne, porceleinige doorschijnendheid, die van een lang lijden getuigde. De sterke expressie hunner flonkerende oogen was tot een milder uitdrukking verzacht, en om hun rooden mond trilde het soms van een met moeite bedwongen nervositeit. Toch verheugde het Maria, dat zij den moeilijksten tijd alweer achter den rug schenen te hebben... O, gelukkige veerkracht der jeugd...
Zij herinnerde zich van een harer kennissen te hebben gehoord, wier dochter haar verloofde door den dood had verloren, dat deze het meisje eens in een hoek der kamer had gevonden, met starre oogen en gevouwen handen... zoo diep ellendig, dat zij in tranen was uitgebroken. Maar het meisje scheen zelfs te diep geschokt voor tranen... Bleek en koud volhardde zij in haar houding van rampzalige verslagenheid en gaf geen aandacht aan den angst en de smart harer moeder...
En nu...
Een dezer dagen was de moeder haar stralend komen mededeelen, dat haar dochter een nieuw geluk had gevonden en wederom was geëngageerd.
Och, misschien had Nietzsche wel gelijk, toen hij de | |
| |
menschen waarschuwde tegen medelijden. Heb geen medelijden! nooit medelijden! niemand wordt er door getroost of geholpen, niemand heeft je medelijden noodig... en je ontneemt je zelve je kracht... Werdet hart! decreteerde hij. Alleen de harde menschen kunnen het uithouden in het leven...
Maar zij merkte, dat Irene haar argwanend bekeek en zij glimlachte en maakte snel een onverschillige opmerking:
- In Brussel aten jullie zeker wel dikwijls forellen? In de Ardennen worden ze veel gevangen.
- O, nooit. Daarom smullen we zoo van deze zalmforel.
- O, 't doet ons goed weer eens 'n echt menu te mogen af-eten...
- En waar alle schotels zoo wélverzorgd zijn: die kleine aardappeltjes bij de visch, de aardappel-croquetjes bij de kalfssnede, en de kapoen zoo keurig geserveerd...
- Poularde de Bruxelles... glimlachte Maria.
- 't Mocht wat, van poularde zijn we loof gebleven!
- Hoe waren de maaltijden? haastte Maria zich te vragen, om den indruk van het gekke woord ‘loof’ te overstemmen.
- Nu, dat kunt u wel zoowat begrijpen, hè? Warme gigot aan 't diner, koude gigot bij het avond-eten; aan 't dejeuner côtelettes flamandes... of bifteck à la tartare met 'n smakelooze salade...
- En altijd salade frisée... geen ‘echte’ sla, maar andijvie, of weet ik wat...
- In elk geval heel anders dan deze heerlijke komkommer- en tomaten-salade... die zoo geraffineerd is toeberid met ansjovis-filets en gesnipperde roode radijsjes...
- Maar hebt u wel eens op deze wijze komkommersalade gegeten, tante? Dat was vroeger ons lievelingskostje, nietwaar Ips! Schijfjes komkommer, gemarineerd in olie en azijn; schijfjes tomaat, met suiker bestrooid; | |
| |
schijfjes banaan, doortrokken van sherry. De drie verschillende kleuren in 'n driehoek geschikt op 'n schaal. Daarbij 'n mayonnaise met citroensap in plaats van azijn en...
- Er roomwafeltjes bij presenteeren! completeerde Ips het recept.
- Eigenaardig is het, zeide oom Derck, dat een zekere salade in Parijs laitue romaine wordt genoemd en in Rome... laitue parisienne.
- Misschien was het deze salade, zei Maria - al blij, dat haar man zich niet aan het futiel gesprek onttrok - die Goethe bedoelde, toen hij in 1787 uit Palermo schreef:
‘De salade is hier kostbaar; zij smaakt naar en is zoo zacht als melk; men begrijpt nu, dat de Ouden haar lactuca hebben genoemd.’
Oom Derck negeerde deze opmerking en zei:
- De ingrediënten hooren bij salade altijd zeer zorgvuldig te worden gekozen: de olie moet feitelijk volkomen reuk- en smakeloos zijn; ook moet men ze nauwkeurig afmeten; aardappelsalade kan, daar zij warm wordt klaargemaakt, en de olie in de schijfjes dringt, meer olie verdragen dan vleesch- of visch-salade, die niet te overvloedig olie kan hebben, evenmin als groene blad-salade, waarbij, in den smaak, om zoo te zeggen, de olie ‘afzonderlijk’ blijft. En zoo ligt in de juiste maat der olie het geheim van het welslagen eener salade.
- Ja, oom, zei Folly.
- Zoo is 't, beaamde Ips.
Maar Maria zag, hoe de wichten weder een ondeugenden blik wisselden, zij sloegen hun oogen omhoog, vertrokken hun mond en gaven hiermee, duidelijker dan met woorden te kennen:
- Nou, wat zeg je van deze ‘lecture’. Amusant, wat?
En zij merkte dus, dat de meisjes al weer een aardig eind op weg waren naar de ‘normale’ wereld... en zij | |
| |
vroeg zich af: is dat goed voor hun karakter of niet? Och, zij gunde deze kinderen natuurlijk graag al hun levenspleizier, - maar ik had toch wel gedacht, dat deze zware schok hen een beetje zou hebben verdiept...
Enfin, het was misschien beter zoo. En, zij had het al zoo vaak in haar leven ervaren, dat de jeugd ongelooflijk veel verdraagt...
- En waar gaan we vanavond heen? vroeg Folly.
- Ja, wat is er te doen? informeerde Ips.
- Ja, had je verwacht, Irene, dat we vanavond...
- Tante, met de naam Irene is 't gedaan. Dat was goed voor de kostschool, begrijpt u, maar in 't gewone leven zijn we weer Folly...
- ...en Ips.
Maria, evenzeer door den toon, als door den inhoud der woorden, voelde zich gekwetst. Maar zij zeide niets. De meisjes hadden gelijk; de namen Folly en Ips behoorden bij het ‘gewone’ leven, ‘Irene’ en ‘Philippine’ bij een periode, die zij liever wilden vergeten. Och, al zeide zij niets, haar man nam op zijn deftige wijze het woord:
- Met je welnemen, in mijn huis passen geen Folly's en Ipsen... Voor mij blijven jullie Reine - en ook niet Irene, waarom? - en Philippine.
Het driftig roode bloed vloog Folly naar de slapen.
- O, als u vindt, dat we hier niet hooren, dan!
- Kalm, nichtje, kalm. Je hoort hier niet als ‘Folly’ begrepen? Dat was goed in de nursery, maar nu jullie den huwbaren leeftijd hebt bereikt, gaat die dwaasheid te ver.
- Wij trouwen nóóit! riep Folly, wier jeugdige hersens gemakkelijk en gauw op een ander onderwerp waren overgebracht.
- Neen, nooit! kreet Ips haar na.
- Dat voornemen spijt me. Ik wenschte u beiden spoedig 'n wat oudere, soliede, verstandige man...
Zooals Derek van Oudenaerde, fluisterde Folly, waar- | |
| |
over Ips niet zoozeer stikte van het lachen, als wel omdat Folly het bijna hóórbaar gefluisterd had. Maria fronste even haar wenkbrauwen, het gedrag der meisjes begon haar waarlijk te hinderen.
- Maar laten we nu niet over ons eventueel al of niet trouwen gaan discussiëeren, zei Folly nonchalant, die topic is gelukkig nog niet aan de orde. En met dat al weten we nog niet, waar we vanavond naar toe gaan. Want, tante, in deze korte vacantie wilt u ons natuurlijk zooveel mogelijk laten profiteeren.
Maria kleurde licht. Het was een vreemde gewaarwording, maar zij voelde het precies, alsof zij door de meisjes werd terecht gezet.
- Vanavond... zei ze, is er, geloof ik niets bijzonders...
- Dan gaan we naar de Reneveld's... en Folly sprong al op: even opbellen.
Maar een blik van oom Derck intimideerde haar ondanks zichzelve en zij viel weer neer op haar stoel, terwijl oom Derck aan den, bij het buffet beidenden, hofmeester de order gaf: de familie Reneveld op te bellen en te vragen, of de dames Rodehorst vanavond konden worden verwacht en op welk uur.
Maar vóór Folly, die alweer een bloedroode kleur had gekregen, een brutale opmerking had kunnen maken, riep Ips afleidend:
- O, wat 'n gezellige ijs-kruiwagen... Ik had al zitten denken, wat de glace fantaisie van 't menu beteekende. Kijk 's... Fol... Rei... Ri... Irene, hè, eindelijk! Kijk 's, zeg! Mag ik zoo'n chocoladewieltje, tante... lekker, die gesponnen suiker; en kijk eens, net als in 'n restaurant, dat mandje met rose vloei, met oublies en kleine gâteaux...
En Folly, die, - hoe kinderlijk!... ook direct lachte om de ijs-fantasie, vergat haar boosheid op oom Derck en nam met een minzaam: Dank je, de boodschap van den hofmeester, die deze haar met een beleefde kleine buiging bracht, in | |
| |
ontvangst. De dames zouden vanavond niet meer, daar de familie niet thuis was, maar morgenochtend om elf uur gaarne worden verwacht.
| |
III
In de auto op weg naar de Reneveld's den volgenden dag, zei Folly:
- Ik ben zóó benieuwd, Emma en Leni te zien, na hun teleurstelling met Yvo.
Ja - zouden ze getroost zijn, of trouwen ze alleen uit dépit?...
En in de kamer, waar Emma en Leni de meisjes Rodehorst wachtten, vroeg Emma:
- Hoe zouden ze er uitzien, de arme kinderen? Zouden ze erg veranderd zijn?
Maar de aanblik van beide kanten viel mee. Hoe onderzoekend de vier paar oogen ook speurden en vorschten, zij zagen niets dan opgewekte jonge gezichten. Nu! des te beter! Dat nam de spanning en de stijfheid weg!
En Emma en Leni hadden zóóveel te vertellen!
- Je weet niet, wat er bij 'n huwelijk komt kijken...
- 't Duizelt me soms!...
- 't Inrichten van 't huis... 't uitzoeken van je trousseau...
- 't Aanleggen van de tuin... 't huren van je personeel..
- 't Bepalen van de route van de huwelijksreis...
- 't Maken van verlanglijsten voor de huwelijkscadeaux...
- Och, och, lachten Folly en Ips. Benijdbaar, zeg!...
- En 't passen van je toiletten... en 't vaststellen van de feestelijkheden...
- En vergeet niet, dat we zooveel minder tijd hebben dan vroeger!!
| |
| |
- Ja, want Jacques en Alfred loopen hier natuurlijk in en uit...
- En nemen ons voor verschillende uitgangen mee...
- En willen boodschappen met ons doen...
- En je kan je niet voorstellen, hoeveel uren dat rooft. Gisteren waren Alfred en ik in 't tapijt-magazijn, vertelde Leni, stel je voor, we vergaten uur en tijd. En ik weet er nu zóóveel van! De oorspronkelijke tapijt-weefkunst, die uit het Oosten stamt, kent twee oorspronkelijke vormen: de Turksche en de Perzische groep. Beiden zijn knoopweefsels, maar de Turksche zijn veel grover; door de Perzen werd veel het zoogenaamde gevederd ornament gebruikt. O, je werd verrukt door al die patronen: de empire-teekeningen met de bekende kransjes en lauwertakken, de schulpvormen van het Louis XV, de langwerpige kransjes met kleine bloempjes en strikjes van het rustiger Louis XVI, of de modern style met de bij voorkeur vierkante figuren...
En we hebben de techniek van het maken gezien, neen maar zeg, wat was dàt interessant! Hevig interessant, om te zien, hoe uit de ruwe grondstof, de natuurkleur wol, waarvan de draden eerst worden geverfd, daarna gesponnen, dan in kleine stukjes geknipt, ten slotte het werkelijke tapijt wordt ‘opgebouwd’.
De werksters zitten op rijen voor de reusachtige weefgetouwen: één is de leidster; zij leest op zangerige toon het patroon af, om de anderen aan te geven, welke kleuren zij moeten gebruiken...
En langzaam, maar gestadig ontrolt zich het kleurrijk tapijt, dat als 'n schilderij van wondere kleuren is...
- Al die belangwekkende dingen hebben jullie er nog gratis bij! lachte Folly.
- En wat heb je daar 'n leuke ring? vroeg Ips aan Emma; dat is toch niet...
- M'n trouwring, ja. Wil je m' zien?
- Dat is zeker 't nieuwste?
| |
| |
- Ja. Er zijn al dikwijls pogingen gedaan, om de klassieke gladde gouden trouwring te vervangen door iets anders, maar 't is nooit voor lang geslaagd. Maar deze...
- Leuk, zei Ips, den ring bekijkende, die van platina was, met diamantstof overstoven; hij is uiters smaakvol, heeft 'n bescheiden voorkomen...
- En harmonieert goed met andere ringen.
Ondertusschen vertelde Leni, aan de gretig luisterende Folly, hoe zij ook haar tafel-linnen expres voor zichzelf liet weven, met het naamcijfer in Venetiaansch borduursel. De vingerdoekjes neem ik langwerpig: breed ⅔ van de lengte en ook de servetten... die neem ik 65 centimeter breed op 1 meter lengte...
- Maar kom mee! riep ze opspringend, dan zal ik je m'n lingerie laten zien! Viens-tu avec!
- Dolgraag! riep Folly enthousiast, maar toen zij boven gekomen, in de kamer waar Leni's uitzet lag uitgestald, dadelijk met geestdrift aan het bewonderen zou gaan, bedacht zij zich eensklaps, dat zij van de gelegenheid nu zij met Leni alleen was, gebruik maken moest, en hield haar hand tegen, die haar de een of andere dessous wou toonen..
- Leni...
- Ja?
- Zeg me... zeg me... ben je gelukkig?
De toon van het meisje was eensklaps zoo ernstig, dat het Leni niet mogelijk was met een oppervlakkige nonchalance te antwoorden:
- Of ik!...
Zij keek haar aan:
- Ja, Folly, zei ze toen. Ja, ik ben gelukkig.
- O, Leni... 't is dus mogelijk...
- Wat? vroeg Leni, die al begon te begrijpen, zacht.
- Is 't dus mogelijk... om te vergeten?
Ieder ander zou Leni deze vraag niet hebben vergeven, maar zij voelde, hoe het bij Folly geen indiscretie was. De | |
| |
arme Folly was immers altijd, altijd veel ongelukkiger geweest dan zij?
Zij nam het meisje mee naar een canapé en deed haar naast zich plaats nemen. En Folly zei:
- Onder vrouwen is 't de gewoonte, om altijd 'n schijn vóór te wenden, om net te doen, of je niets begrijpt... O, neen, je weet volstrekt niet, dat die of die verliefd was op deze; en teleurgesteld werd... O, is ze nu geëngageerd, dan zal dat wel uit oprechte liefde zijn... Ach, Leni toe, laten wij natúúrlijk met elkander omgaan, je kan me misschien helpen... zeg, zeg me:
Is 't mogelijk om te vergeten? kom je er over heen?
- Ja, zei Leni met vaste stem. Zij 't ook met veel strijd en leed... Maar je leert vergeten... en de tijd helpt je er over heen.
- Geloof je? geloof je? vroeg Folly met gretigheid.
- Ik weet 't.
- Ah!
- 't Was, zei Leni met een glimp van bitterheid, zoo'n beetje van algemeene bekendheid, niet? dat de meisjes Reneveld beiden verliefd waren op Yvo van der Weiden. En dat Yvo hen beiden heeft versmaad.
- Net zooals bij ons met Hans... murmelde Folly, die oprechtheid tegenover oprechtheid wilde stellen. Ook hij heeft ons beiden versmaad. En hoe!
Nooit, in de verste toekomst niet, kan hij voor een van ons beiden nog iets zijn...
- Voor mij kan Yvo dat óók niet, zei Leni geresigneerd.
- Hoe weet je dat zoo zeker?
- Omdat hij... omdat hij...
- Zeg 't niet, als je liever niet wilt...
- Waarom niet? wat komt 't er op aan?... Omdat hij... toen hij hoorde, dat Emma geëngageerd was... haar 'n brief... met 'n liefdesverklaring schreef...
| |
| |
- En? vroeg Folly hevig geïnteresseerd, wilde Emma toen niet?
- Neen!
- Dus... ten slotte... is Yvo versmaad!?
- Ja! ook door mij! want ik heb niet willen wachten, of hij ook eens... misschien...
- En... je bent nu gelukkig, Leni?
- Ja. Ik heb wèl erg geleden. Maar ik kwam er over heen! Alfred is aardig, heusch, ik ben al zeer aan hem gewend en ik vertrouw, dat we 'n gezellig leven zullen hebben samen. Troost jij je maar, kleintje. Je bent nog zóó jong. Ook voor jou komt nog eenmaal 'n nieuw geluk...
- Denk je? vroeg twijfelend Folly. En wie zou dat dan moeten zijn?
Leni begon hartelijk te lachen.
- Dat zal de toekomst leeren! Misschien iemand, die je nu nog niet kent! Maar wil je nu m'n lingerieën zien?
- Dolgraag!
- Kijk eens: de nieuwste pyjama! 'n Lijfje als van 'n heraut uit de riddertijd... twee vierkante lappen, met een opening voor het hoofd, en op de schouders en onder de armen met een koord toegeregen... Ja, de tijd is voorbij, dat dessous ‘bloeiden in het verborgene’; zij hebben zich thans hun place in the sun veroverd... de dagen, dat 'n vrouw bloosde en weende, als zij een van haar rokken verloor, zijn voorbij...
- Misschien huilde zij wel om de leelijkheid van het ding, dat zij verloor, veronderstelde Folly lachend, de kleedingstukjes van brocaat en crêpe de chine en tulle en kant bekijkend en bewonderend.
- De fragiliteit van de moderne lingeries is meer schijnbaar dan wezenlijk. Kijk, deze gaasdunne crêpe Georgette en kant, nansouck en lint, crêpe de Chine en zijden borduursel, zóó licht, dat een zucht ze zou kunnen weg-blazen, zijn duurzamer dan zoo op 't oog wel lijkt.
| |
| |
- Ik weet 't, lachte Folly. 'n Zorgvuldige behandeling en begrip van de fijne wasch, doen ze heusch 'n betrekkelijk lang leven genieten.
- Blauwe crêpe de Chine heeft dit jaar de voorkeur; 't wordt gegarneerd met lint, dat twee kleuren heeft: aan de eene kant blauw, aan den andere bijvoorbeeld oranje...
- En ga jij met mij mee? had Emma gevraagd en Ips had met graagte toegestemd.
Zij gingen naar boven en daar toonde Emma aan de belangstellende Ips haar nieuwe japonnen en de erbij behoorende accessoires.
- Is dit geen aardig toiletje de petit soir... leuke nieuwe benaming, hè?... 't rokje bestaat uit zeven kleine volants van faille lint, in goud gebrocheerd met 'n guirlande eikeblaren; 't corsage is gevoileerd eerst met mauve, en dan met zilvergrijze tulle... 't Doet goed over 't blauw, hè?
- Un ton d'ensemble délicieux! zei Ips. Aardig die bretels van lint, ook al weer met eikeblaren geborduurd...
- Goud en nog eens goud op al onze robes... Kijk hier, hoe grappig: hoe vind je deze tailleur? 't is serge, gebrocheerd met gouden biezen en de stof heet puhanoo... pu-ha-noo...
Hier heb je m'n robe de courses van donkere taffetas gavotte... zomer-toiletjes van taffetas opéra of taffetas menuet...
- Ik weet 't: er wordt une grande saison de taffetas voorspeld...
- Hoe vind je dit mousselientje?
- 't Lijkt wel met confetti in alle kleuren bestippeld! Ah, wat 'n prachtvol satijn...
- 't Heet fleur de France, wat 'n mooie kleur, hè? jade... met die vreemde weerschijn als 'n schaduw, van cerise.
| |
| |
- Dat is nu met recht satijn ‘om door een ringetje te halen’...
- En 't drapeert zich toch in de mooiste plooien: 't is soupel en absoluut onkreukbaar...
- En wat is dit hier?
- 'n Robe d'intérieur... 'n onderjurk van crêpe de chine en daarover 'n Grieksche chlamys, ook van witte crêpe de chine, met witte zijden franje.
Doch terwijl Emma schijnbaar argeloos voortbabbelde en Ips schijnbaar even argeloos toeluisterde, zat Ips aldoor op een gelegenheid te wachten, om Emma de vraag te doen, die haar op de lippen brandde.
- O, zei ze, als ik jullie tweeën zoo bezig zie, wil je dan wel gelooven, Emma, dat ik 't huwelijk niet meer als zoo iets afschuwelijks beschouw?
- Dat kan ik me best begrijpen!
- Toen Folly en ik naar Brussel gingen... toen... waren wij zóó ongelukkig, dat... enfin, daar wil ik nu niet over spreken, dat is voorbij... dat begint voorbij te zijn... maar toen... waren... Leni en jij...
- Oók ongelukkig! viel Emma haar triomfantelijk in de rede. Maar je ziet: we zijn 't nú niet meer!
- Maar...
Ips durfde uit bescheidenheid niet verder vragen, maar Emma glimlachte en liet haar naast zich zitten, om ‘eens met haar te praten’.
- Meisje, zei ze, ik heb geen enkele reden, om me tegenover jou te verbergen, vooral waar ons geval zooveel analogie met dat van jullie vertoont. Ja, - evenals jullie hielden Leni en ik van dezelfde man. 't Is vreemd, maar dat schijnt bij zusters méér voor te komen. Ja, Ips... toen Yvo naar Indië ging, zonder zich te declareeren, waren we zóó radeloos ongelukkig, dat we niet wisten, hoe dat te overleven.
- Maar jullie konden toch altijd wachten, jullie mochten hopen!
| |
| |
- Och, je bedoelt, dat bij jullie de verwachting, de hoop geheel was afgesneden, maar, wat doet dat er eigenlijk toe. Wij waren immers overtuigd, dat Yvo niet van ons hield.
Toen... kwam Jacques in m'n leven en... ik heb hem alles eerlijk verteld.
- Heb je dàt durven doen?!
- Ja!
- En...?
- Hij was onuitsprekelijk goed en lief tegen me en troostte me en zei, dat er géén smart op de wereld was, die niet door de tijd werd verzacht.
- Zei hij dat?
- Ja. En ik geloof, ik weet, dat hij gelijk had. Ik lijd nu niet meer!
- Is dat de waarheid?
- De absolute waarheid. En met Leni is 't precies 't zelfde gegaan.
- Heeft zij óók...?
- Neen, aan Alfred heeft ze niets verteld. Maar ze is tòch gelukkig; dat merk je wel.
Emma voelde zich innerlijk gedrongen, om Ips te vertellen van Yvo's brief. Maar zij gaf niet aan deze meisjesachtige opwelling toe. Als het een ander geval was geweest maar hier, - waar noch Folly, noch Ips ooit de satisfactie zouden hebben, die het lot háár had gegund... Neen, zij deed het niet. Het was al erg genoeg, dat zij de arme Leni ervan op de hoogte had gebracht.
- Wij... zei Ips, zijn zóó onuitsprekelijk rampzalig geweest, dat we er dikwijls bijna onder bezweken zijn. Maar dat gunden we Hans niet, begrijp je... O! vind je hem niet slecht?
- Had hij te kennen gegeven, dat hij van een van jullie hield?
- Neen, maar we dachten het. We waren ervan overtuigd.
| |
| |
- Vond je Hans iemand om te trouwen?
- Neen... nu je 't zegt... Hij was eigenlijk veel te egoïst daarvoor. Neen... hij wou liever zelf alle geluk ontvangen, dan geluk aan iemand geven.
- Maar jullie waren nog zoo jong en verbeeldden je dat. Ik heb Hans Dennewaard nooit als getrouwd man kunnen zien... Als... als dat niet met jullie moeder was gebeurd, dan is 't toch heel de vraag of Hans later... een van jullie twee...
- Je zegt 't zelfde als Hermance van Voorst... O, Emma, zijn we niets dan domme, domme, dwaze kinderen geweest?
- Troost het je, als ik ja zeg?
- Natuurlijk.
- Dan: ja!
- En... zei Ips, als wij... in iets verkeerd hebben gedaan, dan hebben we daarvoor toch ook wèl geboet. Maandenlang, Emma, zijn we levend dood geweest. O, Emma, mogen we weer aan het leven deelnemen, denk je?
- Ach kind, wie weet hoeveel geluk nog voor jullie is weg-gelegd...
- Zou je denken? vroeg Ips met een kinderlijken glimlach.
- Ja, kindje! Je weet: vàn een bruiloft kòmt 'n bruiloft... wat zou ik 't gezellig vinden, als dat met jullie twee 't geval was!
Lachend en schertsend keerden Emma en Ips naar de gezelschapskamer terug, waar zij Leni en Folly reeds aantroffen, beiden ook in opgewekte stemming.
- Zeg! riep Ips, met iets van haar vroegere uitbundige joligheid. Emma voorspelt me 'n huwelijkscandidaat op haar bruiloft!
- Maar mij toch óók, hoop ik! lachte Folly.
- Welja! er komen zóóveel jongelui: jullie zullen aanbidders hebben te kust en te keur!
| |
| |
- Hè, gelukkig! zuchtte Folly grappig. Ik krijg zóó'n verlangen om óók te trouwen, nu ik jullie toebereidselen zie!
- Nu, volg ons voorbeeld dan maar spoedig na!
- We hopen er toe in de gelegenheid te wezen!
- Ja, Ips, we moeten nu onze kans waarnemen als we zoo meteen weer in Brussel zitten...
- Ajakkes, Brussel...
- Ja, daar moeten we nu liever niet aan denken, nu we zoo'n zalige gevangenis-vacantie hebben...
- Ik ril al, bij de gedachte, hoe gauw we weer opgesloten zijn...
- Maar! zei Folly opeens en stak haar vinger in de hoogte. Als... als we...
- Als we... drong Ips, die te vermoeden begon, wat Folly van plan was te zeggen.
- Als we eens niet meer terug-gingen!!
- Niet meer terug, ha!
Emma en Leni lachten, maar weldra merkten ze, dat de meisjes niet geheel-en-al schertsten.
- Neen, niet meer terug! niet meer terug! Nu ik 't goed bedenk, begrijp ik ook niet, waarvoor 't noodig zou zijn!
- Neen, we stemden, toe, omdat...
- Omdat we stilte en afzondering noodig hadden...
- Omdat 't goed voor ons was, een tijdje uit de wereld wèg te zijn...
- Maar nu...
- Nu zijn we genezen!
- Ja, en nu kunnen we feitelijk niet terug.
- Hu, neen! ik voel 't net als 'n donker, somber hol...
- Hermance zei toch, dat 't wel 'n gezellige kostschool was.
- We weten 't niet. Wij waren er altijd stil en gedrukt.
- 't Was voor ons 'n soort verblijf als in 'n sanatorium.
- Maar nu zijn we weer beter.
- En hoeven dus niet terug.
| |
| |
- We willen niet...
- En we gáán niet terug!
- Maar meisjes! zeide Emma. Dat zal toch immers niet mogelijk zijn?
- Waarom niet? vroeg Folly trotsch.
- We hebben ons heele leven alleen gedaan, wat we zèlf verkozen!
Ja, dacht Emma, toen jullie nog onder je zwakke moeder stonden. Nu wordt 't régime van je harden, strengen vader op je toegepast, dat is heel iets anders.
- Toen Papa ons op deze kostschool plaatste, stemden we toe, omdat we 'n poos uit de wereld weg wilden zijn... denk je, dat hij ons anders met man-en-macht er naar toe zou hebben gekregen?
- Wat kan hij tegen ons doen, als we werkelijk niet willen?
- Hij kan ons toch niet in 'n echte gevangenis zetten?
- Hij moet wel toegeven.
- En dat doet hij natuurlijk. 't Is voor hem immers 't gemakkelijkste!
Treffender, vond Leni, kon hun vaders doodelijke onverschilligheid voor zijn dochters wel niet worden aangeduid.
- Hij vindt alles goed, als hij maar geen last van ons heeft...
- En last heeft hij alleen, als hij niet alles goed vindt!
- Maar wat zouden jullie dan willen...? vroeg Emma.
En Leni en zij dachten het zelfde: de arme kinderen hebben immers geen thuis...
Maar Folly en Ips waren schrander genoeg, om deze gedachte te raden:
- 't Is waar, we hebben op 't oogenblik geen thuis...
- Maar misschien kunnen jullie bij je tante Maria...
- En oom Derck! proestte Folly, Neen, daar beginnen we niet aan...
- Natuurlijk niet!
| |
| |
- Maar wat willen jullie dan: ergens in pension gaan?
- Tu penses!
- Of met 'n duègne zelf 'n huis inrichten?
- Neen, zei Folly, wier vlugge geest dadelijk iets had bedacht en er zeker van, dat Ips direct met haar instemmen zou, zei ze zegevierend:
- Twee broers kunnen best samen gaan wonen, - waarom zouden twee zusters 't niet kunnen doen?
- Ja, waarom niet? riep Ips enthousiast.
- O, we zullen 'n ideaal garçonnière inrichten, o, neen, ‘garçonnière’ is natuurlijk niet 't woord...
- Fillière! schaterde Ips. 't Woord bestaat niet en 't feit evenmin, maar wij zullen 't invoeren!
- Dat is net iets voor ons!
- Ja, jullie best toevertrouwd, lachte Emma, maar ik zie dat plan nog zoo gauw niet verwezenlijkt!
- O, reken maar!
- Hoor eens, 't ouderwetsche ‘chaperonneeren’ bestaat niet meer. En waar 't wèl bestaat, is 't maar alleen voor de schijn.
- Nu, 'n schijn hebben we niet noodig, om ons te beschermen!
- We kennen bovendien 't leven en zullen ons niet aan koud water branden.
- Och, we zijn van ons zuigelingschap immers altijd alleen op onszelf aangewezen?
- Neen, Emma, kijk alsjeblieft niet medelijdend!
- Medelijden hebben we niet noodig. We hebben dat van iedereen gecoupeerd. Van tante Maria, van de dames Batti de Bamond, van de wichten in Brussel op de kostschool...
- Wij zijn onszelf genoeg!
- En je Papa?
- We stellen hem eenvoudig voor 'n fait accompli.
- Maar wat willen jullie dan?
| |
| |
- Samen 'n klein huisje nemen en dat gezellig inrichten en daar heelemaal vrij zijn.
- Zooals we trouwens ons heele leven zijn geweest.
- 't Zou natuurlijk wel veel gemakkelijker zijn, als Papa dood was...
O, Folly en Ips waren tòch nog dezelfde genadelooze kinderen...
- Neen, zeg dat niet, Folly, dan kregen we immers toch 'n voogd?
- En wie weet: oom Derck! proestte Folly.
- Ik kan me begrijpen, dat jullie niet graag naar kostschool terug-gaan...
- We doen 't eenvoudig niet...
- Maar zou 't niet verstandiger zijn, te wachten, tot je Papa er je afneemt?
- En dan?... wie weet, wat hij dan weer voor ons verzint!
- Dan is hij misschien blij, als jullie voor jezelf zorgen wilt...
- Is 't geen idee, Folly?
- Neen! riep Folly onstuimig. Jij kan doen wat je wilt, Ips, maar ik-ga-niet-meer-naar-Brussel-terug.
- Nou ja, dan ik ook niet, natuurlijk.
- Maar vooreerst zeggen we er niets van, doen zoet en gedwee, maar ondertusschen geven we uitvoering aan ons plan.
- En jullie verraden ons niet?
- Welneen, dat spreekt toch vanzelf? zei Leni.
- Maar... zei Emma lachend, ik kan niet ontkennen, dat ik 't 'n echte kwajongensstreek vind...
- Ce n'est pas jurer gros! joelden schaterlachend Folly en Ips. Je slaat de spijker juister op de kop als je... 'n jongemeisjesstreek zegt!...
|
|