Van vrouwenleven. Deel 2. De comedie der liefde
(1922)–Jeanne Reyneke van Stuwe– Auteursrecht onbekend
[pagina 99]
| |
Negende hoofdstuk.I.- O, Patricia! zei Elise Rovenius, die door Patricia was ontvangen, als jij je belofte gehouden had, om je man te vragen, geen stappen te doen ten voordeele van mevrouw Damaris, - dan zou al dit vreeselijke niet zijn gebeurd. - Maar ik heb m'n belofte gehouden, verdedigde Patricia zich opeens hartstochtelijk, en met een gloeiende kleur, en Xander hééft me beloofd, niets te doen uit zichzelf! En dat heeft hij ook niet gedaan, mijn woord van eer daarop! - Maar hoe... - Die intrigante... mevrouw Damaris, is zèlf naar Lichtenvoorde gegaan, en heeft de directie bepraat, en toen ze Xander's advies vroegen, toen heeft hij dat natuurlijk moeten geven. Elise Rovenius was naar Patricia gegaan, in de wilde behoefte van haar wanhoop, om iemand aan te klagen, om iemand verantwoordelijk te stellen, voor het verschrikkelijk ongeluk, dat haar met Greta's verlies had getroffen. Zij wist niet, waar zij het zoeken moest... met Greta was een deel van haar leven weg-gescheurd, en aldoor om | |
[pagina 100]
| |
zich heen voelde zij een weeë leegte, die door niets kon worden aangevuld... Hoe had zij het toch alles overleefd. Zij wist het niet. Die donkere, allerdonkerste dagen lagen nu achter haar, ze waren voorbij-gegaan, - ook al wist zij niet hoe. En aldoor, aldoor voelde zij in zich den drang, den hevigen drang, om Greta's dood op iemand te wreken... Zij was naar de ouders der leerlingen gegaan, die de schuld hadden aan deze zaak. En allen waren zij zeer getroffen geweest; en Maud en Reine zouden naar een strenge kostschool worden gestuurd, en Denise had haar engagement verbroken, en zichzelve de levenslange boete opgelegd van nooit te trouwen... Maar zij, Elise, vond geen rust. De gedachte martelde haar, dat mevrouw Damaris nu' zou zegevieren, - omdat deze beschermd werd door Xander Renck. En in een niet te weerhouden impuls was zij naar Patricia gegaan. Want als Patricia woord had gehouden... Maar Patricia had woord gehouden. - Dus... zei Patricia, en zij keek Elise aan met haar sombere zwarte oogen, in eerste instantie is mevrouw Damaris de schuld van juffrouw Poortershave's dood?... - Ja, dat is ze! riep Elise onstuimig. - Vertel me... vertel me eens alles, verzocht Patricia. Zij kon het gevoel, dat zij had, niet definieeren. | |
[pagina 101]
| |
Zoodra freule Rovenius begon te spreken, had zij zich heftig geïnteresseerd gevoeld, en bovendien had zij een oneindig medelijden met de arme, die alles wat zij op de wereld bezat, in haar vriendin verloor. De uitdrukking in Elise's oogen, van honger en radeloosheid, trof haar diep in haar tegenwoordig zoo overgevoelige ziel... En Elise vertelde Greta's lijdensgeschiedenis. Zij vertelde, hoe er in Greta altijd een stille, met moed onderdrukte hunkering was geweest naar het geliefd-worden en het noodig-wezen voor een ander, naar het getrouwde leven. Hoe zij tevreden was geweest met vriendschap en haar werk, hoe dapper zij zich had geschikt in haar lot, - totdat zij de vernedering moest ondergaan, uit haar betrekking te worden gezet, terwille van iemand, die haar in waarde niet evenaren kon... En hoe toen de gedachte aan een mogelijk huwelijk als een uitkomst voor haar geest had gestaan. En hoe zij, in de hoop, om over allen te kunnen zegevieren door de aankondiging van haar engagement, in de hoop ook op een rustig en nuttig huiselijk leven, na eindelooze aarzeling en honderd overwegingen, op de annonce had geschreven, - de annonce, die een wreede grap was geweest... En zij vertelde van Greta's voorzichtige briefwisseling, en hoe de kinderen met geraffineerde hardnekkigheid waren voort-gegaan met haar te correspondeeren, zoodat haar vertrouwen al grooter en grooter werd... en hoe zij haar als 't ware tot een samenkomst hadden gedwòngen... | |
[pagina 102]
| |
En zij vertelde, en stikte bijna in haar snikken, van dien laatsten dag, - hoe argeloos en vol verwachting Greta naar de afgesproken plaats was gegaan... en hoe zij haar nog toewuifde bij het heengaan, met haar lief en opgewekt gezicht... En zij vertelde, hoe Greta toen opeens tegenover de kinderen had gestaan, de lachende, gierende kinderen... en hoe zij dien smaad, dien verschrikkelijken hoon niet had kunnen, niet had willen overleven... Patricia huiverde. Voor haar trotsche ziel was datgene wat juffrouw Poortershave had moeten ondervinden, zóó iets onmenschelijks, dat het haar schrijnde door haar geheele wezen. Neen, dat... neen, zoo iets... was niet te overleven. En Elise vertelde... van den nachtelijken tocht door de Boschjes, met de agenten, en den speurenden hond... En Patricia vatte Elise's koude handen, en drukte die in de hare, met innig meegevoel. En Elise vertelde... van haar drukkende eenzaamheid van tegenwoordig, en van haar vlijmende pijn bij al de plichten, die nu op haar rustten, om Greta's nalatenschap te ordenen en alles te regelen... En hoe zij maar liefst alles aan Greta's broers had willen overgeven, maar dat dit niet mocht, omdat er zooveel intieme dingen waren, brieven en zoo, die niemand anders dan zij onder de oogen mocht krijgen... En terwijl zij zoo haar hart uitstortte, en voelde, dat zij het bij iemand deed, die zij ten | |
[pagina 103]
| |
volle kon vertrouwen, en die haar begreep, en zij een beetje troost vond in het besef, dat Patricia een even groot medelijden had met Greta als zijzelve... zat Patricia stil, met Elise's hand in de hare. En Elise, nu zij eenmaal sprak, kon zich niet weerhouden, en vertelde voort... hoe gelukkig zij was geweest door de kennismaking met Greta, in wie zij ‘een verwante ziel’ ontdekte; dat zij niets meer van het leven verlangde, dan deze vriendschap te mogen behouden... en dat haar nu alles, alles ontnomen was... Bij de andere leeraressen had zij nooit aansluiting kunnen vinden; familie bezat zij niet meer... wat moest nu haar toekomst wezen... En Patricia, bij het hooren van Elise's gelijkmatig-klagende stem, voelde gewaarwordingen in zich opkomen, als zij nog nooit had gekend. Zij was zoo weinig in de intimiteit van andere vrouwenlevens doorgedrongen, zij had er zoo weinig begrip van gehad, dat er in haar naaste omgeving misschien de verschrikkelijkste tragedies werden afgespeeld, waarvan niemand iets vermoedde... Nu voelde zij iets van de ontzettende leegheid, de duldelooze onbelangrijkheid van levens als van Elise Rovenius of van juffrouw Poortershave... en zoo waren er honderden, duizenden, die voort-vegeteerden in wanhopig verlangen, eeuwig, eeuwig onbevredigd... en toch maar voort moesten naar het voor allen gelijke doel: naar den eenzamen dood... En de enkele bevoorrechten... zooals zij, Patricia-zelve,... die even het geluk hadden gekend, | |
[pagina 104]
| |
hoe onbarmhartig werden zij terug-gestooten juist op het oogenblik, dat zij zich het gelukkigst voelden... was zij niet eenzaam... was zij niet hopeloos... zoo goed als Elise nu...? Maar over haar eigen toestand spreken... dat kon zij niet. Liever wilde zij een schijn blijven bewaren... dan dat men haar werkelijken toestand begreep... Door dit bezoek van Elise voelde zij zich nog zwaarmoediger gestemd dan daarvoor. Want zij kon niet anders als beamen, wat Elise zei: - En dan zijn er vrouwen, mooie, begaafde vrouwen, wie alles meeloopt in het leven... en die trachten nog zich meester te maken van 't schamel bezit der misdeelden... Mevrouw Damaris! of háár werd hier gedoeld. - Je hebt gelijk, zei Patricia, met een doffe, lage stem. Zij... zij is indirect de oorzaak van juffrouw Poortershave's dood! - Dat is ze! zei Elise met hartstocht. O, denk toch eens, wat 't voor me moet wezen, Patricia, om met haar aan dezelfde school te zijn... - Maar ze zal niet alleen pleizier hebben van haar triomf! zei Patricia en balde haar handen tot vuisten. Ze moet weten, wat ze op haar geweten heeft, door juffrouw Poortershave te hebben verdrongen! En in zichzelve nam zij zich voor: Xander zal haar dat zeggen. - Ja, zei Elise, 't zal goed zijn, als ze 't weet. Dat zal haar misschien in het vervolg weerhouden, met roekeloos egoïsme te grijpen naar 't bezit van 'n ander... | |
[pagina 105]
| |
Met ieder oogenblik werd Patricia door grooter mededoogen met Elise vervuld. Zij voelde Elise niet meer als de oudere, tusschen wie en haarzelve zij een afstand te bewaren had... zij zag in haar de vrouw, die leed... en misschien kon zij, die óok door het leven leed, schoon op een andere wijze, haar wat helpen in haar droevig bestaan... Er was al als vanzelve een toenadering tusschen hen gekomen, en zonder het te weten, had Patricia al ‘je’ tegen Elise gezegd... En toen Elise opstond om heen te gaan, sloeg Patricia spontaan den arm om haar tengere schouders, en zei: - Elise... ik heb je altijd geapprecieerd... maar nu vanmiddag ben ik van je gaan houden. Als je mij ook een beetje mag... kom dan altijd bij me, als je eens behoefte hebt je uit te spreken... laten we geregeld met elkander omgaan... Wil je m'n vriendin zijn, Elise?... Ik zelf wil 't ook zoo graag: ik heb nooit 'n vriendin gehad... | |
II.- Het is zooals ik zeg! Met flikkerende oogen, het hoofd in den nek geworpen, stond Patricia tegenover Xander. - Patricia! - Het is zooals ik zeg! Mevrouw Damaris is de schuld van juffrouw Poortershave's dood! - Krankzinnigheid! - 't Is waar! 't is waar! - Wind je niet zoo op, Patricia, over dingen, | |
[pagina 106]
| |
die in de eerste plaats niet waar zijn, en in de tweede je in 't geheel niet aangaan! - Niet aangaan! zei Patricia, met een kort hoonend geluid. Gaat 't me niet aan, dat jij indirect hebt meegeholpen, om de intriges van die... intrigante te doen slagen! - Je bent buiten jezelf! Ik wil niets verder van je hooren, zei Xander, de hand sterk tegen het voorhoofd drukkende. Vreemd, dat hij zoo slecht tegen scènes kon... Vroeger had hij misschien gelachen om Patricia's absurde bewering... nu ging hij er diep, diep onder gebukt... O, als zij nu in godsnaam maar zweeg. Maar natuurlijk zweeg Patricia niet. - Jij geeft háár nog gelijk! Die juffrouw Poortershave van haar betrekking berooft en haar daarna vermoordt! - Nu wordt 't heelemaal kinderspel! - Neen, ga niet weg! riep Patricia, volkomen buiten zichzelf. Je zal alles weten! en daarna kan je oordeelen, of zoo'n mensch nog je omgang waardig is. - Heeft juffrouw Poortershave zich verdronken, omdat zij haar betrekking op Lichtenvoorde opgeven moest? - Neen... daarom direct niet... maar dat is toch de eerste oorzaak geweest. - Nu ja. Maar dan heb ik daarover ook verder niets te hooren. - Blijf! blijf, Xander! riep Patricia hartstochtelijk. Als ik er je niet van had weerhouden, - hoe vreeselijk boos ben je op me geweest, dat | |
[pagina 107]
| |
ik je die belofte had ‘afgedwongen’, - dan was jij die vrouw op Lichtenvoorde gaan aanbevelen en zou je de schuld meedragen van juffrouw Poortershave's dood. Xander ging zitten. In godsnaam, - hij moest de branding maar over zich heen laten gaan. Hij voelde zich moe en dof en totaal niet tegen een heftig tooneel bestand. Maar hij ontkwam er niet aan. Patricia was vastbesloten hem ‘alles te laten hooren’, - en bovendien, hij moest haar toch het waanzinnige denkbeeld uit het hoofd praten, dat Damaris iets zou te maken hebben met juffrouw Poortershave's droevig eind. Zij had zoo juist al toegegeven, dat niet om het kwijt-raken van haar betrekking de zelfmoord was gepleegd. Wat kon zij dan nú nog verzinnen?... Geneigd om alles wat Patricia zeide krankzinnig en onwaar te vinden, kwam Xander toch wel even onder den indruk van Patricia's, allengs bedaarder en ernstiger wordenden toon. - Jij... wat heb jij voor begrip van vrouwen als juffrouw Poortershave. Jij kent niets anders dan de mondaine, oppervlakkige, flirtzieke coquette, die op geen enkele levensomstandigheid dieper ingaat, die egoïst is en neemt wat ze hebben wil... die alles uit haar weg schuift, wat haar hinderen kan, die geen enkel ander woord op de lippen heeft, dan: ik en nog eens ik!... Jij kent de eenzame, bescheiden vrouwen niet, die voort-vegeteeren buiten de zon, die geen enkele vreugde kennen dan de vervulling van hun taak, en wat vriendschap misschien... | |
[pagina 108]
| |
O, de armen, de armen, die hunkeren naar iets van geluk en altijd worden terug-gewezen, die maar moeten zien, hoe ze hun leven leven, eenzaam en triest... Jij hebt er geen begrip van, Xander, hoe er geleden wordt door zoo oneindig veel vrouwen, die hun lot gelaten dragen, die zich hebben geresigneerd, maar na hoeveel ellende, na hoeveel strijd... Juffrouw Poortershave was een van die meisjes, die oud worden, zonder 't zelf te merken... ze was met haar moeder overgebleven, en toen ze die verloor, dacht ze dat verlies nooit te boven te zullen komen. Maar ze kreeg toen die betrekking op Lichtenvoorde en ze sloot vriendschap met Elise Rovenius, en ze was tevreden, volkomen tevreden. Wel dacht ze natuurlijk dikwijls aan gelukkiger vrouwen... en met weemoed benijdde zij soms degenen, die alles voor een ander konden zijn... die noodig waren op de wereld... maar toch, - ze was tevreden. Patricia's stem begon te trillen. - En toen kwamen de intriges van... van... háár. Ik hoef daar niet over te spreken, je weet 't alles zelf. Greta Poortershave kreeg haar ontslag. En toen... o, ik verga van medelijden met haar... wat heeft ze toen gedaan? Om te ontkomen aan de verschrikkelijke vernedering, dat ze wijken moest voor 'n mevrouw... Damaris... heeft ze toen geschreven op 'n huwelijks-annonce. Haastig ging ze voort op een ongeduldige beweging van Xander: - Je zal natuurlijk zeggen: Dat hoefde ze | |
[pagina 109]
| |
toch niet te doen. Dat antwoord zou elke man hebben gegeven! Alleen 'n vrouw misschien kan precies de drijfveeren begrijpen, die juffrouw Poortershave er toe drongen om dat te doen, dat ontzettende: schrijven op die annonce. Ze zocht 'n uitkomst, ze wou zich niet zoo erbarmelijk vernederd voelen, - enfin, ze heeft 't gedaan. Maar 't was 'n grap, Xander. 'n Grap, die annonce, van meisjes van haar school. En toen dat uitkwam... heeft ze dat niet kunnen, niet willen overleven. En in walging en schaamte is ze... in 't water gesprongen... Xander streek zich herhaalde malen met de hand over het voorhoofd. - Daarvan moet je dus de meisjes van school de schuld geven... - Maar besef je dan niet, dat juffrouw Poortershave nooit op de advertentie geschreven zou hebben, als ze niet was ontslagen? - Hoe kan je dat weten?... - Ik weet 't! ik weet 't! 't Is de waarheid! Ze zou 't nooit hebben gedaan. Xander haalde de schouders op en stond op. - O! je wilt 't niet gelooven, dat zij, zij de schuld is van Greta Poortershave's dood! Nu nog ben je niet overtuigd, dat háar zelfzucht, háar roekeloosheid, de oorzaak van alles is?! - Patricia, zei Xander, zich ten uiterste inspannende, om bedaard te spreken. 't Is misschien goed, dat deze scène ons aanleiding geeft, om elkaar volkomen te verstaan. Ik zal je iets vragen, en ik eisch daar 'n onomwonden en kort ant- | |
[pagina 110]
| |
woord op: wat is de reden, dat je mevrouw Damaris zoo haat? dat je haar op alle mogelijke manieren kwaad zou willen doen? - Ik haat haar, omdat zij valsch is en slecht en egoïst en 'n aanstelster, 'n bedriegster, want ze is geen kunstenares; omdat ze, omdat ze... - Ik heb je 'n direct en kort antwoord gevraagd... Hij wil hooren: omdat ik jaloersch op haar ben! dacht Patricia, en een zoo blinde woede greep haar aan, dat zij iets had kunnen aangrijpen en vernielen, alleen maar om te ontkomen aan de oppressie, die haar tot stikkens toe benauwde. Zij zweeg... maar toen hij, een antwoord eischend naar haar opblikte, zagen de zwarte oogen in het witte, wilde gezicht hem zóó star-dreigend aan, dat hij opeens een duidelijk begrip kreeg van hun eigenlijken toestand. Hij begreep, dat zij aan den rand stonden van een onherstelbare breuk. En weder drukte hij de handen tegen het duizelend hoofd. Wilde hij dat?... zou hij dat kunnen verdragen... een breuk voor goed... tusschen hem en haar? Of had hij haar nog lief... o, boven alles... boven alles lief... Hij wist het niet. Alles om hem scheen te vervloeien in een zwaren, donkeren stroom, waarin hij vergeefs worstelde, om boven te blijven. Hij greep met tastende handen om zich heen... maar hij voelde niets dan een ijle leegte... - Ik geloof, zei hij, en zijn stem klonk zoo toonloos, dat hij met moeite zijn eigen woorden | |
[pagina 111]
| |
verstond, dat je in de verste verte niet beseft, wat je bezig ben te doen, Patricia... dat je bezig ben ons geluk te vernielen... - Ik, barstte zij uit... doe ik dat! draag ik van alles de schuld! Ben jij 't dan niet geweest, die me veronachtzaamd hebt terwille... terwille van... - Neen! zei hij, krachtiger. Jij hebt je teruggetrokken en opgesloten in je zelf... als je dat niet had gedaan... - O! Xander! zei Patricia, met bedwongen hartstocht, we hebben nu eenmaal andere levensopvattingen, maar ik zou misschien wel langzamerhand geleerd hebben, me naar jou te schikken... als... die vrouw er maar niet tusschen gekomen was... Voor de eerste maal ontdekte zij hem iets, van wat haar innerlijk bewoog. En hij geloofde haar, onvoorwaardelijk geloofde hij haar. Aan den eenen kant verluchtten haar woorden hem, aan den anderen bezwaarden zij hem te meer. - Je vergist je, zei hij, er is niemand ‘tusschen ons’ gekomen. Jij hebt in je fantasie 'n schijnbeeld tusschen ons geplaatst. - Is dat waar? riep zij onstuimig. Als dat waar is, Xander... en je houdt nog van mij... breek dan alle omgang met haar af... je weet toch, dat ze egoïst is en onscrupuleus, en je weet, dat ik 'n afkeer van haar heb, dat ik haar haat... - Niet ik moet de omgang met haar afbreken, om de luim te bevredigen van 'n capricieuse, | |
[pagina 112]
| |
heerschzuchtige vrouw, maar - jij moet veranderen, Patricia. - Ik moet! ik moet! lachte zij schril. - Jij moet leeren haar te verdragen, je moet beter kennis met haar maken... en inzien, hoe verkeerd je oordeel over haar was... - Ik? Dàt zou je van me willen? - Wil je me dat beloven? - Wil jij me beloven, je omgang met haar af te breken? - Wil je me dat beloven, Patricia? - Wil je me dat beloven, Xander?... Zij stonden tegenover elkander met doodsbleeke gezichten en bevende lippen. Zij beiden voelden, dat het hier om iets onherroepelijks ging... Maar beiden voelden ook, dat zij niet voor elkaar konden wijken... - Zeg ja! Patricia! zeg ja! en zelf wist hij het niet, hoe hartstochtelijk hij smeekte... Zij schudde langzaam het hoofd... en met inspanning vormden haar lippen de woorden: - Beloof 't me... beloof 't me, Xander... Maar ook hij schudde weigerend het hoofd... en zich moedeloos van haar afwendend, en met een diepen zacht, verliet hij de kamer. | |
III.Het was goed voor Xander, dat een groot werk, het inrichten van een villa te Hilversum, hem eenigen tijd buiten de stad in beslag nam. ‘Vroeger’ zou hij natuurlijk elken dag heen en | |
[pagina 113]
| |
weer zijn gereisd, - maar nu was het hem een namelooze verluchting, eens eenige dagen alleen met zichzelf te zijn. Overdag werkte hij zoo druk, als hij kon, vertoefde in de villa en gaf persoonlijke aanwijzingen voor het behangen, het verven, het stucadoorswerk. Ook 's avonds op zijn hôtelkamer zat hij nog vaak te teekenen en ontwerpen te maken, en menigmaal was hij te vermoeid, om zijn gedachten te kunnen volgen. Maar dikwijls ook, ondanks zijn lichamelijke afgematheid, drongen de onrustige, treurige gepeinzen zich aan hem op en lag hij lange nachten slapeloos wakker zijn leven te overdenken. Wat was er van hem geworden? Wat had Patricia van hem gemaakt, en dat in zoo korten tijd?... Hij kon het niet ontkennen, dat hij ongelukkig was. En erger: zij ook. Wat haperde er aan hun huwelijk, dat op De groote Holt onder zóó gunstige voorteekenen was begonnen? Hield Patricia niet meer van hem? Was zóó spoedig en zóó volkomen haar liefde voor hem verdwenen? Hij geloofde het niet, hij kòn het niet gelooven. Maar... Patricia bezat van nature een hoogmoedig, heerschzuchtig karakter, en... als alles niet ging, zooals zij het wenschte, dan schikte zij zich niet. En hij was zich niet bewust iets gedaan te hebben, waardoor zij het recht had, zich van hem af te scheiden. Hij kon zijn levensopvatting | |
[pagina 114]
| |
niet prijs geven ter wille van een trotsche, zelfzuchtige vrouw, die onvoorwaardelijke toewijding eischte, - het niet achtende, hoeveel hij opofferen moest, als hij zich aan haar onderwierp... Neen, Patricia deed niet goed met hem. Zij was onwrikbaar van haar eigen goed recht overtuigd en wilde de al of niet redelijkheid daarvan niet eens beredeneeren. Hij trachtte haar te verontschuldigen door haar jeugd. Maar Patricia was in vele dingen haar leeftijd ver vooruit, en zelfs had zij wel eens gezegd: - Ik ben nooit ‘kind’ geweest; ik ben met 'n volwassen ziel geboren. Neen, Patricia deed niet goed met hem. Wat was zij hard inwendig, om hem, die zóóveel behoefte had aan warmte en opgewektheid rond hem heen, een zoo koud en troosteloos tehuis te bezorgen... En dan haar onzinnige, absurde jaloerschheid op Damaris, die zij zelfs in felle onbeheerschtheid van moord had durven beschuldigen... Het was een noodlottige samenloop van omstandigheden, en hij had een diep en grenzenloos medelijden met juffrouw Poortershave, - dat behoefde geen betoog... maar Damaris had met deze zaak niets te maken. Het was alleen het bewijs van Patricia's overspannen geestestoestand, dat zij zóó iets durfde zeggen. Ach, dat onderhoud met haar had wel bittere, heel bittere herinneringen bij hem achter-gelaten. Hij kon er nog steeds niet over heen. | |
[pagina 115]
| |
Hij had toen zoo diep gevoeld, dat hij in 't geheel geen macht, geen suggestie meer op haar had... Hij liep zijn hoofd te pletter tegen een onwrikbaren muur. Er was met haar niets, niets te beginnen... Vreemd... hij, altijd zoo energiek, zoo daadkrachtig, en vol van plannen, voor wien het woord. ‘vermoeidheid’ een klank was, niets meer, - hij voelde zich tegenwoordig altijd moedeloos en moe. Hij werkte wel, natuurlijk, maar de animo, die als een electrische kracht hem in staat stelde tot het volbrengen van zijn taak met lust en pleizier, was verdwenen. Hij had er wel eens over gedacht, om zich onder behandeling van een zenuw-dokter te stellen, - want bij tijden voelde hij zich zoo slap en ellendig, dat hij dacht het niet langer te kunnen volhouden. Maar neen, dat deed hij toch niet. De eigenlijke reden van zijn depressie kon hij toch niet aan dien man vertellen, en voor een rustkuur voelde hij heelemaal niets. Altijd aan zijn eigen gedachten overgelaten te wezen, - neen! Een reis was beter misschien. Toch zag hij er tegen op. En zijn werk eischte voorloopig zijn stadig verblijf in het land. Hij had ook te veel werk op zich genomen, veel te veel. Maar dat was, omdat... Zijn plan, zijn lieve plan... naderde allengs de voltooiing. Maar was het de moeite waard, er nog voor te werken? Zou hij ermee winnen, wat hij er van verwachtte?... | |
[pagina 116]
| |
Hij kwam zichzelven voor als een dwepende dwaas... een jonge, sentimenteele knaap. Zou hij het maar opgeven, zijn plan? Hij wist niet, of het iets baten zou, om Patricia en hem weer nader tot elkander te brengen. De breuk, die op het oogenblik tusschen hen bestond, want waarom tegenover zichzelf niet eerlijk te zijn, en te erkennen, dat er een breuk bestond? hoe was die te herstellen? Wat moest er gebeuren, wat moest er door een van beiden worden gedaan, om het weer goed te maken tusschen hen? Hij wist het wel. Het ééne groote was, dat hij Patricia beloofde zijn omgang met Damaris te verbreken. Maar dat was natuurlijk uitgesloten. Patricia, in niets ontziende zelfzucht, eischte een onvoorwaardelijke onderwerping van hem, - een slaafsche zelfverloochening, dat was het, wat zij van hem verlangde. Er bestond voor hem geen enkele reden om aan dien wensch gevolg te geven. Ten eerste was het hem niet mogelijk er iets rationeels in te zien. Patricia, ongetwijfeld, was jaloersch op Damaris. Vanwaar anders die ongemotiveerde, alleroverdrevenste heftigheid... maar zijn verstand weersprak onmiddellijk de opwelling, die in Patricia's jaloerschheid een bewijs van liefde wou zien. Zeker, jaloerschheid wàs vaak een vorm, - zij het een abnormale, - van liefde. Maar in het geval van Patricia leek haar jaloerschheid hem meer een uitvloeisel van, zooals Felix | |
[pagina 117]
| |
Holländer het noemt: ‘bezitswaanzin’, en niet van liefde voor hem. En dan... de omgang met Damaris was hem lief. Zij beiden stemden in zooveel dingen overeen, - bij haar vond hij rust. Zonder het te weten, gaf zij hem afleiding en troost... en onmogelijk kon hij de oogenblikken bij haar doorgebracht, missen. Het ging Xander wel eens vaag door het hoofd, of Damaris niet een beter geschikte vrouw voor hem zou zijn geweest dan Patricia was... Dat hij beter gedaan had, niet met Patricia te trouwen, daarvan was hij nu wel, zij het ook met diepen weemoed, overtuigd. Beter voor hem, - beter voor haar. Het was hun onmogelijk, om hun verhouding harmonisch te houden. En hij voorzag in de toekomst geen verbetering, maar slechts verergering van den toestand. Patricia bleef te strak verstard in haar eigen verkeerde opvattingen, - en zijn mannelijk zelfgevoel gedoogde niet, dat hij zich onderwierp... Ja, als hij Damaris vroeger ontmoet had, dan... Was hij verliefd op haar?... Nog niet... maar hij zou het misschien kunnen worden, - als hij zijn geest en zijn gevoel geheel van Patricia los-maakte. Damaris charmeerde hem, dat was ontegenzeggelijk de waarheid. Zij bezat vele qualiteiten, die samenstemden met de zijne. Zij werkte in dezelfde richting als hij... zij vulden elkander in vele opzichten aan... zij was origineel en altijd vol verrassingen... maar... maar... Het was hem nu eenmaal niet mogelijk om | |
[pagina 118]
| |
zijn geest en zijn gevoel geheel van Patricia los te maken! | |
IV.Damaris wachtte Xander een, twee, drie dagen vergeefs. Den heelen dag was zij van hem vervuld en dacht zij iets van hem te zullen hooren. Maar toen zij aan het einde van den derden dag zich zóó diep teleurgesteld voelde, als treurde zij over iets heel liefs, dat zij had verloren, toen vroeg zij zich op eenmaal, met wat verbazing en met wat vreugde af: Houd ik van hem? Van het eerste oogenblik, toen zijn helder-blauwe oogen zich met een franke geïnteresseerdheid op haar vestigden, mocht zij hem graag. En hoe beter zij hem leerde kennen, hoe beter hij haar beviel. En vaak had zij het overpeinsd, hoe gelukkig het voor haar zou zijn geweest, als zij elkander eerder hadden ontmoet... en als zij dan waren getrouwd. Maar zij wist, dat deze overwegingen alleen gedachte waren en geen gevoel. En nu... voor het eerst bespeurde zij, dat haar onverschillige genegenheid bezig was over te gaan in een warmer sympathie. De omgang met zijn beminnelijke persoonlijkheid was haar altijd heel aangenaam geweest. En het vleide haar onzeggelijk, dat hij zooveel behagen in haar gezelschap te scheppen bleek. | |
[pagina 119]
| |
Zij moedigde hem aan te komen, veel, aldoor te komen, door haar belangstelling, haar aandacht, haar gezellige conversatie, haar coquetterie... haar hem-raad-vragen, haar appreciatie van wat hij volbracht met zijn werk. Zij vond het op zichzelf heel aangenaam als hij kwam, - maar bovendien had zij er een geraffineerd genoegen in, te weten, dat ‘Patricia’ haar niet mocht, en dat elk bezoek van Xander haar dus gruwelijk hinderen moest... Maar hij was nu een dag, twee, drie dagen weg-gebleven. Waarom? waarom? en waarom pijnigde dit haar zoo?... Lieve jongen... lieve, lieve jongen. Als hij zich ooit tot haar in liefde wenden zou, - dan zou zij hem geheel het leven geven, waaraan zijn natuur behoefte had. Met háár zou hij gelukkig zijn! Die vrouw... die koude, trotsche, zelfzuchtige vrouw... die paste niet bij hem. Zij maakte hem ongelukkig, - o, hoe ongelukkig maakte zij hem! Wat was er in dien korten tijd geworden van dien vroolijken, jongensachtigen, levenslustigen man, zooals zij hem het eerst had ontmoet?? Zij hield van hem. Zij was van hem gaan houden. Onweerstaanbaar had hij haar getrokken in den ban van zijn charme. En... als hij eindelijk zou begrijpen, wie de ware, de eenige vrouw voor hem was, - dan zou, zij wist het! - dan zou zij hem gelukkig maken! En waarom... waarom zou hij haar niet gaan liefhebben op den duur? Niet inzien, dat zij volkomen bij hem paste als vrouw?... | |
[pagina 120]
| |
Wel, er bestond alle mogelijkheid voor. De eerste voorwaarden waren er al: wederzijdsche sympathie, een gelijke levensbestreving, veel gelijkluidende opvattingen... Doch, ondertusschen, was hij nu toch maar drie dagen weg-gebleven, en zonder iets van zich te laten hooren! Ziek was hij niet. Dat zou zij van dezen of genen wel hebben gehoord... er zou misschien zelfs wel een bericht in de courant zijn gekomen. Wat was er dan? Toevallig vernam zij, dat hij in Hilversum was, bezig met de inrichting van een villa; het werk, waarover hij al verscheidene malen met haar had gesproken. Hij was onverwacht naar Hilversum vertrokken. Hij reisde niet dagelijks heen en weer, zooals altijd zijn gewoonte was. Hij had haar niet bezocht, om te vertellen, dat hij heen-ging, haar zelfs niet geschreven... en ook aan anderen niet. En toen zij dit alles overwogen had, trok zij onmiddellijk, met onfeilbare zekerheid deze conclusie: Hij heeft een scène gehad met zijn vrouw. Een heel erge scène. En toen zij een briefje van hem ontving... met een ‘verklaring’ over zijn onverwacht vertrek: dat hij zonder toezicht de behangers niet vertrouwde, vooral niet ten opzichte van dat achthoekige vertrek... en, dat hij het veiliger had gevonden, maar even te gaan kijken, en er | |
[pagina 121]
| |
voorloopig bij te blijven... toen legde zij haar hand op het papier, en blikte er verteederd op neer. Lieve, lieve jongen, dacht zij. En om haar lippen speelde een kleine glimlach van vreugdevolle verwachting. En toen hij eindelijk weer bij haar kwam, nadat zij elkander zeker in veertien dagen niet hadden gezien, schrikte zij wel even van zijn bleek en mat gezicht, maar tegelijkertijd gaf haar dat toch een zekere voldoening. Ook na zijn terugkomst is de scène met zijn vrouw niet bijgelegd, dacht zij. Er is geen sprake geweest van een ‘heerlijke verzoening’. De breuk tusschen hen verwijdt zich, verwijdt zich... Zij begroette hem met een kameraadschappelijke hartelijkheid, die hem goed deed. Zij kwelde hem niet met onrustige vragen omtrent zijn ‘gezondheid’, zooals hij er al verscheidene tot zijn verdriet had moeten beantwoorden. De heimelijke suspicie, die er school in een dergelijk inquisitoriaal onderzoek, haatte hij. Hij wist het wel, dat hij er down en afgewerkt uitzag... maar daarvoor nog redenen te moeten verzinnen... die voor de belangstellenden aannemelijk waren, dat vermoeide en verwrevelde hem nog meer. Damaris volgde haar tactiek. Zij coupeerde haastig een deelnemende vraag van haar moeder, gaf Xander gelegenheid eenige dingen te vertellen, die de aandacht afleidden van hem-zelf, en nam hem spoedig mee naar haar atelier, onder voorwendsel, dat zij moest werken. Zij ging ook inderdaad aan het werk; hij zat | |
[pagina 122]
| |
in een diepen chesterfield, en sloot de oogen. O! hoe weldadig stil was het hier... Met een zacht glimlachje keek zij naar hem. Zij zag, dat hij weg-gleed in een sluimer, en rustig werkte zij voort, om hem niet te storen. Doch eensklaps ontwaakte hij met een schok van schrik. - Hemel! riep hij, en één oogenblik zag zij weer den ouden Xander, met zijn oolijke oogen en zijn glimlachenden mond. Daar is me, geloof ik, iets overkomen, wat, in gezelschap van dames, niet juist 'n compliment moet worden genoemd! - Ga jij je gang maar, hoor! glimlachte zij. Hoe eenvoudiger en gewoner je met me omgaat, hoe liever 't me is. - En toch, al klinkt 't ook paradoxaal, is 't wèl 'n compliment, Damaris, zei hij wat ernstiger. Hier, voor 't eerst sinds dagen, vind ik de geestelijke rust, die noodig is om te kunnen slapen. M'n werk is wat te veel voor me, geloof ik... Ja zeker, je werk! dacht zij. - Eigenlijk leef ik al jaren lang op m'n zenuwen. Ik heb in betrekkelijk korten tijd 'n maximum werk afgeleverd en maar 'n minimum van rust genoten. Dat is heusch de waarheid, Damaris. - Ik weet 't wel, Xander. Ik heb dikwijls gedacht, dat je te veel vergde van jezelf. - Maar àls ik vroeger ging rusten, dan sliep ik ook dadelijk en vast, en daarom heb ik 't zoolang kunnen volhouden. Nu... en dat is hinderlijk... blijf ik wakker 's nachts. - Kom dan maar dikwijls hier 'n siësta nemen, | |
[pagina 123]
| |
glimlachte zij. En wees nooit bang me te ‘beleedigen’ of zoo iets. Zelf weet ik veel te goed, hoe heilzaam 'n oogenblik van algeheele ontspanning werkt... Ik kom 'n beetje bij je zitten... zei ze, ik ben blij, dat ik je weer eens hier heb... ik... weet je... ik voel me 'n beetje down in de laatste tijd... Nauwkeurig berekende zij haar spel, en zij wist, dat de eerste inzet meesterlijk was. Door ten eerste hem in 't geheel niet lastig te vallen met hinderlijke vragen, door ten tweede zijn belangstelling op háár over te brengen, bereikte zij precies het doel, dat zij wenschte... - Ben je? vroeg hij medelijdend, en vol belangstelling, zijn er bepaalde redenen, of... - Neen, gek, hè? materiëel gaat 't me zoo goed, als ik maar durf verlangen, en nu juist voel ik me... nerveus... Weet je, wat 't misschien is, dat ik me 'n beetje aantrek? 't Ongelukkige einde van juffrouw Poortershave. Xander, zeg, - weet je er ook iets van? Kan 't in verband staan met 't verlies van haar betrekking? Toch niet, hè? Dat is toch onmogelijk? Hij vond haar zoo lief in haar bezorgdheid en angst, dat hij zich haastte haar gerust te stellen. - Neen! Damaris! natuurlijk niet. Daar was 'n heel andere, héél andere reden voor. - O! goddank! Dat moest Patricia eens hooren, dacht hij. Patricia, die in haar onzinnige hardheid Damaris | |
[pagina 124]
| |
zelfs van ‘moord’ had beschuldigd! Patricia, die hem bij zijn thuiskomst, terwijl hij toch twee weken weg was geweest, ternauwernood eenige aandacht schonk, die zijn groet nauwelijks hoorbaar en met neergeslagen oogen beantwoord had... - Bevalt je werkkring op Lichtenvoorde je, Damaris? - O, ja! uitstekend! Ik heb natuurlijk vooraf 'n zorgvuldig plan de campagne gemaakt, zoodat m'n lessen, die niet zoo heel degelijk zijn, Xander! toch wel iets lijken, begrijp je? Ik vertel de meisjes veel, en met mijn methode leer ik zelfs de onbegaafdste nog heel aardig teekenen... Ik geef ze 'n voorbeeld van 'n bloem met dwarse en rechte strepen er door getrokken, en laat ze diezelfde lijnen fijn op hun papier zetten. C'est simple comme bonjour. Hoekje voor hoekje teekenen ze na, en als ze de hulp-lijnen uitvegen, zijn ze verrukt over 't resultaat. Maar je kan me misschien wel 's 'n paar boeken opgeven over aesthetica en kunstgeschiedenis. Wil je? - Ja, zeker, met genoegen. - En verder heb ik veel ‘bestellingen’. Neen, 't gaat me in dat opzicht goed, Xander, heel goed... Ik heb nu 'n opdracht... van de familie Bresson van 's Heer Abts- en Sinoutskerke, - ken je die? - om de familie-portretten-galerij bij te werken. - Bij te werken? - Ja, de allereerste portretten zijn zóó gebarsten en verkleurd, dat je haast niet meer kan zien, of 't mannen of vrouwen zijn... na 1800 | |
[pagina 125]
| |
gaat 't beter, - nu, die willen ze, dat ik weer in 'n behoorlijke staat breng. - Ik zou ze maar liever zoo laten, als ik de Bresson's was... - Ja, dat is de artistieke opvatting... Weet je, wat mevrouw Bresson tegen me zei? Ze zei: - We hebben er al meermalen met schilders over gesproken, maar nooit heeft iemand er iets aan willen doen. Ze vinden 't allemaal 'n soort van ‘heiligschennis’. Daarom zijn we bij u gekomen. Hoe keur je 'm?... Zoo ongeveer alsof je 'n kostbaar tapijt door 'n klein behangertje laat stoppen, omdat je er bij de groote zaken niet mee durft aankomen! - Och, zulke dingen ondervind ik ook dagelijks, Damaris; je moet je dat niet aantrekken. - Dat doe ik ook niet, 't kan me niets schelen, ik vind 't grappig. - Maar weet je, wat ik je zou aanraden met die portretten? 't Is waarschijnlijk beter ze niet over te schilderen, maar er de nieuwe zoogenaamde ‘regeneratie-methode’ op toe te passen. Daardoor wordt 't gebarsten vernis weer effen, en de kleuren komen terug... - O, Xander, wat ben ik dankbaar, dat je me daar attent op maakt; en je wilt me ook zeker wel verder helpen, hè? Bij zijn gereede toestemming, zei ze: - Dank je, hoor! en streelde hem even, vluchtig over het haar. Doch hij reageerde daar in 't geheel niet op, hij scheen het zelfs nauwelijks te merken; en | |
[pagina 126]
| |
zij begreep daaruit, hoe diep hij innerlijk leed. De liefde, dacht Damaris, is een kampstrijd, waarbij noodzakelijk één overwinnaar en één overwonnene is. Ik zal hem helpen de overwinnaar te zijn! Maar zij wist, dat zij zich niet moest overhaasten en de dingen rustig hun gang laten gaan. Zij had geduld en beidde naar tijd! - Ja, zei ze, terugkomende op haar eerste thema, 't gaat me goed, - en toch voel ik me gedeprimeerd. Dat kan je zoo hebben, hè? Och, zoo'n héél prettig leven heb ik niet; materiëel ontbreekt me niets... maar... Zij zag in zijn sprekend gezicht de komende belangstelling, en zij was tevreden. - Weet je... ik ben 'n kind van m'n tijd, frivool en zinnelijk aangelegd, met 'n sterk temperament. En ik ben alleen, altijd, altijd alleen. O!... als 't me om flirten te doen was, - maar ik voel me te goed voor ephemere liefde... Ik hoef je dan ook niet te zeggen, dat er van al die verhalen, die ze om m'n naam heen-spinnen, niets waar is. Ik laat de menschen maar praten, die histories doen me geen kwaad, integendeel, hoe romantischer de wereld me ziet, hoe beter; dat is 'n reclame, die 't publiek-zelf me gratis geeft. Ik heb 't graag, dat ze me aanzien voor koel, dartel schuim, dat gemakkelijk zweeft van her naar der... Maar... in mezelf weet ik toch wel, dat ik heel anders ben, dat ik 'n fond van serieusheid heb, al kennen ook maar weinigen dat... | |
[pagina 127]
| |
En dan denk ik soms wel eens, wat doe je op de wereld, wat ben je in 't leven... eenmaal zal je verdwijnen... als 'n gestorte traan... Och ja, m'n werk... maar wat heb ik bereikt. 't Heeft alleen 'n actueel, 'n momenteel belang. 't Is curieus, zoolang mijn persoonlijkheid er achter staat. Maar zonder mij is 't niets, Xander. Toe, wees lief en protesteer niet uit hoffelijkheid. Je bent ten volle bereid, dat te doen, ik weet 't. Maar zwijg nog even en laat me klagen, wil je?... Ik ben tòch wel tevreden natuurlijk. Welke pretenties kan ik laten gelden op 'n groot kunstenaarschap? Ik mag al heel blij zijn, dat ik tenminste dit heb bereikt, 't is meer dan veel anderen ooit zullen bereiken. 't Is maar zoo'n stemming van me, die me dikwijls overvalt. Ik ben jong... heb ik geen lippen om mee lief te hebben? waarom, waarom houdt m'n man niet van mij? een vrouw weet alleen maar, hoe mooi 't leven kan zijn, als ze 't leeft met hèm van wie ze houdt... Waarom heb ik mijn man niet lief? O, 't leven... je ijst van zoo'n kalme constateering, als deze bijvoorbeeld: dat 't leven een kwaad is, - een geheim, dat iedereen weet. Je zou 't leven altijd 'n beetje andere willen hebben, dan 't zich aan je voordoet. Ik geloof niet, dat iemand er op den duur slechter aan toe is geweest, dat hij ééns in z'n leven de teugels vierde, en zich vrij liet gaan... Maar... al is er altijd 'n begeerte, die aanlokt, - er | |
[pagina 128]
| |
is ook altijd 'n conventie, die terughoudt... En als je toegeeft, wat dan? De laatste kussen zijn niet meer gelijk aan de eerste... Zij glimlachte hem toe, met een zachte triestheid, die hem onzegbaar bekoorde. Hij had haar reeds in vele phasen gezien, maar deze houding van haar was nieuw voor hem. Haar klagende melancholie, die zich niet heftig uitte, maar met een vrouwelijk vragen van begrepen te worden, harmonieerde zoo goed met zijn zielstoestand van het oogenblik, dat zij hem aldoor sympathieker werd. En terwijl hij met half-geloken oogen naar haar lag te luisteren, dacht hij vaag aan de mogelijkheid, dat zij beiden, teleurgestelden en toch verlangenden, misschien samen nog iets van hun leven zouden kunnen maken... Zij sloeg hem gade, terwijl zij praatte... en op zijn sprekend gezicht zag zij, zooals altijd, de gewaarwordingen, die hem bezielden. En zij zag, dat zij hem boeide, dat hij geraakte onder de suggestie van haar woorden, - en zij was tevreden. - Ach, wij menschen, - arme, naamlooze droomen zijn we, niets anders, Xander, niets anders... En... we durven meestal niet, ons lot in eigen handen nemen. Een aangeboren natuurlijke lafheid is het kenmerk van ‘het sterke geslacht’ heb ik eens iemand hooren beweren, maar... ik wil 't joù wel bekennen, Xander, die lafheid is ook 'n kenmerk van 't ‘zwakke geslacht...’ | |
[pagina 129]
| |
En toch denk je wel eens bij jezelf, dat ook de ondergang geen te hooge prijs zou zijn, als daarmee dat vertwijfelde heimwee in je, werkelijk gestild worden kon... Maar voor de meeste menschen is 't geluk niets anders dan dit: Begeeren, ontberen... Zij hoorde een zucht van hem, toen zij ophield met spreken. En toen hun oogen elkander aanblikten, zag zij, dat hij op dat oogenblik geen enkel ander gevoel had dan symphatie, diepe symphatie voor háár. En zij was tevreden... - Ik dank je, hoor, zei ze, dat je me eens hebt laten uitpraten... ik kan dat nooit met iemand doen. Je moet ook volstrekt niet denken, dat ik altijd zoo mismoedig ben. Dat weet je wel, hè? Meestal ben ik opgeruimd en vat mijn taak met beide handen krachtig aan... Zij schudde haar tot vuisten gebalde handjes zoo energiek, dat hij er spelend een greep, en er een kus op drukte. En zij keek hem heel vriendelijk aan, en zei: - Ik las eens ergens, dat 't heel moeielijk is om ‘te leeren lachen’, maar dat is toch eigenlijk niet waar, vind je wel, Xander? Ik tenminste, ik lach gemakkelijk en graag, als er maar even een aanleiding toe is... Weet je... ik heb de vroolijkheid altijd gevoeld als 'n soort van luchtballon, die je óptrekt, als je je àl te veel neerbukt naar de aarde... Is dat geen mooie vergelijking... hè?... Bijna... bijna had hij gezegd: Je bent 'n schat, Damaris! | |
[pagina 130]
| |
Maar al sprak hij die woorden ook niet uit... zij had in zijn blik het glanzende blauwe lichten gezien, en zij was tevreden... voorloopig volkomen tevreden. | |
V.Ik ben te ongelukkig, dacht Patricia, te ongelukkig... Zij voelde, dat het niet lang meer zou duren, of zij zou haar innerlijken toestand naar buiten verraden, omdat zelfs háar koele zelfbeheersching niet bestand was tegen dit durend verdriet. Bij haar moeder gaan klagen?... neen! die zou haar ongelijk geven. Reeds eenmaal had haar moeder haar zacht en voorzichtig gezegd: - Je bent op de verkeerde weg... Zij herinnerde zich het onvergetelijk gesprek met Ebba van den Honaert, waarin deze had gezegd: - Renck had 'n andere vrouw moeten hebben, en jij 'n andere man... En hoe Ebba toen óok had gezegd: - Er zijn dingen, die 'n jonge vrouw alleen bespreken kan met 'n jonge vrouw... Zou zij eens met Ebba gaan praten?... aan wie zij toch al zooveel... misschien te veel had verteld? Neen... zij kon het niet... want Ebba zou haar den raad geven: - Je moet scheiden van Renck, Patricia. Dan kan je 'n nieuw geluk zoeken... en ook hij kan datzelfde doen... En als zij dan beweerde dat niet te kunnen, | |
[pagina 131]
| |
omdat zij Xander te lief had... dan zou Ebba haar ongeloovig aankijken, en de schouders ophalen misschien... Maar hàd zij hem dan nog lief? Zeker niet meer zoo innig en alvergeten als in de dagen van De groote Holt, toen er niets voor haar op de wereld bestond dan hij-alleen. Neen! er waren momenten, dat zij hem meende te haten... En dàt eigenlijk, dat haar mooi gevoel voor hem zoo veranderd was, vond zij het verschrikkelijkste van alles... En hij? Hield hij nog van haar? Of was zijn liefde te haren opzichte ook niets anders geweest dan een oppervlakkige bevlieging, zooals hij er al ontelbare had gehad, vóor hij haar kende? Ook die gedachte kwelde en prikkelde haar... Haar trots leed er onuitsprekelijk onder, dat zij voor hem niets anders dan één uit velen zou zijn geweest, en ook deze veronderstelling verweet zij hem, en dat veroorzaakte haar een doffe rancune. Zij begon er over te denken, of zij niet het beste deed, hem voor te stellen, dat zij beiden hun vrijheid zouden hernemen. Zij voelde maar al te duidelijk, dat zij zóó niet voort konden gaan. De onnatuurlijke, gespannen toestand vernielde hun beider zenuwen. Hij ook was dezelfde niet meer. En soms wekte zijn stille bleekheid een wilden wrevel in haar, omdat hij toch moedwillig hun mooi geluk bedierf... Ja, want alles was zijn schuld. De zijne! de zijne! Zij zou zich wel langzamerhand geschikt hebben in haar veranderde levenswijze, - maar | |
[pagina 132]
| |
zijn omgang met mevrouw Damaris, - dien vergaf zij hem niet!... O, zij haatte, zij verafschuwde de vrouw, die Xander van haar weg-trok, die met koude onscrupuleusheid zich meester maakte van het eigendom eener andere. Met ongelooflijke handigheid palmde zij Xander al meer en meer in... en wie het slachtoffer worden zou, dat was zij, zij, Patricia! Het was niet te dragen. Zij wilde niet door een mevrouw Damaris uit den weg worden geschoven als een quantité négligeable. O, eer dàt gebeurde, - nam zij liever, veel liever zèlf een besluit, en maakte aan alles een einde. Vaak had zij op de lippen, om hem toe te voegen: - Kies! tusschen haar en mij! maar een angst voor de onherroepelijke beslissing hield haar nog altijd terug: Hoe moest zij leven daarnà? Het zou haar, dacht zij, toch niet mogelijk zijn om... daarna... voort te leven, als ware er niets gebeurd. Zij zou voor altijd onherstelbaar veranderd zijn. En toch, ook deze toestand was onduldbaar, voor hàar zoowel als voor hèm... Door wien zou het eerste beslissende woord worden gesproken? Soms hield zij zich voor, dat zij verplicht was, om te beginnen. Zij was immers ook de eerste geweest, die gezocht had, zijn aandacht te trekken... toen, in dien lieven tijd van het vroegste begin... Doch als hij haar niet meer liefhad, - in 't geheel niet meer, - waarom bekende hij haar | |
[pagina 133]
| |
dat dan niet onomwonden? Hij kon er bij iemand van háár karakter wel op rekenen, dat zij niet zou trachten hem tegen te houden... Durfde hij niet? Of... wilde hij niet? Zij spraken op een geheelen dag nauwelijks enkele woorden met elkaar. Hij was veel uit, zijn werk was hem altijd voldoende voorwendsel, om zelfs de maaltijden niet thuis te gebruiken. En 's avonds, tot diep in den nacht, bleef hij voort-werken in zijn atelier, om dan, soms eerst tegen den morgen, een korte rust te nemen op den divan in zijn toiletkamer. - Xander heeft de furor laborandi, had Bernard van Overschagen eens gezegd, en alle andere aanwezigen waren het met hem eens geweest, dat Xander ‘vreeselijk overdreef met zijn werkwoede’. - Werken, zei Bernard, moet niet 't doel van je leven zijn, maar... als 't ware de uitspanning op je uren van nietsdoen! Zij lachten om Xanders onvermoeiden ijver en vermoedden niet de tragische reden van zijn overmatig arbeiden. Ook hij was niet gelukkig... en als hij het niet deed, was zij dan niet tot spreken verplicht?... Zij kreeg tegenwoordig dikwijls bezoek van Elise Rovenius. Hoe langer hoe meer ging zij van deze houden. Elise was juist in een tijd tot haar gekomen, dat zij een onzegbare behoefte had, om contact te hebben met een gelijk-gestemde ziel. En de zekerheid, dat zij Elise een troost was in het leven, gaf haarzèlve troost... | |
[pagina 134]
| |
Zij had nooit een vriendin gehad. Maar Elise was er haar een, precies zooals zij deze verlangde: rustig, bescheiden, verstandig. En als zij samen waren en spraken over gewone dingen, dan voelden zij toch elkanders sympathie... en Elise kreeg daardoor weer een houvast in het leven. En Patricia dacht erover, of zij aan Elise, de oudere in jaren, de rijkere aan levensondervinding geen raad vragen kon. Maar toen zij samen zaten, en Patricia beginnen wilde over het onderwerp, dat haar aldoor, aldoor vervulde, toen kon zij niet. Het was haar onmogelijk, om aan Elise rond-uit te bekennen, dat Xander en zij zoo diep, diep ongelukkig waren... En toch was zij te onrustig, om geheel te zwijgen. Zij dacht even na en kleedde haar vraag toen anders in, dan zij eerst had gewild: - Elise, zei ze, geloof jij, dat, als je veel, heel veel van iemand gehouden hebt, - dat gevoel wel eens kan verdwijnen?... totaal verdwijnen, alsof 't niet had bestaan?... Getroffen keek Elise haar aan. - Ja, kind, dat geloof ik, zei ze met ernst. De vraag van Patricia had met kracht de herinnering bij haar opgeroepen aan haar liefde voor Xander Renck. Zoo hevig, zoo overweldigend was die geweest, dat zij dacht, haar niet te kunnen overleven...Ga naar voetnoot1) Maar zij had het wèl gekund. En zelfs was zij | |
[pagina 135]
| |
nu in staat, om Xander te ontmoeten met een volkomen koel en rustig hart. Haar liefde was voor altijd voorbij. - Liefde! zei Elise, wat is liefde eigenlijk? Men zegt, dat liefde niet kan vergaan. En dat liefde, die vergaat, nooit liefde is geweest. Wie kan daarover beslissen? Zoolang je liefhebt, acht je je liefde onvergankelijk, - ach, wie weet, misschien is liefde niets anders dan 'n zelfbegoocheling, 'n waan... niets dan de realiteit uit 'n visionnaire wereld, waarin niets anders bestaat, dan... wat niet bestaat! - Je hebt gelijk, zei Patricia. De liefde is er alleen voor jezelf. En zoolàng zij er is, is zij eeuwig... - Ik, zei Elise, ikzelf, Patricia, heb me eenmaal verbeeld, dat ik liefhad. Maar die liefde is zóo volkomen uit m'n leven weg-gevaagd, dat zij me nu toeschijnt 'n vreemde droom te zijn geweest... - Kan dat, vroeg Patricia in bange, gespannen aandacht, kan dat werkelijk, Elise? - Ja... dat kan. - Vertel me... vertel me... vroeg Patricia gretig, als je wil, als je 't mag voor jezelf: heb je je daarna... toen alles uit was voor jezelf... heel ongelukkig gevoeld? - Ongelukkig? vroeg Elise. Kind! voor 't eerst na lange, lange tijd, ben ik toen weer gelukkig geweest. - Elise! is dat waar? - Ja! m'n liefde drukte op me, als 'n ondragelijke last. Ik ben er volkomen zenuwziek van | |
[pagina 136]
| |
geworden, ik dacht eraan te zullen sterven... Maar, neen! daarnà ben ik weer geheel opgeleefd; m'n zielsrust keerde terug... ik kreeg weer belangstelling voor de eenvoudigste, gewoonste dingen, - o, ik was gelukkig, toen m'n liefde verdwenen was, voor 't eerst weer echt gelukkig!... - En vertel me, vertel me, vroeg Patricia, heb je... daarna... hem nog wel eens ontmoet, en was 't je mogelijk, om hem te zien zonder ontroering? - 't Verbaasde me dikwijls zelf, maar ja, dat kostte me niet de minste moeite. Ik voelde zoo onverschillig voor hem, als had ik hem nooit gekend. En 't vreemdste was: er was feitelijk niets gebeurd... maar toen m'n liefde haar toppunt scheen te hebben bereikt, is zij vanzelf verdwenen... - Vanzelf... herhaalde Patricia. En hartstochtelijk wenschende te worden overtuigd, vroeg zij met onstuimigen drang: - Dus jij gelooft, Elise, dat men er over heen komt, als men z'n liefde verliest? - Ja, glimlachte Elise, in de rust harer zekerheid, ja, kind... ik geloof 't, ik weet 't: daar komt men over heen... |