| |
| |
| |
Zevende hoofdstuk.
I.
Patricia zat in haar boudoir, zonder iets te doen, met het hoofd in de hand.
Zoo zat zij elken morgen, en begon haar dag met gepeins.
Wat is er dan toch gebeurd, vroeg zij zich in eentonige hardnekkigheid af, dat er in zoo korten tijd een zoo hopelooze verwijdering tusschen Xander en mij is kunnen ontstaan?
Als zij in haar gedachten het woord ‘hopeloos’ noemde, dan kreeg zij een schok.
Ach neen, dat was natuurlijk niet het geval. Alleen, zijbeiden waren even sterk van hun goed recht overtuigd, en geen van hen wilde ook maar een haarbreed wijken voor den ander.
Zij had haar opvattingen en hij de zijne. Zij kon niet met hem meegaan in een heeleboel dingen, haar gansche natuur verzette er zich tegen... en hij wilde niet toegeven, hij was te verstard in zijn eigen inzichten en wenschen.
Na het eene gesprek met haar moeder, waarin die lieve haar gewaarschuwd had, en zelfs had durven zeggen:
| |
| |
- Je bent op de verkeerde weg, had zij angstvallig dit precaire onderwerp met haar moeder vermeden. Zij schroomde om haar te vertellen, dat al haar goede voornemens schipbreuk hadden geleden, - en vooral zou het haar niet over de lippen willen, hoe hard, hoe onmeedoogend Xander dien avond haar had ontvangen...
Als zij al haar gevoelens goed ontleedde, dan... was haar overheerschende sensatie er een van vernedering. Ja, vernederd voelde zij zich in haar eigen oogen, omdat... omdat Xander zoo goed buiten haar bleek te kunnen, - omdat hij haar niet zoo bleek lief te hebben, als zij hèm.
Voor haar trotsch temperament zou er niets ongewoons in zijn geweest, dat Xander haar had aangebeden met een blinde liefde, haar verlangens voorkomen, ja, haar in alles gehoorzaamd had. Doch daartegenover was zij dan ook ten volle bereid zijn liefde te vergelden op dezelfde wijze.
En nu, nà haar huwelijk hadden zich deze twee vreemde feiten voorgedaan: dat Xander er niet over dàcht, haar te ‘gehoorzamen’, indien zijn inzicht met het hare verschilde, - én... dat zij ook volstrekt niet bereid was, aan zijn eischen tegemoet te komen.
Het was haar onmogelijk blijmoedig hem te volgen in het leven, dat hij zich had gekozen. Zij was nu eenmaal anders dan hij, en haar persoonlijkheid vlijde zich niet zoo gemakkelijk aan als de zijne. Zij hield van een besloten leven, en de vrijheid in eigen huis was haar heilig. En nog! en nog! Zij zou misschien wel aan dit leven | |
| |
zijn gewend op den duur, als zij maar eerst over den moeilijken overgang heen was, maar zijn vriendschap voor mevrouw Damaris, die vergalde haar elk uur van den dag, - die kon zij niet verdragen!
Wat moest zij, ach, wat moest zij toch. Zij voelde zich zoo ongelukkig, en elken dag werd zij downer en verdrietiger. Zij had nergens belangstelling meer voor, niet voor haar milieu, niet voor uitgaan, niet voor haar kleeding... Werktuiglijk deed zij elken dag de dingen, die moesten worden gedaan, doch zonder aandacht, zonder dat zij er innerlijk aan deelnam. En haar grootste angst was, dat men haar verstrooidheid aan haar zou merken, en die toeschrijven... aan de ware reden.
Neen, zoo grenzenloos wilde zij niet gegriefd en vernederd worden. Gelukkig kende men haar algemeen als ‘hooghartig’ en ‘koud’, en viel haar stille houding dus niet op. Niemand, niemand wist, hoe zij eigenlijk was, welk een warm en bewogen karakter zij bezat... dan alleen Xander, toen zij met hem samen was in het paradijs van De groote Holt...
Wat had zij dan toch gedaan! Zij wist het niet... Had zij niet éens het recht, om ronduit haar afkeer uit te spreken over een mensch als mevrouw Damaris? Was Xander dan verliefd op die vrouw?...
O, zij haatte haar, haatte haar. Om haar onnatuur, om haar optreden, om de macht, die zij had.
Natuurlijk, zoo'n vrouw had macht. Zij deed met de mannen, wat zij wilde, en zij verkreeg | |
| |
alles, waarop zij het had toegelegd, omdat zij geen trots bezat. Nooit belette haar zelfgevoel haar de een of andere handeling, het uitspreken van het een of ander woord. Niets achtte zij beneden zich, om haar doel te bereiken, en dus... bereikte zij haar doel.
En ook op Xander bezat zij invloed...
O, hoe verkeerd had zij feitelijk gedaan, om zich zoo sterk te keeren tegen mevrouw Damaris. Zij had haar mee moeten ontvangen en bezoeken, alsof een omgang tusschen hen en haar de gewoonste zaak ter wereld was. Neen, zij was zoo dom geweest, een slagboom op te richten tusschen hen en haar, en met zijn aangeboren ridderlijkheid koos Xander de zijde van de in zijn oogen verongelijkte partij.
Als het... ten minste... niets anders was...
Of... was Xander verliefd op die vrouw?...
Zij vreesde er voor... en toch geloofde zij het innerlijk niet. Wèl stelde Xander veel belang in zijn nieuwe vriendin... meer dan de meeste getrouwde vrouwen wel aangenaam zou zijn van haar man... maar dat hij liefde voor haar zou koesteren, neen, dat kòn zij niet gelooven.
En toch... hij vertelde haar niet meer, zooals in den eersten tijd, en met zoo'n jongensachtig pleizier, waar hij heen ging, wat hij wilde doen, wie hij ontmoette, welk werk hij onderhanden had...
Hun omgang bepaalde zich tot het meest koele en officiëele; 's morgens kreeg zij een kus van hem, en onverschillig vroeg hij: goed geslapen? dan | |
| |
ontbeten zij samen, of zij ontbeet alleen, als hij vroeg weg had gemoeten, - en haar lange, eindeloos-vervelende dag begon.
Voelde hij niet, welk een onnatuurlijke stroefheid er in hun verhouding gekomen was?... Of voelde hij het wèl, en kon het hem niets schelen?... Had hij nooit eens behoefte, om met haar ‘uit te praten’, en hinderde hem de tusschen hen bestaande koelheid niet?
O, zij was van veel de schuld, zij had in menig opzicht kinderachtig en onverstandig gedaan... maar toch geen enkele daad bedreven, die zóó onheilvolle gevolgen moest hebben.
Dikwijls had zij een onweerstaanbare neiging om haar hand op zijn hoofd te leggen, en hem innig te streelen over zijn mooie haar, de breede zachte golf, die over zijn voorhoofd viel, weg te strijken, en haar lippen op zijn mond te drukken in zwijgende teederheid...
O, dat onmiddellijk gebaar van hem dan, om haar naar zich toe te trekken, en aan zijn borst te klemmen met zijn krachtige armen, hoe smachtte ze er naar... en zij wist, dat hij met liefde zou ingaan op elke toenadering... maar zij kon niet, zij kòn niet smeekend bedelen, om wat hij niet vrijwillig gaf...
Zij dacht wel eens: als ik maar wat ouder was, dan zou ik misschien wel intuïtief den goeden weg kunnen vinden... en het verbaasde en hinderde haar, dàt zij zoo denken moest, zij, die zich feitelijk nooit een kind had gevoeld, die zich altijd verbeeld had, volwassen te zijn.
| |
| |
Haar psychische onrust was nog grooter geworden door het feit, dat aan juffrouw Poortershave tòch haar ontslag was aangekondigd.
Dat zij, Patricia, het onderspit had moeten delven, dat haar wil niets had vermocht tegen den wil van Damaris, was al moeilijk, buitengewoon moeilijk voor haar om te dragen... maar dat freule Rovenius nu begrijpen zou, hoe weinig macht zij op Xander had... dat schrijnde haar voortdurend, en was haar een reëele pijn.
O, zij wou, dat alles, alles anders was. Zij wou, dat de overgetelijke dagen van De groote Holt nog eens terugkeeren konden... omdat dan al de latere droefheid zou weg-wolken als een korte, booze droom in een langen nacht van rustigen slaap. Zij wou, dat Xander niet zijn werk boven zijn liefde stelde... Zij wou, dat mevrouw Damaris nooit in hun leven gekomen was... O, eigenlijk moest alles, alles anders zijn!...
Er werd haar een bezoek aangekondigd van Ebba van den Honaert, een harer vroegere schoolkennisjes, met wie zij steeds een vriendschappelijke betrekking had onderhouden.
Zij mocht Ebba graag. Het was een frank en vroolijk kind; zij hadden elkaar steeds goed begrepen, en Ebba was een der weinigen, met wie Patricia nog wel eens had ‘gepraat’.
Toch was Ebba's komst, juist op het oogenblik, dat zij zich zoo verdrietig voelde, haar heel onaangenaam. Zou zij Ebba vragen terug te komen op een ander moment, als zij zich beter op bezoek had voorbereid?
| |
| |
Doch wanneer voelde zij zich niet verdrietig in den laatsten tijd? Werd zij niet altijd gestoord door de komst van wie dan ook? En had zij niet aldoor de neiging, om belet te geven, om niemand te zien, om maar alleen te blijven met haar onvruchtbaar gepeins?...
Zij moest dat niet doen. Het was onverstandig, ja, verkeerd. Zij moest blijven deelnemen, aan het werkelijke leven, want o, met het openbare leven, dat zij leidden, hoe spoedig konden er geen praatjes ontstaan, - en voor praatjes deinsde haar aristocratische ziel in schuwe huivering terug.
- Verzoek de freule boven te komen.
Ebba van den Honaert, een mooi, groot meisje, kwam binnen met de haar eigen vroolijke ongegeneerdheid en schudde Patricia hartelijk de hand.
- Ik moet jou hebben, zeg. Er zijn weer plannen...
- Zoo?
- Ja, ze hebben jou noodig, maar in de eerste plaats je man...
- Ja?
- Hij moet 'n idee geven voor 'n fancy fair...
- Xander heeft 't tegenwoordig heel erg druk...
- Hij heeft 't nog nooit niet heel erg druk gehad, dus dat is geen bezwaar. Zeg, weet je 't al, dat de oude mevrouw van Eernewoud dood is.
- Neen?
- Je weet, 't was de pleegmoeder van onze handwerk-onderwijzeres op Lichtenvoorde, juffrouw van Angerlo, die getrouwd is met 'n Indische officier. Ze zeggen, dat die twee 't heele reusachtige ver- | |
| |
mogen van mevrouw van Eernewoud hebben geerfd, op 'n paar legaten na. 'n Bof, hè?
- Ja.
- En nog 'n ander nieuwtje, dat je méér interesseeren zal. Jeantje de Beaulieu is geëngageerd.
- Och.
- Ja, en met wie!
- Met wie dan?
- Met Olivier.
Even bleef Patricia getroffen zwijgen. Olivier Bresson van Sint Abts- en Sinoutskerke, haar vroegere verloofde, en Jeantje de Beaulieu, het meisje, dat een dwepende, vereerende liefde voor Xander had gehad...
- Dat arme, arme kind, zei ze, oprecht gemeend.
- O, weet je nog wel, proestte Ebba, hoe je eens van Olivier hebt gezegd: zoo'n type is alleen te verdragen, als je ermee getrouwd ben?
- Dat kon ik zeggen, zei Patricia, omdat ik sterk ben, en me zelf genoeg, maar Jeantje, met haar weinige zelfstandigheid, hoe moet die 't in zoo'n huwelijk maken, ze kwijnt weg, ze kwijnt weg!
- Hoe kom jij zoo gevoelig? verbaasde Ebba zich vluchtig. Juist iemand met weinig zelfstandigheid kan 't in zoo'n huwelijk uithouden; Jeantje zou toch altijd door haar ouders worden uitgehuwelijkt op ouderwetsche manier, nu, dan is 't maar 't beste, dat ze iemand krijgt, die ook weinig zelfstandigheid heeft. De Lovere Halting heeft haar, zegt men, indertijd te onbeduidend gevonden, en geen aanzoek gedaan.
| |
| |
- Je hebt misschien gelijk. 't Is te hopen, dat je gelijk hebt...
- En weet je nog wel, hoe verliefd dat kind was op Renck...
- Ja, arm schepsel, zei Patricia.
- Wat ben je medelijdend, vroeger lachte je er om, en spotte je met zulke dingen.
Patricia voelde, dat zij een kleur kreeg, als ware het toonen van haar gevoel iets verkeerds... Maar daardoor bloosde zij toch niet zoo diep, het was, omdat Ebba haar zoo aankeek, onderzoekend... wat zij in 't geheel niet kon velen...
En waarlijk, daar zeide Ebba al, wat zij volstrekt niet wilde hooren:
- Wat ben je veranderd, Patricia.
- Ben ik veranderd? vroeg zij, koel en trotsch, in onwil zich dadelijk verwerend.
- Ja, 't schijnt van niet, en als ik je niet zoo heel goed kende, dan zou ik 't zeker ook niet merken. Je lijkt even zelfbeheerscht en hooghartig, als vóór je huwelijk, maar 't verschil is dit: vroeger wàs je werkelijk zoo trotsch en koud als je je voordeed, omdat alles je tot in den grond onverschillig was. Toen was je hoogheid natuur... en nu...
- En nu? vroeg Patricia, uiterlijk bedaard, ofschoon zij al vlammender haar blos voelde branden.
- En nu is je hoogheid 'n houding. Je bent innerlijk heelemaal veranderd. Je bent zacht en gevoelig geworden. Je koele hooghartigheid kost je moeite, en daarom begrijp ik niet, dat je erin blijft volharden. Of... misschien begrijp ik 't wèl.
| |
| |
Patricia zweeg. Elk antwoord, wat zij ook geven zou, was gevaarlijk, en dus, zij zweeg.
- Patricia, zei Ebba opeens. En Patricia schrok van het accent van ernst in Ebba's toon. Herinner jij je nog 't gesprek, dat jij en ik eens over Renck hebben gehad?
- Neen, en... wat komt er dat ook op aan? trachtte zij luchtig te zeggen.
- Ook Renck is veranderd, zei Ebba. Bij hem is 't hetzelfde geval als bij jou. Vroeger was zijn prettige opgewektheid natuur, nu... wend hij iets voor, wat hij innerlijk niet voelt.
- Ebba!
Patricia's kreet van echte ontsteltenis klonk zóó oprecht, dat Ebba dacht: zij houdt van hem. Nu kan ik, nu moet ik ook verder gaan.
- Herinner je je, vroeg zij, hoe wij eens samen 'n gesprek hadden over Renck? 't Was bij mevrouw van Eernewoud, ik weet 't nog goed. Jij zei:
- 't Eenige wat hem ontbreekt, om z'n karakter ernst en diepte te geven is... 'n ongelukkige liefde. Weet je 't nog?
- Ja...
- En... ben je nu bezig, Patricia... hem die ongelukkige liefde te geven?
Zóó plotseling veranderde Patricia's gezicht, dat Ebba met verbazing het aanschouwde. Het was, of een masker van haar afviel, en haar ware gelaat te voorschijn kwam... en dat ware gelaat was 't gezicht van een kind: angstig, - zonder eenige achtergedachte... hulpeloos...
Maar dadelijk had Patricia zich herwonnen, | |
| |
en al haar trekken kregen weer hun waardige rust. Het kostte haar klaarblijkelijk inspanning om te spreken, maar toch, zij sprak en zij sprak bedaard.
- Wat bedoel je, Ebba. Dat zou ik graag willen weten.
- Patricia, zei Ebba hartelijk. Er zijn dingen, die 'n jonge vrouw met niemand anders bespreken kan dan met 'n jonge vrouw. Je bent altijd en tegen iedereen altijd heel terughoudend geweest, en in je zelf opgesloten, maar toch, ik ken je goed. Ik weet wel, dat je ook gevoelig ben, en tegenwoordig zelfs wat overgevoelig. Neem 't me dus niet kwalijk, als ik me in je zaken meng, want ik doe 't natuurlijk uit goed en best. Ik... was héél verbaasd, toen ik hoorde, dat je ging trouwen met Renck, Patricia.
Het was Patricia onmogelijk een woord uit te brengen. Zij voelde zich zoo machteloos en klein, en het scheen haar, of zij dit alles gelaten over zich moest laten komen...
- Je was altijd zoo onmogelijk trotsch en ongenaakbaar, en je kon met zoo'n strenge critiek spreken over Renck. Je zei: zijn te groot succes zal hem gauw ongenietbaar maken, maar 'n ongelukkige liefde zal hem misschien kunnen redden en z'n hoogere natuur doen ontwaken. En... daarom vraag ik je, of je nu bezig ben, dat experiment op hem te nemen?
Patricia voelde het, hoe haar volkomen de kracht ontbrak, om opnieuw te vragen, wat Ebba bedoelde?
| |
| |
- ...Renck is zoo veranderd, Patricia. Dáárom vraag ik 't.
Het was Patricia zoo vreemd te moede. Dat Ebba haar sprak over haar huwelijksverhouding van thans was al zoo ongewoon... maar het sterkste trof haar het feit, dat Ebba háár de schuld daarvan gaf... zooals ook haar moeder deed...
- 't Is opvallend, begrijp je. Z'n zonnig humeur, z'n aantrekkelijke opgewektheid, z'n meeslepende levenslust maakten hem vroeger overal 'n welkome gast. Nu kan je aan 'm zien, en 't is pijnlijk soms, hoeveel inspanning 't hem kost, om als vroeger vroolijk te zijn.
Patricia opende de lippen reeds om te spreken. Doch zij sloot ze haastig weer, want tot haar schrik bemerkte zij, dat zij kinderlijk had willen zeggen:
- Ik doe 't niet expres...
- En omdat we vroeger dat gesprek hadden, daarom vraag ik je nu: was 't je toeleg, om 'm zoo te maken? Was dat je bedoeling?
- Neen! neen!... riep Patricia. En toen opeens brak zich haar droefheid baan, en in een onweerhoudende oprechtheid kwamen haar de woorden van de lippen:
- Ja! 't wàs m'n plan, om hem 'n-ongelukkige liefde te geven... maar toen ik hem verliefd op me maakte, werd ik zèlf verliefd op hem... ik kreeg 'm zóó lief, dat ik alle tegenstand van m'n familie om hèm heb getrotseerd, zoodat we trouwden, en, o! we zijn zoo gelukkig geweest!
| |
| |
Zoo smartelijk klonk die klacht, dat Ebba, die Patricia eerst van een opzet, een schuld had verdacht, nu een medelijden met haar in zich voelde opkomen.
- En waarom zijn jullie dat dan nu niet meer?
- Ik weet 't niet! ik weet 't niet! We waren op De groote Holt zoo gelukkig als menschen maar kunnen zijn, als ik niet wist, dat op aarde mogelijk was. Maar... toen we weer terug waren in Den Haag heeft Xander dadelijk z'n oude leven hervat; hij had 't altijd heel druk met werk, en hij heeft 't altijd noodig gevonden, zich in de wereld te bewegen...
- En jij dacht, jij rekende er op, dat hij nog maar weinig of niet zou werken, en zich heelemaal wijden aan jou. Natuurlijk!
Dat ‘natuurlijk’! van Ebba moedigde Patricia aan, en zij ging voort:
- Altijd, bij alles, laat hij z'n werk voorgaan. Ik heb me altijd te schikken. En we zijn rijk genoeg... 't is dwaasheid, om zich zoo in te spannen...
- Dat vindt jij dwaasheid, Patricia; ik zou 't misschien óok zoo vinden. Maar dat komt door onze afkomst, door onze conventioneele, atavistische opvattingen; van geslacht op geslacht hebben we werken altijd als... 'n beetje minderwaardig beschouwd. En van dat verkeerde, dat krankzinnige begrip hebben we ook langzamerhand 't volk geimpregneerd. Dat beschouwt werken tegenwoordig óok als 'n soort van schande. Dus minimum werktijden tegen maximum loonen... En dat deze | |
| |
waanzinnige ideeën in de wereld gekomen zijn, is waarschijnlijk de schuld van 't bekrompen inzicht der hoogere klassen. Jij hebt nog altijd dat bekrompen inzicht, jij vindt, dat iemand zich door arbeid vernedert...
- Gedeeltelijk misschien... zei Patricia schuldbewust. Maar vooral hindert 't me zoo, dat hij nooit tijd voor me heeft...
- Je had hem lief... zei Ebba, en haar gezicht stond zoo ernstig, dat het Patricia schokte. En hij had jou lief... en waar dat 't geval is, schijnen alle voorwaarden tot geluk aanwezig. En toch, ondanks jullie liefde passen jullie niet bij elkaar. Jij had 'n andere man moeten hebben, en hij 'n andere vrouw. Hij 'n artieste, - jij 'n man uit je eigen kring.
- En zouden we dan gelukkig zijn geweest! riep Patricia onstuimig.
- Nú zijn jullie in elk geval niet gelukkig. Eén van tweeën zou voor de ander z'n levensinzicht moeten opofferen. Renck kan dat niet...
- Waarom niet!
- Omdat hij ten eerste als artiest houdt van z'n werk, en ten tweede capabel is 'n bestaan te verdienen, en dus niet leven wil van 't geld van z'n vrouw. Dat spreekt vanzelf. Hij kan dus z'n levensinzicht niet veranderen. En jij... wil 't niet.
- Ik... zou wel willen, maar...
- Je zou wel willen, maar... je kan 't dus niet? Dat bewijst, wat ik zeg: dat je hem niet had moeten... niet had mogen trouwen.
Ach... Patricia wist heel goed, dat zij het | |
| |
mettertijd wèl zou hebben gekund, dat zij langzamerhand wèl had leeren berusten in het onvermijdelijke... als... er maar niet wat anders, wat ergers was bijgekomen, - mevrouw Damaris.
Maar over deze sprak zij niet. Liever, veel liever dan Xander hierin van schuld aan te klagen, verdroeg zij het, dat Ebba al het trieste van hun tegenwoordige verhouding toeschreef aan háár...
| |
II.
‘Damaris’ begon hoe langer hoe meer in de mode te komen.
Men begon te spreken van een ‘gedamariseerd boudoir’, een ‘gedamariseerden salon’; men kapte zich à la Damaris, men kleedde zich à la Damaris; en Xander zag, dat haar populariteit nu reeds de zijne evenaarde, zoo niet overtrof.
En hij begreep, hoe goed zijn inzicht was geweest, om van het begin af vriendschap met haar te sluiten. Nu behoefde niemand te ‘kiezen’. Irene van Till van Overschagen had het gezegd:
- O, Xander, zie je, ik ben zóó blij, dat je goed ben met mevrouw Damaris. Want ik ben dol op haar, weet je, gewoon dol. En ik zou jou toch ook niet willen verliezen. En dus zou ik in de grootste verlegenheid zijn gebracht, als ik 'n keuze moest doen. Misschien, Xander, zou Bern jòu hebben gekozen, hij is nu eenmaal zoo aan jou verknocht, en ik Damaris... en zoo zou er dan, door jullie, oneenigheid in de families ontstaan... want ook in andere huwelijken zou zich | |
| |
't verschijnsel voordoen, en heel Den Haag zou in beroering zijn gebracht.
Hij lachte om Irene's druk en oppervlakkig gebabbel, maar meer uit gewoonte, dan dat hij zich werkelijk zoo geamuseerd voelde. Hij lachte niet meer zoo gemakkelijk en luchtig als vroeger. Tegenwoordig lachte hij nog wel, maar méer omdat men het van hem verwachtte, dan omdat hij er neiging toe had. En wat hem in zijn heele vroegere leven nooit overkomen was: hij ‘voelde zijn zenuwen’, zooals hij het voor zichzelve uitdrukte. Hij was vermoeid en overspannen... vreemd, dat een geestelijk-gedeprimeerde toestand zóó sterk op iemands physiek inwerken kon!...
Hij lachte dus, terwijl de stroom van Irene's gebabbel onophoudelijk langs hem heen ruischte, - maar zijn lachen werd geheel werktuiglijk, toen zij voortging:
- Weet je, wat eigenlijk jammer is, Xander, dat Damaris en jij elkander niet eerder hebben ontmoet, dan hadden jullie kunnen trouwen. Hè ja, dat zou leuk zijn geweest. Patricia is goed en best, maar er is zoo weinig ‘leven’ in haar. Ze past eigenlijk heelemaal niet bij je... heb je dat zelf ook wel niet eens gedacht?
- Om je de waarheid te zeggen, neen! zei hij, zich dwingend tot een antwoord. Ik ben een firm believer van 't oude spreekwoord les extrèmes se touchent.
Goddank dat hij, zij het ook banaal, een antwoord had kunnen vinden. Want het was of een kramp van pijn door hem heen was getrokken, | |
| |
bij Irene's ondoordachte woorden: Ze past eigenlijk heelemaal niet bij je...
Niet ééns... maar wel honderdmaal had hij het in den laatsten tijd bij zichzelf gedacht. Ze past niet bij je... ze past niet bij je... klonk en herklonk het maar door zijn hoofd. Dat het in den eersten tijd zoo wèl geschenen had, och, wat beteekende dat. Noch de opgewonden roes van zijn kort engagement, noch de volkomen-mooie tijd op De groote Holt was ‘het werkelijke’ leven geweest. Dat waren perioden buiten de eigenlijke realiteit der dingen geweest, waarvan hij had kunnen zeggen:
I slept and dreamt that life was beauty...
En vooral had Patricia dit kunnen zeggen. Want zoodra zij ontwaakte tot de werkelijkheid bleek het, dat zij daartegen niet was bestand...
Arm kind. Soms had hij medelijden met haar, hoe vaak zij ook zijn wrevel opwekte en zelfs zijn verontwaardiging. Want, ach, zij was toch ook niet gelukkig...
Hij wist werkelijk niet, hoe hij een verbetering in den toestand moest brengen, hij had zoo gehoopt, dat zij langzamerhand zou ‘wennen’ aan het leven, dat zij nu eenmaal moest leiden. Maar neen. Zij scheen zich hoe langer hoe meer terug te trekken in zichzelve... en allengs zag hij haar wederkeeren tot den staat, zooals hij haar op Lichtenvoorde als leerlinge had gekend. Toen was Patricia van Roden, met haar onverstoorbare, koele hooghartigheid hem allerminst sympathiek geweest. Later... | |
| |
toen zij een ‘gewoon’ jong meisje voor hem werd met stemmingen en aandoeningen, en toen het hem bleek, welk een diep gevoel zij bezat, had hij gedacht, dat haar koude bedaardheid een levenshouding was, waarmee zij haar teere innerlijk tegen alle invloeden van buiten beschermde.
Maar nú vroeg hij zich wel eens af, of hij zich in die opvatting vergiste... en of haar innige liefheid misschien een opwinding, een verliefdheid was geweest, een tijdelijke vervoering... En dáárom had hij haar zoo vaak in den laatsten tijd gevraagd: heb me wat méér lief, Patricia...
Doch wellicht kon zij dat niet. Wellicht was haar koude natuur niet tot het altijd, - en altijd méér geven van liefde in staat...
Van tijd tot tijd scheen zij wel eens wat zachter te worden. Dan hoopte hij weer en kreeg goeden moed. Maar nauwelijks werd even de naam van Damaris genoemd, of beslister dan ooit sloot zij zich op in haar hoogmoedige ongenaakbaarheid.
Hij begreep niet, waarom het volstrekt onmogelijk was, dat de beide vrouwen vriendschap sloten. Eigenaardig, dat absolute antagonisme tusschen die twee van den beginne af. Instinctmatig haatten zij elkaar. Damaris sprak onomwonden, en gaf de redenen aan, waarom zij niet van Patricia hield, - en Patricia, jonger en niet zoo wereldwijs, kon haar antipathie minder goed definieeren, maar haar afkeer van Damaris was nog veel sterker dan die van Damaris voor háár.
Het was, - vreemd! of het intieme gesprek, dat hij met Damaris over zijn huwelijk had ge- | |
| |
voerd, hen nauwer verbonden had, in plaats van, - wat toch óok zou hebben gekund, hen van elkaar te verwijderen. Maar de onomwonden oprechtheid, waarmede zij alles zeggen durfde, beviel hem, want was een bewijs, dat zij hem volkomen als een vriend beschouwde, - en dan, hoe down het hem ook had gemaakt, het was de waarheid.
Een familie, van welken ouden adeldom ook, werd toch nooit onteerd, doordat een meisje uit dat geslacht trouwde met een artiest. En vooral... vooral hadden deze woorden van Damaris hem diep getroffen:
Is liefde, die niet gelukkig, maar... ongelukkig maakt, wel liefde, Xander?...
Als Patricia van hem hield met een waarachtige liefde, - hoe kon zij hem dan het leven zoo moeilijk maken... hoe kon zij dan zóó zelfzuchtig zijn...
Zelfzuchtig was misschien niet het goede woord. Hij zou moeten zeggen: zichzelve zoekend. Ja, zij zocht aldoor zichzelve, zij draaide aldoor om haar eigen persoonlijkheid heen. Het was haar niet mogelijk buiten dat enge kringetje te treden, en... daar was hij de dupe van.
Hij vond het wel een ellendig woord, - maar als hij eerlijk de dingen beschouwde, dan mòest hij het wel zoo voelen, dat hij Patricia's dupe was. Hij hield te veel van haar, om de verwijdering, die er door haar gedrag tusschen hen was ontstaan, niet diep en smartelijk te voelen...
Maar hij kon Patricia in haar averechtsche | |
| |
opvattingen geen gelijk geven. Hij kon zijn levensinzicht niet verzaken, terwille van haar egoïstisch dwingen, - hij mocht zijn heele bestaan niet opofferen, om zich te onderwerpen aan haar redeloozen eisch...
En ook ten opzichte van Damaris wilde hij niet veranderen, eenvoudig om te gehoorzamen aan een gril van Patricia.
Bij Damaris genoot hij zijn weinige oogenblikken van werkelijke geestelijke ontspanning, en hij voelde, dat hij het noodig had, om eens afleiding te vinden voor zijn drukkende gedachten. Het werd langzamerhand een gewoonte van hem, om elken dag eens even bij haar aan te loopen, om, hetzij 's morgens het werk te komen bekijken, waaraan zij bezig was, hetzij 's middags op het thee-uur even bij haar uit te rusten.
Door allen werd hij altijd met den prettigsten en natuurlijksten eenvoud ontvangen. Zij namen het als de gewoonste zaak ter wereld op, dat zijn vrouw hen niet bezocht; en Damaris reciproceerde Patricia's onbeleefdheid stilzwijgend, door zelve ook niet meer bij hem aan huis te komen. Zelfs op zijn ‘thee's’, die beroemd waren in de residentie, kwam zij niet, ofschoon Patricia elken keer in een trance van angst verkeerde, dàt Damaris komen zou. Hij bemerkte het wel, en het hinderde hem onuitsprekelijk, hoe bij iederen nieuwen bezoeker haar blik schichtig ging naar de deur, en hoe zij eens, toen zij een oogwenk lang Damaris' figuurtje meende te herkennen, donkerrood had gebloosd. Bijna had hij toen met | |
| |
den voet op den grond gestampt van drift, en zich daarna weer verbaasd, omdat Patricia zooveel eigenschappen in hem opwekte, die hij vroeger, gelukkig, niet wist te bezitten: drift, ongeduld, wrevel, schamperheid, gemelijken toorn. En dat Patricia en hij zoo weinig tot ‘zich uitspreken’ kwamen, verergerde wellicht den toestand. Maar zonderling: hij haatte hun omgangsmanier, zooals die tegenwoordig was, doch hij voelde zich te geestelijk-machteloos, te vermoeid, te ‘afgewonden’, om krachtdadig tegen haar op te treden.
En als hij zichzelven zijn matheid en onverschilligheid verweet, dan stelde hij zich tevreden met de gedachte, aan zijn groot plan, en hoopte op later... later...
Hij zat bij Damaris en haar ouders in den grooten salon, en dronk de thee, die de oude mevrouw met lieve zorg voor hem had bereid met room en suiker en een enkel drupje citroen. En hij lag behagelijk achterover geleund in den grooten Chesterfield-fauteuil; het was hier zoo'n heerlijk-rustige, koel-warme atmosfeer, met alles wat hij noodig had: ruimte en stilte... en als hij het wenschte een luchtige conversatie van hem goed-gezinde menschen.
Hij had tegenwoordig wel eens het romantische gevoel, of hem in een overdruk, rumoerig leven, ook nog bovendien een voortdurend gevaar dreigde, - en dat hij hier veilig was. Hij hoedde zich wèl, ooit dergelijke dwaze, ‘overspannen’ dingen te zeggen, het was hem genoeg, dat hij hier een paar momenten vrede mocht vinden...
| |
| |
- Xander, zei Damaris, die er vandaag geheel uitzag als een kind, en schattiger dan ooit in een los, kort, recht jurkje van zwart en wit geruite linon; rechts en links had zij de smalle zwart ciré linten vast-gestrikt, maar zonder dat het jurkje daardoor aan de taile werd ingesnoerd, recht hing het neer, bijna vierkant van model, met rond halsje en korte schoudermouwtjes, en omdat het geheel zonder garneering was, leek het compleet een kinderjurk. Doch Damaris met haar frêle en klein figuurtje, en met haar jonge souplesse kon dit model gemakkelijk dragen niet alleen, maar er ook bekoorlijk mee uitzien. In een speelsche luim had zij zich ook snoezig-meisjesachtig gekapt, met een zwarten vlinderstrik in den nek en één langen pijp-krul, die over haar eene schoudertje viel.
Toen zij ‘Xander’ zei, keek hij even op; verzonken in een zalige rust had hij onwillekeurig een seconde de oogen gesloten, nu zag hij weer haar aardig uiterlijk, en hij begon te glimlachen, en zei:
- Je ziet er zoo leuk, heelemaal als 'n kind uit, Damaris... 't eenige, wat niet in stijl is, zijn je hoog-gehakte schoentjes en je lange kousen, er hoorden eigenlijk hakkebandjes bij en lage kousjes.
Zij sprong op, en verdween met haar vlugge bewegingen, om even later terug te komen met de fijne kousen tot sokjes omgeslagen, en verlakte lage schoentjes met lage hakjes aan.
- Je hebt gelijk! riep zij vroolijk, toevallig, | |
| |
dat ik werkelijk 'n paar ‘hakkebandjes’ bezit!
Zij lachten alle vier van harte om de goedgeslaagde grap, en Xander zei, dat hij haar zoo eens uitteekenen zou, en dan het portret aan haar moeder cadeau doen. Want:
- Heeft ze er zóó niet uitgezien op haar twaalfde jaar, mevrouw?
- Ja! zei mevrouw van Weerdinge, enthousiast. Ja, werkelijk, ze had toen juist zoo'n jurkje, alleen was 't toegestrikt met roode linten in plaats van met zwarte, weet je nog wel, Damaris?
En weer lachten allen, en Damaris keek Xander aan met een blik van oolijke verstandhouding in haar helder-donkere oogen, - zij begreep het wel, dat hij niet haar jurkje had bedoeld met zijn vraag, maar haar figuurtje en haar gezicht...
En ook hij glimlachte tegen haar in een prettig gevoel van vertrouwelijkheid, en toen zij zei:
- Maar ik wou je iets vragen, zie je, - ik heb je hulp noodig, Xander, - antwoordde hij opgewekt:
- Dat doet me pleizier!
- Nu, luister dan: je weet wel, dat men hier in de residentie spreekt van je ‘beroemde thee's’. Nu zou ik ook iets dergelijks willen hebben, dat ‘beroemd’ werd, en waar men over sprak en graag naar toe ging, en ik heb al iets gevonden! iets werkelijk leuks!
- Laat hooren!
- Over 'n poosje, Xander, zal men algemeen spreken over...
- Over?
| |
| |
- De... ridotto's van Damaris!
Zoo vol kinderlijke ijdelheid en zelfbehagen sprak zij de sierlijke woorden uit, dat Xander glimlachend apprecieerde:
- Dat klinkt al bizonder aardig!
- Ja, niet? De ‘ridotto's van Damaris’...
- En wat is eigenlijk 'n ridotto, Damaris?
- Wel, 't is natuurlijk 't zelfde als 'n ‘redoute’, en 'n redoute is eigenlijk 'n gemaskerd bal... maar dat kan me niet schelen. 't Italiaansche woord klinkt aardig, en de meeste menschen weten toch niet precies, wat 't beteekent; ze zullen 't waarschijnlijk wel verwarren met ‘raout’, waarvoor in 't lexicon staat opgegeven: groote, fijne partij.
Hij moest hartelijk lachen, en de heer en mevrouw Weerdinge lachten mee. Zij kon de dingen zoo typisch zeggen, een beetje droog-comisch en toch zoo onbeschrijfelijk aanvallig...
- En nu, Xander, moet je me met alles helpen. Wil je?
- Ja! graag!
- Want de eerste avond moet natuurlijk dadelijk 'n succes zijn, dat begrijp je. En nu krijg je 'n heel lijstje van vragen:
I. Zal ik invitaties rond-sturen, of alle menschen, die komen willen, ‘vrij’ laten komen?
II. Zal 't 'n staande receptie zijn, waarbij de menschen eenvoudig hun nieuwsgierigheid kunnen bevredigen naar de inrichting van m'n huis? of zal ik ze wat substantiëelers te genieten geven, in de vorm van 'n musicus of 'n danseres?
| |
| |
III. Zal ik er 'n soort binnenshuize picnic van maken en de gasten zelf hun consumpties laten meebrengen? Of zal ik zorgen voor 'n exquis souper, met dingen, die je nergens anders krijgt?
IV. Zullen we 'n ouderwetsch strijkje hebben, of 'n jazz-band?
V. Op welke uren zal ik de ‘groote, fijne partij’ stellen?
VI. Zal ik er nog 'n bizondere attractie aan verbinden, bijvoorbeeld, dat ik van een van de aanwezigen, door 't lot aan te wijzen, 'n klein potlood-schetsje maak?
VII. Zal ik...
- Weet je wat je moest doen, Damaris? schrijf al die vragen voor me op, dan zal ik ze bestudeeren, en je...
- Hè, nee, pruilde zij, ik wil er veel liever met je over praten, Xander...
- Nu, óók goed, maar dan zal 't wel wat laat worden misschien...
- Dat is niets, dat hindert voor ons niet.
Of het voor hem hinderde, daarnaar vroeg zij niet eens! Maar zij was zoo vol van haar feest, en in een kinderlijk élan wilde zij graag er dadelijk alles over beslissen, dat begreep hij heel goed...
- Want, weet je, Xander, ik moet van 't begin af, precies weten, waaraan ik me te houden heb, want m'n ridotto's mogen later niet tegenvallen, begrijp je!
- Neen, neen, natuurlijk niet, Damaris! Maar daar zullen we wel voor zorgen! We zullen elke keer iets nieuws verzinnen, en je zal eens zien, | |
| |
hoe de menschen hunkeren, om de ridotto's te mogen bezoeken, want je moet geen ongelimiteerde toegang geven, maar uitnoodigingskaarten sturen, dan houd je 't selecter, - wel kan je daarmee wat ruim omgaan, dat raad ik je zelfs aan, maar niemand mag binnen, die niet al vroeger bij je was geïntroduceerd!
- Dat was ook mijn gedachte, zei mevrouw van Weerdinge.
- Laat eens zien, hoeveel gasten zou je kunnen plaatsen...
- Bij 'n zittende ridotto denk ik honderd, bij 'n staande zeker 't dubbele getal...
Met hart en ziel verdiepte Xander zich in de besprekingen, en met zooveel ijver, dat hij, - en Damaris bemerkte het met heimelijke voldoening, - geheel den tijd vergat.
- En we moeten vooral denken aan 't culinaire gedeelte, Xander. Als de menschen wat bizonders krijgen, zijn ze daar heel erkentelijk voor. Och, 'n danseresje hebben ze al zóó dikwijls gezien, en liederen van Debussy al zóó vaak hooren zingen... maar 'n salade Apicius met witte truffels uit Piemont, - dàt is wat anders, en die blijft hun in de herinnering, dat beloof ik je!
Zij lachten allen.
- En voor ijs krijgen ze geen coupes of plombières of bombes of sorbets, maar spooms: weet je, wat dat zijn, spooms, Xander?
- Neen, maar ik wil 't dolgraag weten!
- Spooms zijn 'n heel licht en schuimachtig ijs van vruchten, wijn en likeur, vermengd met | |
| |
de dubbele hoeveelheid Italiaansche meringue.
- Ik verheug er me al op, zei Xander, en allen lachten wéér, maar opeens, toevallig hoorde Xander een pendule slaan.
- Ciel! riep hij, is 't al zóó laat! duizend excuses! ik verdwijn à l'instant!
- Hè, nee, toe, nee, vleide Damaris. We zijn nog niet half klaar met de besprekingen. Blijf hier dineeren, Xander?
Het was een groote verleiding. Hij had zich dezen heelen middag zoo prettig ontspannen gevoeld, - nu weer terug-gaan naar de beklemmende atmosfeer van zijn huis... Het moest niet zoo wezen, hij wist het wel, - en als hij aan zijn tegenzin in zijn eigen omgeving toegaf, zou hij zèlf den bestaanden toestand verergeren en dien bestendigen, - maar kom, éénmaal eens toegeven, - heusch, hij kon het niet laten...
- Ik wil heel graag blijven, - als ik niet derangeer... En op het algemeen hartelijk protest zei hij:
- Dan zal ik even naar huis telefoneeren...
Damaris ging met hem mee naar het telefoonkamertje; zij deed maar net, of het heel natuurlijk en niet onbescheiden was, want zij wilde weten, wàt hij telefoneeren zou.
Zijn vrouw kwam niet aan de telefoon, maar een knecht of een meid, en hij vroeg niet: vraag of mevrouw even komt, maar hij zei:
- Wil je aan mevrouw zeggen, dat ik me wat heb verlaat, en niet thuis kom dineeren.
O, zoo! o, zoo! de verhouding was dus niet | |
| |
al te rooskleurig!... en... hij durfde niet eens te vertellen, bij wie hij bleef dineeren. Zoozoo!...
Zijn vrouw bleef dus stokstijf verhard in haar antipathie tegen háár. Wel, wel... dan zullen we haar eens een klein genoegen bezorgen!...
Toen Xander den haak weer op het toestel gehangen had, kwam zij naar hem toe, stak haar arm door den zijne, en vouwde haar handen op zijn mouw.
- Hè, gezellig, zei ze, vertrouwelijk als een klein meisje, dat blij is met ‘haar grooten vriend’, - wil ik je nu eens wat zeggen? maar, ik moet 't in je oor fluisteren, ik ben anders te verlegen... En toen hij zich bukte:
- Ik had er al op gerekend, zei ze, dat je blijven zou... hoe vind je...? En weet je, wat je krijgt? Noisettes de foie gras... en geglaceerde ham... en granités à la mandarinette... hoe vind je dat?...
- Lief, zei hij, verteederd op haar neerkijkende. Ja, lief vond hij haar, in haar vertrouwelijke aanhaligheid, haar vrouwelijke, zachte vriendelijkheid... en het deed hem onnoemelijk veel goed, hier te zijn... Hij voelde zich vandaag, en hij moest zelf om de vergelijking lachen, als een schooljongen, die vacantie heeft...
- Leuk, hè, de ridotto's, zei ze, terwijl ze hem terug-bracht naar de deur van den salon, want zij moest zich nog even voor 't diner gaan verkleeden, maar dat deed ze zoo vlug, zoo vlug, ze zou in een ommezien terug zijn, vast, - maar één ding zou ik je willen vragen, Xander.
| |
| |
- Vraag, en 't is toegestaan! schertste hij.
- Hoor eerst wat 't is...: ik wou, ik wil, dat je op m'n eerste ridotto... je vrouw meebrengt, Xander.
Hij kreeg een schok, en het speet hem, dat zij zijn schrik had gezien, - dat moest wel, want te duidelijk had hij dien getoond...
Hij zweeg een moment.
Toen:
- Ik begrijp, dat je dat verlangt, Damaris.
- Ja, nietwaar? zei ze quasi-onbevangen. Ik vind 't volstrekt niet erg, dat ze me niet lijden mag, dat weet je wel, en ik heb je heelemaal niet geforceerd, om ons met elkaar in aanraking te brengen. Ik vind, je moet de menschen zooveel mogelijk in hun geheel laten... Maar 'n vrouw van de wereld als zij, moet niet zoo haar vijandschap afficheeren. Zijzelf zou de oorzaak zijn, dat er praatjes ontstonden, niet?
- Je hebt gelijk, Damaris. Ze moet komen.
Damaris triomfeerde in stilte. Ze wou Patricia's gezicht wel eens zien, als Xander tegen haar zei:
- Je moet komen.
Maar enfin, dat was zijn zaak. Hij moest maar zien, hoe hij dat met haar klaar-speelde. Zij had haar zin.
- En als je 't wilt, Xander, dan wil ik van mijn kant ook wel iets doen. Ik wil, als je 't verlangt, haar eerst 'n officiëel bezoek komen brengen.
Ondanks zichzelven, glimlachte hij, en terwijl hij haar aankeek in de onschuldige oogen, moest hij denken:
| |
| |
Wàt ben je nu... ben je zoo verfijnd geraffineerd... of ben je werkelijk 'n kind, Damaris?...
| |
III.
Toute la Haye had zich op Damaris' eerste ridotto verzameld.
Damaris was, op Xander's raad, zeer vrijgevig geweest met haar kaarten.
Allen, die wel eens aan haar waren voorgesteld, ook al had zij slechts een paar vluchtige woorden met hen gewisseld, had zij uitgenoodigd, en bijna allen, hetzij uit belangstelling, hetzij uit nieuwsgierigheid, waren gekomen.
Damaris' eerste ridotto was een gebeurtenis, - was, zooals zij dat had gehoopt ‘de’ gebeurtenis van het seizoen.
Ook Patricia van Roden was gekomen.
Toen de kaarten kwamen, voor elk afzonderlijk een in een couvert, had Patricia haar invitatie, na die even te hebben gelezen, zwijgend verscheurd.
En een woede, zoo heftig, dat deze volstrekt niet geëvenredigd was aan het betrekkelijk onbeteekenende feit, was in Xander opgestormd, - zoo heftig, dat hij van zichzelven schrikte.
Laat ik oppassen, zei hij dadelijk in zichzelf, en hield zijn eerste driftige woorden in, laat ik niet een van die ongelukkige mannen worden, die lijden aan de zenuwen... hunner vrouw. Die zèlf wel zenuwziek lijken, omdat hun vrouw luimen en grillen heeft...
| |
| |
Nooit was er in hem dat ongelijkmatige, opbruisende geweest van tegenwoordig, integendeel, een zijner aangenaamheden in den omgang was steeds zijn harmonisch-opgewekt temperament. En hij had telkens het land aan zichzelf, als hij zich een boos woord had laten ontvallen, wat immers den reeds ondragelijken toestand alleen nog maar verergeren kon...
Hij hield zich dus in, en opeens viel aan zijn vluggen geest het juiste gezegde te binnen:
- Verscheur je je kaart? Daar heb je gelijk aan.
Patricia's adem stokte. Zij wist niet, wat zij voelde... gaf hij... gaf hij háár gelijk?
- Welja, zei hij met een glimlach, in antwoord op haar blik, die bijna ontsteld van verbazing was: één kaart is toch voor ons beiden genoeg?
- Xander!
Hij was op dit oogenblik te trillend nerveus, om den werkelijk diep-smartelijken klank in haar stem te hooren, door haar felle teleurstelling na de eene seconde van hoop. Hij hoorde alleen een aanklacht in haar toon, en een toorn, die hem nòg driftiger en ongeduldiger maakte. Maar hij dwong zich tot kalmte en keek haar vragend aan.
- Xander! je denkt toch niet, dat ik met je mée zal gaan?
- Dat denk ik niet alleen, dat wéét ik.
- Nooit! nooit!
- Ik wéét, dat je mee zal gaan, herhaalde hij, en op zóó'n sterk-nadrukkelijke wijze, dat | |
| |
Patricia, onwillekeurig geïmponeerd, een oogenblik zweeg. Doch toen zei ze vast:
- Ik zal niet gaan, Xander.
- Je zal wel gaan, Patricia!
- Je kan me niet dwingen!
- Ik zal je niet dwingen... en toch zal je gaan.
Zij schudde vastberaden en hardnekkig het hoofd.
- En tòch zal je gaan... want je verstand, ja, zelfs je eigen hoogmoed en trots zal je zeggen, wat je verplichtingen zijn, en dat je je man niet openlijk compromitteeren mag, door 't huis, dat hij frequenteert, niet te willen bezoeken.
Zij boog het hoofd, want in dat moment voelde zij, dat zij zou moeten toegeven...
En het was niet eens noodig, dat hij nog verder ging:
- Ik wil niet door jou in opspraak worden gebracht. Begrijp je? Over iemand als ik doen toch zoo gauw praatjes de ronde, maar de aanleiding daartoe zal niet worden gegeven door m'n eigen vrouw!
Want zij voelde, dat zij toegeven moest. Zij kreunde innerlijk van weeë pijn, maar toen hij vroeg:
- Je zal gaan, Patricia? antwoordde zij gesmoord:
- Ja.
Xander was tevreden. O, neen! neen! hij was niet tevreden! hij vond alles even beroerd en ellendig, toen hij alleen zat in zijn atelier, met zijn kloppend hoofd in de handen, te absoluut | |
| |
gebouleverseerd, te doodelijk afgemat, om aan zijn werk te beginnen.
Het besef, dat hij de overwinning had behaald, gaf hem geen vreugde. Hij voelde veel te goed, hoe deze zege Patricia en hem nog verder uit elkaar had gevoerd.
O, dat zij toch redelijk wilde wezen! o, dat zij toch wat meer van hem hield...
Maar terwijl hij met de grootste moeite zich zocht te beheerschen, om aan een werk, dat haast had, te kunnen beginnen, lag Patricia in haar boudoir op haar divan, snikkende, snikkende, alsof haar het hart zou breken. Wat nu van haar werd gevergd, vond zij iets zóó verschrikkelijks, dat zij smeekte om een ziekte, om een ongeluk... opdat zij niet zou behoeven te gaan...
Maar er gebeurde niets natuurlijk. En zij had zich gekleed om naar het ‘feest’ te gaan, met een gevoel in het hart, dat veel geleek op haat tegen Xander.
Tegen Xander, die haar overtuigd had door het recht van zijn rede, die haar, o, gruwel, had gewezen op haar verplichtingen jegens hem!...
Haar verplichtingen! alsof een huwelijk een handelstransactie was, en dat beide partijen het contract naar de letter moesten vervullen! O, als hij een beroep op haar liefde had gedaan! als hij vleiend-lief bij haar was neer-geknield, en bijvoorbeeld zachtjes gevraagd had:
- Toe, doe me dat pleizier, en laat me niet alleen gaan, je weet, ik vertoon me zoo graag met jou in 't publiek, ik ben trotsch op m'n vrouw!
| |
| |
Dan! o, dan! had zij haar hoofd naar het zijne neergebogen, en hem gekust op zijn mooie haar, - en zij zou gefluisterd hebben:
- Ik wil alles, alles doen, wat je vraagt...
Maar, neen, alles was stug en hard tusschen hen, bijna vijandig en dreigend, en geen verzoeken werden er meer gedaan, maar eischen gesteld, en gewezen op recht en plicht!
Hoezeer zij zichzelve ook in haar macht had, zij kon niet verhinderen, dat er een donkere blos op haar wangen brandde, toen zij, klaar voor de soirée, zich in haar kleedspiegel bekeek. Lichte kleuren pasten niet goed bij haar groote, volle gestalte, en dus koos zij steeds gedempte tinten, die haar statigheid nog waardiger schenen te maken. En zoo droeg zij dan ook nu een zeer fraaie robe in Byzantijnschen stijl van bleu nuit satijn met laag om de heupen een breeden gordel van zwaar geborduurde bloemen. En om haar melk-blanken prachtigen hals, die langzaam naar de schouders toe-glooide, - het kenmerk van een oud geslacht, - lag een rivière van flitsendwitte brillanten, het huwelijksgeschenk harer ouders.
Zij was mooi, zij vond zich mooi, en dat stemde haar even voldaan, - maar zij zou alles, o, alles, alles hebben willen geven, als zij niet behoefde te gaan...
Beneden wachtte haar Xander, en toen hij haar zag, zoo vorstelijk, zoo betooverend mooi... werd hij één seconde onttogen aan zijn troebele gedachten... snel trad hij op haar toe en nam haar hand, en drukte een kus er op.
| |
| |
Die liefkoozing van hem... die eerste spontane liefkoozing na zóó langen tijd... ontroerde haar zóó hartstochtelijk, dat zij in wilden angst heftig haar hand weg-trok, alsof zij door vuur was aangeraakt. Nog één moment... en zij was uitgebroken in woeste snikken, en had zich neergeworpen op den grond aan zijn voeten.
En zij vluchtte... zij vluchtte naar de wachtende auto... En hij volgde haar, met duizelend hoofd en bonzend hart... want het was hem, alsof in dit wervelend oogenblik Patricia alles tusschen hen had stuk gereten...
Hoe kort, hoe ijlend kort was de rit... Patricia zat met saam-geknepen handen; zij begreep, wat hij nu denken moest, en zij wilde niet, dat hij dat dacht... Maar wat kon zij zeggen... wat kon zij doen?...
Zij keek naar hem, en zij schrok. Het scheen haar toe, dat hij opeens zoo ontzettend bleek en mager geworden was... of was hij langzamerhand in den laatsten tijd zoo geworden, en had zij het nooit gezien? Of speelde haar onrustige verbeelding met haar een wreed, boosaardig spel?...
Zij waren er bijna... zij waren er. En zij had nog niets gezegd! Maar de beklemmende gloeiïng, die haar heele lichaam doortrok, was de wilde brandende drang van tranen, en elk woord, zou dien kunnen doen doorbreken in een niet te stelpen hevigheid. En met beschreide oogen aankomen bij Damaris, - dan liever dood!...
De auto hield stil.
| |
| |
Xander drukte op den ivoren knop en opende het portier om het eerst uit te stappen. Even keek hij om, want het was hem, als had hij achter zich een zacht: ‘Xander!’ gehoord, maar hij had zich zeker vergist, want Patricia vatte, zonder hem aan te kijken, de hand, die hij haar bood, om haar met uitstijgen te helpen.
Toen hij naar haar omzag met dien blik, als waarmee men ziet naar een vreemde, was het Patricia, alsof zij verstijfde. En zij wist nu ook opeens, dat het haar niets geen moeite zou kosten, om zich den heelen avond goed, dat is: waardig en kalm te houden.
Xander voerde haar naar de gastvrouw, wier kleine gestalte in 't eerst in 't geheel niet zichtbaar was geweest, zóó omringd als zij was door een dichte haag van gasten. Maar toen verscheen zij als een lichtend middelpunt in een robe van abrikooskleurige zijde, met een gordel van turkooizen, waaraan vlottende paneelen van dunne crème kant bevestigd waren, langer dan den zoom van den rok. Zij droeg schoentjes van zilverbrocaat met parelmoeren hakjes, en het corsage, dat onder de armen doorliep, werd over de schouders vastgehouden door twee snoertjes turkooizen.
En terwijl Patricia zich na den enkelen vluchtigen handdruk aanstonds verwijderde, om zich aan den heer en mevrouw van Weerdinge te laten voorstellen, hoorde zij nog juist, hoe Damaris zeide tot Xander:
- O, Xander, hoe innig veel pleizier doet 't me, dat ze allemaal zoo groot toilet hebben ge- | |
| |
maakt... ik heb 't zoo graag, als de heele zaal rose ziet van de décolleté's...
Patricia ontmoette veel kennissen, die haar aanspraken, of die zij aansprak... en het gaf haar een wee gevoel te hooren, hoe enthousiast zij allen zonder uitzondering waren. De trucs van een Damaris schenen wèl gemakkelijk te slagen!
En welk een huis bewoonde zij! en met welk een bestudeerd goeden smaak was het ingericht... de nieuwsgierige gasten, die overal rond-dwaalden, ook op de boven-verdieping met het atelier, - waarvan de leegte nu behagelijk was aangevuld door een profusie van bloemen, en het ‘beroemde’ boudoir, al de gasten waren onveranderlijk in het betuigen van hun lof.
De avond was reeds bij het allereerste begin een succes.
En iedereen amuseerde zich. O, hoe men zich amuseerde! Overal was iets aardigs of merkwaardigs te zien... en kon men de gastvrouw niet bereiken, dan waren daar haar vader en moeder, die met de vriendelijkste en geduldigste hulpvaardigheid iedereen inlichtten en terecht wezen.
De namen ‘Damaris’ en ‘Xander’ weerklonken onophoudelijk door het zwatelend stemmen-rumoer; en het scheen Patricia, in een drukkende en vreemde bevangenheid, of zij die twee àldoor tezamen hoorde noemen...
De geheele avond ging aan haar voorbij als een druk en warrelend visioen, alsof een film voor haar werd opgevoerd, waarbij de schimmen op | |
| |
het doek ook werkelijk spreken konden, en waarvan zij telkens brokstukjes verstond:
- Damaris zegt: 'n modern costuum is meer ‘aardigheid’ dan corsage, en meer ‘bizarrerie’ dan rok!...
- Hoe vind je dat kapsel à la Cleopatra?
- Minstens zoo mooi als de Poccahontas van Irene van Till.
- Wat staan die veeren in Damaris' kapsel haar goed, ik geloof, dat niemand ze zoo gracieus kan laten neerhangen als zij!
- En weet je, waar Damaris 't wijder worden van de rokken aan toeschrijft? ‘toen de wildere dansen als de jazz bijvoorbeeld weer in de mode kwamen, moesten vanzelf de rokken wel wijder worden,’ zegt ze.
- Ze kan altijd van die leuke en juiste opmerkingen maken! -
- Zoo? zegt Xander, dat wit tegenwoordig weer de kleur voor 'n bloem in 't knoopsgat is?
- Ja, dat heb ik óók gehoord, zeg: de koning van Engeland draagt 'n witte anjelier, omdat hij de geur van de gardenia niet verdragen kan, maar de gardenia is anders de bloem voor 'n button-hole...
- O! zeg! weet je al, wat 't nieuwste is, dat Damaris in de mode heeft gebracht? Ze zegt, dat ze, als ze muziek hoort, daarbij adequate klank-figuren ziet, en nu is de nieuwste vogue: muziek zien.
- O, hoe origineel! maar je moet zoo fijnbewerktuigd zijn als Damaris, om dergelijke gewaarwordingen te krijgen.
| |
| |
- Kleuren heb ik wèl eens gehoord, dat je bij muziek ziet...
- Of dat je er geuren bij ruikt...
- Maar Damaris laat zich soms opzettelijk door iemand wat voorspelen, om geïnspireerd te worden tot haar teekeningen... Zie je die geborduurde randen op de robe van freule Rosenvelt? die heeft Damaris door muziek gezien.
- Heb je al gehoord wat Xander van de Engelsche suffragettes vertelt?
- Bestaan er nog suffragettes?
- Ja, wat ze doen, weet niemand, maar ze zijn er nog steeds, en ze gaan nu smoking concerts inrichten voor dames, waarop niemand wordt toegelaten, die niet onophoudelijk sigaretten kan rooken.
- Mogen 't soms ook sigaren zijn?
- Verbeeld je, zeg, wat ik hoor, dat generaal Oliviers moet hebben gezegd:
- 'n Parijsche rug, - je weet wel, dat is 'n corsage zonder rug, - is decadent en indecent, en bovendien gevaarlijk. En toen zei Damaris direct:
- Och, Excellentie, - heeft ooit 'n vrouw, die zich goed gekleed wist, kou gevat? Maar, zei ze, op 't moment is 'n Parijsche rug nog erger dan decadent...
- Wat dan?
- Hij is démodé.
- Die Damaris vindt altijd 'n woordje op z'n pas.
- En ik vind 't zoo prettig van haar, dat ze ook anderen graag goed gekleed ziet.
| |
| |
- Waarom niet, ze is zelf knap genoeg, om 'n ander iets moois te gunnen.
- 't Is anders 'n hard beroep 'n mooie vrouw te zijn. Beauté oblige!
- Dat is 'n woord van Xander: beauté oblige!
- Nu ja, ik ben 't met hem eens, dus waarom zou ik 't niet ook mogen zeggen?
- O, zeg, die Xander!... ik zei tegen hem: o, Xander, jouw oogen, dat zijn zulke geoefende oogen, ze weten nauwkeurig, net als afgeëxerceerde soldaten, wat ze hebben te doen bij deze of die gelegenheid... En weet je, wat hij toen antwoordde?
- Neen??
- Hij antwoordde: En ze hebben ook altijd overwonnen!
- Ha, ha, ha! geniaal!
- O, hij is altijd zoo heerlijk ad rem!
- Hij is wèl ouder geworden in de laatste tijd, vind je niet?
- Och, wat! 'n vrouw weet, wat ouder worden is, niet 'n man, en zeker niet 'n man als Xander Renck!
- Ja, zoo iemand màg eenvoudig niet ouder worden; als hij oud werd, zou hij net 'n uitgedorschte korenaar zijn.
- Ik vroeg hem, of hij 't toilet van Liane de Vaux niet bespottelijk vond, en toen zei hij: alles is jolie, wat jolie wordt gedragen, en Liane is nog jong: er bestaat geen jeugd zonder schoonheid.
- Xander Renck is 'n schat!
- En hij heeft de reputatie van 'n man à
| |
| |
bonnes fortunes te zijn. En die wordt van alle reputaties door de vrouwen nu eenmaal 't meest gewaardeerd!
- En hij zou nog meer geappreciëerd worden, als hij maar niet was getrouwd.
- Of als hij maar 'n àndere vrouw had getrouwd...
- Ja, de beschimmelde hoogmoed van die oude geslachten der noblesse, op de gewapende knoopen van hun valets, en hun neerzien op alles wat niet aan hen is geparenteerd, is toch heusch 'n beetje uit de tijd.
- Sssst... ssst!
- Er zijn vrouwen, die er alles op stellen, om hun doel te bereiken, en is 't bereikt, dan geven ze er niet meer om.
- 't Hart van 'n vrouw is nu eenmaal 'n barometer, die altijd op veranderlijk staat.
- En 'n man weet nooit, hoe hij met brunettes dweept, voor hij 'n blondine getrouwd heeft.
- Sssst... stil dan toch!
- Ik moet altijd lachen om de hongerige haast, waarmee jullie 'n huwelijksverhouding uit elkaar trachten te rukken...
- Apropos van honger, Damaris beweert, dat koude bouillon beter de honger opwekt, dan warme, daarom liet ze 't souper beginnen met consommé frappé...
- En weet je, wat ze zegt: ik houd van koele kleuren op 'n feestavond, en laat dus groen oud-Engelsch glas gebruiken en rooskleurig Fransch faïence...
| |
| |
- En weet je, dat straks ook de beroemde salade Apicius wordt rond-gediend? Met witte truffels?
- Zijn die er dan, witte truffels?
- Ja, zeker, ze komen uit Piemont.
- En laten we niet vergeten de melon Damaris te proeven, dat is meloen, gemacereerd in triple sec, en bestrooid met suiker en fijn gesnipperde amandelen...
- Ik mag 'n uitgezocht souper wel, en jij?
- Xander is ook zoo'n Lucullus; je moet hem hooren spreken over sausen; hij zegt: 'n saus moet 'n even harmonische werking op tong en verhemelte uitoefenen als 'n schilderij op 't gezicht.
- En weet je wat hij óók eens heeft gezegd?
On mangerais son grand-père.
- O, hij heeft altijd van die grappen. Maar ook zegt hij opeens zoo iets typisch-leuks, verbeeld je, laatst zochten we naar 'n goede definitie van 'n revue en toen zei Xander opeens:
- 'n Revue is 'n dramatische rag-time...
- Hij is vanavond weer echt in zijn element, Xander.
- Van Damaris en hèm kan je gerust zeggen: les beaux esprits se rencontrent...
Wàs Xander in zijn element? Het zou hem veel pleizier hebben gedaan, als hij die woorden had kunnen hooren. Hij dacht den heelen avond: 'n mensch heeft in zichzelf toch meer goede vrienden dan hij weet: instinct, gewoonte, ge- | |
| |
heugen... die hem alles laten doen, wat noodig is, zoodat niemand aan hem merkt, dat zijn ziel op 't oogenblik niets anders is dan 'n diepe, donkere leegte...
En Patricia... die zich van oogenblik tot oogenblik doodelijker vermoeid voelde worden, háár scheen het toe, dat de tijd stil-stond, en dat zij voor altijd in de kleurige, woelige kaleidoscoop van Damaris' ridotto was ondergegaan...
|
|