| |
| |
| |
V
Mr Cramp wordt niet gekozen tot lid van de Tweede Kamer. De vijanden hebben gezegevierd.
Mr Cramp is nu 63 jaar. Hij doet nog een tegenzet. Hij stelt de zalen van het Paviljoen beschikbaar voor vergaderingen van arbeiders en vakverenigingen. Allerwege bestrijdt men het opkomend socialisme. Zijn leiders stoten bij autoriteiten en politie op onwil en afkeer; voor oproerkraaiers stelt niemand ruimte beschikbaar, waar zij samenkomsten kunnen houden.
Niet aldus Mr Cramp. ‘Ik draag de arbeidersbeweging een goed hart toe,’ pleegt hij te zeggen. Hij tart zijn verleden, zijn geslacht, zijn familie die met hem gebroken heeft. ‘Ik, Cramp, die mijn tijd begrijp, ik stel de grote zaal van het Paviljoen beschikbaar voor socialistische demonstraties.’ En dan is daar nog de vleier Meerman, die om hem heen kruipt en kwispelstaart als een bange hond en Meerman zegt: ‘Wat bent U groot, mijnheer Cramp, wat bent U een democratisch mens!’ En de tweede Cramp, die in de eerste verborgen zit, zo diep dat hij niet te zien is, komt overeind en glimlacht gestreeld en zegt: ‘Je hebt gelijk, Meerman, ik bèn zo, ik ben in tegenstelling tot wat men van mij zegt,
| |
| |
ruim van hart en grootmoedig, ik ben een democraat! Zag iedereen dat maar!’
En daarop, nog in het jaar 1901, laat Mr Cramp zijn koffers pakken en vertrekt naar het buitenland, voor onbepaalde tijd.
De wereldpolitiek is een netwerk van verdragen en stilzwijgende afspraken. De lijnen daarvan worden gevormd door de reisroutes van diplomaten en het handelsverkeer. Hier en daar bevinden zich knooppunten, waar veel draden samenkomen. Dat waren voorheen de Amsterdamse regentenpaleizen, die zich naast de bomen spiegelden in een gracht. Dat waren de grijze barok van Wenen en de roccoco-tuinen van Versailles, met groene gazons en marmer.
Na 1900 lopen de draden anders. Zij zijn ook veel langer geworden en gaan zowel over de gigantische zwarte en witte bergketenen van werelddelen als over de woestijnen van het Aziatisch binnenland. Zij lopen van de witte kolonnades van het Washingtonse kapitool naar de deur van Downingstreet 10 te Londen. Vandaar weer naar de glanzende parketvloeren in het Winterpaleis aan de bevroren Newa, naar de militaire drukte van de Duitse generale staf met zijn epauletten, glimmende laarzen en gerinkel van sporen, en naar een Japans keizerlijk paviljoen in een tuin met veel schaduw.
En overal zijn plekken, waar de draden gevaar
| |
| |
lopen. Gevaarlijk zijn de pagina's van een periodiek, waarin staat: ‘Weg met Frankrijk.’ Gevaarlijk zijn de pagina's van de nieuwe Duitse bewapeningswetten. De bergflanken van Tibet en Afganistan vormen de wrijvingsvlakken tussen Engeland en het Tsarenrijk. En de entente cordiale tussen Parijs en Londen is een veel te lange lijn om niet kwetsbaar te zijn voor een aanval uit Potsdam. Soms knappen de draden af.
In de nacht van 9. Februari 1904 dreunen ontploffingen in de haven van Port-Arthur. Het silhouet van een kantelend pantserschip is zichtbaar, en men kan bij het schijnsel van vlammen snelle torpedoboten waarnemen, laag op het water. Een deel van de Russische vloot is door de Japanners vernield. Het overblijvende doet een uitval, die mislukt. De Oostzeevloot zal te hulp komen. Zij maakt een tocht om de halve wereld. Een demonstratie die uitloopt op een niet voorzien effect. In de straat van Tsjoesjima wacht de Japanse admiraal Togo. Een grauwe scheepsbuik schokt op en zakt langzaam in de golven. Pantsertorens hellen over, een kruiser wentelt walmend weg in het water. De nacht komt, de beschermende nacht, een barmhartigheid der natuur, die met de mensen meer medelijden heeft dan zijzelf. De volgende dag wordt het gevecht hervat. Als de avond valt heeft Rusland geen vloot meer.
De oorlog kost Japan een paar milliard, een bedrag negenmaal zoveel als de staatsinkomsten van 1903. Het geld was grotendeels van het buitenland
| |
| |
geleend tegen een hoge rente. Het moet worden terugbetaald. Dat is veel erger dan de duizenden doden, die voor de verdedigingswerken van Port-Arthur zijn gevallen. Overvloedige geboorten maken het verlies aan mensen veel sneller goed dan dat aan geld. De belastingen in Japan zijn zwaar en drukken op het volk als de bepakking op de soldaat. De lonen zijn laag, er is geen Zondagsrust, een werktijd van 14 uur is normaal.
Intussen heeft Mr Cramp zich te Spa gevestigd. De herfstbladeren ritselen tegen het glas van het Paviljoen, in de ijzeren roosters van de gevels waait de sneeuw op, de koepel staat donker in de paarlemoeren voorjaarshemel. Mr Cramp komt niet terug. Van Spa trekt hij naar Menton. Drie weken van het jaar vertoeft hij in Amsterdam, in de overige doet hij de zaken schriftelijk af, vanuit Wiesbaden, of Nice of Parijs, of Monte Carlo.
In Monte Carlo blijft hij lang. De winkeletalages zijn prachtig. Overal kant, goud, zijde en sieraden. Overal dure bloemen, fruit, vis, kostbare toiletten en kostbare schotels. Hier is alles in overvloed, zon en geld. Het geld heeft de aarde vruchtbaar gemaakt, en de zon scheen aan alles wasdom te geven. De vegetatie is weelderig, de zeelucht goed doorzond en de wind speels. Maar veel geld maakt evenals te veel water van de aarde een moeras. Hier is een onzichtbaar moeras - het bestaat uit rampzalige zielen en door overbeschaving verslapte zenuwen - maar er stijgen niettemin dampen uit op,
| |
| |
die de mensen koortsig maken. Nergens evenwicht, men lacht of schreit, men wint aan de speeltafel veel of verliest veel.
De jaren verlopen. Japan is met Rusland weer goede maatjes geworden; het krijgt de vrije hand in Korea en laat de Russen in Buiten-Mongolië doen wat zij willen. Korea heeft ijzer, rijst, kolen, katoen. En de eerste wereldoorlog zal Japan hogerop helpen en financieel onafhankelijk maken. Zover is het echter nog niet, al kondigt hij zich aan. De 19de eeuwse strijd om het beginsel zwaarder dan de lucht of niet is geëindigd met een overwinning van beide partijen. Zeppelin heeft zijn luchtschepen geconstrueerd. De eerste verging door slecht weer. In hetzelfde jaar vestigde Wilbur Wright het hoogterecord voor vliegmachines op 90 meter. Een ‘volksspende’ in Duitsland maakte de bouw van een nieuw luchtschip mogelijk. De tweede Zeppelin vaart in 1909 van het Bodenmeer naar München, Bleriot maakt de eerste vlucht over zee. De hoogterecords veranderen elk jaar. De Zwitser Bider vliegt over de blinkende top van de Jungfrau, de Fransman Fourney legt meer dan 1000 kilometer aan één stuk af. De beste machines zullen over twee of drie jaren een snelheid van 225 kilometer per uur bereiken.
Mr Cramp begint voor Amsterdam een herinnering te worden. Men zal eerlang zijn doodsbericht wel vernemen. Soms komt iemand langs het Paviljoen en zegt tegen zijn vriend: ‘Weet je nog wel,
| |
| |
het proces Cramp-Marien? En dat we hier toen nog voor een verkiezingsvergadering zijn geweest.’
Het Paviljoen blijft. Mr Cramp zit onder de palmen op een terras, vanwaar hij beneden zich de zee ziet golven. Een grijs, mager man, met tanige huid, eenzelvig. Of hij dineert in een hotel op zijn kamers, terwijl het geraas van omnibussen en wagens en mensen van de boulevard tot zijn vensters stijgt. Of hij bestijgt de met rood fluweel gecapitonneerde treincoupé die men voor hem heeft gereserveerd. Zelden heeft hij gezelschap.
In het leven van 't Paviljoen gebeurt weinig. Buiten glaswanden en ijzeren rondingen, binnen een kleurig ballet, een beweeglijk perk van bonte bloemen op het podium, of het gedrentel van kijkers op een expositie. De aanblik van al deze dingen is elke Amsterdammer vertrouwd. Minder bekend evenwel is een ander aspect en wel het financiële. Het Paviljoen heeft eigenlijk een masker van glas en ijzer. Daarachter is een gelaat verborgen, een gelaat van cijfers, het heet: de kapitaalsstructuur. Gelijk een gelaat bij nauwkeurig toezien vele dingen openbaart, zo leest de deskundige in de kapitaalsstructuur de eigenaardigheden der N.V. Paviljoen voor Nijverheid.
Daar is om te beginnen het maatschappelijk kapitaal. Het bedroeg in de tijd van Dr d'Espina één millioen gulden en thans staat nòg op de balans: f 1 millioen. Toch hebben er wijzigingen plaats
| |
| |
gehad. Tegen het einde der tachtiger jaren is de directie tot een afstempeling der aandelen overgegaan, de koers schommelde meestal tussen 80 en 90, een percentage van 84 leek een redelijke grondslag te vormen om het bedrijf verder te voeren. De aandeelhouders, voor de keus tussen een stuk van f 1000 in een ongezonde onderneming of een stuk van f 840 in een maatschappij waar schoon schip gemaakt is, kozen het laatste. Zo bedroeg het kapitaal een aantal jaren f 840.000. Mr Cramp echter heeft het weer verhoogd tot f 1 millioen. Hij vond het noodzakelijk te laten drukken 160 aandelen van f 1000, die voor 3% voorkeur zouden genieten bij winstverdeling en daarna met de overige aandelen gelijk zouden opdelen in het dividend. Had Mr Cramp nieuwe mogelijkheden gezien? Zullen betere tijden voor het Paviljoen aanbreken? Zal het voetgeschuifel der mensen en het geruis van de stemmen in de zaal worden getransformeerd tot de rinkeling van veel muntgeld? De aandeelhouders hebben in 1888 voor het laatst dividend gekregen. Zij hebben elk jaar gehoopt, dat dividendbewijs nummer 14 zou betaalbaar gesteld worden. IJdele verwachting. Dividendbewijs nummer 14 blijft bevestigd aan de stukken, het reist mee door de negentiger jaren langs de struisveren op de brede dameshoeden van het fin-de-siecle en de eerste romans van Couperus, langs de huizen der arbeiders waar een zeiltje op tafel ligt, langs de kerken in welker consistoriekamers de predikant tot zijn ouderlingen
| |
| |
zegt: laat ons bidden, langs de menigte die host bij het rose licht van lampions op een oranjefeest. En in 1907 is dividendbewijs nummer 14 nog steeds niet afgeknipt. Het was bestemd om niet ouder te worden dan één jaar. Sommige zijner voorgangers zijn òòk ouder geworden dan één jaar, drie, vier jaar. Maar nummero 14 spant de kroon. Een leeftijd van bijna twee decennia.
Waarom zijn de preferente aandelen in het leven geroepen? Waarom deze blik in het financiële land van belofte als niemand er zal binnengaan? Misschien uit overdreven voorzorg van Mr Cramp. Hij is toch jurist, kenner der wetten? Misschien wilde hij in een blinde drang naar volledigheid geen enkel geval onvoorzien laten. De daad van een wantrouwend mens, gedekt tegen alle kansen, berekenend. Gaan berekening en wantrouwen niet hand in hand?
De preferente aandelen rusten in elk geval nog in de kluis van de N.V. Paviljoen. Zij zijn nog niet uitgegeven. Op de balans staat wel trots: maatschappelijk kapitaal f 1 millioen, maar in het debet komt voor de post: niet uitgegeven aandelen f 160.000. Met andere woorden: het werkelijk kapitaal is nog steeds niet meer dan f 840.000. Maak U geen illusies: het dividend komt niet terug. Daarvan is nu wel iedereen overtuigd. En de koers der aandelen bewijst het: hoogste notering tussen 1900 en 1907 is 16 geweest, laagste 9.
Intussen, dingen als deze komen bij meer maat- | |
| |
schappijen voor. Wat trekt dan in de kapitalisatie van de N.V. Paviljoen de aandacht in het bijzonder?
De tweede post in het credit van de balans luidt: 3% obligaties werkelijke schuld f 203-000. Deze effecten hebben hun bestaan te danken aan het vindingrijke brein van de directie in 1880. Toen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kon worden vastgesteld dat er van dividend voorlopig geen sprake zou zijn heeft men om de aandeelhouders tegemoet te komen hun dividendbewijzen omgeruild tegen wat de directie noemde obligaties uitgestelde schuld. Zij waren nominaal f 200 groot, en door loting zouden er jaarlijks 60 worden omgezet in 3% obligaties werkelijke schuld. De houders krijgen een stuk papier, waarop het cijfer 200 staat, maar het lot zal bepalen of dit stuk waarde krijgt. Zo wordt de schuld van de N.V. Paviljoen elk jaar f 12.000 groter, waarvan dan in mindering gebracht moet worden het aantal obligaties dat regelmatig in October à pari wordt uitgeloot. Dit bedrag is echter niet groot, de geldelijke toestand van de N.V. is veel te ongunstig dan dat zij met ruime hand haar schulden zou kunnen afdoen.
Solide financiers halen hiervoor hun neus op. Wie alleen aan geld kan komen met behulp van ordinaire gokkerij is een kermiskapitalist. Zij vergeten natuurlijk dat niemand een aandeel neemt zonder te rekenen met inkomsten. Alleen heeft de gokkerij hier mooiere namen: dragen van risico in
| |
| |
verband met sociale vooruitgang, pioniersgeest die voortleeft en dergelijke. Maar met gefronste wenkbrauwen kijken de mannen der florerende ondernemingen naar de N.V. Paviljoen, dat met kunsten vliegwerk tracht het hoofd boven water te houden. Want de 3% obligaties werkelijke schuld zijn niet de enige kapitaalspost waarbij de loterij zo duidelijk achter de tralies der kasboeklijnen zichtbaar is. De balans, nuchter als een goederenlijst bij de uitverkoop, vermeldt verder: premielening van 1870 f 1.149.000.
Deze premielening was oorspronkelijk groot 2 millioen. Het Paviljoen had geld nodig, de directie kon er niet aan denken aandelen uit te geven. Obligaties zou men hebben kunnen plaatsen als zij veel rente garandeerden, maar dat legt op een bedrijf zware lasten. Een premielening bood hier uitkomst, in 8000 series elk van 25 niet-rentedragende obligaties nominaal groot f10. Dit is toch niet veel, is het wel? Tien gulden! Wie zou niet graag zulk een premie-obligatie willen hebben als hij weet, dat hij op 1 April van elk jaar de kans loopt f 10.000 te ontvangen en zo niet, dan is hij misschien de gelukkige die f 2000 ontvangt, en dan kan hij nog bij de vier mensen zijn die f 500 krijgen, of anders een van hen die f 200 incasseren, en dan bestaat ook nog de mogelijkheid dat hij een van de tien is die f 100, of één van de 122 die f 56, of een van de 608 die f 46 in de wacht slepen. En valt er op zijn obligatie geen lot, dan krijgt hij bij uitloting zijn
| |
| |
10 gulden terug, en dat betekent toch in elk geval een winst van f 3.50, want de N.V. Paviljoen heeft de premie-obligaties van 10 gulden geplaatst tegen f 6.50. Zo gering was de lust bij het publiek om geld in het Paviljoen te steken. Men wilde het gebouw wel gaan zien en er luisteren naar de operettes en er over praten, bewonderend of in afkeurende zin, maar men wilde er zijn geld niet aan toevertrouwen. Daar waren lokmiddelen voor nodig. Hier heeft U een ding van f 10 en U behoeft er maar f 6.50 voor te betalen. En denk eens: misschien valt het lot van f 10.000 op Uw stuk!
Behalve de uitloting in April heeft ook een jaarlijkse uitloting in October plaats. Zij is meer bescheiden van formaat dan de eerste. Hoofdprijs slechts f 2000, verder 3 van 500, 4 van 200, 12 van 100, 142 van 56 en 238 van 46 gulden. Elk jaar dus 1150 gelukkigen. Tweemaal per jaar worden de kranten begerig geraadpleegd voor de nummers Loten Paviljoen - zo heten zij in de wandeling - op welke een prijs gevallen is. De Loten Paviljoen trekken evenals het dividendbewijs nummer 14 de jaren door. Maar zij vormen een vrolijker en bonter gezelschap. Men ziet er niets dan opgewekte gezichten en de wimpeltjes van plezier en pretjes, van station naar station. Men is vertrokken bij het geweervuur en de kanonnades van de slag bij Sedan en toen de straten in Parijs rookten van de burgeroorlog. Men is gereden langs de boekwinkels waarin de eerste nummers van de Nieuwe Gids lagen, en
| |
| |
langs de kleurengloed op de schilderijen van Van Gogh. Wat een raar perspectief, een gymnasiast doet het beter, zeggen waanwijze critici. Tussen Frankrijk en Engeland ontstaat spanning, het incident van Fasjoda houdt de gemoederen bezig, men spreekt van oorlog. Italië begint zijn avontuur in Abessynië en betreurt de doden van de slag bij Adowa. Een gewapende Boer, patronengordel over de borst, springt van zijn paard en kruipt de helling van een heuvel op, in de lucht bersten de lydietbommen uiteen. De grote spoorwegstaking in Nederland van 1903, in het Paviljoen zijn soldaten ingekwartierd. Jaar na jaar verschijnt op de kalenders, de Loten Paviljoen blijven evenveel gevraagd als 37 jaar geleden. De cijfers bevestigen dat. Hoogste koers in 1895, 1900, 1905 en 1907 achtereenvolgens 127, 173, 178 en 192. Laagste 113, 158, 157 en 140. Het jaar 1907 vertoont het grootste verschil tussen hoogste en laagste koersen. In dat jaar is wild gespeculeerd op de beurs, op de bankierskantoren en in de woonhuizen, er heeft ook een instorting plaatsgehad, de beruchte crisis van 1907, natuurlijk hebben de Loten Paviljoen daarvan de invloed ondergaan, maar meer is het ook niet geweest. Laagste koers 140! Wat zegt dat tegenover de fondsen, die afbrokkelen van 300 of 500 tot 80, 60, 40, 10!
De houders der premieobligaties kunnen gerust zijn. Zij hebben een bezit, dat zij dadelijk kunnen verkopen en bovendien is voor de premielening een
| |
| |
speciaal waarborgfonds beschikbaar. Het staat onder beheer van een commsisie van bankiers en is gedeponeerd bij de Nederlandse Bank. Mocht de N.V. Paviljoen geen geld blijken te hebben om de premieloten uit te betalen, dan kan het waarborgfonds worden aangesproken. Voor de N.V. Paviljoen is deze regeling eigenlijk niet fraai. Alsof een echtgenoot bij huwelijksvoorwaarden verplicht is zijn salaris ergens te deponeren waar zijn vrouw zeker mag zijn het in handen te krijgen. Om dergelijke redeneringen van prestige bekreunen de lotenhouders zich echter niet. Vermoedelijk weten zij niet eens hoe het waarborgfonds is samengesteld, dat in hun belang werkt. Het bestaat uit solide buitenlandse fondsen. Amerikaanse spoorwegobligaties, St. Louis Southwestern, Chicago & Erie Railroad, Union Pacific, Manitoba Southwestern. Wie ziet niet de zware locomotieven, kolossen met vele raderen, hoog opgebouwd en gedrongen als de kop van een buffel, en de lijnen der rails in de dorre prairiën, en de lange rij wagens, die zich windt langs de hellingen van 't gebergte? En bij de dollar staat de florijn, 5% Keizerin Elisabeth Spoor en andere Oostenrijkse fondsen en zij vertegenwoordigen in het waarborgfonds der premielening N.V. Paviljoen de Donau-Monarchie, en Weenen, de stad der Habsburgers met hun stijve etiquette en hun drama van Mayerling waar de kroonprins zijn beminde doodde en daarna zichzelf, en van het sentiment in de sexten der walsen. En nog meer: Rus- | |
| |
sische spoorwegfondsen, Koersk-Charkof-Azof-lijn, Rjasan-Oeralsk, schoeisel van boomschors en Byzantijnse koepels. En stukken der Zuid-Italiaanse Spoorwegen: het wilde landschap van Calabrië en de geschutpoorten van een kruiser die naar Tarente vaart: in het waarborgfonds klinkt een papieren echo uit vele delen der wereld. Totale waarde, nagerekend in Nederlands geld bijna acht ton.
En nog is hiermee het onderwerp der kapitalisatie niet geheel behandeld. Want de balans vermeldt een vierde post: hypothecaire geldlening f 225.000. Dat is het restant van de oorspronkelijke lening van f 800.000, reeds aangegaan toen het Paviljoen een jaar oud was. Als laatste punt dient genoemd te worden, het bestaan van bijna 3000 actions de jouissance. Zij dateren uit het eerste decennium der maatschappij, die twee geldleningen had aangegaan tegen voorwaarden die de bedrijfsresultaten zeer drukten. Een bekend financier uit de kring van mensen, die Dr d'Espina om zich heen had verzameld bleek bereid het geld tot aflossing dezer leningen te verschaffen als men hem met actions de jouissance wilde betalen. Deze stukken zijn geen aandeel in het kapitaal, hebben dus ook geen nominale waarde en geven alleen recht op een percentage van de winst, als die er tenminste is. Uit dit laatste vloeit voort, dat van deze actions niemand ooit iets merkt. Slechts de formulering van het artikel betreffende de winstverdeling in de statuten der N.V. Paviljoen houdt de herinnering aan
| |
| |
hun bestaan levend. Daar staat dat van de winst van het bedrijf de helft ten goede komt aan houders van preferente en gewone aandelen en de andere helft aan houders der actions de jouissance. Dit artikel is een gebaar, meer niet. Wie denkt nog aan winst en dividend bij de N.V. Paviljoen? Onwezenlijk zijn deze woorden en hoewel het Paviljoen van ijzer is moet men toch denken aan ijle, ongrijpbare dingen. Niemand heeft op het Paviljoen eigenlijk vat. Zijn kapitalisatie is wonderlijk en grillig en past niet in het gebruikelijke kader. Het Paviljoen is onmaatschappelijk, gelijk zijn president-commissaris, Mr G.J. Cramp.
|
|