| |
| |
| |
IV
Mr Cramp denkt zelden meer aan Argus. Hij laat Meerman zijn gang gaan, met alle gevolgen van dien. Hij denkt ook zelden meer aan de Opera, die na een tijd van kwakkelen de geest geeft. Wel betoont hij grote belangstelling voor alles wat op het toneel van het Paviljoen gebeurt, zowel in de schouwburg- als de concertzaal. De gang van zaken verandert door de benoeming van Mr Cramp in genen dele. Men blijft bij het beproefde recept: verhuren van zaalruimte aan wie er om vraagt, en het Paviljoen ziet na 1894 dezelfde heterogene mensenstoeten door zijn poorten gaan als daarvoor. Mr Cramp houdt zijn huis op de Weteringschans aan. Soms gaat hij voor enkele weken naar zijn woning in Utrecht, de firma Cramp & Van Roon bestaat nog steeds, al krimpen de zaken in. Wanneer Mr Cramp in Amsterdam is doet hij het werk met Utrecht schriftelijk af. In het voor kantoor ingerichte vleugelstuk van het Paviljoen is een werkkamer voor hem ingericht.
Eleonora Duse speelt op een koude Februari-avond 1895 voor een halflege Stadsschouwburg. De gaanderijen gapen als een brede tandeloze mond. Zij is Santuzza in Cavalleria Rusticana. Souverein
| |
| |
in haar illusieloosheid en het zonder enige buitensporigheid gedragen en daardoor zo folterend leed. De matheid van een tot de dood vermoeide. Zij ziet de zaal niet, noch haar lege plekken, zij speelt voor iets achter de zaal, buiten op het Leidscheplein, neen ook niet, voor iets dat achter de horizon moet liggen. Een oneindige treurigheid gaat van haar uit en van haar bewegingen: een enkel gebaar van de hand, een schrede die de plooien van het lange gewaad doet golven, een buiging van het hoofd met de zware haarwrong in de nek.
Intussen verdient Paderewski in Amerika 280.000 dollar per jaar, Melba 200.000 en Sarah Bernhardt 120.000.
Mr Cramp behoorde noch tot de schaarse bezoekers van de voorstelling waarin Eleonora Duse optrad, noch bekommerde hij zich veel om wat kunstenaars in Amerika verdienen.
Behalve de opera voor welke hij zich interesseerde bestond ook de Nederlandse opera ‘Van C. van der Linden’, voegt iedereen er bij, want sinds 1896 heeft Van der Linden er de leiding, voor eigen rekening en risico. Op 1 September geeft hij voor een stampvolle Stadsschouwburg een voorstelling van Lohengrin. De regie wordt zeer geprezen, de Lohengrin zonder baard of snor van Urlus niet minder, de Telramund van Orelio en de Elsa van mevrouw Engelen-Sewing evenzeer. Amsterdam heeft weer een opera, welker populariteit wedijvert met Daisy Bell en Sina la me los. Mignon, Rigoletto,
| |
| |
Carmen volgen elkaar weer op. Traviata, Faust. Het gezelschap heeft sterren, die jaren later nog niet zijn uitgeblonken: mevrouw Tijssen-Bremerkamp, mevrouw Dirckx-van der Weghe, de heren van der Hoeck, Jean Tijssen, Henri Engelen. Mejuffrouw Marie Verbruggen viert triomfen als costumière. Wagnerianen en anti-Wagnerianen trekken in periodieken tegen elkander van leer. De heer C. van der Linden (lange haren, knijpbril met koordje, platte boord) componeert geheel in de stijl van Wagner met ‘leitmotiven’ een opera ‘Leiden Ontzet’, waarvan 2 October de première gaat. De bladen berichten dat Cosima Wagner in Bozen een smidsgezel ontdekt heeft, die in een mannenkoor zingt en een heldentenor worden kan. Hij wordt naar de ‘Wagner Stilschule’ in Bayreuth gehaald. Toch blijven sommige mensen beweren dat niemand in het Duits goed kan zingen.
Van de conjunctuur profiteert de heer Saalborn, voorheen regisseur bij de Nederlandse Opera en daarvóór directeur van de Hoogduitse Opera te Rotterdam om een Duits operette- en opera-gezelschap te vormen, dat in de Artis-Schouwburg begint met Der Bettelstudent en een opvoering van de Verkochte Bruid van Smetana aankondigt. Bij de Nederlandse Opera treedt de ster Sigrid Arnoldson op, die ondanks de verhoogde en verdubbelde entree-prijzen vele malen het bordje ‘uitverkocht’ aan de Schouwburg doet prijken. Nog andere sterren worden naar Nederland gehaald. Men geeft
| |
| |
Hamlet. Ook de Franse Opera blijft Amsterdam trouw: zij vergast de inwoners van de hoofdstad op Samson et Delila. Een en al leven in de operawereld. Jean Tijssen zingt met groot succes in het Frans in Gent, Urlus gaat studeren in Berlijn, mevrouw Engelen-Sewing in Parijs, bij Madama Marchesi! In Januari 1897 geeft de Nederlandse Opera Don Juan, alleen maar om gelegenheid te hebben Francesco d'Andrade als gast te doen optreden. In Juli gaan de heer en mevrouw Engelen naar Berlijn om zich bij een beroemde ‘musikprofessor’ verder te bekwamen. Jean Tijssen, eerste lyrisch tenor bij de Nederlandse Opera treedt in dienst bij de Franse Opera te 's-Gravenhage als eerste tenor leger en demi-caractère. Der Evangeliemann, Paljas, Het Gouden Kruis. Uit Berlijn komen berichten over het succes van een noviteit, in Augustus opgevoerd: La Boheme, van een zekere Puccini. De Nederlandse Opera neemt Spinelli's A Basso Porto in studie en opent het nieuwe seizoen met Meyerbeers pompeuze l'Africaine.
Leeft Mr Cramp mee met de wederopbloei van het operawezen? Helemaal niet. Hij is nu bijna 55 jaar, wil hij misschien verder een rustig leven hebben, beziggehouden door werkzaamheden die in de baan van het traditionele liggen? Ook niet. Mr Cramp is met zijn intrede in het Paviljoen een tweede leven begonnen, een leven met nog meer gerucht en opschudding dan het vorige.
In 1898 wordt in Amsterdam gearresteerd een
| |
| |
zekere Marien. Men verdenkt hem er van valse aandelen in omloop te hebben gebracht, het gerechtelijk onderzoek zal moeten uitwijzen hoe hij deze aandelen gekregen heeft, misschien heeft hij ze zelf gemaakt. Tevens blijkt dat Marien, voormalig commissionnair in effecten, enkele malen bij Mr Cramp op bezoek geweest is. Dit is voor de justitie aanleiding ook Mr Cramp in verzekerde bewaring te stellen. Men neemt immers reeds jaren aan, dat hij niet zuiver op de graad is? Door Amsterdam vaart een schok. Mr Cramp gearresteerd! Hij wordt er van verdacht samen met een ander onbetrouwbaar individu valse aandelen in omloop te hebben gebracht. Het accent in de zaak valt natuurlijk op Mr Cramp. Dominee Cramp, inmiddels om gezondheidsredenen met emeritaat, leest de berichten in de krant met een bekommerd gezicht; de tantes beleven het schandaal gelukkig niet meer, maar de nichten, in niet minder hooggesloten japonnen dan hun moeders brengen elkaar op theevisites ontsteld de verhalen over. Heel Amsterdam spreekt van het proces Cramp-Marien. Heeft Cramp het gedaan, ja of nee? Voor Marien bestaat niet veel belangstelling. Nog dertig jaar later zullen oudere Amsterdammers weten te vertellen van het proces Cramp-Marien. Men begint het Paviljoen met andere ogen te bezien. Het wordt een nog veel belangwekkender gebouw dan het al was, glad en hoog, als een misdadiger die alle schuld ontkent.
Het personeel van de firma Cramp & Van Roon
| |
| |
in Utrecht beleeft drukke dagen. Depositohouders melden zich in groten getale om hun geld op te vragen. Een run mag men het niet noemen, maar iedere crediteur laat zijn vordering gelden. De firma is echter oer solide, het is zelfs mogelijk de deposito's op termijn in contanten uit te betalen, de firma heeft vlottende middelen genoeg. Maar het bedrijf werkt daarna niet meer. De cliënten, die weggelopen zijn, komen niet meer terug, de zaak ligt droog, zoals dat heet. De firma Cramp & Van Roon is voortaan een lege vennootschap. Zij zal echter nog jaren bestaan, een fossiel, dat door de tijd wordt voortgedragen.
Het proces Cramp-Marien duurt maanden. Tenslotte eindigt het daarmee, dat Mr Cramp wordt vrijgesproken. De door hem met Marien afgesloten transacties waren volkomen toelaatbaar en betroffen aandelen Paviljoen van Nijverheid; Mr Cramp is steeds bezig geweest zijn bezit uit te breiden. Marien wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Is Mr Cramp nu van alle blaam gezuiverd? Geensdeels. Ten eerste is hij met de rechter in aanraking geweest, hij is een getekende, de burgerman zegt: ‘er zal wel iets van aan zijn geweest’. De woordkeus van het vonnis versterkt hem in deze opvatting: het parket verklaart dat niemand het zal verwijten tot vervolging der heren Marien en Cramp te zijn overgegaan. Hoewel Mr Cramp wordt vrijgesproken deelt het Hof mede niet van zijn onschuld overtuigd te zijn. En de verdediger heeft
| |
| |
in zijn pleidooi moeten toegeven dat zijn geachte cliënt de schijn tegen zich had, ja dat hij zelfs in het verleden zo onvoorzichtig geweest was zijn naam te verbinden met minder nobele affaires.
Zover is het dus al gekomen. Zover heeft zich de breuk tussen Mr Cramp en de maatschappij reeds voltrokken. Alle verdenkingen en geruchten hebben een onmiskenbare betekenis gekregen door het juridisch oordeel, een stevige ondergrond, officiële bevestiging. Toenemend wantrouwen bij de mensen, toenemende verbittering bij de man die zich tegenover hen stelt. Waarin vond dat alles zijn oorzaak? In spookbeelden, in angsten en woede om een verleden dat uit het geheugen is teruggezonken in een vormeloze oertoestand. Ontastbare dingen hebben deze vijandschap bewerkt.
Het leven van Mr Cramp wordt een doorlopende ‘kwestie Cramp’. Niets geeft beter weer een sfeer van gewapende vrede, afgewisseld met openlijke vijandigheden dan dit woord: kwestie. Conferenties die niet leiden tot overeenstemming, speldeprikken, over en weer heftige incidenten, nutteloos overleg: dat alles is het gevolg van een ‘kwestie’. Kwesties ontstaan alleen daar waar kemphanen zijn. Een kwestie is altijd klein gedoe en in het woord klinkt zowel de minachting door als de spot met gekrenkte ijdelheid.
Soms dringt een teken van deze strijd tot de buitenwereld door. Zo bijvoorbeeld dit krantenbericht van Maart 1901:
| |
| |
‘Naar wij vernemen is door Mr Cramp een klacht ingediend tegen de officier van Justitie te Amsterdam, aangezien deze bij een door de rechter-commissaris gelaste huiszoeking ten kantore van Mr J.G. Cramp zonder zich te storen aan zijn protest eigenmachtig de papieren en boeken in een kluiskamer en een wachtkamer doorzocht, terwijl de rechter-commissaris elders bezig was. Dit heeft Mr J.G. Cramp belet beide huiszoeking doende ambtenaren in het oog te houden, waardoor dus in strijd met de wet werd gehandeld.’
Uit dit bericht blijkt, dat Mr Cramp met de Justitie op gespannen voet leeft. Over de klacht wordt overigens niets meer vernomen. Vermoedelijk niet-ontvankelijk verklaard. Zij tekent echter de verhoudingen: ten kantore van Mr Cramp, behorende tot wat men achtenswaardige lieden noemt, mensen van stand en onbesproken gedrag en aanzien, mensen waaruit kerkvoogden worden gekozen en waaruit notarissen ontstaan, mensen die vermaagschapt zijn aan patriciërsgeslachten: bij iemand uit zulke kringen afkomstig doet de Justitie huiszoeking als bij een ordinaire falsaris, die in de boeken knoeide.
Nergens blijkt dat Mr Cramp het gebeurde in zijn volle omvang beseft. Hij is woedend, omdat men hem dwarszit, maar niet ontzet, of in zijn wezen aangegrepen. Hij gedraagt zich alsof de peren uit zijn boomgaard waren gestolen: hij dient een klacht in, hij roept er een politie-agent bij. Dat stelt
| |
| |
de mensen weer voor een raadsel: wat is hij toch voor iemand? Misschien toch wel de schurk met het steenkoude hart, waar velen hem al voor houden. Een brutale oplichter, die zich beroept op de wet, welker mazen niet klein genoeg zijn om hem te vangen zou niet anders hebben gehandeld.
Op een dag krijgt Mr Cramp bezoek van Adolf Meerman.
‘Ik heb een idee’, zegt hij ‘U moet U candidaat stellen voor de Tweede Kamer! U is iemand die in de volksvertegenwoordiging behoort. Er moet een frisse wind gaan waaien in de politiek, er moeten mensen van formaat gaan meedoen! U, meneer Cramp, bent daarvoor een ideale figuur!’
‘De Tweede Kamer!’ zegt Cramp nadenkend, niet onwelwillend.
‘Zonder twijfel. U heeft bewezen dat de zaak van het algemeen belang U ter harte gaat. U zult leiding kunnen geven. U hebt bekwaamheden. U bent het verplicht aan Uzelf en aan de gemeenschap!’
‘Ik zal er over denken,’ antwoordt Mr Cramp.
Vijf maanden na de huiszoeking staat hij op het podium van de concertzaal in het Paviljoen. Hij spreekt voor de kiezers van district IV. Het comité dat hem candidaat gesteld heeft zit aan de met groen laken bedekte tafel voor het orgel, de pijpen blinken in het licht. De zaal is vol, iedereen wil dat meemaken. Mr Cramp, van het proces Cramp-Marien, is candidaat voor de Tweede Kamer! Op de strooibiljetten is Mr Cramp aangekondigd als
| |
| |
de beschermer van de stichting van Dr d'Espina, de man die de opera heeft mogelijk gemaakt en die het kunstleven bevordert.
Mr Cramp improviseert. Hij is een goed verteller in kleine kring als hij in zijn humeur is, nu blijkt dat hij ook een zaal kan boeien. Hij springt van de hak op de tak. Het ene onderwerp na het andere passeert de revue: de vrijhandel, de positie der arbeiders, het muziekleven, de beurs, de toestand van het leger, de straatverlichting, de spoorwegen, kustforten, pacificatie van Atjeh, demping van grachten. Hij vlecht grappen in zijn betoog. Zijn toehoorders zijn een en al aandacht. Eindelijk zegt Mr Cramp:
‘Het is U natuurlijk bekend dat ik enige jaren geleden betrokken geweest ben in een proces. Ik was er in betrokken, zeg ik. Dat is het juiste woord. Men heeft er mij ingesleept, ik had part noch deel aan deze zaak. Door laster, door jalouzie, door de haat mijner eigen familie, door bedreigingen en verdachtmakingen ben ik ten onrechte gearresteerd. In de preventieve hechtenis ben ik in strijd met de wet op onwaardige wijze behandeld. Men heeft mij moeten vrijspreken. Dat was voor mij geen wonder. Ik was onschuldig. Maar er is een smet op mijn naam geworpen. Mijn democratische beginselen hebben mij in strijd gebracht met mijn eigen stand. Mijn verkiezing geldt een strijd voor het recht, mijn verkiezing is een daad van rechtvaardigheid!’
Op dat ogenblik springt een in de zaal verdwaalde hond de trap naar het podium op, snuffelt langs
| |
| |
de benen van de spreker en zet zich rustig aan zijn voeten neer.
‘U ziet het,’ besluit Mr Cramp theatraal, ‘een hond is bekend om zijn instinct. De mens, bij wie dieren zich veilig weten kan niet zo slecht zijn als men hem afschildert.’
Er gaat gelach op. De vergadering wordt gesloten. De mensen gaan voldaan weg. De avond was een succes, behalve in politiek opzicht. Een Amsterdams blad schrijft de volgende dag van een café-chantant-voorstelling. Onnodig te zeggen dat het eerstvolgend nummer van Argus voor bijna de helft is gewijd aan de candidatuur-Cramp.
Uit de tijd omstreeks de oprichting van de Opera dateert een deelneming van Mr Cramp bij een krant, Het Bericht. Het Bericht was een noodlijdend orgaan met nog geen tienduizend abonnés. Een nieuwe directeur zag mogelijkheden in 't blad als hij de beschikking kreeg over geld. Door middel van de Opera kwam hij in aanraking met Mr Cramp die vrijgevig f 100.000 ter beschikking stelde in ruil voor aandelen. Sindsdien heeft Mr Cramp niet meer naar het blad omgezien, hij streek alleen regelmatig het dividend op. Want Het Bericht werd een krant van betekenis. Na vijf jaar was het aantal abonnés verdrievoudigd. Toen richtte Mr Cramp Argus op. De hoofdredacteur van Het Bericht zag met verbazing en ongerustheid de gang van zaken bij het weekblad aan. Het zou toch niet in de bedoeling liggen zijn krant in dezelfde richting te stuwen?
| |
| |
Gelukkig bleek daarvan niets. Mr Cramp scheen het bestaan van Het Bericht vergeten te zijn, ook toen hij president-commissaris van het Paviljoen geworden was. Toch was hij practisch eigenaar van het blad, een feit intussen dat de hoofdredacteur met veel omzichtigheid en beleid voor de buitenwereld verborgen had gehouden.
De dag, volgende op die van de verkiezingsvergadering echter brengt Mr Cramp de hoofdredacteur van Het Bericht een bezoek. Hij wil dat het blad een campagne voert ten behoeve van zijn candidatuur. De hoofdredacteur, hoewel hevig geschrokken, durft niet ronduit te weigeren. Hij tracht te plooien en tijd te winnen en spreekt van de traditie van het blad. Nooit heeft Het Bericht zich gebonden aan een bepaalde partij of persoon. Objectieve nieuwsdienst. Publieke opinie slechts beïnvloeden in algemene zin. Standpunt dat zakelijk juist is gebleken. Het Bericht wordt veel gelezen. Hebben wij niet altijd al gepropageerd wat Mr Cramp nu wil? Wij mogen geen standpunt in detailkwesties innemen. Speling voor andersdenkenden. Enzovoorts.
Dat is Mr Cramp niet naar de zin. De zaak dringt, zij gedoogt geen uitstel.
‘U probeert mij aan het lijntje te houden,’ zegt Mr Cramp ‘Ik heb nu een uur met U gepraat, U weet wat ik wil. Zanik niet langer en geef mij antwoord: wilt U mijn candidatuur steunen, ja of neen!’
| |
| |
De man van de krant antwoordt koel: ‘Ik kan tot mijn spijt niet aan Uw verzoek voldoen.’
De volgende morgen ontbiedt Mr Cramp de directeur van Het Bericht bij zich, legt hem de zaak uit en eist de benoeming van een nieuwe hoofdredacteur. De directeur begint:
‘Maar dat is.....’
Mr Cramp valt hem ongeduldig in de rede:
‘U heeft de keus. Of U vervangt hem door iemand die mijn candidatuur steunt of U roept een vergadering van aandeelhouders bijeen, dat wil zeggen ik draag U op dat te doen, als grootste aandeelhouder, die het besluit zal nemen de krant te liquideren.’
De directeur vraagt vier-en-twintig uur bedenktijd. Mr Cramp staat dit verzoek toe.
Gelukkig voor Het Bericht doet zich plotseling een nieuw geval voor. Een veelgelezen Rotterdams blad bevat des avonds een stuk over de naderende verkiezingen, in hetwelk de volgende passage voorkomt:
‘Ten aanzien van Mr G.J. Cramp, advocaat en commissionnair, naar hij zich nog steeds noemt, en, naar wij er vrijmoedig bij voegen, hoogleraar in de faculteit der ondeugd en alle kwade praktijken - zoals de officier van justitie hem noemde tijdens het bekende proces Cramp-Marien, dat ieder zich nog wel herinneren zal - wij herhalen: ten aanzien van Mr G.J. Cramp, thans de gelukkige candidaat voor de Tweede Kamer moet
| |
| |
het ons van het hart, dat naar alle waarschijnlijkheid althans, vertegenwoordigers der Staten-Generaal niet in een strafgevangenis thuis horen. De meest volstrekte zekerheid bestaat echter in elk geval hierover dat zij die in een strafgevangenis thuishoren niet in de Staten-Generaal zitting mogen nemen.’
Mr Cramp staat in vuur en vlam. Hij schrijft een brief van protest, die genegeerd wordt. Hij dient een aanklacht in. De justitie is gedwongen op te treden, want zij heeft destijds verklaard dat Cramp niets ten laste kan worden gelegd. Er volgt een proces. Mr Cramp heeft één gulden schadevergoeding geeist. Het gaat hem om een principiële beslissing. ‘De schade is toch niet in geld uit te drukken,’ schrijft hij in een pamflet uitgegeven door het comité dat voor zijn verkiezing ijvert ‘Met geen honderdduizenden is goed te maken wat mij aangedaan is, en dat te meer waar in Amsterdam het uitgestrooide zaad van de laster welig is opgeschoten.’
Alweer een kwestie-Cramp dus. Het Bericht bevat de volgende dag een hoofdartikel, dat in algemene bewoordingen waarschuwt tegen verdachtmakingen als wapen in de politieke strijd. De directeur hoopt daarmee het gevaar te bezweren, dat zijn blad nog steeds boven het hoofd hangt. Mr Cramp, bovendien afgeleid door zijn proces, laat de zaak met Het Bericht verder rusten. De directeur wrijft zich in de handen over zijn tactisch optreden. Kort daarop verneemt Cramp met voldoening, dat de
| |
| |
schrijver van het gewraakte artikel is veroordeeld tot f 25 boete subsidair 10 dagen hechtenis.
De mens is geschapen naar Gods beeld, aldus het boek Genesis. Men zou het niet zeggen. Daar ligt Amsterdam met een netwerk van grachten en straten en stegen, laag en donker onder de geweldige hemel. Het Paviljoen staat aan een plein, het is een groot gebouw, het verheft zich als een toren en hoe nietig is het van boven gezien, vanuit de hoge hemel. En in de straten bewegen zich mensen, bedrijvig en druk, zij hebben hun zorgen en moeilijkheden en vooral hun belangen, waarvoor zij zich opblazen, hun politiek en hun processen en hun tactische overwinningen en hun nederlagen.
Verwijder U uit het gedruis en uit de steden, sta in de nacht op het land, onder de sterren bij het water, in de zwijgende grootheid van het heelal. Wat zijn mensen dan klein; en al wat zij doen en bedenken is nietig.
|
|