| |
| |
| |
V.
Licht.
(Het tweede tusschenspel.)
De dunne kaft van het boekje is hemelsblauw van kleur. Bovenaan staat met letters van donkerder blauw over de volle breedte van het blad: MIDDLE WEST UTILITIES COMPANY, en onderaan VERSLAG over het belastingjaar, geëindigd 31 December 1930. Dat is het openingsakkoord, het ‘er was eens’ van elk oud sprookje. Als je het blad hebt omgeslagen, zie je het nog eens staan, nadrukkelijk als een extra-wegwijzer in een landstreek met veel automobilistenverkeer: Jaarlijksch verslag van de Middle West Utilities Company over het belastingjaar geëindigd 31 December 1930. Niemand weet dan nog, dat de maatschappij over twee jaar gefailleerd zal zijn.
De volgende bladzijden geven den indruk, dat je met het tooneel te maken zult krijgen. Raad van commissarissen: Walter die, Eduard zoo, Louis zus. Uitvoerend comité: John X en John Y, enzoovoort. ‘Officers’: een heel lange rij, en achter deze namen staat overal de functie, Samuel Insull, chairman, Martin Insull, president, Gilchrist, Graham, Sharp, Hamilton, Authen- | |
| |
rieth, Burritt en Eaton, allemaal vice-president, Knight, secretary, Puckman, auditor, en dat zijn ze nog niet eens allemaal. Het lijkt op de rolverdeeling van een drama: Julius Caesar, acteur X, Brutus, Cassius, Casca, samenzweerders.... De naam Insull zie je meermalen staan, een aanwijzing, wie hier de hoofdrol en welke familie de eerste viool speelt.
Vervolgens is afgedrukt de oproep aan aandeelhouders tot het bezoeken der algemeene vergadering. Dat is geen openingsakkoord meer, dat is reeds de breedstroomende ouverture in de donkere zaal. Welke muziek? Het bedwelmende voorspel van Tristan? Van het troosteloos ongestild verlangen, klagend ruischen van een onmetelijken langzaam aanzwellenden golvenden watervloed, hymnen in een nacht, waarin aan den horizon vlammen uitslaan en op gouden altaren offers branden?
Integendeel. Deze ouverture luidt: de jaarlijksche algemeene vergadering van aandeelhouders in de Middle West Utilities Company zal gehouden worden op 31 Maart 1931 ten kantore der maatschappij, 100 West Tenth Street, Wilmington, Delaware. In deze vergadering zal aan de orde komen verkiezing van een raad van commissarissen, zal het verslag der directie uitgebracht en behandeld worden en zal verder besproken worden, al wat nog ter tafel mocht worden gebracht.
| |
| |
Je wordt direct bij het begin al voor een kolossaal feit geplaatst: een lange staat van getallen en dollarteekens. Die Amerikaansche millionnairs zijn goede regisseurs, ze laten je niet in het onzekere waarom het gaat, ze wijzen je onmiddellijk de kern en zeggen: dit is de genesis van onze moeite en ons geluk, dit is het wachtwoord voor de ingewijden in ons mysterie, dit is de formule, waarmede je het probleem van één jaar arbeid door de Middle West Utilities tot oplossing brengt.
Er staan cijfers, en een post ‘intrest on serial gold notes’. De koude klank van deze woorden doet je denken aan een metalen stem, aan de onbewogenheid van een diplomatengezicht of aan het doodenmasker van een naamlooze zelfmoordenares. Er zijn raadselen achter de starre gladheid van sommige woorden en gelaatstrekken.
‘De afzet van electriciteit over 1930 is met meer dan 18% gestegen....’
‘De oogsten in Georgia, New England en Florida waren beter dan normaal....’
‘De bediende territoria zijn door hun weinig stedelijk karakter minder door de depressie beïnvloed dan de Vereenigde Staten in haar geheel....’
‘Nieuwe dochtermaatschappijen opgericht....’
‘Deelgenomen in andere maatschappijen....’
‘Waterkrachtsinstallaties gebouwd....’
| |
| |
‘Geleverd werd aan 4741 gemeenten....’
‘Verzekeringsfonds. Reserveering. Aantal aandeelhouders 85.076. Accountantsverklaring van goedbevinding.’ En plotseling de raadselachtige glans weer achter den doorzichtigen ijswand: ‘INTREST ON SERIAL GOLD NOTES.’
De verklaring van den groei van 't bedrijf der Middle West Utilities is niet moeilijk. De maatschappij kwam tegemoet aan een behoefte van dezen tijd, de groote behoefte aan electriciteit. Hier zul je vinden waarom er licht schijnt in sommige woorden en wat verborgen is achter voor altijd gesloten oogen.
Zooals vliegtuigen ijlen door de lucht, gaan de gedachten naar het verleden. Tijdperken glijden voorbij als zeeën en landen, berkenbosschen en Napoleontische armeekorpsen, begroeide bergruggen en de witte Akropolis, en aan den horizon zoowel het Vrijheidsbeeld aan den ingang der New Yorksche haven als de Kolossus van Rhodus, de drempelwachters van Nieuwe wereld en Oudheid.
De wereld verandert steeds door, en toch verandert er weinig. Zijde en rabarber uit China, suiker, katoen, parels en edelgesteenten bracht Indië op. Paarden, vee, wol, leder, olijfolie, wijn, vijgen, dadels kon Voor-Azië ruilen tegen elpenbeen, goud, graan en vlas uit Afrika. Waar de zon onderging was een
| |
| |
groot land, daarvandaan kwamen pelzen, hout, barnsteen, metaal.
Door de Roode Zee varen de vloten van Hiram en Salomo, door gele misten als een zandstorm overtrekt van de Egyptische naar de Arabische woestijn. Nu kiest een ertsboot uit de haven Pequaming in Noord-Michigan het ruime sop, en ergens op de wereld in een haven waar een Fordfabriek ligt, ratelt het anker door de kluisgaten. Een galei ploegt het woelige water, langs het boord Romeinsche soldaten. De donkere golven klotsen, de steunende riemen plassen, een zweep striemt over een naakten slavenrug. Licht aan den horizon, weifelende streep van bleek licht, een lage kust komt nader. Alexandrië. Marmer, de zee spoelt tegen de kade. Bloemen, vrouwen, een centurio schrijdt voort onder de arcaden. De stoombooten varen van New-Orleans dagenlang de Mississippi op, het water is breed als een zeearm. Een landweg over het Soleiman-gebergte, kameelen gaan schommelend en traag, op roode rotsen brandt de zon. De droge wind dwarrelt het zand der woestijnen op. Een karavaan uit het verre Indië, eindelooze steppen en een zon, die droevig rood was als zij bij haar ondergang spiegelde in het zoutmeer. Westwaarts. Westwaarts voert hen de weg. Babel, stad van logge ontzaggelijkheid. Een krijgsman hoog op de tinnen tuurt naar den horizon, daarachter golft de groote zee. Ninivé, de koele nacht der Syri- | |
| |
sche woestijn, onbevaren zeeën klotsen den boeg der Phenicische schepen tegemoet. De witte kusten van Brittannië leveren tin, een schip komt over het water mee met de zon uit het Oosten, de lading bestaat uit katoen, suiker en specerijen. Gewetenloos en vermetel als de stichters van Carthago zijn de speculanten in de drukke Wallstreet.
Westwaarts, westwaarts rennen de treinen door de verlaten prairiën, de flanken der Rocky Mountains op. Des nachts staan de gloeiende letters van de lichtreclameborden loodrecht in de donkere lucht, even duidelijk als het spijkerschrift op de steenwanden van Ninivé. En de golven bespoelen het beton van Chicago als de muren van de steden Tyrus en Sidon. De tempel van Juno schittert wit, wit is de kalk op het cement van de nieuwe centrale in het dal met de bruisende rivier In de houten schepen zijn vrachten geel koren, er gaat veel zilver naar Indië, Alexandrië is het middelpunt voor kooplieden uit alle landen, en in New York komen draden van over de geheele wereld samen.
Toch bestaat er één opmerkelijk verschil. Uit de Oudheid is een zeker boek blijven bestaan, dat tot op heden veel wordt gelezen. Daarin staat ergens geschreven: ‘Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.’ Dit nu gaat voor Amerika niet meer op. Het verslag der Middle West Utilities laat hieromtrent geen twijfel over. Het bevat een beschouwing over
| |
| |
den groei der electriciteitsindustrie, waaruit overtuigend blijkt, dat de menschen wel degelijk het belang inzagen eener uitgebreide voorziening van net land met electriciteit. Wel zijn bij dezen tak van industrie enorme kapitalen gemoeid. Dat ligt nu eenmaal in den aard van het bedrijf. Stoelen kunnen desnoods gemaakt worden door een gewonen handwerksman, maar met een kapitaaltje van 300 gulden kan je geen electrischen stroom gaan opwekken.
Wat een kakelbont stuk is het toch: ‘Het verslag der Middle West Utilities over het belastingjaar geëindigd 31 December 1930.’ Alles schuift door elkaar: cijfers, rookende schoorsteenen in ruige, begroeide dalen, gebouwen van beton, twintig verdiepingen hoog, door het floodlight fantastische witte kubussen met rijen donkere gaten van ramen, morgennevels over rivieren, rotskloven en bruisend water.
Overdag zou je geneigd zijn te twijfelen aan de doelmatigheid van al die gebouwen, die overlandleidingen, die centrales, kunstmatige watervallen en rook. Maar 's nachts zie je het.
Uit de donkere aarde van bergen, bosschen en water schittert licht op, strepen, stippen, vlakken van fel licht, een mist van licht, snoeren, vierkanten, rechthoeken, cirkels, torens, kubussen, bollen van licht!
Dit wonder nu kost aan het gemiddelde
| |
| |
gezin der door de Middle West Utilities bediende gebieden slechts 9 dollarcent per dag electrischen stroom. Nog geen kwartje. En dan te lezen, dat er een licht scheen in de duisternis, die het niet heeft begrepen.
Maar als het nacht wordt, is er dan wel iemand, die bedenkt, dat 9 dollarcent per 24 uur electrischen stroom nog 9 dollarcent te duur is, en dat er licht schijnt in het duister, zonder dat daarvoor het bedrijfskapitaal van 320 millioen 358 duizend 286 dollar der Middle West Utilities Company noodig was?
|
|