| |
| |
| |
IV.
Recordcijfers.
In 1916 richt Ford zijn eigen school op. Zij is toegankelijk voor jongens tusschen 12 en 18 jaar. De leerling ontvangt een toelage van 400 dollar per jaar. Deze toelage wordt grooter, naarmate zijn cijfers voor vlijt stijgen. De school heeft een eigen fabriek, die fabriek is voor den leerling wat op andere scholen de leerboekjes en onderwijzers zijn. Het diploma is reeds aan honderden jongens uitgereikt als de school een paar jaar bestaat. Velen van hen hebben een werkkring gevonden in de Fordfabrieken Concrete opgaven in de werkplaatsen zijn de lessen in wiskunde. Aardrijkskunde is de kennis van de exportafdeelingen en haar afzet in alle werelddeelen. Het onderwijs omvat verder Engelsche taal, werktuigkundig teekenen, chemie, sport. Er is ook een school voor machinebouw, daar komen mannen van tusschen de achttien en dertig jaar. Ten derde de school, waar buitenlanders worden verwerkt tot agenten in Azië, Afrika, Australië en Europa, het is een cursus van twee jaar, daar komen Chineezen, Hindoes, Mexicanen, Italianen, Cechen, Perzen. Een morsige straat in de Chineezenwijk van een Aziatische stad, de golvende rivier bij Praag, daarachter rijst op de
| |
| |
koepel van de Sint Pieter, dat wordt een tempel van Brahma, geurende rozentuinen, de cactushaag bij een hacienda. Zijn dat herinneringen, of droomen? Of ingrediënten benoodigd voor het fabriceeren van een Ford-automobiel?
Over enkele jaren zal Ford zijn plannen ontvouwen voor een nieuwe school. Journalisten zullen schrijven van een school der toekomst. Jongens van 12 tot 17 jaar. Geen talen, geen kunstgeschiedenis, geen literatuur, geen historisch onderwijs. Leerplannen of boeken zijn er niet. Sport is niet noodig meer; bij het werk bewegen de leerlingen zich voldoende. Het voedsel bestaat uit rauwe groenten, vleesch, melk. Koffie, thee, alcohol, tabak en zout zijn verboden. Vrouwen worden nooit toegelaten. Het plan is in deze school gestandaardiseerde menschen te vormen.
De nachten dalen en vervluchtigen weer over het onmetelijke land, over de kusten der groote meren, tusschen Chicago en New-York liggen de stedencomplexen, wriemeling van lijnen en stippen op de kaart. In Oost-Michigan hoopen machinefabrieken en straten, spoorwegen, arbeiders, steenkool en erts zich langs den waterkant op, scheepswerven, roet en goedkoope vrachten per boot. Buffalo, Cleveland, Toledo, Detroit: mechanische muziek van eentonig golvengeklots en sissende zuigers, metaalwerken, zonlicht getemperd door boombladeren en wolkende
| |
| |
rook, kloppende hartkamers van koper, en daaruit ijlen de stalen slagaderen der spoorwegen naar alle richtingen. Hier is de gunstigste vestigingsplaats voor een nieuwe industrie, hier worden de twee voorwaarden vervuld die elk automobiel fabrikant vraagt: mogelijkheid voor transport, overal heen en voldoende beschikbare arbeidskracht. Hier gaat zich een bedrijfstak ontwikkelen, die in 1923 voor een waarde van meer dan 3 milliarden dollar aan producten zal leveren, dat is meer dan alle staalfabrieken opbrengen, meer dan de petroleum, meer dan welke andere branche ook.
In den avond schijnen de lichten van Detroit, in en om deze stad staan de meeste automobielfabrieken. Waarom Detroit? Transport en arbeid waren ook elders voorbanden. Maar het vragen naar hoe en waarom wordt hier niet beantwoord. Zelfs in de feillooze keten van berekening eener machinefabriek zit een laatste schakel: niet verder. Het stedenlicht schijnt in de duisternis maar het dient de oogen der menschen, slechts zoover het komt, en rondom de zichtbare ruimte waarin de tandraderen van de logica in elkander grijpen, is het zwart. Niemand kan zeggen, waarom Buick, Cadillac, Ford, Olds en Packard begonnen zijn in Detroit. Voor zulke compromitteerende gevallen van onmacht heeft de hoogmoed echter het woord toeval bij de hand.
In dezen tijd van snellen groei verkrijgt Ford
| |
| |
de volledige zeggenschap over het bedrijf. Nog steeds zijn 42% van de aandeelen in andere handen. Zoo beschikken de gebroeders Dodge sinds de oprichting der maatschappij reeds over $ 10 millioen. Zij hebben een fabriek en bouwen voor Ford volgens overeenkomst de motoren. Deze vriendelijke samenwerking houdt op in 1914. De gebroeders Dodge verklaren van plan te zijn een goedkoopen automobiel aan de markt te brengen, waardoor zij met Ford gaan concurreeren. Zij richten voor de productie een aparte maatschappij op. Zij staan er gunstig voor. Zij kunnen profiteeren van de ervaring door Ford bij den afzet van goedkoope automobielen opgedaan, zij behoeven zijn onderneming slechts te copieeren. Ook de Dodge produceert slechts één model. Maar doordat zij haar prijzen niet gedurig verlaagt zooals de Ford Motor Company, is er van eigenlijke concurrentie toch geen sprake. De productie van Ford stijgt met schokken: 1914 264.000 auto's, 1921 reeds meer dan 1 millioen. Ford's illusies worden werkelijkheid. En de prijs daalt voortdurend. Dat is Ford's sterkste wapen: zijn prijspolitiek. Maar nu doen de gebroeders Dodge hem een proces aan. Zij maken gebruik van den groeienden tegenstand der andere aandeelhouders tegen Ford's steeds kolossaler wordende plannen, en dienen een in verontwaardigde termen gestelde aanklacht in: monopolistische tendenzen, willekeurige inhoudingen van divi- | |
| |
dend, overmatig oppotten van middelen en een expansieplan dat de maatschappij niet zal kunnen dragen. Maar ook op deze manier is Ford niet klein te krijgen. Het opperst gerechtshof in Michigan doet Februari 1919 uitspraak: van te groote expansie en monopolistisch streven is geen sprake. Wel wordt Ford veroordeeld, zijn medeaandeelhouders 20 millioen extra dividend uit te keeren. Maar nu maakt hij er een einde aan. Van nu af aan zal niemand hem meer bij de leiding der maatschappij kunnen dwarsboomen. Het oorspronkelijke part van de gebroeders Dodge van $ 10.000
koopt Ford terug voor $ 25 millioen, ook de andere ontevreden aandeelhouders zijn tegen de verlokking van zulk een prijsverschil niet bestand. Voor ruim 75 millioen is Ford eigenaar geworden van de wapens waarmede hij bestreden werd. Zoo duizelingwekkend groeit het geld. Als in een sprookje veranderen proppenschieters in angstwekkende kanonnen, een kindersabeltje van papier verstaalt tot een doodelijk gevaar. Even snel en onverwacht werden de fabrieken voor automobielen twee jaar geleden de oorsprong van dood en verderf. Hoog in de lucht ronkten vliegtuigmotoren, een zware bom sloeg krakend op het dorpsplein uiteen. Aarde, bloed, vleeschstompen. Uit stalen platen werd de romp gestampt voor een nieuw type onderzeebootjagers. De fabrieken van Ford maakten plotseling vrachtauto's voor de slagvelden,
| |
| |
caissons, stalen helmen, luisterapparaten, pantserplaten en staal voor lichaamsbekleeding.
Daarna komen de twee jaren van schijnwelvaart na den oorlog, en de instorting van 1920. Hiertegen is zelfs Ford niet bestand. Hij verlaagt in September zijn prijzen met 23%. Dit middel heeft altijd geholpen ziekten in de conjunctuur te genezen. Maar nu faalt het, de verkoop neemt gestadig af. October, November, winterweer, duister wordende dagen, en naarmate het licht schaarscher wordt, neemt ook het geraas in de fabrieken af. De grondstoffen zijn alle verbruikt, er zijn geen nieuwe bijgekocht. En in December 1920 begint in alle fabrieken een groote stilte. Ford heeft de productie stopgezet.
Nu loeren plotseling de bankiers van achter hun monumentale bureaux in New York naar het Westen. Geruchten duiken op: - waar ze vandaan komen, is nooit vast te stellen - Ford heeft geen geld meer, Ford zal moeten leenen. De stilte in den winter van '20 op '21 is vol dreiging. Ford heeft in kas 20 millioen en hij moet binnenkort betalen aan inkomstenbelasting 18 millioen, aan employé's 7 millioen, restant schulden voor den aankoop der minderheidsaandeelen 33 millioen, totaal 58 millioen. Waar moeten de ontbrekende 38 millioen vandaan komen? De bankiers kijken onverschillig en
| |
| |
hopen, dat zij deze som mogen voorschieten: een pracht onderpand, die fabrieken van Ford, onbezwaard, geen cent hypotheek, en voor 38 millioen dollar is hij dubbel en dwars goed. Maar Ford spot:
- De banken? Als ze niet oppassen lijken ze met hun bevroren credieten meer op ijsfabrieken.
Daarna zegt hij tegen zichzelf: Laat eens zien, we hebben zelf 20 millioen.
Hij bladert in zijn papieren.
- De vertegenwoordigers zijn contractueel verplicht de hun in 1920 geleverde wagens contant te voldoen. Daar zullen we op staan. Dat zal ons 24 millioen opbrengen.
Ford bladert door. De moeilijkheden voor de verkoopers, wier afzet daalt en die Ford toch direct moeten betalen, spelen geen rol.
- Verder? Er is zes weken geëxperimenteerd. De algemeene kosten per auto hebben we nu kunnen drukken van 146 dollar tot 93 dollar, en de tijd met een derde verkort Zoodra we weer gaan produceeren beteekent dat een extra bate van 28 millioen.
Uit een heterogene mengeling van hout en erts in Michigan, smeltovens in Detroit stampmachines, en steenkool in Virginia ontstond vroeger een auto in 22 dagen, dat zal nu in 14 dagen mogelijk zijn. Er bestaat geen ruimte meer als Ford gaat rekenen, hij schuift landstreken naar elkaar toe als bij een legkaart, de aarde wordt opklapbaar als een motorkap en daaronder werkt de ge- | |
| |
ruischlooze machine, die benzine en lucht door explosie verwerkt tot geld.
Tenslotte noteert Ford nog 3 posten:
- Incasso van agenten in 't buitenland 3 millioen, verkoop van bijproducten 3,7 millioen, verkoop van effecten 7,9 millioen, dat wil zeggen, op 1 Maart hebben we in contanten ter beschikking meer dan 87 millioen en we hebben maar 58 millioen noodig.
Nu dreunen ver weg de fabrieken weer, de schepen der groote meren leggen aan, de grijpers zwaaien met bakken vol erts, in de bosschen zwaaien de boomen weer om, er zijn vele vertegenwoordigers bankroet gegaan, er zijn er ook vele staande gebleven, maar de productie is nu hervat en elke dag ziet bijna drieduizend flonkerende nieuwe Fordwagens. De millioenen stroomen weer aan, snel en mechanisch als de bewegingen in de glijgoten der fabrieken, als de rijdende treinen, als de kranen en het vloeiende staal. Aan de Rouge liggen fabrieken van Ford, de Rouge moet worden verbeterd. Maar daar loopt een spoorlijn, die concessies heeft, welke Ford de uitvoering zijner plannen beletten. Dat is de Detroit Toledo and Ironton Railway. Zij is 548 kilometer lang, heeft zijlijnen en gebruikrecht op rails van andere maatschappijen. Zij loopt dwars door den staat Ohio naar Ironton, van het Eriemeer naar de steenkoolvelden in West-Virginia, en zij kruist negen groote trunklijnen. Maar zij is slecht beheerd. Vervelooze gebouwen,
| |
| |
slecht materiaal, tekort aan machines in de werkplaatsen en te veel arbeiders.
Ford koopt in 1921 dezen spoorweg. Als hij haar in bezit heeft kan hij de Rouge verbeteren en bovendien heeft hij nu een eigen verbinding met zijn mijnen in West-Virginia en een eigen transportweg voor zijn producten. De employé's worden verminderd van 2700 tot 1650 man. Minimumloon 6 dollar, 8 uren werk, nieuwe dwarsliggers, nieuwe rails. Nu rijden de treinen snel en op tijd de stations binnen, alle gebouwen zijn opgeschilderd, op de emplacementen mag niet gerookt worden, elke locomotief wordt na elke reis schoongemaakt.
Weer duiken geruchten op. Zij hebben het nu niet over een dreigend faillissement van Ford. Dat zou ook onzinnig zijn. De fabrieken zijn volop van werk voorzien. De productie in het jaar 1923 is al meer dan 2 millioen automobielen. Volgens de nieuwe geruchten zou Ford in 1924 president der Vereenigde Staten worden.
Eerst lachen de menschen. De geruchten houden aan, het lachen houdt op. Ford zelf blijft kalm. Hij zegt alleen dingen, die de onzekerheid grooter maken. ‘Wat denkt U wel! Mij verkiesbaar stellen voor president? Denkt U met dat ik aan mijn eigen zaken genoeg heb?’ Een andere maal zegt hij: ‘Ik president? Ziet U dien stoel daar? Ik zou niet de moeite nemen er heen te loopen al kon ik koning van Engeland worden.’ Uit
| |
| |
de beste bron verklaren enkele bladen te vernemen, dat Ford geen candidatuur begeert. Daarop verklaart Ford's zoon, dat zijn vader wel geneigd zou zijn een candidatuur te overwegen, zoo hem die aangeboden werd. Mevrouw Ford vertelt aan een reporter: ‘Als Henry president wordt, ga ik niet mee naar Washington.’ Ford zegt: ‘Ik heb het veel te druk om mij met politiek te bemoeien.’ Hij rijdt weg in zijn auto en verklaart den volgenden dag: ‘Nooit heb ik beweerd geen president te willen worden.’ De kranten schrijven er druk over: ‘absoluut ongeschikt, gebrek aan menschelijk gevoel, ontwikkeling noch innerlijke beschaving, koppig, grillig en onbesuisd.’ De beurslui schudden het hoofd: ‘Doordrijver! Hij bederft met zijn hooge loonen de arbeiders.’ Verwoed verklaart een afgevaardigde uit het Zuiden echter: ‘Wij zijn beu van de politici als Harding, van intellectueelen als Wilson. Ford is de zoon uit het volk voor het volk, hij zal ons beschermen tegen de uitzuigers van Wallstreet.’
Begin 1923 trekken 7000 van Fords reizigers door de V.S. om leden te winnen voor de president Ford-club, onder de leus: We Want Henry! Programma: ‘afschaffing gouden standaard, ruilmiddel gebaseerd op de eenheid van energie.’ Wat dit is, weet niemand. Ook heeft Ford geen kans door een der partijen candidaat te worden ge- | |
| |
steld. De verkoop zijner automobielen neemt echter sprongsgewijs toe.
Interview 31 Juli 1923:
‘Met stelligheid ontken ik een candidatuur voor het presidentschap der Vereenigde Staten te begeeren.’ En op een ander onderwerp overgaande voegt Ford er bij, dat hij tegen de vakvereenigingen is, omdat zij de arbeiders lui maken, en vóór het drankverbod. IJverig noteert een verslaggever in het bijzonder deze woorden:
- Ik voel me niet oud. Een mensch oordeelt pas zuiver als hij de vijftig achter den rug heeft. Een 60-jarige is, mits lichamelijk en geestelijk gezond, het best in staat bruikbaren arbeid te verrichten.’
Ford is nu wereldberoemd. Iedereen weet hoe hij er uitziet: fijne rimpels in een gebruind gezicht, clean-shaven, zilverig haar korte neus met breeden wortel, geen smalschedel. Hij kan niets zeggen, of het komt in de krant, steeds staart zijn portret van tusschen de kolomlijnen den lezer aan. Omgeven door een drom reporters neemt Ford zijn tentoonstelling in Madison Square Garden in oogenschouw. Men vraagt hem:
- Say, how does it feel to be a multimillionnair? De automobielkoning antwoordt geergerd: ‘Ga naar school terug om te leeren hoe men met menschen omgaat!’
Tien minuten later vraagt iemand:
- Is u multimillionnair?
Woedend zegt Ford:
| |
| |
- Ik weet het niet. But it is none of your damned business.’
De reporter druipt af. Een vriend troost hem: It does not matter! Hij handelt steeds onder impulsen, enthousiast of verontwaardigd, hij zegt altijd dingen, die je met letterlijk nemen moet.
Aandachtig leest Johnson, groentenhandelaar, X-street Nr. Y te New York dat Ford aangeboden heeft alle oorlogsvloten op te koopen, zoodra de volkeren zouden gaan ontwapenen.
Ford heeft al tweemaal de industrieele wereld in opschudding gebracht. In 1914 verhoogde hij het minimumdagloon in zijn fabriek tot 5 dollar. In 1926 voert hij de 40-urige werkweek van 5 dagen in, zonder overuren. De arbeiders krijgen 6 dagen voor 5 dagen betaald en zijn Zaterdags en Zondags vrij. In 1929 worden de minimumloonen verhoogd tot 7 dollar per dag.
Sociale hervormers prijzen geestdriftig Ford's ruime menschelijkheid: een groot, idealistisch man. Ongelukkigerwijze laat Ford zich op een goeden dag in de kaart kijken, als hij verklaart: ‘Bovendien bestaat er een zeer nauw verband tusschen altruïsme en gezond zakenleven.’
Ford begint een campagne tegen de Joden. In zijn tijdschrift de Dearborn Independant verschijnen artikelen, waarin gewaagd wordt van een verwording in literatuur en
| |
| |
moraal, een vergroving van het openbare leven en een gebrek aan degelijkheid in het zakenleven, die toegeschreven worden aan de toenemende beteekenis van het internationale Joodsche bankkapitaal. Hiertegenover poneert Ford, dat de geest der Vereenigde Staten christelijk is in den wijdsten zin, dat daardoor moraal en vrijheid vereenigd zij, en dat het de bestemming der Unie is, christelijk te blijven. Ford laat het tot een proces komen. In Maart 1927 eischt advocaat Sapiro te Chicago van hem als gevolg van zijn actie een schadevergoeding van $ 1 millioen. De jury bestaat uit 6 mannen en 6 vrouwen. Joden noch leden der Ku Klux Klan maken er deel van uit. Men spreekt Ford vrij.
Op een Zondagavond in Maart 1927 verlaat Ford zijn laboratorium om per auto naar zijn huis in Dearborn terug te gaan. Op den weg rijdt een groote toerauto hem achterop. Een smalle brug moet gepasseerd worden. Op die plek haalt de groote auto Ford in, en dringt hem van den weg. De auto tuimelt over de borstwering, 15 voet diep, en botst tegen een boom. Ford zelf blijft bewusteloos liggen, komt bij en strompelt met moeite naar huis. Hij heeft twee diepe hoofdwonden en lijdt veel pijn. Hij wordt naar het ziekenhuis gebracht er is een kleine operatie noodig.
Dadelijk doen geruchten over een aanslag de ronde. Maar het officieele onderzoek wijst uit, dat in den toerauto twee menschen zaten,
| |
| |
de bestuurder had zijn arm om een meisje geslagen, het kon ook zijn, dat hij dronken was. Waarvan is Ford het slachtoffer geworden: van een misdadig plan, van de liefde, of van de alcohol? Hoe het ook zij, kort daarop herroept Ford uit zichzelf in een verklaring al wat hij ooit tegen de Joden mocht hebben gezegd.
Overigens betoont Ford zich een voorvechter van ‘gezonde cultuur’. In Londensche bladen heeft Anna Pavlova verklaard de jazz afgrijselijk te vinden, zij adviseerde den menschen zich aan de ouderwetsche dansen te houden. Zij heeft in Ford een warm medestander gevonden. Bovendien is in Ford een genegenheid voor oude herbergen ontstaan, die moeilijk te rijmen is met zijn gebrek aan eerbied voor alle verleden, maar die bij bewonderaars van historische cultuur een uitrekenden indruk maakt: ‘een geniaal, veelzijdig mensch; deze fabrikant waardeert tenminste ook geestelijken rijkdom.’
In de Wayside Inn, te South Sudbury in Massachussets hebben George Washington en Lafayette onderdak gevonden. Ford koopt haar met het omringende land aan. De oude haardsteden worden in hun vroegeren vorm hersteld, de oude vloeren in den oorspronkelijken staat teruggebracht. Over het geheele land wordt gezocht naar uit de herberg verdwenen voorwerpen. Een koffer wordt in Kansas gevonden. De oude Bijbel, anno 1710 wordt weer in het oud foudraal
| |
| |
geplaatst. Verschillende bladzijden waren zeer gehavend, zij zijn vervangen door nieuwe, precies eender bedrukt, de oude worden in een kistje bewaard. Ook de omgeving wordt in stijl gebracht, op het land bij de herberg wordt een korenmolen hersteld, twee oude zaagmolens bouwt men er weder op, in de stallen staan koetsen en tuigen uit ouden tijd.
‘Ik heb groote bewondering voor de mannen, die het land hebben gegrondvest,’ verklaart Ford, ‘en ik vind, dat wij meer van hen moeten te weten komen. Het jonge geslacht weet een heeleboel over automobielen en vliegtuigen en radio en bioscoop, maar van de oude pioniers en hun moeilijken arbeid begrijpt het niet veel.’
Een nauwkeurig toeziend bezoeker van den Wayside Inn zullen echter eenige dingen opvallen. Het waterrad van den korenmolen werd door tegenstroomend water gedreven, en maalde alleen veevoeder. Het nieuwe rad echter heeft 't water boven zich en kan nu tarwe en rogge ook malen. De oude herberg had als verlichting kaarsen en muurlichters. Om brandgevaar te voorkomen heeft de nieuwe electrische lampjes in den vorm van de oude vetkaarsen.
Ook bij de andere herberg, die bij Detroit, de Botsford Inn moet de historische wijding voor den bezoeker geruggesteund worden door eenige verbetering aan de mankementen der traditie. Voor het gezicht verborgen
| |
| |
is er een keuken ingericht met electrische fornuizen anno 1925. Zoo kan zich iemand wanen in een blokhut, een vooruitgeschoven post der beschaving in de wildernissen van Michigan aan het begin der vorige eeuw. Achter den muur evenwel kan een hors d'oeuvre worden bereid.
Ford bewondert de oude dansen. In net groote fabriekslaboratorium bij Dearborn is een balzaal. Uit Boedapest is een clavecimbel gekomen, gelukkigerwijze bleek in de fabrieken een Hongaar te werken, die het bespelen kon. Dertig jaar geleden werd in de Botsford Inn elke week gedanst. Ford rust met, vóór hij de leden van het orkest, dat daar speelde weer bij elkaar heeft. Nu organiseert hij dansavonden en danslessen. Het gaat er vormelijk toe. De dames komen met alleen de zaal binnen. Niemand loopt over den dansvloer. De muziek is melodieus en ouderwetsch, galop, wals, polka, menuet, lanciers, quadrille.
Over de donkere wegen van Amerika razen auto's, treinen daveren over de viaducten boven de straatkloven van Chicago, zonnebundels langs den wolkenkrabber daar waar de ijzeren tunnel boven het asfalt van den rijweg een bocht maakt en tusschen twee hemelhooge wanden boort naar een emplacement van rails, dat zich openspreidt. In een klein hoekje van de stalen fabriekscomplexen is echter een opening, een gat, en daardoorheen zie je vijftig jaar terug, het
| |
| |
maatschappelijk leven van 1880, slechte pompeuze architectuur, valsche kolommetjes, valsche glimlachjes, heeren met snorren en hooge hoeden, ingesnoerde vrouwemiddels en een spiegellijst met krullend verguldsel.
In de balzaal is vreugde. Ford zegt tegen een gast: ‘Ik verafschuw de jazz. Het is een overblijfsel uit den oorlogstijd.’
Er zijn verscheidene lieden van over de zeventig aanwezig. Een lid van het orkest is 85. Hij kan dansen en vioolspelen tegelijk.
Den 26sten Mei 1927 heeft een gebeurtenis van eenigszins plechtigen aard plaats. Op dezen dag verschijnt Ford in de Highland-fabriek, waar de 15 millioenste automobiel juist klaar is gekomen. In Dearborn heeft Ford in een van zijn gebouwen een museum ingericht van allerlei soorten voertuigen en gereedschappen, meubelen en muziekinstrumenten. Daarbij is geen historische volledigheid beoogd. Wat door zijn vormen oorspronkelijke denkbeelden van een handwerksman verried, had de voorkeur. In dit museum staan de wagens, waarmede de voortrekkers naar het verre westen togen door de eindelooze prairiën, over de breede stroomen, langs de afgronden der canyons en over de hellingen van de Rocky Mountains, wagens, die door de Indianen beschoten zijn en die verhit werden door kamp- | |
| |
vuren naast de wielen. In dit museum staat ook de allereerste automobiel, die Ford zelf vervaardigde, de vier-en-twintig sindsdien verloopen jaren lijken langer dan de eeuw, die er ligt tusschen nu en den tijd van de squatters.
Deze allereerste automobiel wordt te voorschijn gehaald. Men brengt hem naar het fabrieksterrein. Daar staat ook nummero 15 millioen. De motor van nummero 1 wordt op gang gebracht, hij hamert er plotseling luidruchtig op los, hij overstemt het trillend gesnor van den motor van nummero 15 millioen. Op dit oogenblik voelt nummero 1 zich weer de eenige. Het is Ford zelf, die achter het stuurrad plaats neemt.
Een horensignaal in den donkeren nacht, en een oud cavalleriepaard rukt plotseling luisterend den kop omhoog. Trompetten over de heide, trompetten onder het zonnelicht.
Door honderden toegejuicht, rijdt Ford met nummero 1 weg.
Achter hem komt nummero 15 millioen, bestuurd door zijn zoon.
Nu komen de laatste jaren. Ford is sinds eenigen tijd zijn voorsprong bij anderen kwijt. Er zijn nu meerdere goedkoope merken aan de markt, en deze wagens zien er comfortabeler uit dan de Ford. die nog altijd het model van 1909 heeft. De Chevrolet groeit zienderoogen, en er worden steeds
| |
| |
meer Dodge-wagens en Essex' verkocht. En Ford, die in 1923 nog ruim 2 millioen automobielen verkocht, ziet zijn productie in 1926 dalen tot 1 millioen 4 honderd duizend. Nog in 1925 wordt met dag- en nachtploegen gewerkt om alle bestellingen uit te voeren. Daarna wordt de achteruitgang merkbaar. Kleine veranderingen aan chassis en carrosserie brengen de gewenschte verbetering niet. Verlaging van de productiekosten helpt ook niet meer, het is het uiterlijk van de Fordauto, dat nu zijn verkoop in den weg staat. Er moet personeel ontslagen worden. In Mei 1927 staan alle machines stil. Er plachten dagelijks 5000 bezoekers te komen om de Fordfabrieken te zien, zij zullen dezen zomer een ander genoegen moeten zoeken. Ford heeft besloten zijn fabrieken te verbouwen voor de fabricage van een geheel ander model.
De andere producenten wachten af. In de cijfertabellen van de Fordproductie staan op de snijpunten van de horizontale lijn 1927 en de verticalen die loodrecht dalen uit de kolomhoofden Juni, Juli, Augustus, September kleine streepjes, vol beteekenis. Deze streepjes zijn als het tikken van een klok in een leege kamer, en als teekens uit een telegrafeerschrift: geen nieuws, geen nieuws, geen nieuws. Voor de concurrenten zijn het slagboomen, waarachter zij nieuwe modellen en prijsveranderingen zoolang terughouden, tot Ford weer aan de markt is. Voor Ford
| |
| |
beteekenen zij: geen vacantie voor zichzelf, noch voor zijn zoon en de ingenieurs, laboratoriumwerk in overalls van 's morgens tot 's avonds laat, strikte geheimhouding, opgelegd aan allen, die met het nieuwe model te maken hebben, zomerweer, duizenden dollars per dag onkosten aan afgekeurde proefwagens, en traaggaande maanden van uitstel.
Maar in December kunnen eindelijk de nieuwe modellen tentoongesteld worden. En de bestellingen hoopen zich plotseling bij de verkoopers op. In alle opzichten is de nieuwe Ford een verrassing, zij is goedkoop en sierlijk. Tien millioen menschen hebben de eerste twee dagen de nieuwe Ford gezien. Onbewegelijk staat de glanzende auto op het platform, tusschen palmen of achter groote spiegelruiten, de electrische lampen of het daglicht schijnen over de zwartglimmende kap, over het harde glas van de lantaarns, de gezichten van menschen staan zonderling vertrokken, uitgerekt of versmald gespiegeld in het nikkel van den radiateur. En in de cijfertabel staat op het snijpunt van de horizontale lijn 1927 en de verticale der maand plotseling een getal: elfhonderd. Een slagboom gaat langzaam omhoog, en ontelbare auto's rijden nu op den toeschouwer aan. Eind 1927 zijn er reeds 80 duizend arbeiders aan het werk. Zwellende cijfers, zwellende wentelende rook boven staalfabrieken, de koersen van automobielaandeelen rijzen als
| |
| |
gistend meel. Elke maand loopt de productie op: Januari, 7 duizend, Februari, Maart, lentewinden, een boom breidt zijn breeden bladerkroon uit, Juni 64 duizend, Augustus, October maandelijks al weer meer dan honderdduizend auto's.
Een merkwaardig feit doet zich voor. Zoo snel wordt de productie na den stilstand van 1927 opgedreven, dat Ford's eigen fabrieken niet aan zijn vraag kunnen voldoen. Zijn oude cyclus van bedrijven fabriceerde model T, deze kringloop is door de nieuwe Ford verstoord. Er worden weer onderdeelen besteld bij andere fabrikanten, zooals het twintig jaren geleden algemeen was. De Detroit Toledo & Ironton Spoorweg wordt van de hand gedaan. Het arbeiderstal stijgt echter steeds, ruim 100.000 in Juni 1928. De productie is dan 2000 auto's per dag en in 1929 wint Ford zijn aandeel in de Amerikaansche automobielproductie geheel terug. En toch is er nu iets veranderd. Ford is door concurrenten omringd, vroeger liet hij ze altijd ver achter zich. De buitengewoon hooge winsten der eerste jaren komen niet terug, over 1931 wordt zelfs een verlies van millioenen geleden. En aldoor blijft de wedloop der afzetcijfers met anderen, een race van lijf aan lijf. In 1929 staat Ford als nummero 1 op de lijst der automobielproducenten. Vlak achter hem komt de General Motors. In 1930 vergroot Ford zijn voorsprong, hij produceert 300.000 meer dan zijn
| |
| |
grootsten concurrent. Maar weer een jaar later is Ford teruggezakt, zijn afzet daalt met de helft, en die van de General Motors verandert weinig. Zoo strijden zij om den voorrang. Klepperende paardenhoeven, klepperende machines. Cross-country. Begroeide heuvelen op, en langs de golvende lijn, die den afzet in beeld brengt naar de diepte en weer omhoog. De boomen suizen voorbij. Telegraafpalen slaan om en op de tabellen, die den uitslag van de race melden, verdwijnen cijfers en springen andere te voorschijn. Langs den weg vallen huizen in, het puin van financieele instortingen bemoeilijkt het snelle rijden, donker is het soms door den rook van brandende gebouwen.
Het is niet heelemaal meer zooals vroeger. Ford heeft in zijn eigen landbouwbedrijven vele machines en tractoren weer doen vervangen door menschelijke arbeidskracht. Ford is nu bijna 70 jaar. Het hart van de zakenwereld klopt onregelmatig, er doen zich ouderdomskwalen voor.
Ford maakt in 1931 een nieuw model aan, de V 8. De loonen worden verlaagd tot $ 6 per dag, het oude niveau van vóór December 1929. Er zijn barsten gekomen in het volmaakte idool van den gemechaniseerden landbouw, het eene, alleenzaligmakende model en het steeds hooger wordende standaardloon. De weg is moeilijk, moe is de wereld.
Zelfs de gehate financiers zijn nader kunnen
| |
| |
komen. Nog kent de maatschappij maar één eigenaar, de familie Ford. Maar het kapitaal der dochterbedrijven in vele landen kon slechts worden verkregen door publieke emissies. Den 31sten Maart 1932 verklaart Ford: ‘Ik ben bereid mijn geheele fortuin op het spel te zetten voor mijn overtuiging dat terugkeer van betere tijden onmiddellijk is te wachten.’ De woorden lijken een hoorbaar geworden grimas. Zij wekken een echo, het hoongelach van beursmakelaars en gedupeerde kleine spaarders. De Belgische Fordmaatschappij, de Duitsche, de Engelsche, de Deensche, de Nederlandsche, de Fransche maatschappij houden de winst in, en passeeren 't dividend. Men mompelt, dat Ford dit geld in Detroit zelf te hard noodig heeft om het uit te kunnen keeren. Er komen vergaderingen, waarop critisch gestemde aandeelhouders het woord voeren.
Ford wil zich niet mee laten sleepen. Hij wil blijven staan. Hij betaalt in 1931 millioenen uit aan loonen voor arbeiders, die eigenlijk hadden moeten worden ontslagen. Hij wil zich niet aan de omstandigheden gewonnen geven; hij wil het fiasco van zijn denkbeelden niet zien, en hij blijft herhalen wat hij vroeger steeds zei: ‘Hooge loonen, dat is veel koopkracht en geen depressie.’ Hij laat de uitgaven ten behoeve van zijn vakscholen, zijn museum, de ziekenhuizen, het Edison-instituut in vollen omvang doorgaan. Er zijn groote hoeveelheden onderdeelen gefabri- | |
| |
ceerd voor opslag, die door de nieuwe modellen aan waarde hebben ingeboet. Nog wil Ford het niet zien. Hij heeft vroeger alleen maar een groot rad in beweging gezet, en toen gedacht, dat hijzelf het raderwerk was. De winst stroomde binnen, jaren achter elkaar. Het rad draaide door, de bedrijven brachten vanzelf hun winst op. De fabrieken zijn Ford voorgegaan, zij hebben winst opgeleverd, en hem bevolen die winst weer te beleggen, zoo groeide een wereldconcern. Nu brengt de fabriek geen winst meer op, en de verwarring is groot, doordat de bevelende stem niet meer wordt gehoord.
Ford heeft boeken geschreven. Het zijn er twee. Ze zijn vele malen vertaald. Het eerste boek schrijft Ford in 1922. Het heet My Life and Work. Ford heeft het automobielpak en de reispet plotseling verwisseld voor de geleerdentoog en de zwarte baret. Hij orakelt: ‘Scepticisme is de regulator der beschaving.’ Ford gispt de hervormers in welke gedaante ook maar: ‘Dat is het soort menschen, dat een hemd aan stukken scheurt, omdat een van de knoopjes niet in het gat kan.’ Ford kijkt daarbij in het bijzonder misnoegd naar Rusland. ‘Deze staatsvorm trachtte de natuur te negeeren,’ zegt hij verwijtend. Zijn vinger gaat waarschuwend omhoog. ‘In Amerika is een duister element aan het werk, dat zich tracht in te dringen tusschen de menschen die met
| |
| |
hun handen werken en de mannen die denken en overleggen voor de mannen, die met hun handen werken.’
Dat zijn de Russen.
‘Tegen dien invloed moeten wij ons verweren. Wij moeten niet toestaan, dat de hater eener gelukkige menschheid tweespalt brengt in ons volk.’
Een oogenblik later klinkt het overtuigd: ‘De regeering van een volk is dienaresse en kan nooit anders zijn dan dienaresse.’ Soms kijkt de schalk in Ford even om den hoek: ‘Het is mij vaak voorgekomen dat de z.g. reformkleeding - hetgeen gewoonlijk zeggen wil leelijke kleeding - het sterkst wordt voorgestaan door vrouwen die niet aan overmaat van schoonheid lijden en die haar zusters ook gaarne voor dat euvel zouden behoeden.’
Onmiddellijk echter trekt Ford zijn correcte colbertjas weer in de plooi en zegt met een zakelijk gezicht: ‘Dat was de inleiding. Pagina 5 tot en met 30. Nu komt hoofdstuk I, getiteld Het Begin. Op den 31sten Mei 1921 leverde de Forel Motor Company haar vijfmillioensten automobiel af.’ Hij vangt aan zijn levensgeschiedenis te vertellen. Maar een der hoofdstukken besluit hij met de smeekbede: ‘Laat elke Amerikaan zich hoeden voor verwijfdheid. Een Amerikaan behoort een instinctieven afkeer te hebben van gevoelszoetelijkheid.’ Vermoedelijk voor de niet-Amerikanen, die sentimenteel mogen
| |
| |
zijn, schrijft Ford: ‘In 1916 werden mij informaties verstrekt, waaruit ik meende te mogen opmaken, dat sommige mogendheden den vrede wenschten en een ernstige demonstratie voor den vrede zouden welkom heeten. In de hoop, dat dit waar was, gaf ik geld voor het vredesschip.’
Ford vervolgt: ‘Wij hechten weinig waarde aan statistieken en theorieën der economen betreffende opeenvolgende perioden van depressie en welvaart. De productie der Fordfabrieken heeft geen goede of slechte tijdsomstandigheden weerspiegeld.’ Dit klinkt even verbluffend als zijn sombere voorspelling: ‘De moderne stad zal binnenkort ophouden te bestaan.’ Nu vouwt Ford vroom de handen en dicteert zijn medewerker: ‘Een groote onderneming is werkelijk te enorm van afmetingen om “menschelijk” te kunnen zijn, er is als het ware iets heiligs in een groote onderneming, die brood geeft aan honderden en duizenden gezinnen.’ En Ford besluit zijn boek met een bijbeltekst: ‘het geloof is het wezen der dingen waarop wij hopen, de zekerheid der dingen, die niet gezien worden.’ Voor hem ontloopen het steeds verbeterde model T en verheerlijkte aartsvaders in den hemel elkaar dan ook niet veel.
In zijn tweede boek, dat enkele jaren later verschijnt, wendt Ford zich nog eens tot Rusland. Pathetisch roept hij uit: ‘Wat kreeg het volk daar toen het zich meester
| |
| |
maakte van de regeering? Niets! Het duizendjarig rijk verscheen niet, instede daarvan ontstond wanorde en het weinige goede dat nog in het oude regiem had gezeten ging nu verloren.’
Een zwijgend antwoord komt, de regels van een krantenbericht, begin 1932: ‘De automobielfabriek te Nishjni-Nowgorod is geopend.’
Witte sneeuw op het Roode Plein te Moskou en onder de bedekte grijze lucht het mausoleum van Lenin, opstapeling van platte blokken rood en zwart graniet. Voor den bezoeker zichtbaar ligt onderin een gebalsemd lijk. Maar nog denken de doode hersens door in den electrischen stroom die langs de draden gaat, zij zijn het middelpunt van een organisch stelsel van reuzige waterkracht-installaties en mijlenlange geleidingen.
Electriciteit: de zenuwen van een nieuw lichaam, het bloed voor de aderen door nieuw vleesch. Daaromheen staan de getallen gegroepeerd verdiepingen en kubussen van getallen, licht en glanzend aluminium, open, naakt en ijzerhard. De lampen glanzen in stalen, gepolijste kamers, ijzergieterijen verrijzen uit kale vlakten, spuitende oliebronnen, het land bouwt zichzelf op. Zwavel en kamfer uit Italië, zinkstof van Polen, pompen, centrifuges, filters, compressoren, een wanordelijke stroom van ontelbare onderdeden wordt ingevoerd. Expeditie's van geologen, koper en ijzererts in de toen- | |
| |
dra's, woestijn van Turkestan, ijzige koude en subtropische warmte, zandvlakten van Midden-Azië, het zoeken naar caoutchouc in zonnebloemen, planten in de kale Oertekwoestijn, laboratoria van glas en licht. Ertsmijnen in den Oeral, stof, droogte, rijen van communistenblouses, de uniform van het roode leger, invoer van balen wol, de beelden komen aan als in een koortsdroom, fabrieken worden opgebouwd, rooken, schuiven op lange treinen hun producten weg. Steden springen uit den grond, straten groeien uit de aarde, sanatoria, ontspanningshuizen, gras, boomen, broodbakkerijen en woonhuizen, gasfabrieken, scheepshellingen, locomotieven, cement, rijen tractoren als rijen soldaten, spoorbrug over de Wolga.
De grijze Oka stroomt langs een stad, die er vervallen uitziet. Eindelooze rijen kramen staan leeg en verwaarloosd. De jaarmarkt van Nishjni-Nowgorod was wereldbekend onder het tsarisme, haar plaats is nu ingenomen door de automobielfabrieken, verder weg langs de rivier, bij de pijnbosschen. Daar is een nieuwe stad in aanbouw, huizenblokken, de ramen zijn nog leege gaten van rechthoeken. In den winter van 1928 heeft de Opperste Economische Raad het plan opgesteld. In Mei, twee jaren later teekenden Russische vertegenwoordigers, die naar Dearborn bij Detroit waren gekomen een contract met Ford voor levering van patenten, technische hulp en onderdeden. In
| |
| |
Ford's fabrieken leeren 100 Russische technici. Als de fabriek klaar is, zal zij de eerste twee jaren alleen nog maar automobielen monteeren van onderdeelen, die Ford uit Amerika stuurt.
De Sovjets droomen van een Russisch Detroit. Deze fabriek zal 40.000 automobielen per jaar moeten maken. Als de andere fabrieken, in Moskou en Stalingrad op volle kracht werken kan Rusland in 1933 200.000 automobielen per jaar fabriceeren. In 1938 moet dat gestegen zijn tot 8 millioen. Zoo dacht ook Ford als jong fabrikant. Millioenen automobielen heeft hij gemaakt.
Daarna schreef hij eens:
- Rusland negeert de natuur!
Nu wil ook Rusland automobielen fabriceeren, millioenen en millioenen.
- Rusland negeert de natuur.
Maar toen Ford dit schreef was er ook nog geen sprake van een contract voor een waarde, overeenkomende met een bedrag van 6 millioen pond.
Den 6den April 1928 komt Ford met de Majestic te Southampton aan voor een bezoek aan zijn fabrieken te Manchester en Engeland. Natuurlijk wordt hij onmiddellijk door reporters ondervraagd. Men heeft gehoord dat er in Amerika zooveel werkloozen zijn. Misschien geeft Ford daar inlichtingen over De potlooden schrijven het antwoord: ‘Het kan best zijn, dat er 5 millioen werk- | |
| |
loozen bij ons zijn, maar dan zijn dat lieden, die niet werken willen.’
Of er in Amerika een economische crisis op komst is?
‘Eigenaardig,’ antwoordt Ford, ‘dat wij over zulke dingen in Amerika zelf nooit iets hooren!’
Twee jaren later is Ford weer in Europa. Hij maakt een rondreis van twee maanden. Begin October bevindt hij zich te Keulen. De Rijn spoelt breed en grijs onder de Hohenzollernbrücke door, onbewegelijk blijven de ruiterstandbeelden op het bruggehoofd steigeren, in den Dom dreunt de orgelmuziek. De affiches der Opera vermelden Wagner en Verdi. Zon op den Barbarossaplatz, trams, autobussen, Schupo's.
Receptie in het raadhuis. Burgemeester Adenauer begroet Ford met een rede, waarin hij de hoop uitspreekt, dat Ford's optimisme tot uiting komende in den bouw van een nieuwe fabriek, gerechtvaardigd mag blijken. Namens Ford antwoordt de heer Alberts, oud-minister, commissaris der Duitsche Ford-Maatschappij. Over politiek wil hij zich niet uitlaten. De beste methode is internationale samenwerking op nationalen grondslag.
Den volgenden dag passeert Ford om 11 uur het grenskantoor Rothenbach, gemeente Vlodrop. Hij is nu in Nederland. Voorstelling aan de Limburgsche Ford-vertegenwoordigers. Via Roermond en Weert naar Eind- | |
| |
hoven. 's Middags bezoek aan de Philips-fabrieken. Deze entourage van fabriekscomplexen, glas, staal en cement, vierkant en recht moet hem zeer vertrouwelijk voorkomen. Hij vertoeft tien minuten in een van de 1-gezinswoningen aan de Kastanjelaan. Een groote stoompont vaart over het breede Hollandsch Diep en in de machinekamer bewondert een Amerikaansch automobielkoning de technische constructie. Des avonds stapt Ford met zijn gezelschap in 4 auto's af aan het Hotel Weimar in Rotterdam. Kamer met uitzicht op de grijze Maas. Rijen belangstellenden beneden op straat, politieafzetting, toejuichingen. De volgenden dag regent het. Ford brengt een bezoek aan de Werf Wilton. Hij gaat aan boord van Kota Agoeng, daalt af in het machineruim, informeert naar details van de motoren. Hij bezoekt ook de droogdokken. Het weer klaart op. Boottocht op de rivier op uitnoodiging van burgemeester Droogleever Fortuyn. Over het vele water in Nederland zet Ford groote oogen op. ‘Gooi het dicht en maak er autowegen van,’ zegt hij. Zijn hoorders glimlachen discreet. Ford is een groot man. Maar hij heeft zijn gebreken. Nu vergeet hij bijvoorbeeld in zijn impulsiviteit weer, dat te water.
Als echter den 17den October de Europa met Ford aan boord na de haven van Southampton verlaten te hebben in volle zee komt en
| |
| |
een continent achter den horizon is weggezakt, doen in een klein, laag land langs de Noordzee wilde geruchten de ronde. Ford zou in Rotterdam komen voor de eerste steenlegging van zijn nieuwe fabriek aan het Marconiplein. Maar van een eerste steenlegging is niet gerept! Nog erger: de aanbouw van de fabriek wordt practisch stopgezet. Er zijn bladen, die op hoogen toon opheldering verlangen.
Anderhalf jaar later steekt een geraamte van vuurroode menie boven de boomen en enkele daken van boerderijen in het polderland bij de Hembrug aan 't Noordzeekanaal uit. Op een fundeering van beton te midden van water, zandophooging en opgespoten land verrijst onder den grauwen hemel van Holland een stelsel van ijzeren spanten en dwarsbalken. De nieuwe fabriek komt bij Amsterdam.
Ford koopt zoowel land, dat op traditievolle wijze aan de baren is ontwoekerd als een spoorweg, die onbevredigend rendeert. Hij vervangt bij zijn fabricageproces dikwijls het eene deel door het andere.
Ford houdt van reizen. Met vrienden trok hij er vroeger in automobielen op uit. 's Nachts sliepen zij in tenten. Deze tochten duurden soms dagenlang. Ford's vrienden waren onder meerderen Edison en Firestone, electriciteit en rubber. Driekwart van alle over de geheele wereld verwerkte rubber komt voor rekening van Amerika, de rubber
| |
| |
is een even goed vriend van de automobiel als de petroleum.
Het was in die jaren der vele tochten dat een nieuw denkbeeld voor Ford vasten vorm kreeg; hij wilde zijn eigen rubber gaan produceeren.
|
|