| |
| |
| |
III.
Motorpanne.
(Bij wijze van tusschenspel.)
Mist op zee. Uit den nevel komt op een oorlogsschip, stalen pantsertorens, dreigende kanonnen, optorenende masten, zware schoorsteenen, rookwolken. Duister en dreigend vaart het voorbij, en lost weer op in den mist.
Steigerende paarden komen aan langs een boschrand, geklop van hoeven, gepiep en geschok, zij trekken een monsterachtig kanon. Artilleristen. Het kanon wordt in stelling gebracht. Een doffe knal, een wolk van kruitdamp slaat neer.
Een razende menigte, die zich verdringt op de straten en op de trappen van een beursgebouw.
Een dorpsstraat des nachts, onder artillerievuur. Gefluit, berstend scheuren van projectielen, die ontploffen. Groepen van 20 of 30 man dringen waanzinnig van angst zoo dicht mogelijk op elkaar achter de huizen, je ziet niets dan samengepakte ruggen, inslaande granaten, fonteinen van vuur en aarde.
Uit deze groepen komen andere gedaanten op, schreeuwende, gesticuleerende menschen rond een hoekman in een ruime zaal.
Oorlogstafereel. Brandende huizen, onder- | |
| |
gaande zon, heel ver weg opbliksemend vuur, doode paarden, wagens, verkoolde balken. Een slagschip in volle zee, overhellend, vurend uit alle monden aan één zijde.
Slagveld des nachts. Beweginglooze lichamen, schijnsel van lichtkogels. Beenen van een soldaat boven een greppelrand, linkervoet boven de enkel is afgescheurd, hangt aan een stuk vel.
Een soldaat loert uit een loopgraaf, trekt langzaam steeds voor zich uitziende zijn revolver. Een luxueuze kamer, een bankier aan zijn tafel, voor zich uitstarende grijpt hij langzaam in een lade. Een scherpe knal. In de modder ligt een soldatenlijk, op het karpet het lichaam van een goedgekleed man.
Bliksems boven een donkere zee. Golven. Dobberende menschenhoofden. Golven. Menschenhoofden. Een doordringende gil. Het smartelijk gelaat van een vrouw, dat terugwijkt, alsof zij achterovervalt. Walmen met vuurschichten, marschmuziek, marcheerende troepen door een zonnigen dag, stof fonkelt tusschen de beenen.
Een hooge fabrieksschoorsteen knakt in het midden door, wankelt, stort in. Slagveld met ransels, geweren, versplinterde boomen. Honderden meters hooge begroeide ravijnwanden door een ontploffing losgescheurd, dreunen in hemelhooge stofwolken ineen.
De zakdoek glanst van het bloed, daarnaast
| |
| |
een losse, kapotgeschoten arm. Lijkkleurig ingevallen gezicht. Fabrieksinstallatie, die in de lucht springt. Halfopen oogen van dooden. Punten van laarsen aan loopende voeten van boven gezien, alsof je zelf voortdurend naar je voeten keek. Hooge, vallende boomen, scheurend hout, opspuitende aarde. Razend gewoel in een beurszaal. Een hooge stellage, die instort. Zinkende schuit met erts, gesis van binnendringend water, overspringende menschen. In den nevel kentert een slagschip.
Een witte regen gaat vallen. Je ziet eerst niet wat het is. Hooge glinsterende stapels van geldstukken, rijen naast elkaar worden door onzichtbare handen uit elkaar geslagen. Brandende huizen, smook. Munitie, die bliksemend explodeert. Het regent wit, nu zie je, dat het witte getallen zijn, die kantelend en wentelend, steeds dalen, getallen van 3 cijfers. Duisternis, gloeiende lichtpunten, meer licht, getallen van twee cijfers, wentelende vuurmassa's, sneeuw van witte getallen, nog maar één cijfer - en dan een geweldig schitterlicht van ontploffend dynamiet.
In dezen zelfden tijd kunnen de krantenlezers omtrent de fabrieken van Ford de volgende beschrijving lezen:
Ford heeft er geen bezwaar tegen ontslagen gevangenen in dienst te nemen. Hij kreeg hiermede schitterende resultaten. Domheid
| |
| |
wordt als gebrek aan kennis beschouwd en wordt verholpen door onderwijs, luiheid is ziekte en wordt als zoodanig in een hospitaal genezen. Opruierij vindt geen weerklank door de algemeene tevredenheid.
Een bewonderaar van den automobielfabrikant laat den reporter aangedaan schrijven: ‘Spreekt men den heer Ford over den oorlog, dan komen de tranen hem in de oogen. De heer Ford is zoowel een practisch man als een idealist....’
Ford heeft een expeditie uitgerust. Als men de menschen kan overtuigen een automobiel te moeten koopen, kan men ze zeker bewegen het vechten te staken. Tientallen ijverige propagandisten zullen de slagvelden opgestuurd worden om reclame te maken voor den vrede. Er is niemand, die deze beweging ernstig opneemt. De Engelsche bladen spreken van de Ford-Follies, daarmede zinspelend op een bekend Vaudevillegezelschap. De regeering te Washington geneert zich voor het plan, paspoorten naar de oorlogvoerende landen worden de expeditie in elk geval geweigerd, zij zal alleen toegang hebben tot de neutrale staten. Curator Day van de universiteit van Syracuse zegt: ‘Uw plan is grotesk, U bereikt er niets mee, dan dat de Vereenigde Staten belachelijk gemaakt worden. Een redacteur van de World vraagt aan 61 Amerikanen - rechtsgeleerden, klerken, kellners, winkel- | |
| |
bedienden, arbeiders en politieagenten - wat zij van het geval denken. Resultaat: 35 vinden de idee belachelijk, 25 juichen het plan toe doch achten de uitvoering onmogelijk, 1 wenscht zich over de expeditie niet uit te laten.
Maar door dit alles laat Ford zich niet afschrikken. Wie heeft er niet om zijn automobiel gelachen, wie heeft hem in zijn jonge jaren om zijn geknutsel niet uitgelachen!
De vrede is een ernstige zaak. In December 1915 komt het expeditieschip te Christiania aan. Hierna doen de eerste berichten over onderlinge ruzie de ronde. Acht leden dreigen met onthullingen als zij van boord moeten. Tegen Nieuwjaar is men in Stockholm. Daar wordt de eerste groote volksvergadering uitgeschreven. De zaal is slechts halfvol. Geestdriftig zegt een deelnemer der expeditie: ‘Ford maakt van misdadigers weer menschen! Bij hem werken 600 ex-boeven uit Sing-Sing.’
Daarna wordt Nederland bezocht. In den Haag is een regelingscomité gevormd. De Amerikaansche legatie schrijft aan de vurige zendelingen: ‘Wij zullen verheugd zijn U in dit land welkom te mogen heeten. Gij zult kunnen genieten van de Hollandsche schilderkunst en de architectuur. Wij hopen, dat U als Amerikaansche toeristen later op een prettig en leerzaam verblijf zult kunnen terugzien.’
De expeditie is niet te weerhouden. In den
| |
| |
Dierentuin, worden lezingen gehouden, waarbij de sprekers hoog opgeven van het succes in Scandinavië. Zij zijn zielig, zij wekken zoowel de ergernis als het medelijden. In Amsterdam houden zij voordrachten in een volle zaal van Bellevue. ‘De wapens neer.’ ‘Geest van broederschap.’ Zij geven hoog op van Ford. ‘He is a man of deeds’. Interruptie uit de zaal: ‘A man of money.’ De spreker antwoordt, heftig gesticuleerend: ‘Dat geld gebruikt hij in het belang der menschheid.’ Daverend applaus.
Soirée's. Chique recepties. Avondtoilet. Strijkjes en speeches. Er wordt gedronken op de Vereenigde Staten der Wereld. Er zijn gedecolleteerde dames. Juweelen. Heeren in rok. Lakschoenen. Men causeert vroolijk en beminnelijk. De tafels zijn rijk gedecoreerd met vlaggen en bloemen. ‘Fruites du Lac Lesnau, chapon de Breda, glace Henry Ford.’ Taarten, buffetten, deftige kellners, palmen, keurige jongemannen, die beminnelijke Haagsche meisjes complimenten maken. De heer reverend Charles Ked heft een vol glas met champagne op en verklaart op overtuigden toon te gelooven aan de goedheid van het menschelijk hart. En naast hem fluistert iemand tot zijn tafeldame:
- Madam, de idealen der humaniteit, U begrijpt toch, vrede op aarde....
Het Roergebied. Spoorwegrails. Kleine locomotieven. Bakken van goederenwagons. Hoogovens. Kranen. Loopbruggen. IJzeren
| |
| |
stelsels als het geraamte van een wolkenkrabber in aanbouw. Buikige reservoirs, buizen die lijken op dikke stalen darmen. Gieterijen, rookerige schemering, verblindend witvloeiend metaal. De productiecapaciteit voor ijzer en staal in Duitschland was vóór den oorlog dubbel zoo groot als de Engelsche, vier maal de Fransche, grondstoffen zijn er in overvloed, erts uit het Zuidwesten, en spierkracht overal. Dingen van dagelijksch gebruik worden in Duitschland niet meer gemaakt. Misschien zijn ze ook alleen van naam veranderd. Eerst heetten ze meubelen, tapijten, boeken, kleeden, kristallen glazen en smeedwerk. Thans noemt men dat pantserplaten, kogels, geweerloopen, granaten en bombardeervliegtuigen.... Mister Day fluistert: ‘Madam, dat mag niet!’ Hij proeft uit zijn wijnglas..... ‘Vrede op aarde, madam, het mag niet.....’ De oorlogstechniek maakt alles uit de meest heterogene dingen, persen, walswerken, ketels, menschen, geweldige afvoergoten, zand, viaducten, idealen, kanalen en mijlenlange kademuren. Veel komt bij de fabricage van pantserplaten te pas. Mijnschachten, steenkool, erts, vuur, de Duitsche Kultur, ondervoede lichamen van meisjes met dunne lange beenen. Krijgsgevangen Russen, die cokes naar de liften schuiven en dus ook het verlangen naar eindelooze steppen. Bruggen van beton, gedachten die verwijlen bij een rottend lijk ergens op het slagveld van
| |
| |
Vlaanderen, blinkende, glazen daken, de legendarische Rijn, muziek van Wagner, dikke ronde reservoirs, dikke woorden van vaderlandsliefde, dikke opgeblazen kinderbuiken van honger. Een platgeschoten matrozenlichaam tegen het pantser, roode en grauwe strepen druppelen op het dek....
.... Hulpeloos en fluisterend herhaalt mister Day: ‘Madam, vrede op aarde en broederschap. Dat màg toch niet?
En dan komt een jaar later dit bericht: ‘Sinds het afbreken der betrekkingen tusschen Amerika en Duitschland heeft de heer Henry Ford besloten zijn fabrieken in dienst van zijn land te stellen voor het vervaardigen van munitie. Om deze reden heeft hij besloten zijn vredesorganisatie te ontbinden. De bureaux in de vijf neutrale Europeesche landen zullen gesloten worden. Uit New York verneemt de Daily Chronicle bovendien dat Ford in geval van oorlog bereid is dagelijks duizenden kleine duikbooten te bouwen elk van 20 voet lang en door één man bestuurbaar.’
Nu is mister Day er niet meer. De lange weelderige dinertafel is een queue menschen geworden, een lange rij zorgelijke gezichten. Wachtenden voor een gefailleerde bank? Steuntrekkende werklooze arbeiders? Bezoekers voor 't ziekenhuis?
Een lachend jongensgezicht ging in een starren doodskop over. Gymnasten in 't stadion, met witte sportkleeding en uitge- | |
| |
strekte armen strekte armen in een soldatenkerkhof met kruisen. Dorre, doode boomen zijn half onder vulkanische modder bedolven, grijze ravijnen, kale wanden, doode, dorre ledematen van menschen steken krampachtig omhoog uit grijze onbeweeglijke golvingen. Traag is het neuriën in de stinkende steeg, droevig en zinneloos, du-rei, du-rei, du-rei. Een oorlogsverminkte in de portiek, zittend zonder beenen, bedelbakje voor zich, stompzinnig en blind. Het neuriën blijft om hem heen, het is voor altijd nacht geworden, du-rei, du-rio, du rei, durio.
Nacht is het ook boven de golven van Scapa-Flow. Onder water rusten de scheepsrompen, rechtstandig gezonken of ter zijde gekanteld. Dit zijn de staalplaten uit het Roergebied. Later zal mister Gillette pas komen. Nog zwerven de bergingsschepen niet over het zeevlak.
Een kind zingt een eentonige wijs, wat denkt het daarbij? Menschengedachten gaan over een nachtelijke zee, zwervende zonder zin. De namen van Scapa-Flow, Moltke, Seydlitz, Hindenburg, Kaiser Wilhelm. Troepen stormvogels scheren over de spattende zee, droevige voorboden van den orkaan. Een groot zeilschip vaart uit, wit in den rooden en blauwen morgen, in den Atlantischen Oceaan ligt Tristan d'Acunha, een eenzame rots.
Een groot zeilschip vaart uit, de westenwind waait.
|
|