| |
| |
| |
VI.
Overschakeling.
Er was een tijd, dat Brazilië het groote rubberland genoemd werd. Het is nog maar kort geleden. Avonturiers en tappers zwierven lange tijden door de wildernissen in Zuid-Venezuela, Columbia, de groene Jungle van Bolivia. In het wild groeit de hevea, tusschen de huizenhooge woekering van planten en bladeren: door schijnbaar niet te doordringen dooreengestrengelde bosschen gaan smalle, bijna onzichtbare paden. Op zijn eenzame tochten komt hier de caboclos langs, die de latex uit de boomstammen tapt. En zooals het water van alle zijden onder de poorten der lianen doorstroomde naar het onmetelijke bekken der Amazone, zoo kronkelden alle paden ten leste naar de stad Manaos, aan de rio Negro. Hier werden de eindelooze zwerftochten, de loerende gevaren der wildernis, koortsen, slangen en doodelijke afmatting vergeten. Hier woonden de rubberopkoopers, zij betaalden veel geld, want zij verdienden nog meer. Alleen zij konden den rubberhonger van een geheele wereld stillen. Het Parijs van het Westen, zoo werd Manaos genoemd om de schaften aan drank en amusement, die men er verspilde. Het groene goud in de heete en vochtige bosschen: dat zijn de
| |
| |
hevea-boomen. Jaar na jaar zakken klompen of plakken van grauwe of donkergekleurde rubber de breede Amazone af, duizenden, tienduizenden tonnen. Maar op een ander wereldhalfrond hebben berekenende Britten en Hollanders plantage's aangelegd, methodisch en wetenschappelijk, en deze plantages leveren rubber, die in New York goedkooper verkocht kan worden, dan de Braziliaansche. Toen ging de bloeiende rubberhandel van de Amazone verdorren. De opkoopers van Manaos kregen gebrek aan geld, ze konden den tappers geen crediet meer geven. Steeds zeldzamer werden de smalle paden langs de rivieren beloopen, en het vertier in Manaos stierf. Nu was alleen weer de gloeiende wildernis daar, de watervlakken der rivieren, lianen, de dreigende kronkeling van slangen en takken, de onzichtbare ziekten en de wilde hevea.
Dit land heet de groene hel. In Dearborn is een man, die zijn vinger op de kaart zet: ‘Hier!’ Hij luistert niet naar de bezwaren: de onverschilligheid van de bewoners, de moordende hitte, de gevaarlijke nabijheid der wildernis. Aan de Tapajoz, een zijrivier van de Amazone, moet zijn plantage komen, 610 mijlen van de haven Para af. Door het uitgestrekte gebied loopen nog maar enkele paden. Maar velen schatten den voorraad maagdelijke rubber hier op den grootsten van de geheele Amazone-vallei. Ford krijgt van de regeering alvast vrijstelling van uit- | |
| |
voerrechten voor de eerste 12 jaar. De goederen, die met het cultiveeren van de terreinen onmiddellijk verband houden mag hij vrij invoeren.
Aan den oever der Tapajoz ligt het motorschip Lake Ormoc gemeerd. Het zal 25 Amerikanen huisvesten, totdat de woningen op het land gereed zijn. Aan boord bevinden zich een gymnastiekzaal, gezelschapskamer, hospitaal met operatievertrek, kleermakerij. Het andere schip, de Lake Fargo brengt regelrecht van Detroit voor 1 millioen dollar levensmiddelen, metselaarswerktuigen, radio's, camera's, meubilair, loodgietersapparaten, wegenmachines, sleepboot jes, sloepen, electrische installaties en waterfilters mee.
In 1932 zal hier geen wildernis meer zijn. Tegenover de kade staat dan het pakhuis van staal en baksteen. Daarbinnen stapelt een electrische kraan goederen bijeen, werktuigen, deelen van zaagmolens, meubilair van kantoren, scholen, hospitalen, tractors, automobielen, en vrachtwagens. Het onafzienbare bosch, dat vroeger opgroeide, daar waar het water van de rivier ophield, is weggehakt, verbrand, het woud is mijlenver in den omtrek teruggedrukt. En op de open vlakte verrees een stalen hospitaal met 100 bedden, een school, huisjes voor arbeiders. Een nieuw bosch van rubberboomen is aangeplant, regelmatig en recht als de steenen wegen, die nu over den vroegeren woudbodem liggen, de zon schijnt nu op kale
| |
| |
hellingen met dunne jonge stammetjes. De arbeiders worden elke week medisch onderzocht. Streng moeten de voorschriften on hygiënisch gebied worden nageleefd. Zoo worden ziekten en het wilde bosch achter den broeden gordel van open aarde, huisjes en fabrieksinstallaties teruggedrukt. Machteloos is het sterke, onverzettelijke woud tegen de machines. Het was de mensch echter, die de machines maakte.
De kust van Noord-Michigan. Een schip nadert de kade. De haven Marquette, ertsklompen, grijpers, een zwaaiende kraan. Een trein rijdt daarachter weg, het land in. De rails vliegen onder de wagens voorbij, kilometer na kilometer, één, vijf, tien, twintig, de trein zal straks langs dezen weg terugkeeren met goederenwagens weer vol erts.
Diep het land in ligt de Imperial-mijn, Ford's eigen mijn, waar het erts wordt gedolven voor de smeltovens in de fabrieken bij Detroit, ver weg, in het Zuiden. Er zit veel ijzer in den bodem, en het land is boschrijk. Boomen en steenen, de huizen van een mijndorp, lichtgrijs of wit geschilderd, het staat welvarend. Vroeger waren de huizen van hout en verplaatsbaar.
De mijn lag gunstig, dieper nog het land in, tientallen kilometers verder rezen de bosschen op, waar houtaankap voor de fabricage der carrosserieën plaats heeft. De mijn
| |
| |
lag op den weg van de kapplaatsen naar de kust. daarom kocht Ford haar. Zij had toen tien jaar stilgelegen, zij was vuil geworden en de planten woekerden er al over heen, zij waren een nieuwe groene huid, die over de wonden der aardkorst groeide, voor de menschen leek het een ruïne.
Toen Ford de mijn kocht, liet hij haar eerst schoonmaken. Hij bouwde een slaaphuis voor de ongetrouwde munnen, zij hadden daarin elk een kamertje. De houten huizen voor de gezinnen werden weldra door steenen vervangen. De houten schuur, waarin onderwijs gegeven werd, is nu een goed schoolgebouw geworden, in een verkoophuis worden de levensbenoodigdheden tegen kostprijs geleverd. 's Avonds glanzen de electrische lampjes, ook de mijn wordt nu electrisch verlicht.
Er zijn tweehonderd vijf-en-twintig mijnwerkers. Zij verdienen het minimum dat alle Fordarbeiders krijgen, 6 dollar per dag en werken 8 uur. Aan het einde van een arbeidsdag van 8 uur, nooit midden in, scheuren de springstoffen het erts in de gangen los, dat is gedaan om alle gevaar te voorkomen. Voortdurend worden plafonds en wanden der gangen geïnspecteerd. De plaats, waar de springstof bewaard wordt, is alleen electrisch verlicht, en de arbeiders, die lampen dragen, moeten ze dooven, als ze op tien meter afstand gekomen zijn. Een electrisch treintje rijdt in de gangen de losgeruk- | |
| |
te ertsklompen weg, samengeperste lucht blaast ze een glijgoot in, schommelend en tuimelend, maar willoos glijden de brokken naar een put, waarin alle glijgoten van de mijn samenkomen. Uit den put rijden gedurig lorrywagens langs een zwakhellende schacht door een stalen kabel getrokken omhoog. Zoo zien de donkere en soms even glinsterende klompen het licht, de zon; en de wind van boven de aarde waait zwijgend langs de harde, kantige hoeken. Er komt ook erts van heel diep, dut wordt met een hijschwerktuig naar boven gebracht. De lorries rijden, het erts kantelt de wagentjes in, de electrische treintjes dreunen zacht door de gangen, de pompen zuigen het water op en storten het weg over de aarde, en dikke buizen brengen warme droogte in gangen, die anders vochtig zouden zijn. Over den grond gaan de rubberen laarzen, de schaduwen der werkpakken glijden over de muren. Als hun acht uren om zijn gaan de arbeiders naar boven en nemen een douche, dan worden hun kleeren gewasschen, die zijn weer droog als ze aan de volgende acht uur moeten beginnen.
De mijn werkt altijd, zomer en winter. Soms zijn de groote meren door het ijs niet bevaarbaar, dan stapelen de brokken erts zich bij den ingang der mijn op. Zoo werken de lorries, de treinen, de verlichting en de arbeiders regelmatig door. Op. Neer. Op. Neer. Aan. Af. Aan. Af. Heen. Terug. Heen.
| |
| |
Terug. Tweehonderdduizend ton erts worden per jaar uit de aarde gebroken, zij glijden door het land naar de kusthaven toe, de schepen wiegelen een dans van vreugde, begeerig sperren de hoogovens in de smelterijen hun monden open. Niemand zal in de mijngangen of daarboven paarden of muildieren zien. Ze zijn er niet. Er zijn alleen machines en menschen.
De mijn is in drie verdiepingen uitgebouwd. De eerste etage is vijftig meter onder den grond, een stelsel van gangen en schachten. aderen door de aarde met een vloeienden inhoud van bewegende menschen en wagentjes. Daaronder, weer vijftig meter lager is de tweede verdieping, het is hier niet anders dan boven, tunnels met staal en menschenlijven. En andermaal vijftig meter de diepte in is de derde etage.
En daaronder? Ondoordringbaarheden, erts, dat gekluisterd ligt aan den rotsgrond, dat verborgen en angstig luistert naar de verre doffe dreun der ontploffingen, dat zich schuil houdt, terwijl daarboven de menschen wroeten, hakken, en de electriciteit zoemt in de wagenrijen. Dertig of veertig jaar oud is deze mensch, en de mijn zelf is ook jong. Maar wie berekende ooit den ouderdom van het ijzererts? Het kwam uit een nevelbal, uit het gestolde magma der oertijden, beschavingen en wereldrijken zijn sinds gekomen en vergaan.
Honderddertig kilometer dieper het land in
| |
| |
lag een oude hout- en mijnstad, die vroeger veel bedrijvigheid had gekend. Maar toen rondom Iron Montain de bosschen waren weggehakt, hadden de raenschen haar verlaten. Vele winkels en huizen stonden leeg, er waren in de stad nog maar één ijzermijn en één zagerij. Dat was de wraak van het bosch, het was rondom teruggeweken, en in de kale verlaten leegheid der vlakte hadden de menschen niet kunnen blijven leven.
Dit veranderde, toen Ford na in Kentucky groote uitgestrektheden bosch gekocht te hebben, stukken woud ver rondom Iron Mountain verspreid van een Engelsch syndicaat overnam, in totaal 200.000 hectare, veel meer dan een provincie van een kleinen staat. Nu werken weer 5000 menschen in de stad, de deuren van lang gesloten winkels gingen weer open, er kwam geroes van arbeid in de werkplaatsen. Meer naar de kust toe kocht Ford eveneens bosch, in den omtrek van de twee haventjes l'Anse en Pequaming, waar al zagerijen waren, aanlegplaatsen voor schepen en een spoorlijn naar de bosschen van 't achterland en Iron Mountain. Zoo richten de stralen van een wijden cirkel ijzerhoudende grond, bosschen en steen zich naar het stadje diep in het land. Waar de raaklijn van de kust is liggen twee havens, twee knooppunten voor de onzichtbare lijnen die over de wiegelende golven van het Boven Meer gaan naar het fabriekshart bij Detroit.
| |
| |
Tot ver in de bosschen loopen bij l'Anse en Pequaming de rails tusschen de boomen door. In het Sidnaw-kamp sleepen tractoren de stammen langs banen, die elken nacht worden nagezien en met water begoten, zoodat zij glad van het ijs blijven.
De rivier, die naar Iron Mountain toe stroomt, drijft vol hout. In de bosschen snort de benzinemotor, die een lintzaag drijft. De lintzaag glijdt binnen 1 minuut door stammen van een halve meter dik. Zonder motor was daar vroeger twintig maal zooveel tijd voor noodig. De tractoren hobbelen af en aan. Zij hebben rupsbanden, zoodoende zakken ze nooit weg in de sneeuw.
Zelfs van de ruimte onder den open hemel, de kathedraal tusschen de hooge zuilen der boomen heeft Ford een fabriek gemaakt. De kampen worden schoon gehouden. Oude houthakkers spotten met het streven naar zindelijkheid. Alle kampgebouwen hebben waterleiding, er is centrale verwarming en electrisch licht. De oude bedsteden bestaan niet meer, elk kamp heeft een ontspanningszaal, in het bosch klinkt radiomuziek, op het witte linnen volgen de filmbeelden elkaar op. En de houthakker verdient, wat alle arbeiders van Ford verdienen: zooveel dollar per dag van 8 uur, dat is het standaardloon. Standaardproducten en standaardloon, zoowel op het rotsige en boschrijke schiereiland aan het Boven-Meer als in de fabrieken van Highland Park bij Detroit en aan de kust
| |
| |
van de Golf van Mexico; zoowel in de onderaardsche gangen van de Imperial-mijn tusschen het ijzererts als in de montagewerkplaatsen langs den Atlantischen Oceaan. Waar golven tegen rotsen stukspringen, waar hooge oude boomen ruischen, waar het lange gras golft, waar wolken en rivieren wentelen langs bergketenen: daar rijden de Fords, standaardmodel, daar staat het onveranderlijke dollarteeken met het onveranderlijke cijfer van het standaardloon.
Alle boomstammen worden naar Iron-Montain gebracht. Het hout wordt tot evenwijdige planken gezaagd, de boombast blijft aan de randen zitten. Teekenaars trekken er hun figuren op, tot ze vol lijnen zijn: de vormen der carrosserieën. Langs deze lijnen snijdt een lintzaag de stukken uit. Er ontstaat bijna geen afval. Twintig dagen lang ligt het hout dan in de droogschuren, het watergehalte daalt van 40 tot 7%. De stoom voor de verwarming komt uit de krachtcentrale, het middelpunt van de bedrijven in Iron Mountain, zij bedient ook den zaagmolen en de carrosseriefabriek. Wat zij aan energieproductie te kort komt, leveren de turbines bij de stuw in de Menominee-rivier, het ruischende water wordt daar tot geluidlooze, onzichtbare electriciteit.
In Iron-Mountain heeft ook de houtdistillatie plaats. Van hel bosch is niet meer overgebleven dan losse stukken hout, zaagsel, splinters, bast en krullen. Eerst wordt deze
| |
| |
afval in een heet waterbad schoon gewasschen en dan gedroogd in dikke buizen van 25 meter lang, waardoorheen een pijp loopt, gevuld met heet gas. Droog is alles dan, tot 300 graden Fahrenheit verhit, zoo gaat het naar de retorten, kolommen van plaatijzer, 2 of 3 meter breed, van binnen bekleed met vuurvaste steen. Daar heeft een vuur gebrand van 1000 graden, het is nu weg, maar de steen houdt de hitte besloten, ontzettende droge hitte. Dan ontwijken gassen en dampen, zij stijgen naar boven en het hout verkleurt, het wordt bros, de retort wordt een stalen en steenen massagraf, de houtvezels stuiptrekken nauw zichtbaar, zoo sterven boomen, die eens in de lucht wiegelden, die de weldadige zuurstof zogen uit den koelen en vrijen dampkring, die de wortelvoeten geplant hadden onder het oppervlak der aarde, en het voedsel door hun harde stammen optrokken. Maar in de fabriek heet het, dat er houtskool ontstaat. Zij valt licht en zonder veel gerucht in een transporteur, en gaat naar een roteerenden waterkoeler.
Er was eens een jongen, die een vrij mensch wilde zijn, die door het leven dacht te gaan waar hij maar wilde, als door een oerwoud. Maar het leven zelf temde hem, en toen hij op jaren gekomen was, zagen zijn oogen troebel als van een oud en gevangen dier, zijn ledematen waren droog en mager geworden en zijn lichaam woog licht als houtskool.
| |
| |
De gassen aan de retorten ontstegen, condenseeren tot zuur, en daarvan worden in distilleerketels allerlei stoffen gemaakt. Op een koperen plaat, die aan het staal is vastgenageld, staat dit te lezen:
Hier rust een ton houtskool,
die 61 kilogram calciumacetaat leverde,
waaruit een stof komt, noodig voor de bereiding van kunstleer,
en 277 liters methylalcohol,
welke na vele bewerkingen voor oplosmiddelen dient,
en 68 liters teer, oliën en creosoot,
en 17 kubieke meter stookgas voor de ovenvuren,
en 276 kilogram houtskool.
Moge het teer veel pek leveren voor de afsluiting der accumulatoren,
en dat het creosoot vele dwarsliggers tegen bederf vrijware,
en de vluchtige en zware oliën goed branden.
In Kentucky en West-Yirginia liggen zestien mijnen, daaromheen en daartusschen zijn de mijnstadjes gelegen. Wegen, goede trottoirs, verlichting, huisjes met badkamers, zindelijke omgeving, ontspanningslokalen, arbeiders, die het minimumloon verdienen: dat alles verraadt de opvattingen van Ford. De mijnen blijven het geheele jaar aan het werk, des zomers wordt de gedolven steenkool vervoerd naar de kust van het Erie- | |
| |
meer en daar opgeslagen. Wanneer daarmee in den slappen tijd niet genoeg arbeiders bezig kunnen blijven, moeten ze in en om de mijnen herstelwerk verrichten, of ze gaan tijdelijk naar de fabrieken in Detroit. Zoomin als met zijn voorraden laat Ford verspilling toe bij den menschenarbeid. Wanneer een onderdeel, gemaakt in Detroit, moet passen in een automobiel die men monteert in Barcelona, dan moet ook overtollige werkkracht zonder wrijving verplaatst kunnen worden van Kentucky naar de fabriek aan de River Rouge.
Over de groote meren wiegelen de schepen voorwaarts, die houten onderdeelen en erts uit het Noorden van Michigan naar Detroit brengen. Het is twaalf uur in den nacht, daar vaart de Henry Ford II, duistere golven en lichtjes. De scheepsromp bevat 13000 ton erts, beweginglooze massa's van tegen elkander gekantelde klompen steen. Buiten het schip ruischt het water langs het boord, een golf spat tegen een patrijspoort. In de machinekamer dreunt zacht de Dieselmotor, de wanden zijn wit gelakt en met nikkel afgezet. In de loopgangen en de kajuiten met hun eikenhouten beschot geschiedt de verwarming electrisch. Zoo straks als het licht is geworden, zal de stad Detroit in zicht komen. Over acht uur moet aan de kade gelost worden met kranen en windassen die electrisch worden gedreven.
In den morgen vaart de Henry Ford II de
| |
| |
Detroit-rivier op, en dan de Rouge, vroeger een ondiepe kronkelende stroom, thans gekanaliseerd, 90 meter breed en 7 diep. Het is nu niet meer noodig, dat aan de monding het erts op vrachtschuiten wordt overgeladen, de schepen leggen nu zelf voor de kade bij de Rouge-fabriek aan.
De lossing begint reeds na tien minuten. Twee mechanische kranen grijpen telkens 12 ton erts, zwaaien om en laten het vallen. Zwaaiende kranen, een storting van over elkander tuimelende brokken, en een transportbrug die voortschuift naar de hoogbaan, zoo gaat het uren lang. Tegen zes uur in den namiddag is het schip leeg.
De hoogbaan is een viaduct van beton, twaalf meter hoog, één kilometer lang, twee voetvegen en vijf stel spoorrails loopen er naast elkaar. Treinwagens met lossen bodem storten hun inhoud door openingen tusschen de rails in reservoirs onder het viaduct. Hier komen de steenkool uit de Virginische mijnen en het Noordsche erts tusschen de kalksteen bij elkaar. Slechts de wanden der reservoirs en de magazijnen voor gereedschap, werkplaatsen en smederijen die ook onder de hoogbaan zijn, scheiden ze nog. De steenkool gaat eerst naar de cokes-ovens, daarvan zijn er hier 120. Bijproducten ammoniak, benzol, teer en oliën, die gedeeltelijk worden omgezet in vernis en verf. Het gas, dat bij de distillatie ontstaat dient weer ter verhitting der ovens.
| |
| |
En daar vlakbij zijn ook de hoogovens, van boven gevuld in afwisselende lagen ijzererts, cokes, kalksteen. Blozende heete lucht, gloeiende massa, een onzichtbare kruising van chemische reactie's. Een electrische boor, die de stop van klei weghaalt, witte vloeiende stroom gesmolten ijzer, dampend, verblindend, en een klein kanon dat met samengeperste lucht het aftapgat door een bal van vuurklei dichtschiet.
Zoo lag het ijzererts tusschen de lagen cokes en kalksteen, de hitte groeide, 100, 200, 300, 400 tot 1700 graden Fahrenheit, één gloeiende baaierd - tot het in weeke, smeltende druppels viel.
Gigantische gieterij, 15 hectare oppervlak, een systeem van transportbanden, vormen, gesmolten metaal, de vloer is geplaveid, ventilatoren houden de groote hal koel en zonder stof. Op de transportbanden schuiven de gegoten stukken heen en weer, zij hebben den tijd af te koelen alvorens vormzand en gietkast verwijderd worden. Als naden en ruwe kanten zijn weggesneden en de roltrommel de vlakken heeft gladgemaakt, gaat een groot blok metaal op een beweegbaar platform de gieterij uit naar een aparte fabriek. Op de transportbanden wordt het machinaal afgewerkt, uitgeslepen, van onderdeelen voorzien, en aan het eind van den laatsten band glijdt een complete motor nader.
Dinsdagmorgen 8 uur kwam de boot aan.
| |
| |
Woensdag om twaalf uur liep het gesmolten ijzer uit het aftapgat, drie uren later dienzelfden middag wordt de verpakte motor in een goederenwagen geladen om naar de montagefabriek te worden gebracht.
In de montagefabriek is de loopende band. Voor het eerst werd zij in 1913 door Ford in een automobielfabriek gebruikt. Vroeger zette een arbeider de vliegwielmagneet in elkaar in 20 minuten, hij maakte er 35 of 40 per dag van 9 uur. Toen kwamen er 29 mannen aan een loopenden band, nu leverden elke dertien minuten één vliegwielmagneet af. De loopende band werd 20 centimeter hooger gebracht: de 13 minuten werden er 7. De bewegingen van den arbeider waren eerst nauwkeurig bestudeerd. Hij deed twee passen teneinde een onderdeel van den band te nemen, hij moest daarbij bukken, daar zou vroeger niemand op hebben gelet. Maar als de loopende band zóó aangebrucht is, dat geen enkele arbeider meer dan één pas behoeft te doen, en het nooit noodig is te bukken, kan de productietijd voor den vliegwielmagneet worden teruggebracht tot 5 minuten. Zoo wordt de mensch als het ijzererts en het hout ontleed. Zijn arm: op, neer, op, neer, op, neer, zijn oogen gaan nooit buiten de lijn tusschen twee vaste punten weg, en de stofwisseling in zijn lichaam zelf gebeurt op een band zonder einde, welker
| |
| |
bewegingen geregeld moeten zijn naar die in de fabriek.
Wat met de vliegwielmagneet gebeurde, gebeurt weldra ook met den motor, en met het chassis. Eerst bouwde één mun een motor, in 1920 zijn het er 84. De loopende band kruipt langzaam vooruit, hij maakt een schurend geluid, de fabriekshallen zijn vol van het ratelend lawaai der vele loopende banden. En stuk voor stuk groeit de automobiel, op een onderstel zit plotseling het geraamte van een carrosserie, als je een oogenblik niet kijkt zit de kap er overheen, daarna schijnen de portieren er in gesprongen te zijn, de kast wordt geverfd, nu heeft zij opeens wielen gekregen. Eentonig razen de banden, regelmatig schuiven de houten skeletten in rijen aan, motoren kruipen voort, groote, metalen, gecompliceerde torren, het bloed in de aderen stroomt, Johnson zet zijn voet op een pedaal, drukt dien neer, laat los, drukt weer, laat los, dat doet hij 8 uur lang. Langs hem heen gaan de loopende banden, door de glijgoten schuiven de onderdeelen, naar Bill schuift een tandrad toe, het komt altijd precies op dezelfde plek aan, Bill neemt het op met een haak, laat het tandrad in olie zakken, beweegt zijn arm heen en weer; in een mand, die altijd staat op dezelfde plaats, hoopen de tandwielen zich op. Een Ford-automobiel bestaat uit ongeveer 5000 onderdeelen, daar is alles bij inbegrepen, schroeven en moertjes ook, sommige deelen zijn
| |
| |
vrij groot, andere zijn zoo klein als een horlogeschroef. Er wordt niets opgetild of versleept, en nooit is een stuk werk in rust, langs de zoldering loopen kettingen, die onderdeelen van den eenen band naar den anderen brengen, platformen rollen af en aan over de hoofden heen, zoo groeit de Fordwagen. De chassisconstructieband loopt met een snelheid van 183 centimeter per minuut, daaraan hebben 45 verschillende bewerkingen plaats.
Vier spatbordklampen aan het frame vastmaken! Een bout inzetten! De volgende arbeider schroeft er de moer op, en weer een ander draait die vast. Halteplaats tien: daar komt de motor aan. Halteplaats zooveel: de motor krijgt olie. Halteplaats 34: de motor krijgt zijn benzine. En aldoor ratelt de band, menschenhanden bewegen, oogen gaan op, neer, op, neer, het voedsel schuift voort in de darmkanalen. Halteplaats 44: de radiator wordt met water gevuld. Het bloed in de slagaderen stroomt. Halteplaats 45, de laatste: een Ford rijdt de fabriekshal uit naar buiten. Dat is Woensdagmiddag 5 uur. Erts, staal, automobiel: een cyclus die nog geen anderhalve dag heeft geduurd.
In de pakafdeeling moeten boutjes en moeren geteld worden. Het is niet noodig, dat iemand daarvoor kan zien. In de fabrieken zijn wel tien werkzaamheden, die een blinde verrichten kan. Een blinde zit daarom in de
| |
| |
pakafdeeling en telt. Zijn handen en vingers bewegen, hij kan het werk van twee mannen met gezonde oogen er bij doen, zoo zijn zijn vingers den arbeid gewoon. Zijn wezenlooze oogen staren, hij kan hooren en ook lachen, maar het is beter als hij stil voor zich heen moertjes telt.
Er werken nog 3 andere blinden. Er werken 207 menschen, die met één oog kunnen zien en 253 die met één oog nog half kunnen zien. Er zijn 37 doofstommen, die kunnen 't geraas van den loopenden band nooit hooren, evenmin als het ritselen in de bladeren buiten of een meisjesstem. Er zijn 123 menschen zonder armen, en 4 zonder beenen of voeten, er zijn duizend tuberculeuzen, zij werken zooveel mogelijk in de open lucht, en duizenden anderen hebben kleine lichaamsgebreken. Zij kunnen allen geplaatst worden. Ford heeft in de fabrieken geen menschen noodig. Een combinatie van eigenschappen kan hij ook vinden in het heelgebleven stuk van een verminkt lichaam. Zijn fabrieken zijn er beroemd om, dat alle afvalproducten weer in het bedrijf worden aangewend Uitgeponsde metaalschijfjes werden voorheen weggegooid, nu vormen twee stukjes op elkaar het deksel van den koeler. Het stroo van de boerderij in Dearborn ging vroeger naar de mestvaalt, nu worden het stuurrad en vijf en veertig andere onderdeelen gemaakt van Fordite, dat is geperst stroo. Van het metaal, dat na
| |
| |
het uitsnijden der deurplaten overblijft, wordt nu een stuk van den ventilator gemaakt. Versleten spoorrails worden niet weggegooid. Nadat kop, voet en middelgedeelte zijn weggesneden kunnen de stukken weer voor wat anders gebruikt worden. Oude drijfriemen worden gordels voor glazenwasschers of nieuwe schoenzolen. Uit een versleten boor maakt men een nieuwe, die alleen iets kleiner is. Beitelhandvatten komen uit de gebroken steel van een schep. Oude vuurvaste steen wordt fijngestampt, uit het poeder bakt men weer andere. Slakken uit hoogovens worden verwerkt tot cement of vastgestampt tot een wegdek. Geen krat, geen plank wordt weggegooid. Rotte palen, balken, versleten spoorweg-wagons: alles wordt weer gebruikt. Vlijmscherpe messen in een machine snijden de kromme spijkers in planken, die door een gleuf naar binnen worden gestoken, bij het hout af, een nijptang rukt automatisch de koppen uit. Een lange buis blaast het overblijvende zaagsel naar de ovenvuren.
Toch is er iets, waar de machines geen vat op hebben, en dat niettemin bij hen is. In de ovenvlammen, die gulzig het zaagsel verslinden en loeien, tusschen de messen die krijschend door spijkers zagen, zooals het vroeger was in de eentonige ritseling van de wind door de bladeren. Het is, onaantastbaar en nooit te verbruiken, in de eenzelvige gedachten van den blinde, een altijddurend
| |
| |
gesprek met de duisternis, in de rookkanalen, in de ovens zelf, in de plompe blokken staal, tusschen de wentelende raderen en de zwiepende drijfriemen, een gemeenzaamheid die leeft midden in de fabrieken en daardoor toch niet wordt gestoord.
In Detroit staat aan de West-Grand-Boulevard een groot gebouw. Er zijn geen zalen. Er zim alleen veel kamers, elk met een bad, en alle kamers zijn even groot, en gelijk van inrichting. Er zijn veel vrouwen, haar werk is het oefenen van toezicht over vier tot zes kamers, zij ontvangen daarvoor het Ford-minimumloon. Hier is geen band zonder einde. Maar in elke kamer is een bed, en in elk bed ligt een mensch. Hier liggen ook arbeiders van de Ford-fabrieken. Somigen mogen rechtop in bed zitten. Zij hebben een zwart zeiltje voor zich. Zij schroeven moertjes op kleine bouten, zoo verdienen zij toch hun loon. De vrouwen, die hen verzorgen behoeven niet veel te loopen. Evenmin als in de montagewerkplaats is het noodig, dat men de helft van zijn tijd gebruikt om gereedschap bijeen te halen en naar de machines te gaan. Deze fabriek noemt Ford zijn ziekenhuis, de vrouwen heeten verpleegsters, sommige mannen, die er rondloopen, worden met ‘docter’ aangesproken.
En buiten de stad ligt altijd nog Dearborn, en ook de kleine boerderij daar in de buurt, waar Ford vandaan is gekomen. De boerderij is weer ingericht als in zijn jeugd. Daar
| |
| |
is de kamer, waarin hij werd geboren. Kachel, bureau, kinderwieg, en een klok op den schoorsteenmantel. Het bed met de gestikte deken is hetzelfde bed van toen. Er staan twee ouderwetsche, geborduurde pantoffels onder. Boven een portaal naar de huiskamer hangt een geborduurde lap met een spreuk in roode letters. In de keuken staan sierborden, op de plaats prijkt de koperen pomp. Iederen morgen wordt in de kamers stof afgenomen, des winters brandt een knappend vuur in den haard. Tegen zijn vrouw zeide Ford: ‘Ik heb getracht te leven gelijk mijn moeder dat graag zou hebben gezien. Zij leerde mij als kind al, dat arbeiden de hoogste plicht van een mensch in deze wereld is. Ik geloofde haar en ik geloof het nog.’ Soms, in den avond, rijden Ford en zijn vrouw en zoon en kleinkinderen naar het huis. Zij koken hun avondeten, en zingen oude liederen bij het harmonium.
Het zware zuchten van een locomotief, die het station verlaat, hooge ketel, lage schoorsteen, de drijfwielen glinsteren opeens in het licht, dat tuschen twee seinhuizen doorglijdt. Het water van de rivier golft daarachter weg. Dwars door Ohio. Bruggen. Viaducten. Stationskap. Het zware, langzame zuchten is nu een snel, rhythmisch snuiven geworden. De wielen ratelen over de glimmende rails. Een, twee, drie, vier uur. De rook slaat neer, seconden lang knettert het
| |
| |
onder de wielen: het ijzeren gekraak, waar spoorkruisingen worden gepasseerd.
In de glasfabrieken Glassmere bij Pittsburg. Een kraan tilt een pot met gesmolten grondstof uit den oven omhoog, de inhoud vloeit uit over de giettafel, een dunne laag, die taai wordt, een cirkelvormig vlak schuift het dan naar de schuurmachine. Daarna schijven, met vilt bekleed, onophoudelijk polijsten zij de glimmende platen.
In de kwartsgroeven, achttien mijl verderop. Een machine boort gaten in den wand. Dynamiet. Ontploffing. Groote stukken springen dampend in stof los. Grijpers scheppen de stukken in stalen wagentjes, die worden door tractors naar de brekerij gereden.
Andere glasfabrieken, honderden kilometers van Pittsburg verwijderd, aan de oevers van een kleine rivier. De groote oven wordt elke 15 minuten met soda, kwartszand en hulpstoffen gevuld, ononderbroken vloeit het glas er uit, onder een trommel door, die het langzaam wentelend op de vereischte dikte brengt.
Een trein rijdt langzaam voorbij, de wanden der goederenwagens slaan open. In groote bakken wordt het zand opgevangen, dat er uit stort. Een waterstraal spoelt het naar een groot reservoir, na vele zevingen vloeit het over het nieuwe glas, en slijpt het ruwe vlak glad.
Uit het glanzende vlak komt een land op,
| |
| |
de wind beweegt stengels zacht heen en weer, een onafzienbaar land van vlas. In een machine draaien zes rollen, enkele hebben groeven, niet alle draaien even snel, schots en scheef schuiven de stengels naar binnen, ze worden gekneusd, gebroken, gespleten.
Witte draden in een spinnerij, weefmachines, en dan een linnen doek. In de fabrieken wordt geen leer gebruikt, er zouden geen dieren genoeg zijn om te kunnen slachten voor al het leer, dat de automobielen noodig hebben.
Eindelooze breede strooken linnen. Zij schuiven onophoudelijk en langzaam onder een rij ovens door die den vorm hebben van torens, daaruit vloeit gedurig een mengsel van ricinusolie, zwartsel, en een preparaat van schietkatoen, ethylacetaat en benzol, en een stalen lineaal spreidt het er gelijkmatig overheen. De breede band loopt nu plotseling omhoog in den toren, daar boven wordt hij gedroogd door een temperatuur van 200 graden Fahrenheit. Dan de tweede oven. Een nieuwe laag. Nat. Droog. Derde laag. Vierde. Zoo zijn er zeven.
Gebouwen zonder verlichting. De lampen schijnen van buiten door de ramen, elke machine is electrisch geaard, en zelfs de geringste kans op brand moet worden voorkomen. Een langzaam bewegende balk stoot stalen assen telkens een eind verder een oven in. temperatuur 1480 graden. Geen vuren,
| |
| |
geen rook, geen gas. De oven wordt electrisch verhit.
Acht en twintig minuten later. Langzaam komen de assen aan de andere zijde den oven weer uit. In de afkoelmachine draaien ze snel rond door een soda-oplossing, nu zijn ze gelijkmatig gehard. Zware blokken, horizontaal tegenover elkaar hameren tegen een verhitten staaf tusschen zich in, zij stampen het staal in den gewenschten vorm. Aambeelden, hamerkoppen, staalklompen die met één slag van een staaf een krukas maken.
Over steekplaten vloeit water, een koperdraad wordt door de gaatjes in een stuk hard gietijzer op de gewenschte dikte gebracht, het water moet de gloeiende hitte der wrijving wegspoelen. In een machine zitten doorboorde diamanten, de laatste diamant, waardoor het koperdraad wordt getrokken, maakt het 1,1 millimeter dun. Emaillebekleeding die op den draad wordt gesmolten. Wikelmachines. Klossen die om een draad de katoen leggen, glad en strak aangetrokken.
In een machinekamer dreunt de dieselmotor. Buiten golft een donkere zee. Het is nacht. Daar fonkelt het vaste licht van Kaap Henry, aan bakboord flikkert met korte tusschenpoozen Kaap Charles op. Dit is een der transatlantische schepen van Ford, tegen het vallen van de duisternis heeft het de haven van Norfolk verlaten, in de ruimen
| |
| |
liggen de onderdeelen gestouwd, motoren, chassisveeren, spatborden.
Onder een grauwe lucht nadert een vrachtboot de pieren van Hoek van Holland: een Fordschip dat de onderdeelen voor de montagefabriek te Rotterdam aanvoert. Golven storten over, ruischen stuk, vervloeien tegen de rots van Gibraltar. Montagefabriek Barcelona. Spaansche vrouwen, mantilla, processie's. Fabrieken in Montevideo en Buenos-Aires. Het water van de Sont bij Kopenhagen en de grijze, breede Schelde. Scheepstijding: Vlissingen gepasseerd op weg naar Antwerpen. Rauwe bergketenen, een zwevende kondor. En de schroeven der Fordschepen woelen het water op van de Oostzee bij Stockholm, de golven van de Adriatische Zee spoelen tusschen hun stalen wanden en de kade van Triëst door, zij komen naar Hamburg en Havana, Bordeaux, Yokohama, naar Vancouver aan de Stille Zuidzee en naar Australië; de lichten van Sydney komen op in het duister van den nacht.
Een dam van één huizenblok lang, een bruisende waterval, 10 meter hoog. Sluizen terzijde, om de scheepvaart niet te belemmeren. Een groote zaal. Geëmailleerd metaal, nikkel, vloer van roode tegels met zwarten rand, muren van blanke baksteen, licht door hooge ruiten. Een pantser van glas en staal, dat de centrale installatie omgeeft voor den electrischen stroom: dat is het complex aan de Mississippi bij St. Paul.
| |
| |
En bij vele fabrieken ruischt het water over een dam in de rivier. Waar het mogelijk is, liggen de fabrieken aan water. Door de kanalen naar groote meren en de oceaan ligt dan voor hen de wereld open. Weldadige winden van Florida, de golven van de Atlantic als het stormt, hoog, grimmig en dreigend, de haven van Houston, kunstmatige watervallen in kleine rivieren, bosschen en mijnen, de lichtbundels van een vuurtoren en een kolentrein, dat zijn de zichtbare deelen van den band zonder einde in de grootste automobielfabriek der aarde.
Ford koestert reeds jaren lang een gedachte: verandering van den landbouw in industrie. Daarvoor heeft hij een kleine fabriek te Northville gebouwd, waar de Rouge nog maar een beek is. Deze fabriek maakt de kleppen voor de motoren. Een tweede fabriek ligt bij Flat Rock, iets dichter bij Detroit. Hier zullen de arbeiders hun eigen grond hebben, ver van de groote steden. Zij hebben hun eigen automobiel, als zij niet in de fabriek zijn, werken zij op het land bij hun boerderij. Hier moet Ford's gedachte werkelijkheid worden van een land, dat geen steden meer kent, omdat de geheele aarde één stad is geworden, waarvan de bewoners aan den loopenden band evengoed kunnen werken als aan een greppelrand.
Een kring van kleinere fabrieken ligt om het geweldige complex der smelterijen en hoogovens heen. Flatrock en Ypsilanti,
| |
| |
500.000 koplampen productie per maand. Waterford, waar de meetinstrumenten vandaan komen. Phoenix bij een stuw in de Rouge: lamellen voor generatoren. Dan Plymouth - steeds stroomt het water door, breeder wordt de rivier - en aan een zijtak Nankin, waar in een tot fabriek verbouwde korenmolen zeer kleine onderdeelen gemaakt worden, de productie van één dag kan op een fiets worden vervoerd.
Dan stroomt de Rouge door Ford's farm. Zoo noemt Ford het landgoed, waar hij woont. In een betonnen gebouw staan koeien, die machinaal worden gevoed, gewasschen en gemolken. Er zijn niet minder dan 500 vogelvoederhuizen. Des winters hangen er mandjes van vlechtdraad met voer in de bosschen. Hier is ook een vijver, die dan electrisch verwarmd wordt. Ford heeft fazanten en kwartels kunstmatig doen uitbroeden, en ze in een kunstmoeder groot gebracht. Hij weet ook, dat musschen een onbeweeglijk nest willen hebben, en het winterkoninkje een nest, dat wiegen kan op den wind.
Het landgoed meet duizenden hectaren, er is een golfbaan, en een groot bosch voor jacht en vischsport. Fords woning zelf is een eenvoudig gebouw van grijs graniet. Er hoort een autogarage bij, en woningen van bedienden. In zijn particulier laboratorium in een vleugel van het huis gelegen, brengt Ford vele uren zoek. Ten behoeve van zijn
| |
| |
zoon, zijn vriend Edison en diens vrienden werd een prachtig zwembassin van wit marmer aangelegd. Er zijn verder cricketvelden en een biljartkamer.
In zijn rusturen luistert Ford wel eens naar een orgel, dat zoo is geïnstalleerd dat hij het door pijpen in elke kamer van het huis kan hooren. De pijpen kunnen naar verkiezing geopend en weder gesloten worden.
Machteloos is het sterke, onverzettelijke bosch tegen de machines. Maar het was de mensch, die de machine maakte.
Buiten de ramen in elke stad zie je de auto's voorbij rijden. Dikwijls is het een Ford. In het vroegere rubberland Brazilië rijden 60.000 Fords. De drijfkracht bij de hulplieren van een nieuwe sluis voor zeeschepen is een Fordsonmotor, de reddingbarkas van een prachtig mailschip is met een Fordmotor A uitgerust. De automobielen rijden langs ondergesneeuwde valleien en witte kerkjes in Tirol, een zweefbaan is tusschen twee toppen van ijs in gespannen, schuinsrecht den hemel in. Glinsterend staat de nieuwste Ford in etalages. Er zijn vele verbeteringen bij aangebracht. De vooras is zwaarder geworden. Men heeft de wielen veranderd. De tank voor de benzine is achter op het chassis aangebracht. Het dashboard is fraaier gemaakt, het stuur eleganter. De nieuwe Ford verheugt zich in zeer veel belangstelling. Boven de wereldstad, diep in den mist,
| |
| |
dreunt het driemotorig geheel metalen Ford-vliegtuig. Grauwheid, duisternis en rook zijn beneden. Waar de Ford vliegt, is zon, een heelal van wit licht. Blinkende luchtschepen snijden door wolkenlanden heen, over een grijze, geweldige zee, over spitsrijzende rotsen en aan den horizon zakt een gloeiende zonnebal door een rosse nevelbank. Stoffige heete wind waait op om een convooi automobielen snel rijdend over het witte zand van een woestijn.
Een mensch strijdt met het leven, dat is zijn oerwoud en zijn onvruchtbare woestenij. Er komt nooit vrede. In de fabrieken snijden de lijnen elkander, nergens vallen er twee samen. Dan kan het voorkomen, dat iemand zijn hand streelend legt op het nikkel van een radiateur en dat zijn oogen gevestigd zijn op het kruis van twee glinsterende, stalen balken.
|
|