Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendAen M.H. Cornelis Pietersz. Biens raet ende penningmeester der groote visscherye tot Enckhuysen.Ga naar voetnoot*U dicht, cloecksinnich Heer, soo reyn, en soo verhevenGa naar voetnoot1
Heeft mijn verdroogde bron een weynich weer doen leven,Ga naar voetnoot2
Die al voor lange tijt geworpen heb ter sy
Den last, daer toe den lust van duytsche poësy.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
T'comt hier oock niet te pas, alwaer van and're sakenGa naar voetnoot5
En beter, ick mijn werck verplichtet ben te maken.
| |
[pagina 190]
| |
Op dat ick u nochtans, mijn Heer, niet schuldich blijf,
Dit is de antwoort die ick op u veersen schrijf:
Ghy trachtet (na my dunct) mijn pen daer toe te brengen
10[regelnummer]
Dat sy haer inden crijch vant haar sou willen mengen:Ga naar voetnoot10
Ick bidde u, mijn Heer, yet anders mij gebie't:
K'en vecht niet om het haar, ten is mijn handel niet.Ga naar voetnoot12
Sou ick het ondersoeck van wijsheyt laten drijven
En liggen om het haar te knorren en te kijven?
15[regelnummer]
Is voor Gods kercke niets daer meer dient op gelet?
Ghy vraechtet, en ick vraecht. hier staen wij bey verset.Ga naar voetnoot16
De pracht, de ijdelheyt, en het lichtveerdich wesen,
Moet aen de wulpsche ieucht sijn ijv'rich aengewesen,Ga naar voetnoot18
Maer dat een leeraer doch omsichtich gade-slae
20[regelnummer]
Dat met verdoemen hy niet alte hoog' en gae.Ga naar voetnoot20
Men moet het onderscheyt der wetten niet vergeten,Ga naar voetnoot21
Noch maken van het haar een strick voor het geweten.
Waer door het volck te hart gequellet en getercht
In plaets van betering' oog-schijnlijck wort verercht.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
En sijn niet om dit stuck de wel-verdiende heldenGa naar voetnoot25
Soo vinnich uytgemaect met schimpen en met schelden?
Gants qualijck ist gedaen, t'becommert mij mijn hert,
Maer quaet ist, dat daer toe oock stof gegeven wert.Ga naar voetnoot28
Ghy spreect beleefdelijck van 't huys aen mij bevolen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Dien planthof wel-gebout van kercken en van scholen,
Dien gront, waer uyt het lant trect soo een rijcke vrucht.
| |
[pagina 191]
| |
Ick weet, het is een huys van leere en van tucht.
Daer veel te straffen valt, en vele te verdragen,
Daer altijt yet sal zijn te cuysschen en te vagen.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
‘Die doet soo veel hy can, en op Gods segen wacht
Heeft rust in sijn gemoet, of yemant hem veracht.Ga naar voetnoot35-36Ga naar voetnoot36
(U doen ick by het doen van sulcke niet en reken:Ga naar voetnoot37
Ick neem het aen in danck wat rechte vrienden spreken)
Een dinck in u geschrift en can ick niet verstaen,
40[regelnummer]
Of soo ick het verstae en statet mij niet aen:
Ghy spreect met onderscheyt van de geleerde schrijvers,Ga naar voetnoot41
En stellet tegen haer de ongeleerde kijvers.Ga naar voetnoot42
Geleerde laetty staen, de andere ghy wroecht:Ga naar voetnoot43
Dien stijl van richten mij niet altewel genoecht.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Nooyt mensche meer als ick geleerde luyden eerde,
Maer waerheyt moet niet zijn een voetslet der geleerde.Ga naar voetnoot46
Geleert of ongeleert, wie recht heeft die heeft recht,
En die heeft ongelijck dien moetet sijn gesecht.
Comt yemant, voor het ooch van al de werelt, pralen
50[regelnummer]
Met groote wetenschap, met menichte van talen,
En brengt daer onder yet straf-weerdichs opde baenGa naar voetnoot51
Laet varen al de rest, en vat hem lustich aen
(Ick seg' niet, by het haar, maer) by sijn losse dromen,Ga naar voetnoot53
Waer door des Heeren kerck mocht onheyl overcomen.
55[regelnummer]
Wat nu het haar belangt, wat cander sijn geseyt
Dat niet van beyder-sijts opt scherpste is bepleyt?
De bloemkens lees' ick af, tsy waerse haer ontluycken,Ga naar voetnoot57
En laet voor 't ongediert de wilde doren-struycken.Ga naar voetnoot58
De Leytsche faculteyt (de eer van dese stat)
60[regelnummer]
Heeft, duncket mij, de saeck niet qualijcken gevat
En in het licht gestelt. daer by laet ick het blijven,Ga naar voetnoot59-61
En acht ondienstich, meer te schrijven of te wrijvenGa naar voetnoot62
| |
[pagina 192]
| |
Van desen mallen twist en oorloch. Nu, mijn Heer,
(Op dat ick uwen wensch een weynich ommekeer)Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
K'wensch dat verstandich volck, en stichtelijcke mannen
Dit spottelijck crackeel met swijgen eenmael bannen.
Want stilte eyscht die sieckt. dat is haer medicijn.Ga naar voetnoot67
Soo haest dees crancke slaept sal hy genesen zijn.
Leyden, den 10 Junij. 1645.
|
|