Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend
[pagina 181]
| |
Vriendelijcke Replijcque op de Soete Retorsie, aengaende het veroveren van Breda.Ga naar voetnoot*Myn vrient, mijn Cameraet, wat mach u doch bewegenGa naar voetnoot1
U eygen prophecy alsoo te spreken tegen?
| |
[pagina 182]
| |
Ghy spraeckt van wisseling' van steden wel-bekent,Ga naar voetnoot3
In steden onbekent hebt ghy die nu gewendt.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De reden sie ick wel. want waren u de Steden
Bekent, die van de macht des vyants syn vertreden,
Ghy soudet dan met recht van yeder zijn gelaeckt,
Om dat ghy die by tijts niet hadt bekent gemaeckt.Ga naar voetnoot5-8
Maer 't was u meening' niet. ghy handeldet van Stede'Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Die men sou wisselen door treves of door vrede:Ga naar voetnoot10
Nu zijnder twee geraeckt door oorloch in verdriet,Ga naar voetnoot11
En dat en seyden ons u eerste veersen niet.
En heeft de Prins Breda met wapens niet gekregen,
Om dat oock het gebedt ten hemel is gestegen?
15[regelnummer]
Ghy weet dat dese bey gevlochten zijn aen een,
De Kercke heeft gebee'n, den Prince heeft gestree'n.Ga naar voetnoot13-16
'kEn denck mijn eele tijt noch penne niet te slijtenGa naar voetnoot17
(Tot beter stof gewent) in snauwen en in bijten,
Versoeckend' als ghy dicht, en wickt den Prins geen quaetGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Maer goet, en biddet God; mijn vrient, mijn Cameraet.
|
|