Op de heerlijcke veroveringe der geweldige stat Breda,
Geschiet door Godes segen, onder het kloeck beleyt des doorluchtighsten heere Prince van Orangien.
Geschiet den 10. Octob. 1637.Ga naar voetnoot*
I.
Een geesteloos propheet wat dolende van sinnen
Wtroepende, gelijck een hooch-verlichte Sant,
‘De Prins en sal Breda met wapenen niet winnen.
5[regelnummer]
'tWiert leugen. want de Prins, gelijc hy ginc beginnen
Met wapenen 'tbeleg, (door Godes rechterhant
Gestercket) heeft de Stat met wapenen vermant.
Den vyant moetter uyt, den Prince treckter binnen.
10[regelnummer]
Soo haest het leugen wiert, soo wiertet weerom waer.
O wonderlijck Propheet! o hooch-begaefde sinnen!
De Prince heeft Breda soo dapper aengetast
II. Reeckeninge voor den Coninck van Spangien.
| |
IV. In Jesuitas.
Acrostichis, è versibus Ennianis.
Annal. 6. It nigrum campeis agmen, miseroque tumultu A. 2.
40[regelnummer]
A. 2. Europam, vortentes omnia, circumcursant, A. 7.
A. 17. Sei lucei, sei nox cupidei rem perdere summam. 16.
A. 17. Undique conveniunt, certantes, sed maledicteis. 8.
Incert. In templis regnum, statuasque sepolcraque quairunt. 16.
A. 1. Teque Pater Tybereine, tuo cum rege Philippo. 10.
|
-
-
[tekstkritische noot]Op de Heerlijcke veroveringe der geweldige Stat Breda. In C ingeplakte plano-uitgave onderteekend: Jac. Revius.
-
voetnoot*
-
Op de Heerlijcke veroveringe der geweldige Stat Breda. Geschiet den 10. Octob. 1637: Breda capituleerde reeds 7 October, maar de uittocht der bezetting vond eerst den 10den plaats.
-
voetnoot1-2
- Deze regels slaan op een anoniem gedicht in plano, waarvan een exemplaar zich bevindt in de Bibliotheek van het Prov. Genootschap van K. en W. te 's Hertogenbosch. De titel luidt: ‘Prognosticon // Ende // Paradoxon // Op de // Belegheringhe van Breda, // Door Sijne Hoogheydt // Den Prince van Orangien, // In den Jare 1637.’ Als Bijlage V is het door mij in zijn geheel opgenomen.
-
voetnoot13
-
gaettet ymmer vast: is het stellig zeker.
-
voetnoot14
- De zin is: ‘De Prins zal Breda niet veroveren, omdat hij 't reeds gedaan heeft’.
-
voetnoot15
-
eerst gemaket vast: voor 't eerst tot een vesting gemaakt, met wallen omgeven. Op 11 September 1531 begon graaf Hendrik van Nassau met de omwalling van het stadsgebied, zooals dit na de eerste versterkingen door Jan van Polanen gegroeid was. De voltooiing van dit werk liet door allerlei omstandigheden echter tot lang na 1534 op zich wachten.
-
voetnoot16
-
by: door; door het schip: het turfschip van Adriaan van Bergen, waarmee Karel van Heraugière de stad voor Maurits wist te verrassen.
-
voetnoot17
-
van: door; verkracht: overweldigd (met een bijgedachte aan: stedemaagd).
-
voetnoot18
-
te recht gebracht: (met een toespeling op ‘verkracht’ uit reg. 17) weer op den goeden weg gebracht.
-
voetnoot19
-
400000000: het is mij niet duidelijk, hoe Revius aan dit getal komt. Bedoelt hij de onkosten van de als uiterst kostbaar beruchte belegering van Spinola? Maar deze beliepen niet meer dan 8 millioen gulden. Die van den oorlog met de Nederlanden in zijn geheel? Van het begin tot ± 1630 toe hadden deze echter ongeveer 200 millioen dukaten of ruim 800 millioen bedragen (‘Waerachtigh Ende authentijck Verhael, van den staet ende ghelegentheyt van de Renten... ende ordinarische oncosten des Conings van Spagnien... t'Amsterdam... Anno 1632’, vertaald uit het Spaansch van Domingo de Salsedo). Revius' getal lijkt mij met deze beide cijfers moeilijk in overeenstemming te brengen.
-
voetnoot23-38
- Van dit Spaansche gedicht verschafte de heer M.H.J. Reijerse te Enschede mij een vertaling, die zoo nauwkeurig mogelijk bij den oorspronkelijken tekst aansluit en hieronder in zijn geheel volgt. Tusschen vierkante haakjes heb ik hier en daar een enkele verklarende aanteekening bijgevoegd:
Op het vertrek van het garnizoen en de monniken.
‘De snoevende bedreigingen van den Spanjaard vliegen door de ijle luchten. Reeds hebben de onweerhoudbare Hollanders, die (zoo vaak) gevaren en hachelijke omstandigheden verduren, Breda zonder slag of stoot bezet. De ellendige en laaghartige Kardinaal [= de Kardinaal-Infant Ferdinand van Oostenrijk, sinds 1633 landvoogd der Nederlanden], die zich zonder reden dapper roemt, laat haar (Breda), gedwongen, hulpeloos achter. Overwonnen verlaten de roofzuchtige monniken de stad, gewond verlaten (haar) de bloeddorstige wolven [= soldaten]. Het zal hun duur te staan komen, dat ze Venlo door verraad genomen hebben [tijdens het beleg van Breda door Frederik Hendrik had de Kardinaal zich op 25 Augustus van Venlo en op 3 September van Roermond meester gemaakt. De gouverneur van Venlo, Nicolaas van Brederode, had zich reeds bij de eerste opeisching overgegeven. Hij “werd voor den Prins gedagvaard, doch week naar Keulen; 't geen voet gaf aan 't vermoeden, dat hy met den vyand geheuld had, en hem dan ook een doodvonnis op den hals haalde”.]. De Kerk [= de Protestantsche Kerk] drijft in een wijde zee van vreugde, en geeft met tongen en harten lof aan God haar Redder voor een zoo grootmachtige en innige liefde.’
-
voetnoot39-45
- Een typisch voorbeeld van Revius' technische versvaardigheid, waaromtrent Dr. P.J. Koets te Batavia mij de noodige inlichtingen verstrekte. Het gedicht is nl. opgebouwd uit fragmenten van den Romeinschen dichter Ennius (239-169 v. Chr.). Iedere regel bestaat uit twee gedeelten, die elk een fragment van een Enniaanschen versregel zijn. Het eerste vers-deel is ontleend aan het boek van Ennius' Annales, dat vóór den regel is aangegeven - het tweede stuk aan dat, hetwelk àchter den regel wordt aangeduid. Door op deze wijze telkens twee volkomen van elkaar onafhankelijke versbrokken bijeen te voegen, weet Revius een zeer fel gedicht tegen de Jezuieten te verkrijgen. Hij gebruikte bij zjjn werk de uitgave van P. Merula, in 1595 te Leiden verschenen, waaraan ook de spelling en de toewijzing der fragmenten aan de verschillende boeken ontleend zijn. In reg. 43 beteekent ‘Incert.’ vóór den regel, dat de eerste woorden daarvan ontleend zijn aan een Enniaanschen regel, waarvan Merula niet wist, in welk boek hij thuis hoorde. - Hieronder geef ik allereerst door een dubbelen streep in iederen regel aan, welke woorden in het oorspronkelijke bij elkaar behooren:
It nigrum campeis agmen // miseroque tumultu //
40[regelnummer]
Europam // vortentes omnia circumcursant //
Sei lucei sei nox // cupidei rem perdere summam //
Undique conveniunt // certantes sed maledicteis //
In templis // regnum statuasque sepolcraque quairunt //
Teque Pater Tybereine tuo // cum rege Philippo //
45[regelnummer]
Assectarei omnes // summâ neituntur opum vei.
Revius bracht slechts twee kleine wijzigingen aan: in reg. 40 ‘vortentes’ voor: ‘pervortentes’ en in reg. 41 ‘perdere’ voor ‘prodere’. - De vertaling, waarbij ik tusschen vierkante haakjes enkele aanteekeningen heb ingevoegd, is eveneens van Dr. P.J. Koets:
Op de Jezuieten. [bij den uittocht der bezetting uit Breda worden in den stoet uitdrukkelijk een tiental Jezuieten vermeld.]
In den vorm van een naamdicht, uit versregels van Ennius.
‘De zwarte schare [nl. der Jezuieten] trekt voort over de velden en in een jammerlijke opwinding draven zij door Europa rond, terwijl zij alles onderst boven keeren, begeerig bij dag of bij nacht 't hoogste in het verderf te storten. Van alle kanten komen zij samen, strijdend, maar met vervloekingen. In de tempels [Katholieke kerken] trachten zij naar heerschappij, naar standbeelden en graven, en met de uiterste krachtsinspanning streven zij er naar, dat allen U, Vader Tiber [voor: Rome, de Paus] en Uw (vriend) koning Philippus [= Filips IV van Spanje] volgen.’
-
voetnoot*
-
Onderschrift: Ook dit letterraadsel werd door Dr. Koets opgelost. Vermoedelijk moet er een Italiaansche zin uit gelezen worden: ‘Nella fideltà furò l'abitò’: ‘in het geloof roofde het habijt (= monniksgewaad).’ Dit slaat dan eveneens op de Jezuieten en zou kunnen beteekenen: het habijt (de Jezuieten) ontzag(en) zich zelfs niet om als roover(s) op te treden terwille van zijn (hun) geloof: het doel heiligt de middelen voor de Jezuieten.
|