Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend
[pagina 173]
| |
BlytschapOp de veroveringe vant geweldich fort van 'sGravenweert te wege gebracht door Gods sonderlinge genade, wijs beleyt des doorl. H. Prince van Oranien, ende cloeck beleg' van S.G. Gr. Willem Van Nassou, den laetsten April anno 1636.Ga naar voetnoot*1. Verlies, ende verlossinge.
De Maecht van 'sGraven-Weert behendichlijc ontschaketGa naar voetnoot1
Tot wellust van een jonck en moedich Cardinael,Ga naar voetnoot2
Beswangert met een heyr van allerhande tael,Ga naar voetnoot3
Daer toe opt aldernaust beloeret en bewaket,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Was in soo grooten druck en flaeuwicheyt geraketGa naar voetnoot5
Dat cruyt noch poeder cost verminderen haer quael,Ga naar voetnoot6
Hoe costelijck bancket, hoe leckeren onthael
'Ten heeft haer in haer dracht gelustet noch gesmaket.Ga naar voetnoot8
Granaten schonckmen haer de beste van het lant,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Hoe sy daer meer van at hoe erger sy haer vant:
Haer vrienden heymelijck om haer de oogen traenden;Ga naar voetnoot11
Tot dat een goede boo op eenen goeden dach
| |
[pagina 174]
| |
Vercondigde, dat sy int kinderbedde lachGa naar voetnoot13
Verlost ter rechter tijt, opt eynd' van negen maenden.Ga naar voetnoot14
2. Leeu gequetst, en genesen.
15[regelnummer]
Den Neder-lantschen Leeu, hem gaende wat vermeijen,
Een dooren had getreen in synen rechter voet;Ga naar voetnoot16
Vervaerlijck was de pijn, maer 'tedele gemoet
En liet hem overluyd' niet steenen ofte schreijen.
Den Tyger, en met hem den Arent, voor haer beijenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Beloerden hem, in hoop te slorpen van sijn bloet,
Te cleden met sijn huijt haer self en haer gebroet,
En in sijn groenen tuyn met vreuchde te gaen weijen.Ga naar voetnoot22
De wonde weer genas; den Leeu quam wt den noot,
De dieren cropen by, en custen hem den poot;
25[regelnummer]
Maer Arent en sijn maet en dorsten het niet wagen.
Ick rade haer oock, om te schutten haeren schae,Ga naar voetnoot26
De clauwen van den Leeu te comen niet soo nae,
Wiens oogen (als hy waeckt) genoech sijn haer te jagen.Ga naar voetnoot28
3. Sleutel vant lant.
De sleutel van ons lant gevallen is in handenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
(Door eenen gauwen greep) den Prince Ferdinand'Ga naar voetnoot30
Maer Ferdinand' en heeft aen onsen vryen cantGa naar voetnoot31
(Hoe schoon 't hem open-dee) alsnoch niet connen landen.Ga naar voetnoot32
Het leeck, als of hy sou vervullen onse stranden
| |
[pagina 175]
| |
Met wapenen en volck ontelbaer als het sant,
35[regelnummer]
Niet bruysende als roof, niet blasende als brant,Ga naar voetnoot35
Wil-veerdich in ons bloet te verwen hare tanden.
Wat suft den Cardinael? wat lett' hem voort te gaen?
Wat laet hy ongemoeyt het Tolhuys voor hem staen?Ga naar voetnoot38
O heylich oordeel Gods die hem soo can verblinden!
40[regelnummer]
O midden inde straf Gods goedertierenheyt!
Den vyant mist het lant dat voor hem openleyt.Ga naar voetnoot41
Hy heeft de sleutel, en het slot can hy niet vinden.
4. Goeden Vrydach, begin van parlamentteren.
Den vrydach, die het licht, na soo veel duysternissenGa naar voetnoot43
Den ademlose schans weerom ontvoncken dee,
45[regelnummer]
Haer gevende een smaeck van vrydom en van vree
Die se ter nauwer noot cost hopen ofte gissen:Ga naar voetnoot46
De vrydach, die begon de schortinge te slissenGa naar voetnoot47
Die tusschen Dufourdin en Willem hadde stee,Ga naar voetnoot48
Waer door dat Rijn en Wael wtriepen ach en wee,
50[regelnummer]
De op-en-nedervaert lang' moetende gemissen:
Den vrydach, onder al de dagen van het jaer
Gecronet en geeert met een soo goeden maerGa naar voetnoot52
Moet vrolijck sijn geviert, moet nimmer zijn vergeten.
O dach, waer in ons Godt so hooglijck heeft verblijt!
55[regelnummer]
O dach, waer in ons God soo heerlijck heeft bevrijt!
Met rechte moogdy wel een goede-vry-dacht heeten.Ga naar voetnoot56
| |
[pagina 176]
| |
5. In- ende wt-tocht.
Wat drijft u hier, Sinjoor? wat lustet u te huyrenGa naar voetnoot57
Een huys, alwaer de locht steets blixemet en blaeckt?
Een huys, daer nacht en dach het donderet en craeckt?Ga naar voetnoot58-59
60[regelnummer]
Een huys, aen wedersy beset met quae gebuyren?
Het dack is reddeloos, verplettert sijn de muyren,
De balcken storten in, de vensters sijn onthaeckt,Ga naar voetnoot62
De gevel is by nae tot op de vloer geraeckt,
Daer toe van smoock en damp en canmender niet duyren.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
De blaeuwe boonen sijn u dagelijcksche spijs.
Doe ghy hier woonen quaemt, Sinjoor, waerdy al wijs?Ga naar voetnoot66
Of quelde u de weeld' en staken u de cruijmen?Ga naar voetnoot67
Te by-ty voerdy in, tot uwer buyren spijt,Ga naar voetnoot68
Verhuyst nu, t'is haer wil, op de besette tijt,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Mey-avont is den dach, dan plachmen doch te ruymen.Ga naar voetnoot70
6. 'Tselve.
Dit is het vagevier vol eysselijcke pijnen,Ga naar voetnoot71
Daermen een lange wijl niet anders en vernamGa naar voetnoot72
Als neveligen roock, en swavelige vlam,
Die seer erbarmelijck de sielkens dede quynen.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Hier hebben haer verlost twee oude CapucynenGa naar voetnoot75
Door bede, die tot in den papen-hemel clam,Ga naar voetnoot76
Ten minsten, Dufourdin die wel ter ooren nam,
En liet de clare son de sielkens weer beschynen.Ga naar voetnoot78
Het vagevier gaet op, de geesten comen uyt,Ga naar voetnoot79
| |
[pagina 177]
| |
80[regelnummer]
Hoe root is haer gesicht! hoe swart is hare huyt!
S'en sijn niet al te reyn. ick ducht van harentwegenGa naar voetnoot81
Datse de leste loog' niet hebben noch gehat;Ga naar voetnoot82
En sommige van haer weer vliegen nae een gatGa naar voetnoot83
Daermense mogelijck wat beter noch sal vegen.Ga naar voetnoot84
7. Coninx-Croon.
85[regelnummer]
Die soo veel Mynen heeft, en soo veel croonen draget.Ga naar voetnoot85
Heeft tusschen Rijn en Wael een nieuwe Mijn gesocht,
Gevonden, en daer uyt een nieuwe Croon gewrocht,
Waer van heel Christenrijck de cierlijckheyt gewaget.
Die Croon was niet voor hem (hoe seer het hem mishaget)
90[regelnummer]
Hy heefter al te vroech in Spanjen mee gepocht,
God heeftse wonderlijck in onsen schoot gebrocht,
En door een hoger macht den rover afgejaget.Ga naar voetnoot92
Voor wien, o Belgica, is dese Coninx-croon?Ga naar voetnoot93
Geen Coninck ghy en kent als Godes eeuwich soon;
95[regelnummer]
Ey, setse dan met danck voor syne voeten neder.
O, die ons hebt gestraft, en die ons hebt verschoont;Ga naar voetnoot96
Neemt aen de croone, daer u Nederlant mee croont.
Ghy gaefts' ons uyt genae, wy gevense u weder.
|
|